Terug
Gepubliceerd op 12/07/2022

2022_CBS_05596 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022008528. Leon Bonnetweg 28. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 08/07/2022 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Nabilla Ait Daoud, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_05596 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022008528. Leon Bonnetweg 28. District Antwerpen - Goedkeuring 2022_CBS_05596 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022008528. Leon Bonnetweg 28. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2022008528

Gegevens van de aanvrager:

NV LBC Antwerpen met als adres Leon Bonnetweg 28 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV LBC Antwerpen (0404773674) met als adres Leon Bonnetweg 28 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Vierde Havendok-Zuidkaai 271 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 14 sectie C nr. 106G4

waarvan:

 

-          20170403-0006

afdeling 14 sectie C nr. 106G4 (LBC Antwerpen)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

slopen van tankpark en verhardingen, bouwen van nieuwe tankparken en aanhorigheden;

opslagplaats voor oliën en chemicaliën: verandering door wijziging en uitbreiding

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-      Op 23 september 2021 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2020001894) voor het slopen van waterzuiveringsinstallatie na bouw van nieuwe waterzuiveringsinstallatie; aanleggen van verharding; opslagplaats voor oliën en chemicaliën: verandering door wijziging;

-      Op 24 augustus 2017 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2017001136) voor een opslagplaats voor oliën en chemicaliën: bouwen van 10 nieuwe opslagtanks;

-      Op 28 oktober 1999 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1999/B/0082 – 19991895) voor het bouwen van een tankpark, afbreken van een aarden wal; afbraak tanks en muren en oprichten nieuw tankpark 1 met pijpenbruggen en laadstation; afbreken van een pompkamer en enkele tanks in tankpark 05; en het herinrichten van tankpark 05 met pijpenbrug.

 

Bestaande toestand

Het terrein kenmerkt zich door tankopslag.

 

Inhoud van de aanvraag

-          Slopen van tankpark 5;

-          Uitbreken van verhardingen;

-          Bouwen van tankparken;

-          Bouwen van vrachtwagen- en treinbelading met bijhorende sporen;

-          Bouwen van leidingbruggen;

-          Heraanleggen van interne wegenis;

-          Bouwen van een MCC-cabine;

-          Uitbreiden van bestaande scheepsbelading en bijhorende leidingbrug.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 25 juni 2009 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren van een opslagplaats voor oliën en chemicaliën, voor een termijn verstrijkend op 25 juni 2029. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de uitbreiding van de opslag gevaarlijke producten.

 

Aangevraagde rubriek(en)
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

+49.667,00 ton

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+49.667.000,00 liter

7.1.2°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

10.000,00 ton/jaar

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+1x 2.000,00 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

+6.120,00 VAh

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

+132,00 kW

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

-80,00 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

-98.676,00 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

+49.667,00 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

-21.877,00 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+49.667,00 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+49.667,00 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+49.667,00 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+49.667,00 ton

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

-893,00 kW

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

-5,00 kW

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

+49.667,00 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

+49.667,00 ton

53.2.2°b)1°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan in een beschermd duingebied met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en een verlaging van het grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder maaiveld.

+1.558,00 m³/jaar

 

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

25 mei 2022

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag. 

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn.

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

31 mei 2022

24 juni 2022

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels gelden hier de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het 4e en 5e Havendok – Gebied voor waterweginfrastructuur. Op 200 meter ten zuiden van de aanvraag loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Er werd een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is. De aanvrager vraagt een afwijking op aspecten hergebruik en infiltratie met als motivatie het gebrek aan mogelijkheden tot hergebruik, de onmiddellijke nabijheid van dokken en het behoud van optimale draagkracht van de ondergrond welke noodzakelijk is voor zware machines, kranen,... 

De afwijking kan gunstig worden geadviseerd.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag daar het gebouw niet publiek toegankelijk is.

 

Overige regelgeving

Archeologienota: Overeenkomstig artikel 5.4.1 wordt bij bepaalde aanvragen van een omgevingsvergunning met ingreep in de bodem een archeologienota gevoegd. 

In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m², is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota toe te voegen aan de aanvraag. Deze nota, waarvan akte is genomen door het Agentschap Onroerend Erfgoed, maakt deel uit van het aanvraagdossier. De nota toont gemotiveerd aan dat er geen verder archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

 

Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Ten zuiden van het 4e Havendok wordt op een terrein gekenmerkt door tankopslag, het verouderde tankpark 5 en het bijhorende laadstation gesloopt. Ten oosten hiervan is een waterzuivering aanwezig die, na de ingebruikname van de nieuwe waterzuiveringsinstallatie, tevens afgebroken wordt (de sloop en nieuwbouw van de waterzuiveringsinstallatie werd reeds vergund en maakt dus geen deel uit van voorliggende aanvraag). Op de locatie van de bestaande waterzuiveringsinstallatie wordt een nieuw tankpark 2.1 ingeplant.

Het is aangewezen om als voorwaarde op te leggen dat, tenzij men een herbestemming van de betonplaat en/of funderingen kan aantonen, alle ondergrondse constructies afgebroken dienen te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd te worden.

 

Het nieuwe tankpark 5 bestaat uit 16 tanks met elk een diameter van 12 meter en een hoogte van 26 meter. De tanks worden in een nieuwe tankput geplaatst met een oppervlakte van circa 5000 m². Op twee plaatsen dwars over het tankpark worden nieuwe pijpenbruggen geplaatst die aansluiten op een nieuwe pijpenbrug aan de oostzijde van het tankpark. Deze pijpenbrug wordt over de bestaande pijpenbrug geplaatst en gaat in noordelijke richting tot de bestaande scheepsbelading die wordt aangepast en uitgebreid. Deze uitbreiding bestaat uit een extra werkplatform boven het bestaande platform waarbij twee kranen voorzien worden om slangen van en naar de schepen te kunnen brengen.

Ten zuiden van tankpark 5 wordt een nieuwe laadplaats voor vrachtwagens en spoorwagons gebouwd. Er worden vier laadplaatsen voorzien met elk een weegbrug. Over de laadplaatsen wordt een overkapping in staalstructuur geplaatst met een totale hoogte van circa 15 meter. Het bovenste gedeelte (circa 8 meter) wordt dichtgemaakt met koude wandplaten. Deze structuur wordt voorzien van een looppad om een veilige toegang tot de luiken aan de bovenzijde van de spoorwagons en vrachtwagens te garanderen. Om het laden op spoorwagons mogelijk te maken worden nieuwe treinsporen aangelegd die aansluiten op bestaande spoorwegen.

 

Het nieuwe tankpark 2.1 bestaat uit 12 tanks met elk een diameter van 10 meter en een hoogte van 26 meter. De tanks worden in een nieuwe tankput geplaatst met een oppervlakte van circa 2135 m². Op drie plaatsen worden dwars over het tankpark nieuwe pijpenbruggen geplaatst die worden aangesloten op de pijpenbrug van tankpark 5.

 

Ten zuiden van het tankpark 2.1 wordt een MCC-cabine geplaatst met een oppervlakte van 60 m² en een hoogte van circa 6 meter. Deze cabine bevat de voor bij de tankparken horende elektrische schakelkasten en motorsturingen.

 

Tussen het bestaande tankpark 5 en de bestaande waterzuivering bevindt zich een interne weg. Om de nieuwe tankparken te kunnen bouwen, dient deze weg te worden opgebroken. Nadien wordt de weg heraangelegd in een betonverharding.

 

De nieuwe gebouwen en constructies dragen bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De tanks bestaan uit staal en worden wit geschilderd. Het MCC-lokaal wordt opgebouwd uit zichtbeton. Deze materialen zijn verenigbaar met de industriële context van het terrein.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de Brandweerzone Antwerpen. Bij opmaak van dit verslag was er nog geen advies verleend. Ook het college hecht belang aan dit advies.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Door de geplande uitbreiding zal er een toename te verwachten zijn op de gegenereerde mobiliteit. De aanvrager motiveert dat er een lichte verschuiving is van de modal split waarbij er meer transporten via water en spoor worden aan- en afgevoerd waardoor er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn op de mobiliteit ten gevolge van de geplande uitbreiding. 

 


Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

LBC Antwerpen is gespecialiseerd in het opslaan van gevaarlijke en niet gevaarlijke producten voor derden. Hiervoor beschikt men over een aantal tankenparken en een magazijn voor de opslag van verplaatsbare recipiënten.

 

Onderhavige aanvraag staat in teken van de vernieuwing van tankenpark TP5 en 2 nieuwe tankenparken. De vergunde opslagcapaciteit breidt met 49.667 ton uit tot 328.556 ton. Er zijn ook 14.000 ton gevaarlijke producten in verplaatsbare recipiënten op de site aanwezig.

 

Het verouderde tankenpark TP5 wordt gesloopt en vervangen door nieuwe tanks, geconfigureerd volgens een nieuwe lay-out. De totale opslagcapaciteit komt op 47.040 m³. Ten westen van TP2 worden nieuwe tanks voorzien met een totale opslagcapaciteit van 24.504 m³ (tankenpark TP2.1). De uitbreiding van de opslag heeft een effect op de rubrieken voor opslag van brandbare vloeistoffen, van gevaarlijke producten (diverse gevaarseigenschappen) en van plantaardige of dierlijke niet-eetbare vetten. In functie van de bereikbaarheid voor de brandweer worden alleen in de buitenste houders producten opgeslagen met een vlampunt hoger dan 93 °C.

 

Alle houders in de tankputten zullen bovengronds en enkelwandig uitgevoerd worden en worden voorzien van een overvulbeveiliging die de toevoer naar de tank afsluit bij overvulling. De inkuiping van TP2 en TP2.1 vormt 1 geheel. Volgens het aanvraagdossier voldoet zowel deze inkuiping als de inkuiping van TP5 aan de richtlijnen.

 

Men wenst verder de vergunning aan te passen in functie van de werkelijke inhoud van enkele houders. Globaal betekent dit een vermindering van de totale opslagcapaciteit met 617 m³.

 

Al jaren voert men het mengen en inline blenden van producten uit. Deze activiteiten werden echter nog niet opgenomen in de vergunning. Deze activiteiten worden voornamelijk uitgevoerd bij de opslag van basisoliën. Er vindt hierbij geen enkele chemische reactie plaats.

 

De bestaande laadplaats voor vrachtwagen- en treinbelading wordt vervangen door een nieuwe en de bestaande laadplaats voor schepen wordt uitgebreid.

 

Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR). Voor het plaatsgebonden risico reiken de 10-6 en 10-7 isorisicocontouren niet tot respectievelijk gebieden met woonfunctie en kwetsbare locaties. De 10-5 contour overschrijdt wel de terreingrens, tot maximaal 98 meter. De overschrijding betreft een gedeelte van het Vierde havendok en braakliggend terrein of parkeerzone van Mac² Solutions en Lash Tech. Voor deze zones verwacht men geen groepen van personen die er permanent aanwezig zijn. De contour omvat ook terreinen van ATPC, Gosselin en Renewi waar respectievelijk bulkopslaginstallaties, een magazijn en een opslagplaats gelegen zijn. Bijgevolg kan niet worden uitgesloten dat er een permanente aanwezigheid is van personeel en/of derden binnen het overschrijdingsgebied. Het aanvraagdossier bevat veiligheidsinformatieplannen (VIP) met deze bedrijven.

 

Uit het berekende groepsrisico blijkt dat het aantal dodelijke slachtoffers buiten de Seveso-inrichting maximaal 6 bedraagt. Het groepsrisico voldoet aan de vooropgestelde criteria.

 

Met betrekking tot domino-effecten ten gevolge van externe gevarenbronnen en vice versa op installaties van naburige bedrijven wordt gesteld dat deze niet kunnen worden uitgesloten, maar niet verwacht worden. Gelet op de aanwezige preventieve en gevolgbeperkende maatregelen wordt het risico op het optreden van relevante domino-effecten beheerst.

 

Het milieurisico wordt eveneens beoordeeld in het OVR. De emissie van product of (verontreinigde) bluswaters in het milieu wordt vermeden door de aanwezigheid van opvangvoorzieningen, een afsluitbaar rioleringssysteem en een waterzuiveringsinstallatie. Men beschikt over de middelen en kan beroep doen op middelen van derden om incidentele emissies te bestrijden en de effecten voor het milieu maximaal te beperken voor wat betreft calamiteiten ter hoogte van de scheepsverlaadplaatsen. In het OVR wordt nog meegegeven dat het echter niet uit te sluiten valt dat ten gevolge van een calamiteit producten met een gevaar voor het milieu op een niet vloeistofdicht gedeelte van het bedrijfsterrein worden vrijgezet en zo in de bodem infiltreren. Na beoordeling van de situatie dient de ondergrond ter hoogte van de lozing mogelijk te worden gesaneerd.

 

Voor de vergunde lozing van bedrijfsafvalwater voorziet men geen wijzigingen. Hemelwater dat terecht komt in de inkuipingen wordt gecontroleerd op eventuele verontreiniging en vervolgens geloosd of in geval van verontreiniging afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie. Ook de verlaadplaatsen worden voorzien van een opvangmogelijkheid om eventuele spills te kunnen opvangen. Het hemelwater dat hierop terecht komt wordt steeds afgeleid naar de interne WZI.

 

In functie van de bouwwerken vraagt men een bronbemaling met een debiet van 1.558 m³/jaar aan. Men voorziet om het bemalingswater te lozen in het dok. Er wordt in het dossier aangegeven dat er voor de aanvang van de bouwwerken een bodemsaneringsproject zal plaatsvinden waarbij het grondwater gezuiverd zal worden. Toch zal men bij de bemaling ook een actief koolinstallatie voorzien om eventuele PFAS verontreiniging te verwijderen. Men verwacht een hoog rendement van deze installatie waardoor de PFAS concentratie kan gereduceerd worden tot maximaal 100 ng/l voor PFAS en 500 ng/l voor de som van PFAS.

 

Volgens het aanvraagdossier heeft het beoogde project geen effect op de grootte orde en aard van de vluchtige organische producten aangezien de producten die in TP5 en TP2.1 opgeslagen zullen worden een vlampunt van minstens 93 °C zullen hebben. Gelet op aanwezige stookinstallaties (vermindering met 5 kW) werd een voortoets opgesteld. Voor de getoetste effecten wordt er geen risico op betekenisvolle aantasting van actuele of mogelijke toekomstige habitats binnen Habitatrichtlijngebied verwacht. Men geeft ook nog aan dat er voor de VEN-gebieden geen overlap is met de contouren van verzuring en vermesting.

 

De aanvraag omvat verder nog enkele ondersteunende inrichtingen of activiteiten, waaronder:

- een bijkomende transformator van 2.000 kVA;

- een uitbreiding met 6 batterijladers van 22 kW elk.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Voorwaardelijk gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning, voor zover het advies van de brandweer gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Tenzij de aanvrager een herbestemming van de betonplaat en/of funderingen kan aantonen dienen alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

+49.667,00 ton

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+49.667.000,00 liter

7.1.2°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

10.000,00 ton/jaar

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+1x 2.000,00 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

+6.120,00 VAh

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

+132,00 kW

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

-80,00 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

-98.676,00 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

+49.667,00 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

-21.877,00 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+49.667,00 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+49.667,00 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+49.667,00 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+49.667,00 ton

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

-893,00 kW

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

-5,00 kW

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

+49.667,00 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

+49.667,00 ton

53.2.2°b)1°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan in een beschermd duingebied met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en een verlaging van het grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder maaiveld.

+1.558,00 m³/jaar

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

24 mei 2022

Start openbaar onderzoek

2 juni 2022

Einde openbaar onderzoek

1 juli 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

13 juli 2022

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

2 juni 2022

1 juli 2022

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 7 juni 2022. Verslag hiervan werd overgemaakt aan de behandelende overheid op 14 juni 2022.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Voorwaardelijk gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning, voor zover het advies van de brandweer gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Tenzij de aanvrager een herbestemming van de betonplaat en/of funderingen kan aantonen dienen alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd.

 


 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.