Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2022088161 |
Gegevens van de aanvrager: | de heer Edwin Van Regenmortel met als contactadres Robert Bossaertsstraat 16 te 2600 Antwerpen, de heer Frédéric-Olivier Van Dyck met als contactadres Robert Bossaertsstraat 16 te 2600 Antwerpen en Fullerstone Development met als adres Robert Bossaertsstraat 16 te 2600 Antwerpen |
Ligging van het project: | Plankenbergstraat 90-94 te 2100 Deurne (Antwerpen) |
Kadastrale percelen: | afdeling 30 sectie A nrs. 557T31 en 557W33 |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: | slopen van de bestaande bebouwing en het bouwen van een meergezinswoning met 9 wooneenheden |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Plankenbergstraat 90:
- Plankenbergstraat 92-94:
Vergunde toestand/Geacht vergunde toestand
- Plankenbergstraat 90:
- Plankenbergstraat 92-94:
- handelsfunctie met magazijn op de gelijkvloerse verdieping;
- 1 woongelegenheid op de verdieping;
Gewenste toestand
- functie: meergezinswoning met 9 woongelegenheden en een ondergrondse parkeergarage:
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
- inrichting:
Inhoud van de aanvraag
- slopen van de bestaande bebouwing en verharding;
- bouwen van een meergezinswoning met 9 woongelegenheden en een ondergrondse parkeergarage;
- vermeerderen van het aantal woongelegenheden van 4 naar 9;
- inrichten van tuinzone met tuinpaviljoen en fietsenberging.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
AQUAFIN NV | 19 juli 2022 | 5 augustus 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA | 19 juli 2022 | 4 augustus 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Fluvius System Operator/ Fluvius | 19 juli 2022 | 25 juli 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
PROXIMUS/ Proximus | 19 juli 2022 | 27 juli 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Water-link | 19 juli 2022 | 5 augustus 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering | 19 juli 2022 | 5 augustus 2022 |
Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen | 19 juli 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsontwikkeling/ Mobiliteit | 19 juli 2022 | 29 juli 2022 |
Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Milieu | 19 juli 2022 | 25 juli 2022 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgend punt:
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgend punt:
De diepte van de klink ligt maximaal op 0,20 m diepte. De toegangsdeuren tot de woongelegenheden liggen op een diepte van 0,25 m. De toegangsdeuren van de studio’s gelegen aan de voorgevel voldoen niet aan dit artikel. De deuren liggen op een diepte van 40 cm.
De fietsenberging en het terras in binnengebied in het tuinpaviljoen zijn niet integraal toegankelijk omwille van de gekozen betontegels met daartussen gras. Dit is niet rolstoeltoegankelijk.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
§3, 2° Parkeergarages zijn toegelaten ondergronds onder tuinen indien een grondlaag met een dikte van minimaal 1 m wordt voorzien en nog steeds kan voldaan worden aan de infiltratieverplichtingen. De grondlaag is slechts 0,60 m.
§3, 5° Per 10 autostalplaatsen dient er telkens 1 elektriciteitsvoorziening voorzien te worden ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens.
Zowel enkelvoudige als ontkoppelde scheidingsmuren zijn toegelaten onder volgende voorwaarden: het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) heeft minstens een opstand van minimaal 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak. Deze opstand wordt niet voorzien over de volledige diepte. Deze opstand mag niet met brandbaar materiaal bekleed worden. Bijkomend geldt voor enkelvoudige scheidingsmuren dat:
- ze uitgevoerd dienen te worden in massief, ongeperforeerd materiaal;
- ze steeds een minimale dikte van 0,18 m hebben. Scheidingsmuren met een grotere dikte mogen constructieonderdelen dragen voor zover ze de perceelsgrens niet overschrijden en er een minimale dikte van 0,18 overblijft. De scheidingsmuren zijn slechts 0,15 m.
Drainageleidingen, bronbemalingen en andere afvoerbuizen om grondwater te verlagen, dienen aangesloten te worden op een retourbemaling, infiltratievoorziening of oppervlaktewater (vb. gracht, meer, vijver). Het grondwater mag niet geloosd worden in de afvoerleiding van het afvalwater (DWA of gemengd) van de openbare riolering. Dat geldt ook voor tijdelijke bemalingen in het kader van constructies in de ondergrond.
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.
- Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Artikel 4.3.8 is van toepassing op de aanvraag. De aanvraag is hiermee in overeenstemming.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De Plankenbergstraat wordt gekenmerkt door een- en meergezinswoningen met 3 à 4 bouwlagen in gesloten bebouwing. De aanvraag omvat het slopen van de bestaande bebouwing op nr. 90 tem. 94, en het bouwen van een meergezinswoning met 9 wooneenheden en een ondergrondse parkeergarage. De bestaande woonfunctie blijft behouden en is daarmee in harmonie met de kenmerkende woonfuncties in de omgeving.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
Het nieuwe ontwerp voorziet in een volume met vier bouwlagen en plat dak, met een kroonlijsthoogte van 13,41 m voor het rechtse deel en 13,51 m voor het linkse deel, en is daarmee inpasbaar in het straatbeeld van de Plankenbergstraat, waar wisselende kroonlijsthoogtes voorkomen.
Het gelijkvloers heeft een bouwdiepte van 17 m, de eerste en tweede verdieping hebben een bouwdiepte van 15 m. Vanaf de verdiepingen springt het volume achteraan zijdelings in, zodat het aansluit bij de bouwdieptes van de aanpalenden.
De appartementen op de eerste verdieping hebben een terras op het dak van het gelijkvloers, op de tweede verdieping zijn de terrassen inpandig binnen de bouwdiepte van 15 m. Op de derde verdieping springt het volume terug, met een uitpandig terras binnen de bouwdiepte van 15 m. Om de privacy te beschermen worden terrasschermen in melkglas en met een beplanting voorzien. Om het volume te beperken heeft het echter de voorkeur om hier geen vaste terrasschermen te voorzien, maar enkel een afscheiding te maken in beplanting. Dit wordt opgenomen in de voorwaarden.
Door de stapsgewijze terugsprongen in de achtergevel wordt het volume vriendelijker naar de aanpalende woningen. In de oksels van het gebouw zoekt de volumetrie aansluiting bij de bouwdiepte van de buren. Op die manier wordt gezorgd voor voldoende lucht, licht en doorzicht voor de aanpalenden en de woningen achter de hoek in de Leeuwlantstraat.
De volumetrie is ruimtelijk inpasbaar.
Alle platte daken worden aangelegd als extensief groendak.
De bouwcode ondersteunt de zo natuurlijk mogelijke inrichting van de niet-bebouwde delen van een perceel. Dit heeft immers verschillende voordelen. Een groene tuin heeft een aangenamer uitzicht in de straat of binnen in een bouwblok en bevordert daarom de leefkwaliteit van bewoners en omwonenden. Door de tuin niet te bebouwen of te verharden blijft een deel beschikbaar voor natuurlijke infiltratie van regenwater in de bodem, zodat de openbare riolering minder belast wordt en het risico op problemen met de waterhuishouding vermindert. Bovendien is elke tuin, hoe klein ook, een natuurlijke oase in de bebouwing voor vogels, insecten,… en zorgt ze ervoor dat de opwarming van de stedelijke omgeving licht verminderd wordt.
Conform artikel 30 van de bouwcode moet boven een ondergrondse parkeergarage een grondlaag voorzien worden van minimaal 1 m zodat kan voldaan worden aan de infiltratieverplichtingen. De voorziene grondlaag is slechts 0,52 m. Een grondbedekking van 1 m is hier niet haalbaar, tenzij de kelder dieper voorzien wordt. Gevolg hiervan zou zijn dat de inrit tot de achterzijde van het perceel komt, waardoor er geen gedeelte op volle grond overblijft in de tuinzone. De tuin wordt zoveel mogelijk onthard en voorzien als waterdoorlatend oppervlak. Hoewel het gedeelte volle grond beperkt is, is er nu wel voldoende ruimte om twee volwaardige hoogstammige bomen te planten, en is er ongeveer 30% open ruimte op het perceel, die groen wordt ingericht.
Het project zet in op een lichte vorm van collectiviteit. De zuidgeoriënteerde tuin wordt gedeeld door de bewoners. Ook de woningen in de Leeuwlantstraat 24 en 26 krijgen een toegang tot deze collectieve tuin met bomen, een speelzone, een fietsenberging en een tuinberging.
Het paviljoen in de tuin biedt onderdak aan de fietsenberging en de tuinberging. Het is opgebouwd uit een grijsblauwe staalstructuur, open houten beplanking als gevel en een grijs golfplaten dak. Het wordt ingeplant in de zuidwestelijke hoek van het perceel, waar het aansluit bij de bestaande tuinmuren, die deels verlaagd worden. Dankzij de rechtstreekse doorgang van de straat naar de tuin is deze fietsenberging makkelijk bereikbaar, wat het gebruik stimuleert.
Visueel-vormelijke elementen
De gevel van het hoofdvolume is een vertaling van het achterliggende plan. De rechtse appartementen tellen twee traveeën, de linkse tellen er drie. Om de tweedeling van het hoofdvolume te versterken is er ter hoogte van de scheimuur een knik in de gevel. Deze zorgt voor een verticale lezing van het volume en een inpassing van de korrel van het gebouw in de straatwand van de Plankenbergstraat. Het gebouwdeel met drie traveeën heeft smallere ramen met een borstwering, het gebouwdeel met twee traveeën heeft bredere ramen met een vast raam onderaan. De raamtypes zijn een vertaling van de vroeg 20ste-eeuwse raamtypes die te vinden zijn in de buurt.
De rode baksteenarchitectuur is de overheersende toon in de Plankenbergstraat. Het gebouw zoekt ook in zijn materialisatie aansluiting bij het bestaande. De vroeg 20ste-eeuwse details worden op een hedendaagse manier vertaald: gebogen rollagen en blauwe hardsteen worden hier vervangen door terugspringende betonnen lateien, een betonnen plint en een betonnen speklaag tussen het gelijkvloers en de eerste verdieping.
Op het gelijkvloers zijn de drie maisonettes duidelijk leesbaar in de gevel, met elk een eigen voordeur en een raam. Door de grote verdiepingshoogte en de transparantie van het schrijnwerkgeheel wordt een levendige plint gegarandeerd. Het schrijnwerk van de plint wordt uitgevoerd in een blauwgrijze kleur, net als de borstweringen en de stalen terrassen aan de achtergevel. Het overige schrijnwerk krijgt een witgrijze kleur.
De achtergevel is, zoals gebruikelijk bij de herenhuistypologie, een sobere vertaling van de voorgevel. Er wordt gebruik gemaakt van dezelfde betonnen dorpels en rollagen in plaats van betonnen lateien.
Hinderaspecten – gebruiksgenot – gezondheid – veiligheid in het algemeen
In de plint zijn er naast de inkom (met toegang tot de tuin en de appartementen) en de poort naar de parkeergarage drie grondgebonden studiowoningen. Deze zijn opgevat als compacte ‘maisonettes’ met een bijzondere ruimtelijkheid. De ruimte aan de straat heeft een vrije hoogte van 3,38 m en kan door de bewoner zelf flexibel ingevuld worden. Dankzij de overmaat van deze inkomzone kan ze bijvoorbeeld dienen als atelierruimte, thuiskantoor, speelhoek of uitbreiding van de leefruimte. De keuken en eetruimte bevinden zich 4 treden hoger en kijken over het atelier naar de straat. De levendigheid van de plint wordt hierdoor gemaximaliseerd, zonder dat er wordt ingeboet aan privacy. Achter een dienend volume met badkamer en berging bevindt zich een open slaapzone die over de leefruimte uitkijkt naar de tuin. Alhoewel de maisonettes compact zijn, bieden ze dankzij de extra hoogte en de niveauverschillen voldoende woonkwaliteit, ruimtelijke beleving en privacy. Elke maisonette heeft een privaat terras, dat van de collectieve tuin wordt afgesloten door plantenbakken met groen.
De bovenliggende appartementen zijn functioneel gestapeld en verlenen de gevel een geleding die zich inschrijft in de architectuur van de Plankenbergstraat. Per niveau zijn er twee doorzonappartementen met 1 of 2 slaapkamers en een extra bureauruimte. De keuken en eetkamer bevinden zich aan de straatzijde en de leefruimte grenst aan een terras gericht op het zuiden en het binnengebied.
De tweede slaapkamers in appartementen A.2.1 en A.3.1 hebben een oppervlakte van 6,2 m². Om een goede woonkwaliteit te kunnen garanderen wordt voor een kinderslaapkamer een minimale oppervlakte van 7 m² gehanteerd. Bijgevolg kunnen deze ruimtes enkel gebruikt worden als berging, bureau o.d., en niet als slaapkamers. Dit wordt zo opgenomen in de voorwaarden.
Er werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst Milieu. Het advies luidt als volgt:
“In het dossier wordt geen indicatie teruggevonden dat er ingedeelde inrichtingen of activiteiten (IIOA’s) van toepassing zijn. Vanuit milieutechnisch oogpunt is er dan ook geen bezwaar de vergunning te verlenen. Indien er echter in de toekomst een warmtepomp of dergelijke zou geplaatst worden, dient de exploitant na te gaan of deze indelingsplichtig is en indien nodig de omgevingsvergunning aan te passen.
Voor de realisatie van de ondergrondse parkeergarage is mogelijks een grondwaterverlaging noodzakelijk. Bemalingswerken, noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken, zijn vergunningsplichtig krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2). Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis en een bemaling dieper dan 4 m–mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten. De inhoud van deze studie wordt bepaald door VMM (Richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu 2019 - zie checklist 1 en 2). De karakteristieken (doorlatendheid en dergelijke) van de ondergrond worden bepaald door een pompproef.
Volgens de bouwcode van de stad Antwerpen is het verplicht om een retourbemaling uit te voeren (artikel 42). Enkel als dit niet kan, om technische redenen of omdat de kwaliteit van het grondwater dit niet toelaat, kan lozing op de riool worden overwogen. In dat geval moet bij lozing van >10 m³/uur op de openbare riolering toelating van Aquafin verkregen worden.
De aandacht van de initiatiefnemer wordt er eveneens op gevestigd dat de opstart van de bemaling dient aangekondigd te worden bij aanvang. Deze aankondigingsplicht geldt ook voor die bemalingen waarvoor geen bemalingsstudie wordt gevraagd (dus als de bemaling lager is dan 30.000 m³ op jaarbasis en minder diep dan 4 m–mv).
Voor toekomstige projecten wordt er aangeraden een bemaling tegelijk met de stedenbouwkundige handelingen aan te vragen zodat men niet voor ongewenste verrassingen komt te staan in verband met kosten, timing en dergelijke.”
De aanvraag wijkt af van artikel 34 van de bouwcode.
Het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) moet minstens een opstand van 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak hebben, en mag niet met brandbaar materiaal bekleed worden. Deze opstand wordt niet voorzien over de volledige diepte.
Bijkomend geldt voor enkelvoudige scheidingsmuren dat ze uitgevoerd dienen te worden in massief, ongeperforeerd materiaal en steeds een minimale dikte van 0,18 m moeten hebben. Scheidingsmuren met een grotere dikte mogen constructieonderdelen dragen voor zover ze de perceelsgrens niet overschrijden en er een minimale dikte van 0,18 m overblijft. De scheidingsmuren hebben volgens de plannen slechts een dikte van 0,15 m.
Het wordt opgelegd in de voorwaarden om de scheimuren uit te voeren conform artikel 34 van de bouwcode.
De aanvraag wijkt af van artikel 22 van de gewestelijke verordening inzake toegankelijkheid. De deuren die toegang geven tot de wooneenheden liggen op een diepte van 0,25 m in het muurvlak. De toegangsdeuren van de studio’s gelegen aan de voorgevel liggen op een diepte van 0,40 m. De diepte van de deurklink mag op maximaal 0,20 m liggen. Het wordt opgelegd in de voorwaarden om de toegangsdeuren te voorzien conform de verordening inzake toegankelijkheid.
De fietsenberging en het terras in het binnengebied en het tuinpaviljoen zijn niet integraal toegankelijk omwille van de gekozen betontegels met daartussen gras. Het wordt opgelegd in de voorwaarden dat hier voor een rolstoeltoegankelijke oplossing moet gekozen worden.
Er wordt een afwijking gevraagd op de toepassing van de infiltratievoorziening. Er wordt een regenwaterput voorzien van 10.000 l met fijnfilter. Zo kan het regenwater dat van de groendaken komt hergebruikt worden. Er werd advies gevraagd aan Waterlink. De gevraagde afwijking wordt aanvaard. Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden opgelegd in het advies van Waterlink.
Mobiliteitsimpact
Toetsing parkeerbehoefte
Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen:
De parkeerbehoefte wordt bepaald op het bouwen van een meergezinswoning met 9 wooneenheden: - 1 appartement kleiner dan 60 m² met perkeernorm 1,1: 1,1 x 1 = 1,1; - 7 appartementen tussen 60 m² en 90 m² met parkeernorm 1,35: 7 x 1,35 = 9,45; - 1 appartement > 90 m² met parkeernorm 1,55: 1 x 1,55 = 1,55. De parkeerbehoefte is 1,1 + 9,45 + 1,55= 12,1, afgerond 12.
|
De plannen voorzien in 9 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
Deze worden voorzien in een ondergrondse parking. Er moet een licht aangebracht worden bij de in- en uitgang van de parkeergarage omdat wagens niet kunnen kruisen op de helling. Er wordt geadviseerd om (een) laadpunt(en) te voorzien voor elektrische voertuigen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 9.
|
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 12 – 9 = 3. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
Echter kan de berekende parkeerbehoefte van het nieuwe project worden verminderd met het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein. Dit op voorwaarde dat realisatie niet mogelijk is. Er zijn 4 bestaande wooneenheden en een handelszaak op de site. Bijgevolg kan de parkeerbehoefte van de vergunde toestand in mindering gebracht worden voor 4 parkeerplaatsen.
Het bijgestelde aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 3 – 4 = 0.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.
|
Fietsvoorzieningen
Voor dit project dienen er 27 overdekte, afsluitbare fietsstalplaatsen voorzien te worden. Er worden 24 fietsstalplaatsen voorzien in de berging in de tuin op maaiveldniveau. Dit zijn er 3 te weinig. De fietsen die ingetekend werden in studio A.0.1 werden niet nuttig geacht.
De stedelijke dienst Mobiliteit legt als voorwaarden op dat er een licht moet aangebracht worden bij de in- en uitgang van de parkeergarage, dat er laadpunten worden voorzien voor elektrische voertuigen, en dat er extra fietsstalplaatsen worden voorzien.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. De afscherming van de terrassen op de derde verdieping is te voorzien in plantenbakken met beplanting.
2. De tweede slaapkamers in appartementen A.2.1 en A.3.1 kunnen omwille van de beperkte oppervlakte enkel gebruikt worden als bergruimte, bureau o.d., maar niet als slaapkamers.
3. Alle scheidingsmuren dienen over de volledige diepte voorzien te worden van een opstand van 0,30 m ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak, en dienen uitgevoerd te worden in massief, ongeperforeerd materiaal met een minimale dikte van 0,18 m, conform artikel 34 van de bouwcode.
4. De toegangsdeuren moeten voorzien worden conform de gewestelijke verordening inzake toegankelijkheid. Voor het toegangspad naar het tuinpaviljoen moet een rolstoeltoegankelijke oplossing gekozen worden.
5. De voorwaarden opgelegd door Waterlink, Aquafin, Fluvius en Proximus dienen strikt nageleefd te worden.
6. Bij de in- en uitgang van de parkeergarage moet een licht aangebracht worden.
7. Er dienen laadpunten voorzien te worden voor elektrische voertuigen conform artikel 30 van de bouwcode.
8. Er moeten 3 extra fietsstalplaatsen voorzien worden conform artikel 29 van de bouwcode.
9. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven.
10. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er op gevestigd dat bemalingswerken noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2).
Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten.
In de bemalingsstudie worden naast de zettingsberekeningen, debieten, fasen tenminste ook volgende aspecten beschreven en gemotiveerd:
- een beschrijving van de milderende ingrepen om het bemalingsdebiet zo laag mogelijk te houden (bv. berlinerwand, bentonietwand, secanspalen, …);
- grondwaterstanden voor en tijdens bemaling;
- invloedstraal van de bemaling (op plan);
- een risico-inschatting van het oppompen van verontreinigd grondwater ;
- een beschrijving van de mogelijkheden van de retourbemaling (of alternatieven 1. Lozen in oppervlakte water 2. Hemelwaterafvoer, …);
- indien geen retourbemaling mogelijk: grondige motivatie, een aanduiding van het lozingspunt, toelating van Aquafin bij lozing op riolering van > 10 m³/u.
11. Na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 23 juni 2022 |
Volledig en ontvankelijk | 19 juli 2022 |
Start 1e openbaar onderzoek | 1 augustus 2022 |
Einde 1e openbaar onderzoek | 3 augustus 2022 |
Start laatste openbaar onderzoek | 12 augustus 2022 |
Einde laatste openbaar onderzoek | 10 september 2022 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 1 november 2022 |
Verslag GOA | 13 oktober 2022 |
naam GOA | Katrine Leemans |
De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
1 augustus 2022 | 3 augustus 2022* | 0 | 0 | 0 | 0 |
12 augustus 2022 | 10 september 2022 | 1 | 0 | 0 | 0 |
* Het openbaar onderzoek was korter dan de normale 30 dagen omdat het vroegtijdig is stopgezet.
Bespreking van de bezwaren
Bezwaren uit vorige openbare onderzoeken over de aanvraag, die nog relevant zijn, worden hier ook besproken.
Het college sluit zich integraal aan bij:
- de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;
- het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten.
In de bemalingsstudie worden naast de zettingsberekeningen, debieten, fasen tenminste ook volgende aspecten beschreven en gemotiveerd:
- een beschrijving van de milderende ingrepen om het bemalingsdebiet zo laag mogelijk te houden (bv. berlinerwand, bentonietwand, secanspalen, …);
- grondwaterstanden voor en tijdens bemaling;
- invloedstraal van de bemaling (op plan);
- een risico-inschatting van het oppompen van verontreinigd grondwater ;
- een beschrijving van de mogelijkheden van de retourbemaling (of alternatieven 1. Lozen in oppervlakte water 2. Hemelwaterafvoer, …);
- indien geen retourbemaling mogelijk: grondige motivatie, een aanduiding van het lozingspunt, toelating van Aquafin bij lozing op riolering van > 10 m³/u.
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.