Terug
Gepubliceerd op 03/10/2022

2022_CBS_07665 - Omgevingsvergunning - OMV_2022067366. Quellinstraat 46. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 30/09/2022 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur; Anne Baré, waarnemend algemeen directeur

Verontschuldigd

Annick De Ridder, schepen

Secretaris

Anne Baré, waarnemend algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_07665 - Omgevingsvergunning - OMV_2022067366. Quellinstraat 46. District Antwerpen - Goedkeuring 2022_CBS_07665 - Omgevingsvergunning - OMV_2022067366. Quellinstraat 46. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022067366

Gegevens van de aanvrager:

BV Immo Quellin met als adres Britselei 19 te 2000 Antwerpen en de heer Ran Ancho met als adres Britselei 19 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Quellinstraat 46 te 2018 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 8 sectie H nrs. 1212S9 en 1212R9

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen

Voorwerp van de aanvraag:

slopen van een gebouw en bouwen van een meergezinswoning met 10 wooneenheden en een gelijkvloerse detailhandelsruimte

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis 

-          10/03/2017: vergunning (20162743) voor het aanpassen van vergunning AN3/B/20153093 voor het slopen van een pand en het bouwen van een gebouw met 10 assistentiewoningen, m.n. het voorzien van 10 appartementen en een handelsruimte – vergunning is vervallen;

-          01/04/2016: vergunning (20153093) voor het bouwen van een appartementsgebouw bestaande uit 10 assistentiewoningen;

-          13/04/1987: vergunning (86#87136) voor binnen- en gevelverbouwing;

-          31/08/1979: vergunning (18#60433) voor de afbrak van een achterbouw.

 

Laatst vergunde toestand (20153093) 

-          functie: 

  • gelijkvloerse en eerste verdieping: handel, kantoorfunctie en diensten;
  • 2de en 3de verdieping: wonen;

-          bouwvolume:

  • ingesloten bebouwing van 3 bouwlagen met zadeldak;
  • bouwdiepte hoofdvolume van circa 12,5 m;
  • totale bouwdiepte aanbouw tot circa 15 m;
  • nokhoogte van circa 19,50 m;
  • kroonlijsthoogte van circa 15,90 m;

-          gevelafwerking:

  • voorgevel in gevelpleister met elementen en plint in blauwe hardsteen;
  • houten voorgevelschrijnwerk;

-          inrichting: tuin van circa 260 m².

 

Huidige toestand 

-          braakliggend terrein;

-          het gebouw werd gesloopt conform de vergunning 20162743;

-          de vergunning werd verder niet uitgevoerd en kwam te vervallen.

 

Gewenste toestand 

-          functie: 

  • gelijkvloers: detailhandel met oppervlakte van circa 210 m²;
  • bovenliggende verdiepingen: 10 woongelegenheden, allemaal voorzien van 1 slaapkamer met gemiddelde vloeroppervlakte van circa 60 m²;

-          bouwvolume:

  • nieuwbouw van 5 bouwlagen en een daklaag met een plat dak;
  • 1 ondergrondse verdieping met 5 parkeerplaatsen en 21 fietsstalplaatsen voorzien van een autolift;
  • bouwdiepte hoofdvolume van circa 16 m;
  • bouwdiepte gelijkvloerse aanbouw van circa 28,50 m;
  • bouwhoogte van circa 21,50 m;
  • kroonlijsthoogte van circa 17,50 m;

-          gevelafwerking:

  • voorgevel met 4 traveeën in witte bepleistering met onderaan een gelijkvloerse plint in donkere gevelbekleding;
  • donkerkleurig buitenschrijnwerk voorzien van borstweringen met verticale spijlen;
  • daklaag afgewerkt met zinken dakbedekking;

-          inrichting: onverharde tuin van circa 126 m².

 

Inhoud van de aanvraag 

-          bouwen van een meergezinswoning met 10 woonegelegenheden;

-          wijzigen van de scheidingsmuren.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

AQUAFIN NV

17 juni 2022

12 augustus 2022

Voorwaardelijk gunstig

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

17 juni 2022

22 juli 2022

Voorwaardelijk gunstig

Fluvius System Operator/ Fluvius

17 juni 2022

20 juli 2022

Voorwaardelijk gunstig

PROXIMUS/ Proximus

17 juni 2022

6 juli 2022

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

17 juni 2022

6 juli 2022

Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering

17 juni 2022

28 juni 2022

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

17 juni 2022

5 juli 2022

stadsontwikkeling/ vergunningen/ milieuvergunningen)

17 juni 2022

5 juli 2022

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de binnenstad van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Leien en de Kleine Ring.

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:

- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

- de eigen aard van het betrokken gebied;

- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

 

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)


De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.

 

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)


De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening toegankelijkheid.

 

Algemene bouwverordeningen

 

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)


De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

 

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)


De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

 

  • Artikel 11 Afwerken van gevels en materiaalgebruik:
    Bij de gevelafwerking van de gelijkvloerse plint is het onduidelijk of gebruik wordt gemaakt van duurzame, kwalitatieve en esthetisch verantwoorde materialen.
  • Artikel 16 Technische uitsprongen:
    De klimaatbeheersingstoestellen van de handelsruimte staan op minder dan 2 m van de eigendomsgrens. Ze worden niet op het hoogstgelegen dak of binnen het bouwvolume voorzien.
  • Artikel 26 Afvalverzameling:
    Het is onduidelijk of de afvalberging voldoende wordt verlucht.
  • Artikel 30 Autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen:
    De aanvraag voorziet niet in de parkeerbehoefte op eigen terrein. Het voorzien van 10 appartementen met een gemiddelde oppervlakte van 60 m² geeft een parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen. Er worden slechts 5 parkeerplaatsen voorzien in de ondergrondse parking.
  • Artikel 34 Stabiliteit en scheidingsmuren:
    De dakopstanden van het plat boven het gelijkvloers en het dak van de hoofdbouw hebben, ter hoogte van de scheimuren, niet overal een opstand van tenminste 0,30 m voorzien ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak.
  • Artikel 38 Groendaken:

Platte daken groter dan 20 m² moeten aangelegd worden als groendak.

 

Sectorale regelgeving

 

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.


Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.


Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)


De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

 

-          Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))


Artikel 4.3.8 is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

 

De omgeving van de Quellinstraat bestaat uit een mix van wonen en commerciële functies, waardoor het voorzien van een appartementsgebouw functioneel inpasbaar wordt geacht.

 

Gelet op de locatie in afgebakend kernwinkelgebied ‘Centrum Antwerpen / Centraal Station’ is het voorzien van een handelsruimte op het gelijkvloers positief te beoordelen. Het advies van de stedelijke dienst Ondernemen en Stadsmarketing is dan ook gunstig.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

 

De voorgestelde bouwdiepten sluiten aan bij de buurpanden, evenals de bouwhoogte.

Het voorgestelde gabarit is niet vreemd in de omgeving en bijgevolg ruimtelijk inpasbaar.

De onbebouwde ruimte op maaiveldniveau komt de natuurlijke waterinfiltratie en de open ruimte in het dens bebouwde bouwblok ten goede.

 

De verwevenheid van functies is een essentieel kenmerk van een binnenstedelijk gebied. Maar een te grote mix van verschillende functies of een te grote concentratie van één bepaalde functie kan tevens voor conflicten en overlast zorgen. Voorbeelden van overlast hierbij zijn geluidsproductie, parkeerdruk, mobiliteitsgeneratie, laden en lossen, dag- of nachtactiviteiten. Ook een te hoge concentratie meergezinswoningen kan overlast met zich meebrengen. De impact van een appartementsgebouw is bijvoorbeeld heel anders dan dat van een rijhuis voor één gezin. De typologie en schaal kunnen overlast genereren door middel van concentraties. Het verschil tussen verschillende typologieën kan niet steeds via de functiebeperkingen in een bestemmingsplan kunnen worden opgevangen en moeten daarom steeds concreet worden nagegaan in de aanvraag in functie van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening.

Om bovenstaande hinderaspecten aanvaardbaar te houden en tegelijk de woonkwaliteit te garanderen, is het bijgevolg noodzakelijk om de juiste verhoudingen te zoeken tussen verschillende woningtypes enerzijds en de omvang (oppervlakte) van de verschillende functies binnen de woningen anderzijds.

 

Het voorliggende project met 10 eenslaapkamerappartementen zorgt voor een onaanvaardbare mix van één enkel woningtype. Op deze locatie in de stad is het gewenst om ook gezinnen te kunnen huisvesten. Dit is niet mogelijk in een eenslaapkamerappartement met een oppervlakte van 60 m².

 

Bovendien genereert het voorzien van 10 appartementen een onaanvaardbare parkeerdruk op de omgeving, wat de ruimtelijke draagkracht van de omgeving met al een hoge parkeerdruk doet overschrijden (artikel 6 van de bouwcode).

 

In de voorwaarden zal worden opgelegd dat op twee verdiepingen de appartementen moeten worden samengevoegd tot één groot drieslaapkamerappartement. Zo voorziet het project in een aanvaardbare mix van woningtypes en daalt de parkeerdruk voor de omgeving.

 

Visueel-vormelijke elementen

 

De gevels worden op de verdiepingen afgewerkt in een wit pleisterwerk met donker schrijnwerk en een zinken dak. Deze materialen zijn in overeenstemming met de stedelijke context van het perceel. De materialisatie van de plint is niet duidelijk.

 

Aangezien het pand is gelegen in een drukke doorgangsstraat voor zowel autoverkeer, openbaar vervoer, fietsers als voetgangers zal in voorwaarden worden opgelegd de plint af te werken met een duurzaam en slagvast materiaal, naar analogie met de omliggende panden, namelijk grijze natuursteen. 

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

 

De dakopstanden van het plat dak boven het gelijkvloers en het dak van de hoofdbouw hebben, ter hoogte van de scheimuren, niet overal een opstand van tenminste 0,30 m voorzien ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak. Van artikel 34 van de bouwcode kan, met het oog op het voorkomen van brandoverslag niet afgeweken worden.

 

Aangezien het dak boven het gelijkvloers wordt aangelegd als groendak, is een dakopstand van 30 cm ten opzichte van het hoogst aangrenzend dakvlak ter hoogte van de perceelgrenzen echter niet vereist als tussen de scheidingswand en de vegetatie een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed wordt voorzien. Dit zal worden opgenomen in de voorwaarden.

 

In de voorwaarden zal ook worden opgenomen dat het hoogste platte dak moet worden aangelegd als groendak in die zones waar geen technieken en zonnepanelen worden geplaatst. Ook op dit dak is een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed nodig tussen de scheidingswand en de vegetatie.

 

Wat betreft de technische installaties zal in voorwaarden worden opgenomen dat deze allemaal moeten worden voorzien op het hoogste dak conform de voorschriften van artikel 16 ‘Technische uitsprongen’ van de bouwcode. Het voorzien van klimaatbeheersingstoestellen of andere technische installaties op het plat dak boven het gelijkvloers wordt uitgesloten uit de vergunning.

 

In verband met milieuaspecten werd vastgesteld dat er op het perceel zich in 2021 een schadegeval heeft voorgedaan. Er werden een aantal liters stookolie gelekt uit een tank in een af te breken kelder. Er werd 5,6 ton grond verwijderd. Uit het “Evaluatierapport schadegeval” blijkt dat er geen restverontreiniging meer aanwezig is.

 

Voor de commerciële ruimte op het gelijkvloers zal er een warmtepomp geplaatst worden. Het vermogen is kleiner dan 5 kW en dus niet indelingsplichtig. Voor de appartementen zijn de technieken nog niet bepaald. Het is dan ook aan de exploitant om na te gaan of er voor de exploitatie van het gebouw indelingsplichtige activiteiten van toepassing zijn.

 

Voor de realisatie van de ondergrondse verdieping is er mogelijks een bemaling noodzakelijk. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er best op gevestigd dat bemalingswerken, noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken, vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2). Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis en een bemaling dieper dan 4 m–mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten. De inhoud van deze studie wordt bepaald door VMM (Richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu 2019 – zie checklist 1 en 2). De karakteristieken (doorlatendheid en dergelijke) van de ondergrond worden bij voorkeur bepaald door een pompproef.

De initiatiefnemer wordt gewezen op de verplichting volgens de bouwcode van stad Antwerpen om een retourbemaling uit te voeren (artikel 42). Enkel als dit niet kan, om technische redenen of omdat de kwaliteit van het grondwater dit niet toelaat, kan lozing op de riool worden overwogen.

In dat geval moet bij lozing van >10 m³/uur op de openbare riolering toelating van Aquafin verkregen worden.

De aandacht van de initiatiefnemer wordt er eveneens op gevestigd dat de opstart van de bemaling dient aangekondigd te worden bij aanvang. Deze aankondigingsplicht geldt ook voor die bemalingen waarvoor geen bemalingsstudie wordt gevraagd (dus als de bemaling lager is dan 30.000 m³ op jaarbasis en minder diep dan 4 m–mv).

Voor toekomstige projecten wordt er aangeraden een bemaling tegelijk met de stedenbouwkundige handelingen aan te vragen zodat men niet voor ongewenste verrassingen komt te staan in verband met kosten, timing en dergelijke.

 

Gelet op de aard van de aanvraag werd er advies gevraagd aan Waterlink. De voorwaarden van het bijgevoegd advies dienen strikt te worden nageleefd.

 

De voorwaarden in het advies van Proximus zullen worden opgenomen bij het verlenen van de vergunning.

 

De voorwaarden in het advies van Fluvius maken integraal deel uit van de vergunning.

 

Mobiliteitsimpact

 

Toetsing parkeerbehoefte

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert, na het opleggen van voorwaarden, een werkelijke parkeerbehoefte van 10 parkeerplaatsen.

 

Om de draagkracht van het perceel en de omgeving te respecteren, worden op 2 verdiepingen de eenslaapkamerappartementen samengevoegd tot een drieslaapkamerappartement.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de nieuwbouw:

1 appartement < 60 m² met parkeernorm 1,05 = 1 x 1,05 = 1,05.

5 appartementen tussen 60 m² en 90 m² met parkeernorm 1,2 = 5 x 1,2 = 6.

2 appartementen > 90 m² met parkeernorm 1,35 = 2 x 1,35 = 2,7.

De parkeerbehoefte na het samenvoegen van de appartementen in de voorwaarden, is 10 (2,7 + 6 + 1,05= 9,75).

 

Voor het commercieel gelijkvloers in het centrum van de stad moeten geen eigen parkeerplaatsen voorzien worden.

 

De plannen voorzien in 5 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 5.

 

Dit perceel betreft een erg diep perceel met een breedte van slechts 10 m. De grootte en/of vorm van het perceel laten het bouwen van het aantal te realiseren plaatsen niet toe.

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 4.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 10 – 5 = 5.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Echter kan de berekende parkeerbehoefte van het nieuwe project worden verminderd met het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein. Dit op voorwaarde dat realisatie niet mogelijk is.

Bijgevolg kan de parkeerbehoefte van de vergunde toestand in mindering gebracht worden voor 1 parkeerplaats.

De laatst vergunde toestand is er een commercieel gelijkvloers en 1ste verdieping, met 1 bovenliggende wooneenheid.

De parkeerbehoefte hiervan is 1 voor de wooneenheid.

Het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein is 1.

 

Het bijgestelde aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 5 – 1 = 4.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 4 plaatsen.

 

 

Fietsvoorzieningen

Voor de 10 appartementen met één slaapkamer moeten 20 fietsenstallingen voorzien worden (10 x 2 = 20). Voor het commercieel gelijkvloers moet één fietsenstalling voor personeel voorzien worden (198 m² x 0,6/100 m² = 1,2).

 

Er wordt een fietsenstalling ingericht in de kelder voor 21 fietsen. Deze is bereikbaar met de autolift. De fietsenberging is ook voldoende groot voor 6 appartementen met één slaapkamer en twee appartementen met drie slaapkamers.

 

Laden en lossen

Laden en lossen moet gebeuren op bestaande laad- en loszones in de omgeving.

Dit zal in de voorwaarden worden opgenomen.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen 

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven.

2. De plint van de voorgevel is te bekleden met grijze natuursteen.

3. Op twee verdiepingen zijn de appartementen samen te voegen tot één groot drieslaapkamerapppartement, zodat in totaal 8 appartementen voorzien worden.

4. De delen van het hoogste platte dak waar geen technieken worden geplaatst zijn conform artikel 38 van de bouwcode aan te leggen als groendak.

5. Het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, is te voorzien van een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand.

6. Na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

7. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er op gevestigd dat bemalingswerken noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2).

Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4 m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten. De karakteristieken van de ondergrond worden bepaald door middel van een pompproef.

8. De exploitant gaat na of er voor de exploitatie van het gebouw indelingsplichtige activiteiten van toepassing zijn en zorgt voor de nodige melding of vergunning.

9. De afvalberging is te verluchten conform artikel 26 van de bouwcode.

10. De technische installaties zijn te voorzien op het hoogste dak conform artikel 16 van de bouwcode.

11. Laden en lossen moet worden voorzien op de bestaande laad- en loszones in de omgeving.

12. De voorwaarden zoals opgenomen in het advies van Waterlink zijn strikt na te leven.

13. De voorwaarden zoals opgenomen in het advies van Proximus zijn strikt na te leven.

14. De voorwaarden zoals opgenomen in het advies van Fluvius zijn strikt na te leven.


Standpunt college

Het college sluit zicht grotendeels aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar. Terecht wordt gewezen op het belang van het voorzien van een mix aan woninggroottes, in overeenstemming met de huidige variaties in de gezinssamenstelling in Antwerpen. Echter neemt het college ook nota van onderstaande argumentatie in de beschrijvende nota van de aanvrager:

Een combinatie van factoren heeft er voor gezorgd dat de vergunning van 2017 vervallen is:

• Sinds het verkrijgen van de vergunning is het perceel meermaals van eigenaar veranderd.

• Indien het vergunde plan van de kelder volgens de vergunning zou uitgevoerd worden, kon deze niet met garantie op waterdichtheid gerealiseerd worden. Dit was uiteraard een groot probleem voor een nieuwbouw. Het vergunde plan voorzag namelijk niet in een waterdichte betonnen kuip. De bestaande scheidingsmuren werden enkel onderschoeid, zonder er een betonwand voor te plaatsen. Zo zouden de keldermuren een lappendeken worden van deels bestaande kelderwanden, deels oude funderingen en deels nieuwe onderschoeiingen. Het was onmogelijk om dit waterdicht te krijgen zonder het plaatsen van betonnen voorzetwanden. De dikte van de waterdichte voorzetwanden leidde echter tot een versmalling van de kelder waardoor het vergunde plan niet kon behouden blijven. Het kelderplan is herwerkt zodat het technisch uitvoerbaar is, maar dit heeft wel als gevolg dat er één parkeerplaats is vervallen (zie verder Art.30 autostaanplaatsen).

• Toen het plan technisch op punt stond om uitgevoerd te worden, zouden weldra de werken startten voor de heraanleg van de Quellinstraat. Hierdoor werd het onmogelijk om de werken nog uitgevoerd te krijgen binnen de termijnen opgenomen in de vergunning. De vergunning verlengen bleek niet mogelijk. De sloopwerken waren toen wel al gebeurd.

De huidige aanvraag gaat eigenlijk om een vernieuwing van deze vergunning, mits enkele kleine aanpassingen die nodig waren van uit technisch oogpunt of om aan de huidige regelgeving te kunnen voldoen.

Het college erkent dat hier overmacht kan worden ingeroepen, zij het dan enkel voor het laatste aspect, namelijk de werken in de straat. Het ‘aankopen’ van een vergund project dat technisch niet uitvoerbaar is, behoort éénzijdig tot het ontwikkelrisico. Anderzijds is in de bouwpraktijk niet realistisch te verwachten dat alle bodemtechnische aspecten zijn gekend op het moment van het indienen van de bouwaanvraag, zeker niet als dat gepaard gaat met een voorafgaande sloop.

Het OVD voorziet niet in een ambtelijke verlenging van de duur van de vergunning na de start der werken. Echter vindt het college het in dit concreet geval niet opportuun ingrijpende planwijzigingen op te leggen bij deze zuivere hervergunning.

Het college schrapt om deze redenen dan ook de betreffende voorwaarde.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

20 mei 2022

Volledig en ontvankelijk

17 juni 2022

Start openbaar onderzoek

29 juni 2022

Einde openbaar onderzoek

28 juli 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

30 september 2022

Verslag GOA

12 september 2022

naam GOA

Katrine Leemans

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

29 juni 2022

28 juli 2022

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven.

2. De plint van de voorgevel is te bekleden met grijze natuursteen.

3. De delen van het hoogste platte dak waar geen technieken worden geplaatst zijn conform artikel 38 van de bouwcode aan te leggen als groendak.

4. Het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, is te voorzien van een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand.

5. Na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

6. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er op gevestigd dat bemalingswerken noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2).

Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4 m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten. De karakteristieken van de ondergrond worden bepaald door middel van een pompproef.

7. De exploitant gaat na of er voor de exploitatie van het gebouw indelingsplichtige activiteiten van toepassing zijn en zorgt voor de nodige melding of vergunning.

8. De afvalberging is te verluchten conform artikel 26 van de bouwcode.

9. De technische installaties zijn te voorzien op het hoogste dak conform artikel 16 van de bouwcode.

10. Laden en lossen moet worden voorzien op de bestaande laad- en loszones in de omgeving.

11. De voorwaarden zoals opgenomen in het advies van Waterlink zijn strikt na te leven.

12. De voorwaarden zoals opgenomen in het advies van Proximus zijn strikt na te leven.

13. De voorwaarden zoals opgenomen in het advies van Fluvius zijn strikt na te leven.

 

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.