Terug
Gepubliceerd op 21/11/2022

2022_CBS_09131 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022078357. Maccabilaan 1-9, Leo Bosschartlaan 15, 20. District Hoboken - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 18/11/2022 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_09131 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022078357. Maccabilaan 1-9, Leo Bosschartlaan 15, 20. District Hoboken - Goedkeuring 2022_CBS_09131 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022078357. Maccabilaan 1-9, Leo Bosschartlaan 15, 20. District Hoboken - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2022078357

Gegevens van de aanvrager:

NV SMULDERS PROJECTS BELGIUM met als adres Hoge Mauw 200 te 2370 Arendonk

Gegevens van de exploitant:

NV SMULDERS PROJECTS BELGIUM (0865525060) met als adres Hoge Mauw 200 te 2370 Arendonk

Ligging van het project:

Maccabilaan 1-9, Leo Bosschartlaan 15, 20 te 2660 Hoboken (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 37 sectie C nrs. 3K, 3S, 3V, 3X, 3W en 10/2G

waarvan:

 

-          20170518-0019

afdeling 37 sectie C nrs. 3V, 3W, 3K, 3S, 3X en 10/2G (Smulders Projects Belgium nv)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het uitbreiden van de vergunning met nieuwe kades en het plaatsen van een insteekdok in de Schelde

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          01/09/2022: voorwaardelijke vergunning door deputatie (OMV_2022023795) voor het uitbreiden van een industriehal;

-          19/11/2020: voorwaardelijke vergunning door deputatie (OMV_2020040420) voor verandering door wijziging en uitbreiding van een metaalconstructiebedrijf;

-          25/04/2019: voorwaardelijke vergunning door deputatie (OMV_2018147249) voor het plaatsen en exploiteren van een WKK-installatie, verlengen van een geluidsmuur en regularisatie van een technische installatie.

 

Vergunde toestand  

-          functie:

  • bedrijventerrein met productiehallen/opslagplaatsen gelegen aan de Schelde;

-          bouwvolume:

  • 2 rechthoekige fabriekshallen haaks op de Schelde van circa 365 op 40 m van firma Smulders;
  • Titankraan tussen beide;

-          inrichting:

  • kaaiplatform van 91 op 60 m met rechts ervan insteekdok;
  • veerpont;
  • natuurlijke Scheldeboorden.

 

Bestaande toestand

-          conform vergunde toestand.

 

Nieuwe toestand

-          functie: 

  • bedrijventerrein met productiehallen/opslagplaatsen gelegen aan de Schelde;

-          bouwvolume:

  • uitbreiding kades in de Schelde:

-          noordkade met nieuwe oppervlakte van 6.440 m²;

-          zuidkade met nieuwe oppervlakte van 11.201 m²;

-          kade VDG met nieuwe oppervlakte van 3.157 m²;

  • verhoging van de kaaihoogte van 7,50 TAW naar 8,75 TAW;
  • verhoging tot 9,50 TAW voor noordkade;
  • creatie nieuw insteekdok van 95 op 40 m;
  • nieuwe weg en ponton naar veerdienst;

-          inrichting:

  • afsluiting met Herashekken tussen bedrijfsterrein en openbare weg.

 

Inhoud van de aanvraag

-          aanpassing van het reliëf;

-          slopen van steigers en aanlegconstructies;

-          slopen deel verharding passage;

-          aanleggen van een nieuwe kade en damwanden;

-          aanleggen van een nieuw ponton en brug;

-          voorzien van nieuwe wegenis;

-          verlenging kraanrail.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 3 november 2016 verleende de deputatie een vergunning aan nv Smulders Projects Belgium voor het verder exploiteren van een metaalconstructiebedrijf (kenmerk MLAV1/16-171). De vergunning werd op 27 april 2017 (kenmerk MLVER/17-2) en 21 juni 2018 (kenmerk OMV_2018007332) uitgebreid en aangepast. De vergunning eindigt op 3 november 2036.

 

Inhoud van de aanvraag

De exploitant wenst zijn kade-infrastructuur te vernieuwen en uit te breiden in de Schelde.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

 

Aangevraagde rubriek(en) Smulders Projects Belgium nv
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

42.2.1.

scheepswerven;

uitbreiden oppervlakte

  

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

AQUAFIN NV

4 oktober 2022

20 oktober 2022

Geen bezwaar

Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij

4 oktober 2022

28 oktober 2022

Geen advies

Politiezone Antwerpen/ Centrale Preventie

4 oktober 2022

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie

4 oktober 2022

19 oktober 2022

Geen bezwaar

Water-link

4 oktober 2022

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

4 oktober 2022

26 oktober 2022

Stadsontwikkeling/ Klimaat en Leefmilieu/ luchtkwaliteit en geluid

4 oktober 2022

2 november 2022

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

4 oktober 2022

21 oktober 2022

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

4 oktober 2022

13 oktober 2022

Stadsontwikkeling/ Publieke Ruimte

4 oktober 2022

2 november 2022

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Bufferzone Hoboken, goedgekeurd op 13 maart 2014. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 7: zone voor groen - waterbuffering (gr4).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor dagrecreatie. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie, (Artikel 16 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een groengebied. De groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu. In de groengebieden geldt een principieel bouwverbod. In principe worden enkel de werken toegelaten die gericht zijn op of verenigbaar zijn met het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop, (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard, (Artikel 8 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in het gebied waterweg. Binnen het havengebied werden sommige infrastructuurwerken aangeduid op het gewestplan en andere niet. Het is vrijwel onmogelijk al deze voorzieningen binnen een dergelijk dynamisch gebied op voorhand te plannen. De aanduidingen als industriegebied voor het havengebied moet dan ook toelaten dat steeds alle waterbouwkundige, infrastructuur- en uitrustingswerken mogelijk zijn. Het was echter juridisch onmogelijk dat voor het havengebied een bijzonder planologisch voorschrift werd ingevoerd, qua bodembestemming.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend punt:

  • Artikel 31: Laden en lossen: Laden en lossen voor functies anders dan wonen en met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 500 vierkante meter moet op het eigen terrein voorzien worden. De openbare weg wordt geregeld ingenomen voor het verplaatsen van stukken. Middels verplaatsbare Herashekken wil men dit mogelijk maken.

 

Sectorale regelgeving

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex wonen van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

-          Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het Rooilijndecreet.
 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

Gelet op het onderwerp van de aanvraag werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst Business en Innovatie:

“De aanvraag omvat de realisatie van een extra verharding die voorzien zal worden in de Schelde. Op basis van het dossier en de afspraken die gemaakt werden met diverse Vlaamse instanties, heeft de uitbreiding enkel tot doel om de logistieke activiteiten van de grote omvangrijke stukken te vergemakkelijken. Het overgrote deel van de producten (onderdelen als afgewerkte stukken) zijn immers veel te groot en te zwaar om via de weg af te voeren.

 

De site is gelegen in industriegebied Umicore zoals voorzien in de beleidsnota ruimtelijke economie en past binnen de goedgekeurde beleidsvisie.

 

In het dossier worden enkele specifieke aandachtspunten meegenomen en opgelost in samenspraak met de bevoegde instanties.

1) de watertechnische aspecten met agentschap maritieme toegang, loodswezen, de veerdienst en de Vlaamse waterweg;

2) de natuurcompensatie met agentschap Natuur en Bos waarbij een nieuwe dam wordt toegevoegd aan het project om zo een kwalitatieve zone te voorzien.

 

Voor de diverse onderdelen is een uitgebreide motivatie en onderbouwing toegevoegd. Voor het dossier kan gunstig advies gegeven worden.”

De aanvraag is functioneel inpasbaar conform de bestemmingsvoorschriften van het gebied.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag heeft betrekking op het uitbreiden van de kades in functie van de industriële activiteiten. De bestaande kade wordt dieper in de Schelde geplaatst. Volgens de bijgevoegde nota kaderen deze werken zich niet in het uitbreiden van de bestaande activiteiten, maar eerder in een efficiëntere werking van de bestaande activiteiten. Deze schaaluitbreiding bevindt zich aan de kant van de Schelde. Hiervoor dient een gunstig advies bekomen te worden van de Vlaamse Waterweg.

 

Cultuurhistorische aspecten

Er werd een gunstig advies verleend door de stedelijke dienst Onroerend Erfgoed/Archeologie:

“Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is buiten een woon- en recreatiefgebied gelegen met een oppervlakte boven 3.000 m² (circa 76.376 m²) en een ingreep boven 5.000 m² (circa gelijk aan het projectgebied). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.

 

De archeologienota werd ingediend door ABO en waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed op 27 maart 2022 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/21844). Er werd geen programma van maatregelen opgemaakt.”

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Het dossier werd ter advies voorgelegd aan de stedelijke dienst Publieke Ruimte. Het advies luidt als volgt:

We betreuren eveneens dat, gezien het publieke karakter van deze ruimte, er geen voorafgaandelijk overleg heeft plaatsgevonden met de afdeling Publieke Ruimte van stad Antwerpen.

 

De aanvraag valt weliswaar buiten het huidige openbaar domein. Op de uitbreiding van de kades, in het verlengde van de private percelen, hebben wij vanuit SW/Publieke Ruimte geen bezwaar.

Op de inrichting van de zone tussen het veerponton en de Leo Bosschartlaan maken wij vanuit SW/Publieke Ruimte wel enige bemerkingen, aangezien deze de publieke verbinding vormt naar de veerdienst Hoboken, een frequent gebruikt vervoersmiddel, voor voetgangers en fietsers. Deze ruimte dient te allen tijde publiek toegankelijk te zijn, in functie van een permanente bereikbaarheid van het ponton en de publieke veerdienst, en dient dan ook als een leesbare publieke ruimte ingericht en gematerialiseerd te worden. Het dagelijks (geprivatiseerd) gebruik  door kruisend verkeer en transport in een ruimte die daarvoor niet leesbaar is ingericht zal leiden tot conflicten met de passerende voetgangers en fietsers. Gezien het intensief gebruik van de veerdienst Hoboken, zowel door fietsers als voetgangers, adviseren wij om het kruisend transport steeds onder begeleiding te organiseren en de inrichting dermate aan te passen dat het conflict met fietsers en voetgangers vermeden wordt. Vanuit Publieke Ruimte adviseren wij dan ook om de dwarsverbinding anders te materialiseren dan de verbinding naar het veerponton, de inrichting van ruimte tussen het veerponton en de Leo Bosschartlaan dermate aan te passen dat voetgangers en fietsers zich tijdens de momenten van het dwarsend vrachtverkeer op een veilige manier kunnen opstellen. Bijkomend dient onderzocht te worden of de ruimte in het verlengde van de Leo Bosschartlaan waar mogelijk onthard en vergroend kan worden.   

De bereikbaarheid van het ponton, en voornamelijk het comfort voor fietsers en voetgangers, vermindert ten aanzien van de huidige situatie. De bijkomende hellingen en de dubbele bocht verslechteren de integrale toegankelijkheid, voornamelijk voor personen in een rolstoel. SW/Publiek Ruimte adviseert dan ook om de bereikbaarheid en integrale toegankelijkheid van het veerponton te herbekijken in overleg met de betrokken stadsdiensten, en te onderzoeken of het maaiveld vanaf de Leo Bosschartlaan in helling kan gelegd worden naar de nieuwe waterkeringshoogte, waardoor bijkomende hellingen over een waterkeringsmuur vermeden kunnen worden.

 

Gezien het voorgaande geven wij vanuit SW/Publieke Ruimte positief advies onder voorwaarde dat:

  • de inrichting van de publiek toegankelijke zone tussen het veerponton en de Leo Bosschartlaan wordt herbekeken, rekening houdend met een leesbare en veilige inrichting voor alle gebruikers en bewegingen die zich zullen voordoen binnen deze ruimte;
  • onderzocht wordt of er binnen deze zone bijkomende vergroening en ontharding  kan worden voorzien;
  • onderzocht wordt in overleg met de betrokken afdelingen van de stad of de integrale toegankelijkheid van het veerponton verbeterd kan worden, door het maaiveld (zijde Schelde) op te trekken tot de gewenste waterkeringshoogte;
  • het dwarsend vrachtverkeer beperkt wordt en enkel toegelaten wordt buiten de aanmeringstijden van de veerdienst;
  • het dwarsend vrachtverkeer enkel toegelaten wordt onder begeleiding, om de veiligheid van voetgangers en fietsers te garanderen;
  • aan beide zijden van de dwarsverbinding voldoende wacht- en verblijfsruimte (zitmogelijkheden, fietsenstalling,…) worden voorzien, in functie van de veiligheid van de gebruikers van de veerdienst.

 

Het gegeven advies van Publieke Ruimte wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd. De bereikbaarheid van het ponton wordt ernstig gehypothekeerd. Industrieel verkeer kruist de ‘openbare zone’ met de toegang tot het veer. Omwille van de verkeersveiligheid dienen hier minstens bijkomende maatregelen getroffen te worden. Deze zullen in voorwaarden opgelegd worden.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat elke omgevingsvergunningsaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

Vanuit de stedelijke dienst Mobiliteit wordt dit dossier als volgt geadviseerd:

“De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding en/of functiewijziging.

 

Uit de beschrijvende nota:

 

Watertransport is essentieel voor Smulders Projects Belgium. Geen enkel afgewerkt stuk kan over de weg getransporteerd worden. Ook de aangeleverde onderdelen van de andere vestigingen worden voor het grootste deel via de Schelde aangevoerd. De onderdelen voor de offshore windmarkt worden steeds groter en zwaarder.

De uitbreiding van de kades is dus niet in het opzicht om meer producten en transporten te kunnen uitvoeren maar om efficiënter te werken en onafhankelijk te worden van de kraancapaciteit. Er worden dus ook niet meer transporten verwacht dan de voorbije jaren.

 

Er is geen uitbreiding en dus ook geen extra parkeerbehoefte.

 

Ontsluiting/bereikbaarheid/fietsvoorzieningen:

Om de kades naar voor uit te breiden moet ook het ponton voor de overzetboot Hoboken – Kruibeke verlegd worden (ligt tussen de beide kadedelen in) en komt er een deel openbaar domein bij.

De zone tussen de twee kades waar fietsers oost-west rijden zal ook door Smulders Projects gebruikt worden om zware transporten van noord-zuid te verplaatsen.

 

Dagelijks gebruiken honderden fietsers de overzet, waardoor de veiligheid en het comfort voor hen gegarandeerd moet zijn (in de week hoofdzakelijk pendelaars en schoolgaande jeugd, in het weekend voornamelijk vrijetijdsverkeer).

 

Omwille van de ophoging en de kademuur moeten veergebruikers eerst omhoog over de kademuur om vervolgens weer te dalen naar het ponton waar de boot aanlegt. Deze hellingen moeten voorzien worden van materiaal waarop men niet kan uitglijden.

Voor fietsers, maar zeker ook voor rolstoelgebruikers, vragen wij om de (vaste) hellingen in maximaal 4% aan te leggen.

Er moet verlichting aangelegd worden vanaf de straat tot aan het ponton (eventueel straler over de vlakte als er niets kan staan) inclusief op het pad en aan de hellingen. Op de hellingen wordt gevraagd om camerabewaking te plaatsen.

 

Het nieuwe openbaar domein moet zodanig worden ingericht dat het duidelijk is waar de conflictzone tussen fietsers en het zware transport is. Voor de fietsers moet er een zone zijn waar ze veilig kunnen wachten en zeker zijn dat ze niet in gevaar komen.

 

Het huidige schuilhuisje komt te ver te liggen om nog bruikbaar te zijn. Voor de bootgebruikers moet er ergens een schuilhuisje voorzien worden waarbij men vanuit het schuilhuisje (zittend) zicht heeft op de (aankomende) boot (bijvoorbeeld aan de eerste helling verlengde vlak stuk; zie tekening).

 

Laden en lossen:

Kades zijn bedoeld voor het laden en lossen. Dit gebeurt op eigen terrein.

 

Het transport tussen de kades over publiek domein moet veilig gebeuren en mag niet tijdens de spitsuren (ochtendspits, avondspits). Daarbij moet transport noord-zuid van zwaar materieel rekening houden met de afvaarturen. Het kan niet zijn dat een fietser de boot mist doordat hij niet doorkon omwille van transport van materiaal van ene naar andere bedrijfskade. We vragen dan ook dat het transport enkel kan gebeuren wanneer de overzetboot aan de overzijde ligt.

Het transport dat op de kades gebeurt mag enkel dienen voor het uitzonderlijke transport. Gewone oversteken (te voet/fiets/wagen/bestelwagen/vrachtwagen/etcetera) tussen de twee firmadelen mag niet aan de kade gebeuren, maar dient te gebeuren aan de oversteekplaatsen die er nu zijn in het midden van de Leo Bosschartlaan.

 

Het uitzonderlijk kruisen moet plaatsvinden onder extra begeleiding. Buiten de persoon die de vracht bestuurt moet er minstens iemand (bij voorkeur meerdere personen - bootzijde en straatzijde) extra bijzijn die mee instaat voor de veiligheid van personen die zich op openbaar domein bevinden.

 

Ook dit advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd en de voorgestelde voorwaarden zullen, in zoverre mogelijk overgenomen worden.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De exploitant bouwt op de site platforms en riggs voor de offshore wind-, olie- en gassector. Voor het transport van de afgewerkte kunstwerken en materialen is een contact met de Schelde noodzakelijk. Momenteel beschikt het bedrijf op zijn site van circa 13 ha over onder andere:

-          twee grote hallen, Alberthal en Titanhal;

-          een droogdok gebruikt als productielocatie;

-          een insteekdok;

-          portiekkraan.

Voorliggend project betreft een uitbreiding van de bestaande laad- en loskades voor schepen. Om de steeds groter wordende onderdelen en constructies en bijhorende grotere pontons en vaartuigen voor transport, op te vangen, wenst het bedrijf:

-          een nieuwe portiekkraan te plaatsen met hoger hijsvermogen (tot 1.200 ton);

-          een nieuwe kaaioppervlakte en muur te voorzien 35 meter in de Schelde;

-          de sporen van de portiekkraak te verlengen richting de Schelde (+35 meter).

Geen enkel afgewerkt stuk kan over de weg getransporteerd worden. Ook de aangeleverde onderdelen van de andere vestigingen worden voor het grootste deel via de Schelde aangevoerd. Momenteel worden alle schepen gelost en geladen in het insteekdok. Het huidige insteekdok heeft twee beperkingen met het oog op de noden van de toekomst:

-        De afmetingen van het dok zijn te klein om grotere pontons te ontvangen.

-        Er is geen mogelijkheid tot laden van schepen met roll-on-roll-off (RoRo).

Een nieuwe kade dieper in de Schelde kan hiervoor een oplossing bieden. Deze zou geconstrueerd worden met een combiwand van damwandprofielen en stalen kolommen. De zone achter de damwand zou opgevuld worden met zand. Aan de kademuur zou een versterkte zone komen die RoRo-activiteiten mogelijk maakt. Op de geplande uitbreiding worden geen vergunningsplichtige activiteiten uitgevoerd.

De nieuwe kades worden ingedeeld in vier zones:

-        noordkade: in het verlengde van de Alberthal, biedt ruimte voor horizontale eindmontage en kan gebruikt worden als aanleg- of rustkade;

-        zuidkade: beslaat het huidig insteekdok en een uitbreiding richting het veerpont, gebruikt als werkterrein onder portaalkraan en voor transport Van Der Gucht (VDG);

-        kade VDG: maakt verbinding met het naastgelegen bedrijventerrein (Van Der Gucht), RoRo-kade.

-        nieuw insteekdok: tussen noordkade en zuidkade, in het verlengde van het huidige droogdok (gebruikt als productiehal), circa 40 breed, 60 meter landinwaarts.

Aangezien de aanlegsteiger voor het overzetveer zich bevindt in het verlengde van de Leo Bosschartlaan, wordt een deel van de VDG-kade openbaar domein om de toegang tot de aanlegplaats van het veer te krijgen.
Er wordt een relatief groot deel van de Schelde en Scheldeoever ingenomen, waardoor mogelijk (nadelige) invloed ontstaat op de hydrodynamiek van de Schelde. In een studie werden de effecten onderzocht op de:

-        inname van arealen;

-        stromingspatronen;

-        sedimentatie of erosie.

Vertrekkend van een ‘basisontwerp’ werden verschillende optimalisaties en varianten van het project uitgewerkt en onderzocht. Uiteindelijk werd gekozen voor de variant ‘Alternatief Zuid met dam’. In vergelijking met het ‘basisontwerp’ wordt:

-        de uitbreiding naar het noorden (stroomafwaarts) ingeperkt en zuidwaarts gezocht;

-        er langs de stroomafwaartse zijde van het project een dam voorzien;

-        meer rivierareaal ingenomen.

Stroomafwaarts van de noordkade wordt een stromingsluwe zone gecreëerd waardoor er een kleine laagdynamische slik- en schorzone ontstaat. In de stromingsluwe zone zijn immers afzettingen te verwachten. De voorziene dam in het verlengde van de noordkade zal het ontstaan van steile oevers vermijden en het op termijn mogelijk moeten maken dat de zone zich ontwikkelt tot waardevol slik- en schorregebied.
De zuidelijke uitbreiding neemt een ecotopenareaal in dat wat omvang en kwaliteit betreft lager en meer geïsoleerd is dat de noordelijk gelegen slib- en schorregebied. Dit ingenomen deel van het intergetijden areaal wordt momenteel al als antropogeen aangeduid (door stortsteen beschermd).
Het project resulteert in een afname van het areaal zacht slik en schor met 0,65 ha (ten opzichte van 0,86 ha in het basisontwerp). De afname van ingenomen slik- en schorregebied gaat ten koste van subtidaal gebied, waarvan het verlies hoger ligt bij het gekozen alternatief met dam (van 0,37 ha naar 0,56 ha). Het ingenomen hoog supralitoraal gebied is beperkt tot 34 m² (ten opzichte van 246 m² in het basisontwerp). De gekozen variant neemt het grootste areaal van de rivier in en zal daarom ook de grootste impact op de stroming geven.
In totaal wordt 14.121 m² ingenomen worden door het project:

 

Ecotoop

inname oppervlakte

Hard

Antropogeen

184 m²

supralitoraal antropogeen

93 m²

slik antropogeen

1.650 m²

Zacht

hoog supralitoraal

34 m²

Schor

1.481 m²

slik zacht substraat

5.030 m²

subtidaal

ondiep

3.614 m²

matig diep

1.880 m²

diep

155 m²

totaal areaal inname

14.121 m²

Getijdestroming en sedimentatie/erosie

Door de ingreep zal de stroming van de Schelde beïnvloed worden. De stroming zal geblokkeerd worden langs de oever waardoor lokaal de snelheden zullen afnemen; in het centrale deel van de rivier zal stroming toenemen. Dit kan mogelijke effecten hebben op scheepvaart, erosie van de oever en getijslagontwikkeling. De snelheidstoename wordt als lokaal en gering beschouwd en zal waarschijnlijk gecompenseerd worden door een aanpassing van de rivierbodem. Er wordt derhalve geen belangrijke impact verwacht op de lokale morfologie. Gezien de geringe omvang van de ingreep wordt ook geen belangrijk effect op de getijslagontwikkeling verwacht. Belangrijk is wel op te merken dat dit enkel geldt voor deze individuele ingreep. Het cumulatieve effect van bijkomende ingrepen zou mogelijk wel invloed hebben op de getijvoortplanting en navenante getijslagontwikkeling.
De verandering in stroomsnelheden wordt in het model doorvertaald naar veranderingen in bodemschuifspanning, op basis waarvan uitspraken gedaan kunnen worden over mogelijk sedimentatie of erosie. Het project zal een invloed hebben op de maximale bodemschuifspanning over een lengte van 500 m tot 800 m, in zowel opwaartse als afwaartse richting. In het centrale deel van de rivier treedt een toename op in bodemschuifspanning, waardoor er enige erosie zal optreden. Er zal rekening moeten worden gehouden met een beperkte herverdeling van het sediment dat in het centrale deel van de rivier wordt geërodeerd. Dit zou evenwel geen aanleiding geven tot een blijvende onderhoudstoename. Door de morfologische aanpassingen zal het globale effect van de ingrepen op de omgeving alsook de lokale snelheden afnemen naar het oorspronkelijke niveau.
Door de ingreep wordt langs de oever op- en afwaarts van de uitbreiding een afname van de stroomsnelheden en bodemschuifspanningen verwacht. Ook dit zal kunnen leiden tot morfologisch aanpassingen in de vorm van aanzanding of aanslibbing. Stroomopwaarts strekt de zone met een afname in maximale bodemschuifspanning zich uit tot aan de Fabricom kade. De resultaten van het model tonen wel dat de bodemschuifspanning ter hoogte van de Fabricom kade hoog genoeg is om extra aanslibbing te vermijden.
Door verbreding en verdieping van het nieuwe insteekdok wordt verondersteld dat de aanslibbing in het dok zal toenemen, waardoor er mogelijk meer onderhoud mogelijk is. In elk geval wordt het insteekdok gekenmerkt door een zone met lage maximale bodemschuifspanningen, waardoor sedimentatie steeds te verwachten is.
Het punt waar de stroming het meest wordt vernauwd ligt aan de noordelijke begrenzing van de uitbreiding (ter hoogte van de dam). Hier nemen de bodemschuifspanningen geconcentreerd toe en kan erosie worden verwacht. Opwaarts dit punt ligt een zone waar de stroming vertraagt en er mogelijk een relatieve luwte aan de kade zelf wordt gecreëerd, met lokaal een afname van bodemschuifspanningen tot gevolg. De maximale bodemschuifspanning ter hoogte van het meest vooruitstekende deel van de uitbreiding is echter altijd nog zodanig dat hier geen sedimentatie wordt verwacht. Het model toont het gewenste effect achter de dam ter hoogte van het slik- en schorgebied, met een sterk verlaagde dynamiek en sedimentatie.

De evaluaties met betrekking tot de inname van ecotopenarealen, de impact op de snelheden en sedimentatie zoals beschreven in de nota, zijn preliminair en zullen nog bevestigd moeten worden in het modelrapport (in opmaak), waarin een volledige beschrijving wordt opgenomen. Uit het rapport zal moeten blijken of de impact en de risico’s verbonden aan het project effectief aanvaardbaar zijn, wat betreft sedimentatie, invloed op de stroomsnelheden en inname van arealen. Het project mag geen negatieve impact of hypotheek leggen op de inname van de Schelde en mag in geen geval negatieve gevolgen hebben op de exploitatie van bestaande watergebonden activiteiten door stroomopwaarts gelegen bedrijven (sedimentatie). Onder invloed van de verschillende infrastructurele- en onderhoudsbaggerwerken nam de getijslag al geleidelijk toe. Daarom zou het duidelijk moeten zijn welke beperkingen voor toekomstige ontwikkelingen het project met zich meebrengt, door zijn invloed op de getijslagontwikkeling.

Passende beoordeling

Het project is gesitueerd op de rechteroever van de Beneden-Zeeschelde, een zogenaamde Speciale Beschermingszone, die deel uitmaakt van het Habitatrichtinglijngebied “Schelde- en Durme Estuarium van de Nederlandse grens tot Gent” (BE2300006). In de passende beoordeling wordt nagegaan of het project kan leiden tot betekenisvolle effecten aan de natuurlijke kenmerken en de doelstellingen voor het nabijgelegen habitatrichtlijngebied.

Ter hoogte van de projectlocatie zijn habitattype 1130: estuaria en 91E0: bossen op alluviale grond met els en es, subtype zachthoutooibos van belang. Binnen het type estuaria komen volgend habitats voor:

-          slikken en zandplaten in de brak- en zoetwaterzone die bij laag water droogvallen;

-          rietvegetaties op brakke schorren.

De aanwezige habitattypes zijn niet goed ontwikkeld zijn, mede omdat ze voor een groot deel in industriegebied liggen. Hierdoor zijn er weinig kansen om een goed ontwikkeld estuariene habitat te bereiken. Wat de fauna betreft zijn voornamelijk de vogel-, vleermuis- en vissoorten relevant voor het projectgebied. Weinig van de vogeldoelsoorten voor het betreffende habitatrichtlijngebied komen voor in of in de directe nabijheid van de projectsite. Dit is te verklaren door de geringe oppervlakte aan potentieel broed- en of foerageergebied nabij het plangebied en de aanwezigheid verstoring als gevolg van industriële activiteiten. Potentiële klanten wijken snel uit naar nabijgelegen leefgebieden als het overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde of het natuurreservaat Hobokens Polder. Uitzondering zijn eventueel de soorten blauwborst en ijsvogel, die ook tot broeden komen in kleinere oppervlakten riet. Indien aanwezig is de kans het grootst dat ze ten noorden van het plangebied tot broeden komen, aangezien deze aansluit op een kleine uitstulping van de Schelde met rietvegetatie. Langs de zuidzijde is amper rietvegetatie aanwezig dat bovendien grenst aan actieve industriële activiteiten. De kans is bijgevolg zeer laag dat soorten als Blauwborst en IJsvogel hier leefgebied vinden.
Gezien de aanwezigheid van de Schelde kan verwacht worden dat voornamelijk vleermuissoorten gebonden aan waterpartijen (rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, franjestaart, meervleermuisen) en opportunistische soorten (gewone dwergvleermuis, laatvlieger) voorkomen. De Schelde kan verder als trekroute gebruikt worden voor bepaalde vleermuissoorten. Aan de overkant van de Schelde, in het natuurpark Kortbroek in Kruibeke zijn potentiële foerageergebieden aanwezig voor vleermuizen.
De bittervoorn, fint, kleine modderkruiper en rivierprik zijn vissoorten die tot doel gesteld zijn voor het gebied. Onderzoek naar voorkomen vindt al enkele jaren plaats op circa 3 km van het projectgebied.

Voor de inschatting van de gevolgen op lange termijn ten aanzien van het Natura2000 gebied worden volgende effectgroepen beschouwd:

-              ruimtebeslag of direct verlies van tot doel gestelde habitattypes

-              ruimtebeslag of direct verlies van leefgebieden van tot doel gestelde soorten;

-             barrièrewerking;

-             verstoring;

-             wijziging in de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam;

-             eutrofiëring als stikstofdepositie.

Binnen het projectgebied komen hoogstwaarschijnlijk geen of slechts zeer beperkt voor het habitatrichtlijngebied tot doel gestelde diersoorten voor. Wat betreft de vogelsoorten zouden enkel de blauwborst en ijsvogel potentieel in het noorden van het projectgebied aanwezig kunnen zijn als broedvogel, omdat deze zone aansluit op een kleine uitstulping van de Schelde met rietvegetatie. Het verlies aan slik- en schorvegetatie in het noorden is beperkt.
De aantallen watervogels die op de slikken binnen het projectgebied foerageren zijn volgens de waarnemingen zeer laag. Enkel het zachte slik is binnen het projectgebied goed ontwikkeld. Het verlies van 0,503 ha zacht slik is te beschouwen als een zeer beperkt verlies van leefgebied voor overwinterende en doortrekkende watervogels.

Tot slot is het mogelijk dat enkele tot doel gestelde vissoorten zich binnen het projectgebied bevinden. Zowel de bittervoorn als de fint zijn al waargenomen in de omgeving (wel 3,5 km ten noorden van  het projectgebied). Het leefgebied van de bittervoorn bestaat echter voornamelijk uit de Europese habitattypes 3150 en 3260, die niet voorkomen binnen het projectgebied. Het leefgebied van de fint bestaat wel uit het habitattype 1130 (Estuaria). De soort trekt in de maand mei de estuaria op om te paaien op de grens van zoet en brak water of in het zoetwatergetijdengebied. De soort is hiervoor wel afhankelijk van een goede waterkwaliteit en voldoende hoog zuurstofgehalte. De kans is zeer klein dat de soort paait in de eerder kleine en versnipperde estuariene habitats binnen de projectlocatie. Het is waarschijnlijk dat zowel de fint als de bittervoorn migreren door de Schelde. De passage voor migrerende fint en bittervoorn wordt echter niet belemmerd door het project. Er zijn bijgevolg geen directe effecten te verwachten op de leefgebieden van tot doel gestelde soorten.
De akoestische invloed van de uitbreidingsplannen op het naastliggende slik- en schorgebied (in het noorden) werden berekend. Er werd uitgegaan van een “worstcase” windsituatie met een gemiddelde windsnelheid van 2 m/s, in de neerwaartse richting voor alle immissiepunten. Bij de berekeningen werd tevens uitgegaan van een ‘worst case’ scenario met alle geluidsbronnen tegelijkertijd actief op maximumniveau. Een geluidsverstoring wordt enkel verwacht gedurende de dag, aangezien enkel dan werken buiten de hallen toegelaten zijn.
Kleine rietvogels ondervinden verstoring door geluid vanaf 42 dB(A). In de huidige situatie is reeds een geluidsintensiteit van net boven de 50 dB(A) aanwezig als gevolg van de huidige werkactiviteiten van het bedrijf. In toekomstige situatie is het mogelijk dat het noordelijk slik- en schorregebied een beperkt hoger geluidsniveau zal kennen dan in de huidige situatie, met name een verhoging van maximaal 4 dB. Gezien de potentiële aanwezigheid van enkele paartjes blauwborst of mogelijk ijsvogels in dit naastliggend slik- en schorgebied, is een enigszins hogere verstoring in toekomstige situatie hier niet uitgesloten.
Een verhoging met 4 dB is geen beperkte toename van de geluidsdruk. Bij een, zij het in worstcase, geluidsdruk van meer dan 54 dB(A) zal een ernstige verstoring van de vogels optreden en de kans op succesvol broeden verder worden gehypothekeerd.

Ter hoogte van de het natuurpark Kortbroek, het overstromingsgebied Kruibeke- Bazel-Rupelmonde en het natuurreservaat Hobokense polder worden tijdens de dagperiode eveneens verhoging van de geluidsdruk berekend van maximaal 4 dB. De grens van 42 dB(A) wordt er evenwel niet overschreden, zodat er geen verstoring verwacht wordt.
Aangezien de verlichting mede vanuit veiligheidsoogpunt af en toe noodzakelijk is, aangezien de directe omgeving gekenmerkt wordt door een industriële omgeving en rekening houdend dat het projectgebied geen belangrijk leefgebied vormt voor vleermuizen en belangrijke aantallen broedvogels ontbreken, wordt de impact inzake lichthinder tijdens de aanleg- en exploitatiefase voor kolonievormende vleermuizen of broedvogels als verwaarloosbaar beoordeeld. Belangrijk blijft wel dat door goede keuze en plaatsing van de verlichting enkel het projectgebied zelf wordt verlicht en niet de omgeving.
De uitbreiding zal niet leiden tot een versnippering of barrièrevorming voor het maken van verplaatsingen van soorten die relevant zijn in het licht van de natuurdoelen. Er blijven voldoende mogelijkheden om de locatie van de uitbreiding te passeren op weg naar leefgebieden meer stroomopwaarts of -afwaarts.

Er wordt besloten dat geen betekenisvolle effecten verwacht worden op Europese habitattypes, voornamelijk omdat de gekozen variant minder slik- en schorregebied inneemt en het ingenomen areaal minder waardevol is
Bij de beoordeling van het effect op Europees habitattypes wordt de keuze van het voorliggende project, ten nadele van het ‘basisontwerp’, als milderende maatregel voorgesteld om de effecten van het project te reduceren. Het klopt dat de voorliggende variant minder slik en schor zal innemen, maar het verschil tussen de twee projecten is wat dat betreft zeer klein:

variant

slik

schor

basisontwerp

0,61 ha

0,25 ha

alternatief zuid met dam

0,503 ha

0,148 ha

 

Louter het feit dat een project minder negatieve effecten heeft, wil niet zeggen dat deze niet significant zijn voor het doelhabitat. Opgemerkt wordt dat de doelstelling voor estuariene habitats voor het betreffende habitatrichtlijngebied nog niet zijn gehaald, zodat een beoordeling dient te gebeuren afgezet tegen een situatie met een ongunstige staat van instandhouding. Elke vorm van achteruitgang dient vermeden te worden. Het niet uitvoeren van een projectvariant kan bezwaarlijk als een milderende maatregel aanzien worden. Milderende maatregelen dienen uitgewerkt om de mogelijke gevolgen van het uit te voeren project op te vangen. Ze dienen opgemaakt te worden voor het project dat gaat uitgevoerd worden, en zouden de effecten van dat project moeten milderen.
Ten aanzien van het habitattype Estuarium is het doel is een toename van het habitatoppervlakte en een toename van de goede staat van instandhouding met betrekking tot het ecologisch functioneren van het gehele estuarium, met inbegrip van de vaargeul (subtidale zone). Naast de waterkwaliteit zijn hierin cruciaal dat verdere toename van de getijslag wordt voorkomen en dat er voldoende ruimte is voor estuariene processen, met specifieke aandacht voor ondiep water, slik en schorre. Bijkomende milderende maatregelen dringen zich om te vermijden dat het project de kwaliteit van het habitatrichtlijngebied niet verder vermindert.
Het effect op de habitatrichtlijnsoorten wordt als niet significant beoordeeld. Wat de verstoring door geluid betreft is er echter een verhoging met 4 dB tot een maximaal geluidsdruk van meer dan 50 dB(A). Dit is mogelijk wel degelijk relevant voor de rietvogels, aangezien ze verstoord worden vanaf 42 dB(A). Ook hiervoor lijken bijkomende milderende maatregelen aangewezen.
De voorgestelde milderende maatregelen om geluidsverstoring tijdens de aanlegfase (heiwerkzaamheden) en lichtverstoring tijdens de aanleg- en exploitatiefase te verminderen, dienen als bijzondere voorwaarden opgenomen te worden.

Veiligheid

 

De uitbreiding van de exploitatieterreinen ter hoogte van de Schelde wordt deels ingericht met een publiek toegankelijke ruimte. Deze publieke ruimte is nodig doordat de toegang tot het veer-ponton dient behouden te blijven. Uit de adviezen die werden verstrekt door de stedelijke diensten Publieke Ruimte en Mobiliteit blijkt dat de herinrichting van het nieuwe terrein op de Schelde kan zorgen voor ernstige veiligheidsrisico’s voor de mens ten gevolge van de dwarsende transportbewegingen, dienen hiervoor (bijzondere) voorwaarden geformuleerd te worden. Deze voorwaarden voorzien in veiligheidsvoorschriften, een duidelijke lezing van het terrein en voldoende wachtruimte aan beide zijden van het dwarsende verkeer.

 

Conclusie

Door de uitvoering van het project komt het halen van de instandhoudingsdoelen van de Beneden-Zeeschelde verder onder druk te staan. Echter lijkt het, rekening houdend met de functionele eisen van het project, moeilijk bijkomende milderende maatregelen op te leggen binnen de projectzone. Voorgesteld wordt om in samenspraak met het agentschap Natuur en Bos en de beheerders van de nabij of verder afgelegen natuurgebieden binnen het doelhabitat te kijken of aanvullende maatregelen of compensaties mogelijk zijn. Verder worden enkele bijzondere voorwaarden opgelegd die de veiligheid van de gebruikers van het openbaar veer dienen te garanderen.

 

Het is aan de vergunningsverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijke uitgebracht deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het toegangspad tot het veer moet met een ander materiaal aangelegd worden dan de verharding ten behoeve van het kruisend transport. De zone van het kruisend transport moet bijkomend met arcering gemarkeerd worden.

2. De zones die geen deel uitmaken van de beide verhardingen uit voorwaarde 1 of de zones voor wachtruimte, moeten onthard en vergroend worden.

3. De hellingen naar het ponton mogen maximaal 4% betreffen.

4. Aan beide zijden van de dwarsverbinding moet voldoende wacht- en verblijfsruimte (zitmogelijkheden, fietsenstalling,…) worden voorzien, in functie van de veiligheid van de gebruikers van de veerdienst.

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

42.2.1.

scheepswerven;

uitbreiding oppervlakte

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De bekleding van de helling naar het veerpont dient uitgevoerd te worden met een antisliplaag om vallen of uitglijden te voorkomen.

2. Vanaf de straat tot aan het ponton (inclusief de hellingen) dient voldoende verlichting voorzien te worden zodat de gebruikers van het pont steeds vrij zicht hebben op wat rondom hen gebeurt.

3. Op de hellingen aan het pont dient camerabewaking voorzien te worden.

4. De veiligheid van de gebruikers van het veer moet gegarandeerd zijn en het noord-zuidtransport moet rekening houden met de afvaarturen:

-  geen noord-zuidtransport tussen de spitsuren (07.00-09.00 uur en 16.00-18.00 uur);

-  oversteekbewegingen kunnen enkel plaatsvinden buiten de aanmeringstijden aan de zijde Hoboken.

5. De nieuwe oversteek mag alleen gebruikt worden voor uitzonderlijk transport van groot materieel. Alle andere en gewone bedrijfsverplaatsingen blijven gebeuren op de huidige locatie tussen de bedrijfsdelen in het midden van de Leo Bosschartlaan.

6. Het transport over de toegangsweg tot het veerpont moet begeleid worden door extra personen die mee zorgen voor de veiligheid van de gebruikers van het openbaar domein. Buiten de persoon die de vracht bestuurt moeten minstens 2 personen extra (veerpontzijde/straatzijde) aanwezig zijn die mee instaan voor de veiligheid van personen die zich op het openbaar domein bevinden.

7. Voorgesteld wordt om in samenspraak met het agentschap Natuur en Bos en de beheerders van de nabij of verder afgelegen natuurgebieden binnen het doelhabitat te kijken of aanvullende maatregelen of compensaties mogelijk zijn.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

29 september 2022

Start openbaar onderzoek

7 oktober 2022

Einde openbaar onderzoek

5 november 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

18 november 2022

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

7 oktober 2022

5 november 2022

0

0

0

1

 

Bespreking van de bezwaren

 

  1. De conclusie dat het gekozen alternatief geen significant verlies aan habitat veroorzaakt is niet overtuigend. Het verlies aan schorre- en slikoppervlakte is niet zo veel kleiner dan dat van het basisontwerp:

-             slik: -0,61 ha in basisontwerp en -0,50 ha in alternatief;

-             schor: -0,25 ha in basisontwerp en -0,15 ha in alternatief;

-             ondiep subtidaal: -0,26 ha in basisontwerp en -0,36 ha in alternatief;

-             totale areaalinname: 1,67 in basisontwerp, 1,41 ha in alternatief.

De habitatkwaliteit van slik en schor ten zuiden van de huidige veersteiger is lager dan deze ten noorden van het huidige droogdok. Maar daartegenover staat dat er een grotere oppervlakte ondiep subtidaal verdwijnt. De passende beoordeling lijkt enkel het verlies aan intergetijde habitats (slik en schor of litoraal en supralitoraal) te behandelen, terwijl ook het ondiep subtidaal (deel van habitattype1130) ecologisch uiterst belangrijk is voor benthos en als foerageergebied voor epibenthos, vis en vogels.
Beoordeling: Gegrond. In de passende beoordeling wordt gemotiveerd dat er geen significant verlies is te verwachten, omdat er minder slik en schor verloren gaat ten opzichte van het basisontwerp en het ingenomen gebied minder waardevol is. Het verschil tussen het basisontwerp en de zuidelijke variant met dam is wat ingenomen areaal betreft beperkt. Er wordt wel iets minder kwaliteitsvol slik- en schorregebied ingenomen, echter ook de diepe en ondiepe watergebieden worden tot het habitatrichtlijngebied gerekend. In voorliggend ontwerp wordt in vergelijking met de alternatieve ontwerpen, de grootste oppervlakte subtidaal gebied ingenomen. In de passende beoordeling wordt deze inname niet besproken of beoordeeld.

 

  1. De effecten en de te verwachten ecotoopontwikkeling van het alternatief Zuid met dam zijn onvoldoende onderbouwd en mogelijk foutief ingeschat. Dit moet aan onafhankelijke experten (Waterbouwkundig Labo, INBO) worden voorgelegd. Indien ecotoopontwikkeling effectief foutief is ingeschat, is de passende beoordeling onbruikbaar. De verwachte ontwikkeling van slik en schor ten noorden van de kaai, tussen de dam en de oever zijn gebaseerd op de afname van de maximale stroomsnelheden en schuifspanningen aldaar. Hierbij wordt ogenschijnlijk geen onderscheid gemaakt tussen de stroomsnelheden tijdens eb en deze tijdens vloed. In de IMDC-nota (stroming - verzanding) waarop dit alles is gebaseerd, wordt verwezen naar een modelrapport (IMDC 2021) dat echter niet op het omgevingsloket te vinden is. Bijgevolg kan niet nagegaan worden welk (type)model werd gebruikt en in welke mate de veronderstellingen onderbouwd zijn.

Beoordeling: Deels gegrond. De stelling dat ecotopenontwikkeling onvoldoende onderbouwd en foutief ingeschat wordt, wordt onvoldoende aangetoond. Het klopt dat het modelrapport niet ter beschikking is op het loket. In de studie van IMDC geeft de aanvrager aan dat de evaluaties preliminair zijn en dat het modelrapport in uitvoering is. Het college gaat er van uit dat indien de uitgangspunten met betrekking tot de erosie, sedimentatie en stoomsnelheden niet bevestigd worden in het modelrapport, het project bijgestuurd zal worden door de initiatiefnemer.

 

  1. Tijdens vloed zou in het alternatief Zuid met dam een keerstroom kunnen ontstaan die sedimentatie verhindert (en dus ook de ontwikkeling van slik en schor) of zelfs erosie van het bestaande slik en schor zou kunnen veroorzaken. De ingeschatte ontwikkeling van slik en schor is mogelijk een overschatting. Dit moet nader onderzocht worden.  Er zijn misschien betere damontwerpen/locaties te bedenken om een luwe zone ten noorden van de nieuwe kaaien te realiseren, waarmee een nog iets grotere oppervlakte slik en schor kan worden gecreëerd. (In het bezwaar zitten twee schetsen van alternatieve uitvoering van de dam.)

Beoordeling: De inschatting van de effecten van alternatieve damconstructies op de hydrauliek, sedimentatie en erosie gebeurt onder meer aan de hand van computermodellen en simulaties. Wij beschikken niet over voldoende kennis om deze appreciatie zelf te doen. Indien er echter mogelijkheid is dat een aangepaste uitvoering het verlies van slik en schor verder kan beperken, loont het de moeite dit nader te onderzoeken.

 

  1. De bezwaarindiener stelt dat er geen garantie bestaat dat er geen betekenisvolle effecten zijn voor de Europese habitattypes. Bijkomende milderende maatregelen, eventueel aan de overzijde van de Schelde kunnen genomen worden om de effecten te beperken. Om rekening te houden met de onzekerheid inzake de verwachte habitatontwikkeling ten noorden van het projectgebied en om extra estuarien habitat te creëren ter compensatie van hetgeen toch nog verloren gaat, kan onderzocht worden of er aan de overzijde van de Schelde ruimte is om extra estuarien habitat te creëren.
    Beoordeling: De habitattypes in de speciale beschermingszone bevinden zich in een actueel gedeeltelijk aangetaste staat van instandhouding. Er dient een kwaliteitsverbetering van de voorkomende habitattypes gerealiseerd te worden door een goede habitatstructuur na te streven en de verstoringen te verminderen. In ontwerp wordt getracht rekening te houden met de natuurwaarden, echter binnen het voorliggend functioneel programma kunnen niet voldoende milderende maatregelen ingebouwd worden om een verdere aantasting van het habitatgebied te vermijden. Het lijkt daarom een goed idee om voor eventuele compensaties voor het verlies aan areaal op zoek te gaan naar alternatieve locaties. Waar, wanneer en onder welke vorm deze uitgevoerd zouden kunnen worden, kan best in overleg met de stakeholders (ANB, Natuurpunt, Smulders, …) uitgewerkt worden.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het toegangspad tot het veer moet met een ander materiaal aangelegd worden dan de verharding ten behoeve van het kruisend transport. De zone van het kruisend transport moet bijkomend met arcering gemarkeerd worden.

2. De zones die geen deel uitmaken van de beide verhardingen uit voorwaarde 1 of de zones voor wachtruimte, moeten onthard en vergroend worden.

3. De hellingen naar het ponton mogen maximaal 4% betreffen.

4. Aan beide zijden van de dwarsverbinding moet voldoende wacht- en verblijfsruimte (zitmogelijkheden, fietsenstalling,…) worden voorzien, in functie van de veiligheid van de gebruikers van de veerdienst.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De bekleding van de helling naar het veerpont dient uitgevoerd te worden met een antisliplaag om vallen of uitglijden te voorkomen.

2. Vanaf de straat tot aan het ponton (inclusief de hellingen) dient voldoende verlichting voorzien te worden zodat de gebruikers van het pont steeds vrij zicht hebben op wat rondom hen gebeurt.

3. Op de hellingen aan het pont dient camerabewaking voorzien te worden.

4. De veiligheid van de gebruikers van het veer moet gegarandeerd zijn en het noord-zuidtransport moet rekening houden met de afvaarturen:

-  geen noord-zuidtransport tussen de spitsuren (07.00-09.00 uur en 16.00-18.00 uur);

-  oversteekbewegingen kunnen enkel plaatsvinden buiten de aanmeringstijden aan de zijde Hoboken.

5. De nieuwe oversteek mag alleen gebruikt worden voor uitzonderlijk transport van groot materieel. Alle andere en gewone bedrijfsverplaatsingen blijven gebeuren op de huidige locatie tussen de bedrijfsdelen in het midden van de Leo Bosschartlaan.

6. Het transport over de toegangsweg tot het veerpont moet begeleid worden door extra personen die mee zorgen voor de veiligheid van de gebruikers van het openbaar domein. Buiten de persoon die de vracht bestuurt moeten minstens 2 personen extra (veerpontzijde/straatzijde) aanwezig zijn die mee instaan voor de veiligheid van personen die zich op het openbaar domein bevinden.

7. Voorgesteld wordt om in samenspraak met het agentschap Natuur en Bos en de beheerders van de nabij of verder afgelegen natuurgebieden binnen het doelhabitat te kijken of aanvullende maatregelen of compensaties mogelijk zijn.

 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.