Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2022019112 |
Gegevens van de aanvrager: | NV ANTWERP CONTAINER TERMINAL met als contactadres Skaldenstraat 1 te 9042 Gent |
Gegevens van de exploitant: | NV ANTWERP CONTAINER TERMINAL (0879709133) met als contactadres Skaldenstraat 1 te 9042 Gent |
Ligging van het project: | Antwerpsebaan 57 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 18 sectie C nrs. 38D, 143C, 143E, 143D, 143A en 143B |
waarvan: |
|
- 20180809-0020 | afdeling 18 sectie C nrs. 143E, 143B, 143A, 38D, 143C en 143D (ANTWERP CONTAINER TERMINAL) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Inrichting van een containerterminal: uitbreiding en actualisatie |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 05/07/2019: vergunning (OMV_2019060652) voor het plaatsen en exploiteren van kantoorcontainers, materiaalcontainers en tankpiste;
- 20/07/2017: vergunning (HVN/B/20171121) voor het bouwen van een nieuwe luifel en de herorganisatie van de in- en uitrit gelegen aan het Delwaidedok;
- 02/07/2010: vergunning (HVN/B/20102661) voor de uitbreiding/verbouwing van een kantoorgebouw;
- 04/01/2008: vergunning (HV/2007/B/0105) voor de renovatie van de terreinbevloering, het oprichten van twee hoogspanningsverdeelcabines, een staalconstructie voor koelcontainers, verscheidene 30 meter hoge lichtmasten, een aanmeldingsstation voor chauffeurs en drie containerkranen op rails;
- 17/08/2007: vergunning (HV/2007/B/0104) voor het slopen van een centraal kantoorgebouw, een verplaatsbaar waaklokaal en een hoogspanningscabine aan Delwaidedok (Noordzijde) kaai 736;
- 23/03/2007: vergunning (HV/2007/B/0019) voor renovatie gevelbekleding;
- 15/12/2006: vergunning (HV/2006/B/0154) voor het slopen van magazijnen 3 en 4 op kaai 730;
- 06/10/2006: vergunning (HV/2006/B/0121) voor de regularisatie voor de plaatsing van fietsenstallingen;
- 29/04/2005: vergunning (HV/2004/B/0140) voor de uitbreiding van een kantoorgebouw (aanbouw met lift, trap, sanitair en technische ruimte) ter plaatse van kaai 730;
- 30/04/2004: vergunning (HV/2003/B/0053) voor de herinrichting van Delwaidedok-Zuid (K702-730) tot een full-container;
- 21/11/2003: vergunning (HV/2003/B/0090) voor het slopen van negen gebouwen en een luifel ter hoogte van kaaien 702-730;
- 24/02/2002: vergunning (HV/2002/B/0008) voor het plaatsen twee container terminals.
Inhoud van de aanvraag
- plaatsen van bureelcontainers;
- plaatsen van een hoogspanningscabine;
- verplaatsen van de bestaande fietsenstalling;
- verplaatsen van twee havenkranen;
- plaatsen van installaties voor het scannen van containers.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 15 september 2017 werd door het college een milieuvergunning van onbepaalde duur verleend aan Independent Maritime Terminal. Op 12 september 2017 werd de naam van het bedrijf gewijzigd naar Antwerp Container Terminal. Op 10 juli 2019 werd een omgevingsvergunning verleend voor de verandering van de containerterminal.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de uitbreiding van de containerterminal.
Aangevraagde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | twee extra lozingspunten |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | verplaatsing |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | +2 slangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | +2 x 630 kVA +2 x 800 kVA |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | -3 x 1.600 kVA +1 x 2.500 kVA + verplaatsing van twee bestaande transformatoren |
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | verplaatsing |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +8 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +39,32 kW |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | verplaatsing |
48.1.1.2° | overige doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor IMDG-goederen (niet lage- of hogedrempelinrichting). |
CLP-tabel
Zie bijlage
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap voor Natuur en Bos/ Adviezen en Vergunningen Antwerpen | 5 mei 2022 | 26 juni 2022 | Geen advies |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA | 5 mei 2022 | 7 juni 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer | 5 mei 2022 | 20 mei 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Haven van Antwerpen - Brugge (Port of Antwerp - Bruges)/ terreinen | 5 mei 2022 | 24 juni 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Haven van Antwerpen - Brugge (Port of Antwerp - Bruges)/ terreinen | 5 mei 2022 | 24 juni 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 5 mei 2022 | 10 juni 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Water-link | 5 mei 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden, binnen de afbakeningslijn zeehavengebied, volgende bestemmingsvoorschriften:
- Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven;
- Gebied voor waterweginfrastructuur voor het Bevrijdingsdok;
- Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur voor het segment van de Antwerpsebaan ten zuiden van Laageind en een op- en afrittencomplex op de A12;
- Gebied voor spoorinfrastructuur ten zuidoosten van de aanvraag;
- Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’ voor de groenzone tussen de spoorwegen en de A12 ten oosten van de aanvraag;
- overdruk Leidingstraat in de zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’;
- overdruk Hoogspanningsleiding ten zuidoosten van de aanvraag;
- overdruk bouwvrije strook ten oosten van de aanvraag;
- overdruk Buffer – ten westen van Berendrecht en Zandvliet ten noorden van de aanvraag.
Buiten de afbakeningslijn zeehavengebied, maar binnen voorliggend GRUP, gelden volgende bestemmingsvoorschriften:
- Agrarisch gebied met overdruk Erfgoedlandschap op circa 380 meter ten oosten van de aanvraag;
- Natuurgebied met overdruk Grote Eenheid Natuur (GEN) ten noorden van de Antwerpsebaan en overdruk Geluidsbuffer - Opstalvalleigebied;
- overdrukken Hoogspanningsleiding.
Binnen de straal van 500 meter is eveneens het GRUP Hoogspanningsleiding Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Volgens dit GRUP loopt op minstens 320 meter ten zuiden en oosten van de aanvraag een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.
Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Liefkenshoek spoortunnel van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008). Volgens dit GRUP bevinden er zich spoorwegen op circa 310 meter ten zuiden van de aanvraag met als bestemmingsvoorschrift Gebied voor spoorinfrastructuur met overdruk Hoogspanningsleiding.
Op circa 250 meter ten oosten van de aanvraag is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Bufferzone, Bestaande spoorweglijn, Bestaande autosnelweg, Bestaande hoofdverkeerswegen, Agrarisch gebied en Gebied voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor KMO’s.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag. Het hemelwater dat op de bureelcontainers valt, wordt opgevangen in een hemelwaterput met een inhoud van 10.000 liter en hergebruikt voor het spoelen van de toiletten en het proper houden van de wegenis rond de burelen.
Tevens wordt er een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
De aanvrager vraagt een afwijking op het aspect infiltratie. Daar er geen aanpassingen van het rioleringsstelsel gebeuren, de dokken niet kunnen overstromen en de zones waar de nieuwe bureelcontainers en fietsenstalling voorzien worden reeds verharde oppervlakte van een containerterminal betreft, kan de afwijking gunstig geadviseerd worden.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag. De aanvrager geeft aan dat het perceel niet toegankelijk is voor onbevoegden.
Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
De beheerder van de ontvangende waterloop is de Haven van Antwerpen - Brugge. Het advies van de Haven van Antwerpen – Brugge is gunstig daar de aanvraag geen (significante) schade berokkent aan of geen negatieve impact heeft op de waterweg. Tevens voldoet men aan de verordening hemelwater wat betreft hergebruik en wordt er een afwijking toegestaan op het aspect infiltratie (zie deel gewestelijke hemelwaterverordening). Het project ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied. Er dient in alle redelijkheid geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.
Het voorliggende project heeft een oppervlakte kleiner dan 5.000 m² waardoor een archeologienota waarvan akte is genomen niet van toepassing is.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Voorliggende aanvraag kadert in de uitbreiding van een bestaande containerterminal gelegen aan de kop van het Bevrijdingsdok. Hiervoor worden volgende stedenbouwkundige handelingen uitgevoerd:
- het plaatsen van bureelcontainers op circa 3 meter van een bestaande hoogspanningscabine, ter hoogte van het kantoorgebouw. Er worden 16 bureelcontainers voorzien in twee bouwlagen. De bovenste verdieping is toegankelijk via een buitentrap. De bureelcontainers hebben een totale grondoppervlakte van circa 144 m² (12 meter x 12 meter) en een maximale hoogte van 6,3 meter. De containers hebben een vrije hoogte van 2,8 meter en worden ingericht met kantoorruimte, een kitchenette, sanitair en een technische ruimte.
Omwille van het tijdelijk karakter van de constructie, de weinig aantrekkelijke gevelmaterialen, het beoogde gebruik met verblijfsruimte en daar er dient gestreefd te worden naar een meer duurzame oplossing, wordt de duur van de omgevingsvergunning beperkt tot maximaal 8 jaar voor de bureelcontainers. De plaats van de werken dient nadien in oorspronkelijke toestand hersteld te worden. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan voorwaarde 1 uit het advies van de Haven van Antwerpen - Brugge;
- het verplaatsen van een bestaande fietsenstalling van de locatie waar de bureelcontainers worden voorzien naar het zuiden van het bestaande kantoorgebouw. De fietsenstalling heeft een oppervlakte van circa 109 m² (18 meter x 6 meter) en een hoogte van circa 2,5 meter. De fietsenstalling heeft 70 fietsparkeerplaatsen;
- het plaatsen van een hoogspanningscabine ten noorden van het Bevrijdingsdok. De hoogspanningscabine heeft een oppervlakte van circa 27 m² (10 meter x 2,7 meter) en een hoogte van 2,7 meter;
- het verplaatsen van twee havenkranen van de zuidzijde van het dok naar de noordzijde. De kranen hebben een hoogte van circa 78 meter;
- het voorzien van de nodige belijning en jerseys op de bestaande verharding ter hoogte van de toegang naar het nieuwe gedeelte van de containerterminal. Alsook het plaatsen van de nodige installaties voor het scannen van de containers: een gate met slagbomen en twee OCR-scanners (één voor uitrijdende vrachtwagens en één voor inrijdende vrachtwagens).
De nieuwe installaties en constructies maken de verdere exploitatie van het bestaand industrieel bedrijf mogelijk waardoor de aanvraag zich functioneel inpast binnen het industrieveld.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De werken staan in functie van de bedrijfsactiviteiten en worden uitgevoerd op een grootschalig industrieterrein waardoor de ruimtelijke impact eerder beperkt is.
De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Visueel-vormelijke elementen
De bureelcontainers betreffen prefab containers waarvan de gevels zijn afgewerkt met stalen sandwichpanelen in een lichtgrijze kleur (RAL 9002).
De fietsenstalling wordt opgetrokken in staal en afgewerkt met witte golfplaten.
De hoogspanningscabine bestaat uit prefab beton.
Deze gevelmaterialen zijn neutraal en dus aanvaardbaar in deze industriële omgeving. Het type constructie voor de burelen is weinig architecturaal en weinig visueel aantrekkelijk. Door de ligging op een sterk zichtbare locatie, vooral ten opzichte van de Antwerpsebaan, en nabij een bestaand kantoorgebouw draagt het niet bij tot een aangenaam straatbeeld waardoor enkel een tijdelijke vergunning wordt toegestaan (zie ook deel functionele inpasbaarheid).
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Gezien de aard van de aanvraag werd advies gevraagd aan de Brandweerzone Antwerpen. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. De brandweer merkt op dat niet duidelijk is wat de functie van de magazijnen is en in welke klasse de gebouwen ingedeeld worden. De exploitant heeft verduidelijkt dat het gebouw gebruikt wordt voor de opslag van grote rollen steel coil en dat er wordt afgezien van het vergroten van de poorten.
De voorwaarden uit het brandweeradvies, gericht op het faciliteren van interventies door hulpdiensten en met het oog op de brandveiligheid, kunnen integraal aan deze vergunning worden gehecht. Een overleg met de brandweer wordt aangewezen.
Er werd advies ingewonnen bij de Haven van Antwerpen – Brugge als gebiedsbeheerder. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit waarin volgende aspecten zijn opgenomen die rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beoordeling van de vergunningsaanvraag en de goede ruimtelijke ordening:
- De vergunning voor het plaatsen van kantoorcontainers is maximaal 8 jaar geldig. Kantoorcontainers zijn ontworpen voor een tijdelijke invulling en voldoen doorgaans niet aan de wettelijke brandweervoorschriften waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. Het Havenbedrijf is bijgevolg van oordeel dat kantoorcontainers niet als een duurzame ontwikkeling beschouwd kunnen worden en wenst de vergunningstermijn hiervoor tot 8 jaar beperkt te zien. Deze voorwaarde wordt bijgetreden (zie deel ‘Functionele inpasbaarheid);
- In de directe nabijheid van het concessieterrein bevindt zich een windturbine. De slagschaduwstudie opgesteld voor deze turbine toont aan dat de nieuwe kantoorcontainers die onderwerp uitmaken van deze aanvraag worden opgericht in een slagschaduwgevoelige zone. De kantoorcontainers moeten dusdanig ontworpen zijn of uitgerust worden dat bijkomende hinderlijke effecten van slagschaduw ten aanzien van de referentiesituatie uit de slagschaduwstudie worden vermeden. Het is aangewezen dat de aanvrager van de vergunning deze voorwaarde verder afstemt met de exploitant van de windturbine. Dit wordt als aandachtspunt meegegeven.
De overige voorwaarden betreffen uitvoeringsmodaliteiten die onder andere te maken hebben met de stabiliteit van de kaaimuren. Deze voorwaarden kunnen integraal aan de vergunning gekoppeld worden.
Daar de havenkranen een hoogte overschrijden van 60 meter boven het maaiveld werd het advies ingewonnen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Luchtvaart. Dit advies is voorwaardelijk gunstig.
De voorwaarden uit dit advies kunnen integraal aan deze vergunning worden gehecht.
Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Water-link. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen. Er is een ruime parking aanwezig op de site waar het personeel kan parkeren. Met het plaatsen van de bureelcontainers gaan twee autoparkeerplaatsen verloren, maar er blijven 192 autoparkeerplaatsen bestaan. De bouwheer kan op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Antwerp Container Terminal (ACOT) maakt deel uit van de groep Sea Invest die gespecialiseerd is in het trans-Atlantisch verschepen en de op- en overslag van diverse soorten goederen. Op de containerterminal worden voornamelijk containers op- en overgeslagen. De goederen worden ontvangen via scheepslossing en worden opnieuw verzonden via weg- of spoortransport door derden.
Het voorwerp van de aanvraag omvat de uitbreiding van de terminal met K736 (3 percelen). Gelet op het plaatsgebrek in de huidige situatie zal er enkel een verschuiving van activiteiten gebeuren naar de nieuwe zone. Er worden geen nieuwe activiteiten voorzien, andere dan deze die al vergund zijn. De kortstondige opslag van containers in kader van doorvoer valt onder het voorkaairegime.
De vergunde opslag van brandbare vloeistoffen (1.000 liter) wordt verplaatst naar de onderhoudsloods op K736, net zoals de opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (2.000 liter). Volgens het aanvraagdossier wordt er een gepaste inkuiping voorzien.
Op de bestaande tankpiste worden 2 verdeelslangen bijgeplaatst, de mazouthouders zijn reeds vergund. Men vraagt ook de opslag van AdBlue aan, in een bovengrondse dubbelwandige houder van 5.100 liter.
Uit het veiligheidsinformatieblad blijkt dat AdBlue beschikt over de gevaarseigenschappen GHS05 en GHS07 en dus wel ingedeeld is. Het aanvraagdossier bevat een geldend keuringsattest van de houder waaruit blijkt dat deze voldoet aan de VLAREM voorwaarden.
Men vraagt, in kader van doorvoer, de kortstondige opslag van IMDG-goederen aan in een CFS-zone. De zone zal een oppervlakte hebben van 200 m² en wordt voorzien in de loods.
Voor deze doorvoeropslagplaatsen gelden de voorwaarden zoals voorgesteld door de Havenkapitein. Het subadvies milieu van de Haven van Antwerpen-Brugge van 10 juni 2022 bevat een set met voorwaarden, zie onderstaande. Het is aangewezen om deze voorwaarden op te leggen als bijzondere milieuvoorwaarden in de vergunning.
- De oppervlakte binnen het magazijn mag niet groter zijn dan 200 m²;
- De totale hoeveelheid IMDG-goederen bedraagt maximaal 200 ton;
- De bodem van de doorvoeropslagplaats moet verhard en ondoordringbaar zijn;
- De doorvoeropslag locatie moet gelegen zijn nabij een toegangspoort, goed bereikbaar en gemakkelijk te evacueren zijn;
- De doorvoeropslagplaats duidelijk afbakenen van de zone voor IMDG-goederen;
- Plaatsen van gassen:
- Gassen (uitgezonderd aerosolen – klasse 2, un1950) worden bij voorkeur behandeld buiten de magazijnen op een ruimte van maximaal 25 m² die beschermd is tegen zonlicht en omheind met traliewerk;
- De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m²;
- Plaatsen van brandbare vloeistoffen:
- Indien klasse 3 goederen niet rechtstreeks (binnen de 8 uren) behandeld kunnen worden, moeten deze in een container verblijven;
- Deze container moet voorzien zijn van een inkuiping en voldoende ventilatie;
- De inkuiping heeft een inhoud van de grootste verpakkingseenheid en minstens 25% van de maximum aanwezige hoeveelheid gevaarlijke goederen;
- Hij moet gemarkeerd worden, zodanig dat het duidelijk is dat deze deel uitmaakt van de zone voor IMDG-goederen;
- Hij moet op voldoende afstand van het magazijn en brandbare producten worden geplaatst. Uitzondering hierop zijn brandwerende containers deze mogen naast of in het magazijn geplaatst worden;
- Mits naleving van de segregatievoorschriften mogen goederen van andere gevarenklassen mee in de container verblijven;
- Aan de toegang van de container moeten labels aangebracht worden die aangeven welke IMDG-klassen en nevengevaren, de in de container, aanwezig gevaarlijke goederen hebben;
- De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m².
Bijkomende operationele maatregelen:
- De maximale verblijfstermijn voor IMDG-goederen in de doorvoeropslagplaats bedraagt maximum 30 kalenderdagen;
- Er moeten voldoende en adequaat veiligheidsmateriaal en persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig zijn in functie van de te behandelen goederen, d.w.z.: veiligheidskledij, overmaatse vaten, lekbak, absorberende korrels, … ;
- Adequate en voldoende brandbestrijdingsmiddelen moeten voorzien worden in overleg met de lokale brandweer;
- Aan de toegang tot het bedrijfsterrein, moet een bord aangebracht worden met contactgegevens van de verantwoordelijke voor de uitbating van de doorvoeropslagplaats die in geval van nood (24/7) kan gecontacteerd worden;
- De doorvoeropslagplaats, inclusief de locaties voor gassen en ontvlambare vloeistoffen, mag niet toegankelijke zijn voor onbevoegden;
- Rondom de zone voor IMDG-goederen moet een zone van tenminste 3 meter breed vrijgehouden worden;
- Als deze zone grenst aan een muur moet langs deze zijde geen 3 meter vrijgehouden worden;
- De rijweg in het magazijn wordt meegerekend als vrije zone, als deze ook effectief vrij is;
- De mogelijke locaties waar de zone voor IMDG-goederen kan ingericht worden, moeten opgenomen worden op het inrichtingsplan;
- De exacte locatie van de zone voor IMDG-goederen moet gemeld worden aan de havenkapiteinsdienst. Het verplaatsen van deze zone, binnen deze in de vergunning opgenomen locaties, kan zonder een aanpassing aan de omgevingsvergunning.
Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd na zuivering in IBA’s (individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater), waarvan 1 nieuwe. Er zijn 3 lozingspunten. Het vergund lozingsdebiet van 2.820 m³/jaar breidt niet uit aangezien het aantal werknemers niet uitbreidt.
Verder omvat de aanvraag nog enkele ondersteunende inrichtingen en activiteiten:
- verwijdering van 3 transformatoren van 1.600 kVA;
- uitbreiding met 5 transformatoren van 630 KVA (x 2), 800 kVA (x 2) en 2.500 kVA;
- verplaatsing van 2 transformatoren van 1.600 kVA elk;
- verplaatsing van de vast opgestelde batterijen;
- uitbreiding met 8 stackers;
- uitbreiding van het vermogen van airco’s en gelijkaardige toestellen met 39,32 kW tot een totaal van 378,56 kW.
Voor de airco’s wordt gebruik gemaakt van de koelmiddelen 407C en 410A. Het betreft toegelaten koelmiddelen.
Volgens het aanvraagdossier verandert de externe transportorganisatie niet aanzienlijk. Er is geen directe toename te verwachten in het aantal bewegingen (transporten), er is geen toename van het aantal werknemers en de externe transportroutes veranderen niet met huidige aanvraag.
Er kan verwacht worden dat het project geen effect heeft op de mobiliteit.
Er wordt volcontinu gewerkt op de locatie. Mogelijke geluidsemissiebronnen zijn de activiteiten zoals de vrachtbehandeling, het interne en externe transport en de ondersteunende ingedeelde inrichtingen of activiteiten zoals de werking van compressoren, airco’s, … .
Gelet op de aard van de activiteiten en de ligging in industriegebied wordt het risico op geluidshinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt.
Er zijn geen aanzienlijke emissies te verwachten met een mogelijk effect op de biodiversiteit.
Het agentschap Natuur en Bos gaf op 26 juni 2022 aan dat men geen advies verleent.
Op 7 juni 2022 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies. De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden. In het advies van de brandweer wordt opgemerkt dat het niet duidelijk is waarvoor het magazijn wordt gebruikt. De exploitant verduidelijkte nadien dat het gebouw gebruikt wordt voor de opslag van grote rollen steel coil.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit van 10 juli 2019 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:
1. de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem;
2. de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar / handelaar /makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;
3. de exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;
4. in afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van titel II van het VLAREM moet geen meetgoot geplaatst worden.
De 3 bijzondere voorwaarden met betrekking tot de KWS-afscheider kunnen geschrapt worden aangezien deze voorwaarden nu vervat zitten in de algemene voorwaarden van VLAREM II (afdeling 4.2.3bis – Werking en onderhoud van een koolwaterstofafscheider). De verleende afwijking aangaande het niet plaatsen van een meetgoot blijft behouden.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geldigheidsduur
De bureelcontainers mogen niet langer dan 8 jaar in stand blijven nadat de vergunning is afgeleverd; na het verstrijken van deze termijn moet de begunstigde het terrein herstellen in de staat waarin het zich bevond; bij de afbraak dienen alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd te worden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. De voorwaarden uit het advies van de Haven van Antwerpen – Brugge dienen strikt nageleefd te worden, met uitzondering van voorwaarde 2 in verband met de windturbine.
2. De voorwaarden uit het advies van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Luchtvaart dienen strikt nageleefd te worden.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | twee extra lozingspunten |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | verplaatsing |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | +2 slangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | +2 x 630 kVA +2 x 800 kVA |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | -3 x 1.600 kVA +1 x 2.500 kVA + verplaatsing van twee bestaande transformatoren |
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | verplaatsing |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +8 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +39,32 kW |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | verplaatsing |
48.1.1.2° | overige doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor IMDG-goederen (niet lage- of hogedrempelinrichting). |
Gecoördineerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 11,13 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 2.820 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1.000 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 5 slangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 3 x 630 kVA 2 x 800 kVA 2 x 1.000 kVA |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 2 x 1.600 kVA 2 x 2.000 kVA 1 x 2.500 kVA 2 x 4.000 kVA |
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | 205.000 VAh |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 59,22 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 164 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 378,56 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 640 liter |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | 61,31 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 2.000 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 420 kW |
48.1.1.2° | overige doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor IMDG-goederen (niet lage- of hogedrempelinrichting). |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van titel II van het VLAREM moet geen meetgoot geplaatst worden.
2. Voor de CFS gelden volgende voorwaarden:
- De oppervlakte binnen het magazijn mag niet groter zijn dan 200 m²;
- De totale hoeveelheid IMDG-goederen bedraagt maximaal 200 ton;
- De bodem van de doorvoeropslagplaats moet verhard en ondoordringbaar zijn;
- De doorvoeropslag locatie moet gelegen zijn nabij een toegangspoort, goed bereikbaar en gemakkelijk te evacueren zijn;
- De doorvoeropslagplaats duidelijk afbakenen van de zone voor IMDG-goederen;
- Plaatsen van gassen:
- Gassen (uitgezonderd aerosolen – klasse 2, un1950) worden bij voorkeur behandeld buiten de magazijnen op een ruimte van maximaal 25 m² die beschermd is tegen zonlicht en omheind met traliewerk;
- De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m²;
- Plaatsen van brandbare vloeistoffen:
- Indien klasse 3 goederen niet rechtstreeks (binnen de 8 uren) behandeld kunnen worden, moeten deze in een container verblijven;
- Deze container moet voorzien zijn van een inkuiping en voldoende ventilatie;
- De inkuiping heeft een inhoud van de grootste verpakkingseenheid en minstens 25% van de maximum aanwezige hoeveelheid gevaarlijke goederen;
- Hij moet gemarkeerd worden, zodanig dat het duidelijk is dat deze deel uitmaakt van de zone voor IMDG-goederen;
- Hij moet op voldoende afstand van het magazijn en brandbare producten worden geplaatst. Uitzondering hierop zijn brandwerende containers deze mogen naast of in het magazijn geplaatst worden;
- Mits naleving van de segregatievoorschriften mogen goederen van andere gevarenklassen mee in de container verblijven;
- Aan de toegang van de container moeten labels aangebracht worden die aangeven welke IMDG-klassen en nevengevaren, de in de container, aanwezig gevaarlijke goederen hebben;
- De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m².
Bijkomende operationele maatregelen:
- De maximale verblijfstermijn voor IMDG-goederen in de doorvoeropslagplaats bedraagt maximum 30 kalenderdagen;
- Er moeten voldoende en adequaat veiligheidsmateriaal en persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig zijn in functie van de te behandelen goederen, d.w.z.: veiligheidskledij, overmaatse vaten, lekbak, absorberende korrels, … ;
- Adequate en voldoende brandbestrijdingsmiddelen moeten voorzien worden in overleg met de lokale brandweer;
- Aan de toegang tot het bedrijfsterrein, moet een bord aangebracht worden met contactgegevens van de verantwoordelijke voor de uitbating van de doorvoeropslagplaats die in geval van nood (24/7) kan gecontacteerd worden;
- De doorvoeropslagplaats, inclusief de locaties voor gassen en ontvlambare vloeistoffen, mag niet toegankelijke zijn voor onbevoegden;
- Rondom de zone voor IMDG-goederen moet een zone van tenminste 3 meter breed vrijgehouden worden;
- Als deze zone grenst aan een muur moet langs deze zijde geen 3 meter vrijgehouden worden;
- De rijweg in het magazijn wordt meegerekend als vrije zone, als deze ook effectief vrij is;
- De mogelijke locaties waar de zone voor IMDG-goederen kan ingericht worden, moeten opgenomen worden op het inrichtingsplan;
- De exacte locatie van de zone voor IMDG-goederen moet gemeld worden aan de havenkapiteinsdienst. Het verplaatsen van deze zone, binnen deze in de vergunning opgenomen locaties, kan zonder een aanpassing aan de omgevingsvergunning.
Geadviseerde brandweervoorwaarden
De voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 28 februari 2022 |
Volledig en ontvankelijk | 5 mei 2022 |
Start openbaar onderzoek | 14 mei 2022 |
Einde openbaar onderzoek | 12 juni 2022 |
Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag | 12 juli 2022 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 18 augustus 2022 |
Verslag GOA | 19 juli 2022 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Wijzigingsverzoeken
De aanvrager heeft een verzoek ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen. Dit verzoek betreft het schrappen van het vergroten van de poorten van loodsen 3 en 4 aangezien uit een studie gebleken is dat grote opvangbalken nodig zijn waardoor de hoogte van de poorten niet meer zou volstaan. Het stedenbouwkundig planelement met betrekking tot het verbouwen van de loodsen en bijhorende plannenset zijn uit de vergunningsaanvraag gehaald.
Dit verzoek werd aanvaard. De aanvaarde wijzigingen zijn beperkt waardoor er geen nieuw openbaar onderzoek werd gehouden en externe adviezen niet opnieuw werden gevraagd.
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
14 mei 2022 | 12 juni 2022 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. De voorwaarden uit het advies van de Haven van Antwerpen – Brugge dienen strikt nageleefd te worden, met uitzondering van voorwaarde 2 in verband met de windturbine.
2. De voorwaarden uit het advies van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Luchtvaart dienen strikt nageleefd te worden.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van titel II van het VLAREM moet geen meetgoot geplaatst worden.
2. Voor de CFS gelden volgende voorwaarden:
- De oppervlakte binnen het magazijn mag niet groter zijn dan 200 m²;
- De totale hoeveelheid IMDG-goederen bedraagt maximaal 200 ton;
- De bodem van de doorvoeropslagplaats moet verhard en ondoordringbaar zijn;
- De doorvoeropslag locatie moet gelegen zijn nabij een toegangspoort, goed bereikbaar en gemakkelijk te evacueren zijn;
- De doorvoeropslagplaats duidelijk afbakenen van de zone voor IMDG-goederen;
- Plaatsen van gassen:
- Gassen (uitgezonderd aerosolen – klasse 2, un1950) worden bij voorkeur behandeld buiten de magazijnen op een ruimte van maximaal 25 m² die beschermd is tegen zonlicht en omheind met traliewerk;
- De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m²;
- Plaatsen van brandbare vloeistoffen:
- Indien klasse 3 goederen niet rechtstreeks (binnen de 8 uren) behandeld kunnen worden, moeten deze in een container verblijven;
- Deze container moet voorzien zijn van een inkuiping en voldoende ventilatie;
- De inkuiping heeft een inhoud van de grootste verpakkingseenheid en minstens 25% van de maximum aanwezige hoeveelheid gevaarlijke goederen;
- Hij moet gemarkeerd worden, zodanig dat het duidelijk is dat deze deel uitmaakt van de zone voor IMDG-goederen;
- Hij moet op voldoende afstand van het magazijn en brandbare producten worden geplaatst. Uitzondering hierop zijn brandwerende containers deze mogen naast of in het magazijn geplaatst worden;
- Mits naleving van de segregatievoorschriften mogen goederen van andere gevarenklassen mee in de container verblijven;
- Aan de toegang van de container moeten labels aangebracht worden die aangeven welke IMDG-klassen en nevengevaren, de in de container, aanwezig gevaarlijke goederen hebben;
- De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m².
Bijkomende operationele maatregelen:
- De maximale verblijfstermijn voor IMDG-goederen in de doorvoeropslagplaats bedraagt maximum 30 kalenderdagen;
- Er moeten voldoende en adequaat veiligheidsmateriaal en persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig zijn in functie van de te behandelen goederen, d.w.z.: veiligheidskledij, overmaatse vaten, lekbak, absorberende korrels, … ;
- Adequate en voldoende brandbestrijdingsmiddelen moeten voorzien worden in overleg met de lokale brandweer;
- Aan de toegang tot het bedrijfsterrein, moet een bord aangebracht worden met contactgegevens van de verantwoordelijke voor de uitbating van de doorvoeropslagplaats die in geval van nood (24/7) kan gecontacteerd worden;
- De doorvoeropslagplaats, inclusief de locaties voor gassen en ontvlambare vloeistoffen, mag niet toegankelijke zijn voor onbevoegden;
- Rondom de zone voor IMDG-goederen moet een zone van tenminste 3 meter breed vrijgehouden worden;
- Als deze zone grenst aan een muur moet langs deze zijde geen 3 meter vrijgehouden worden;
- De rijweg in het magazijn wordt meegerekend als vrije zone, als deze ook effectief vrij is;
- De mogelijke locaties waar de zone voor IMDG-goederen kan ingericht worden, moeten opgenomen worden op het inrichtingsplan;
- De exacte locatie van de zone voor IMDG-goederen moet gemeld worden aan de havenkapiteinsdienst. Het verplaatsen van deze zone, binnen deze in de vergunning opgenomen locaties, kan zonder een aanpassing aan de omgevingsvergunning.
Brandweervoorwaarden
De voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 11,13 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 2.820 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1.000 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 5 slangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 3 x 630 kVA 2 x 800 kVA 2 x 1.000 kVA |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 2 x 1.600 kVA 2 x 2.000 kVA 1 x 2.500 kVA 2 x 4.000 kVA |
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | 205.000 VAh |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 59,22 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 164 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 378,56 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 640 liter |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | 61,31 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,56 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 2.000 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 420 kW |
48.1.1.2° | overige doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor IMDG-goederen (niet lage- of hogedrempelinrichting). |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. | In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van titel II van het VLAREM moet geen meetgoot geplaatst worden. |
2. | Voor de CFS gelden volgende voorwaarden: - De oppervlakte binnen het magazijn mag niet groter zijn dan 200 m²; - De totale hoeveelheid IMDG-goederen bedraagt maximaal 200 ton; - De bodem van de doorvoeropslagplaats moet verhard en ondoordringbaar zijn; - De doorvoeropslag locatie moet gelegen zijn nabij een toegangspoort, goed bereikbaar en gemakkelijk te evacueren zijn; - De doorvoeropslagplaats duidelijk afbakenen van de zone voor IMDG-goederen; - Plaatsen van gassen: - Gassen (uitgezonderd aerosolen – klasse 2, un1950) worden bij voorkeur behandeld buiten de magazijnen op een ruimte van maximaal 25 m² die beschermd is tegen zonlicht en omheind met traliewerk; - De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m²; - Plaatsen van brandbare vloeistoffen: - Indien klasse 3 goederen niet rechtstreeks (binnen de 8 uren) behandeld kunnen worden, moeten deze in een container verblijven; - Deze container moet voorzien zijn van een inkuiping en voldoende ventilatie; - De inkuiping heeft een inhoud van de grootste verpakkingseenheid en minstens 25% van de maximum aanwezige hoeveelheid gevaarlijke goederen; - Hij moet gemarkeerd worden, zodanig dat het duidelijk is dat deze deel uitmaakt van de zone voor IMDG-goederen; - Hij moet op voldoende afstand van het magazijn en brandbare producten worden geplaatst. Uitzondering hierop zijn brandwerende containers deze mogen naast of in het magazijn geplaatst worden; - Mits naleving van de segregatievoorschriften mogen goederen van andere gevarenklassen mee in de container verblijven; - Aan de toegang van de container moeten labels aangebracht worden die aangeven welke IMDG-klassen en nevengevaren, de in de container, aanwezig gevaarlijke goederen hebben; - De ingenomen oppervlakte wordt in mindering gebracht van de maximale oppervlakte van 200 m².
Bijkomende operationele maatregelen:
- De maximale verblijfstermijn voor IMDG-goederen in de doorvoeropslagplaats bedraagt maximum 30 kalenderdagen; - Er moeten voldoende en adequaat veiligheidsmateriaal en persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig zijn in functie van de te behandelen goederen, d.w.z.: veiligheidskledij, overmaatse vaten, lekbak, absorberende korrels, … ; - Adequate en voldoende brandbestrijdingsmiddelen moeten voorzien worden in overleg met de lokale brandweer; - Aan de toegang tot het bedrijfsterrein, moet een bord aangebracht worden met contactgegevens van de verantwoordelijke voor de uitbating van de doorvoeropslagplaats die in geval van nood (24/7) kan gecontacteerd worden; - De doorvoeropslagplaats, inclusief de locaties voor gassen en ontvlambare vloeistoffen, mag niet toegankelijke zijn voor onbevoegden; - Rondom de zone voor IMDG-goederen moet een zone van tenminste 3 meter breed vrijgehouden worden; - Als deze zone grenst aan een muur moet langs deze zijde geen 3 meter vrijgehouden worden; - De rijweg in het magazijn wordt meegerekend als vrije zone, als deze ook effectief vrij is; - De mogelijke locaties waar de zone voor IMDG-goederen kan ingericht worden, moeten opgenomen worden op het inrichtingsplan; - De exacte locatie van de zone voor IMDG-goederen moet gemeld worden aan de havenkapiteinsdienst. Het verplaatsen van deze zone, binnen deze in de vergunning opgenomen locaties, kan zonder een aanpassing aan de omgevingsvergunning. |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor:
- een termijn verstrijkend op 29 juli 2030 voor wat betreft de bureelcontainers (stedenbouwkundige handeling);
- onbepaalde duur wat betreft de overige stedenbouwkundige handelingen;
- onbepaalde duur wat betreft de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.