Terug
Gepubliceerd op 17/10/2022

2022_CBS_08300 - Omgevingsvergunning - OMV_2022038143. Narvikstraat 3. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 14/10/2022 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_08300 - Omgevingsvergunning - OMV_2022038143. Narvikstraat 3. District Antwerpen - Goedkeuring 2022_CBS_08300 - Omgevingsvergunning - OMV_2022038143. Narvikstraat 3. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022038143

Gegevens van de aanvrager:

NV Zuidnatie met als adres Antwerpsebaan 1 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV Zuidnatie (0404813266) met als adres Antwerpsebaan 1 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Narvikstraat 3 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 7 sectie G nrs. 1492H6, 1538/5A, 1569/3E, 1595/A, 1595/37A, 1595/60E, 1595/60F en 1595/67H

waarvan:

 

-          20220518-0081

afdeling 7 sectie G nrs. 1492H6, 1538/5A, 1569/3E, 1595/A, 1595/37A, 1595/60E en 1595/60F en 1595/67H (Zuidnatie-milieu)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Bouwen van een nieuw magazijn met burelen en aanleg verhardingen; Opslagmagazijnen: veranderingen

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis 

-     24/08/2018: vergunning (OMV_2018010481) voor de exploitatie en bouw van vier windturbines;

-     14/10/1999: vergunning (HV/1999/B/0077) voor het bouwen van nieuwe magazijnen en slopen van bestaande magazijnen; 

-     22/07/1999: vergunning (HV/1998/AN5/1998/B/0656) voor het bouwen van een nieuw magazijn voor bulkstockage; 

-     11/12/1996: vergunning (HV/1996/DROV/AN5/96/B/1212) voor het bouwen van een magazijn. 

 

Bestaande toestand

Het terrein wordt gekenmerkt door opslagplaatsen in open lucht en 16 opslagmagazijnen. Het wordt aan de oostzijde begrensd door de Vosseschijnstraat en aan de westzijde door het Albertdok. 


Inhoud van de aanvraag 

-     uitbreken van een verharding; 

-     verwijderen van een lichtmast; 

-     bouwen van een magazijn met bureel; 

-     gevelaanpassingen aan een bestaand magazijn; 

-     aanleggen van nieuwe verharding; 

-     plaatsen van een hoogspanningscabine.  

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 10 juli 1997 nam het college van burgemeester en schepenen akte van een melding klasse 3 voor de exploitatie van magazijnen door Zuidnatie. Op 16 mei 2008 verleende het college een milieuvergunning voor het veranderen van bestaande opslagmagazijnen voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2028.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft hoofdzakelijk een uitbreiding met de opslag van gevaarlijke stoffen, bijkomende toestellen en het lozen van huishoudelijk afvalwater. Met deze aanvraag wenst de exploitant de vergunde toestand te actualiseren naar de bestaande toestand.

 

Aangevraagde rubriek(en)
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

+3.575 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

9.740 liter

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

+1x 800 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

+24,30 kW

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+43,85 kW

17.1.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke aërosolen met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3.000 liter;

508,80 liter

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+1.856 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

16,53 ton

17.3.2.3.1°b)

opslagplaatsen voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 500 kg, wanneer (deels) gelegen in ander gebied dan industriegebied;

83,40 kg

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

3 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,53 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

13,20 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,49 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,42 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

4.123,30 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

328 kW

 

CLP-tabel

Zie bijlage.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

29 juli 2022

2 september 2022

Voorwaardelijk gunstig

Elia Asset nv/ Elia Contact Center Noord

29 juli 2022

29 juli 2022

Geen bezwaar

FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie

29 juli 2022

9 augustus 2022

Voorwaardelijk gunstig

Haven van Antwerpen - Brugge (Port of Antwerp - Bruges)/ terreinen

29 juli 2022

16 september 2022

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

1 augustus 2022

31 augustus 2022

Gunstig

Water-link

29 juli 2022

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

29 juli 2022

1 september 2022

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften: 

-     Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven;

-     Gebied voor waterweginfrastructuur voor het Albertdok;

-     overdruk Hoogspanningsleiding ten oosten van de aanvraag; 

-     overdruk Leidingstraat ten zuiden van de aanvraag. 

 

Parallel aan de oostzijde van de Vosseschijnstraat loopt de afbakeningslijn van het afgebakende zeehavengebied. Buiten deze lijn is het gewestplan Antwerpen van toepassing met bestemmingen Ambachtelijke bedrijven en kmo’s, Woongebieden met aanvullende voorschriften en Bestaande waterwegen en overdrukken Bestaande hoogspanningsleidingen en Bestaande afzonderlijk leidingen.

 

Binnen de straal van 500 meter is het RUP Contactzone Noorderlaan , definitief vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2020 met de bestemmingen zone voor gemengde functies (Ge1 en Ge2), zone voor Bedrijven (Be2) en zone voor publiek domein (Pu) tevens van toepassing.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding – wijziging (Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2015) van toepassing, met overdruk Werfzone.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag. Het hemelwater dat op het nieuwe magazijn valt, wordt opgevangen in een hemelwaterput met een inhoud van 10.000 liter en hergebruikt voor het sanitair in het bureelgebouw.

 

Tevens wordt er een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd op het aspect infiltratie. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.

De aanvrager motiveert de afwijking daar het terrein gelegen is aan de voorkaai van het Albertdok waardoor infiltratie weinig zinvol en praktisch haast niet uitvoerbaar is gezien de hoge grondwaterstand (bron: “Onderzoek over de toepassing van het hemelwaterbesluit in het Antwerps havengebied op de rechteroever, in het bijzonder de mogelijke rol van infiltratie in het tegengaan van de verzilting van het grondwater, IMDC 2012”). Daarnaast is volgens Geopunt Vlaanderen de bodem van de betreffende zone niet infiltratiegevoelig en is infiltratie niet aangewezen. De gevraagde afwijking kan worden toegestaan.
 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.

Het voorliggende project veroorzaakt geen toename aan verharde oppervlakte ten opzichte van de vergunde situatie. De bebouwde oppervlakte wordt voorzien op een zone die reeds verhard is. Er wordt een hemelwaterput voorzien en een afwijking wordt toegestaan op het aspect infiltratie (zie deel gewestelijke hemelwaterverordening). Er dient in alle redelijkheid geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.

In voorliggende aanvraag, die door een niet-publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m² (circa 6.000 m²), is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 13 maart 2022 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 21848. Het programma van maatregelen geeft het terrein vrij, er dient geen verder vervolgonderzoek uitgevoerd te worden.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

Op een industrieel terrein ten oosten van het Albertdok wordt tegen de zuidzijde van magazijn 6 een nieuw magazijn gebouwd voor de verwerking en opslag van coils. Het magazijn heeft een oppervlakte van circa 5.328 m² (144 meter x 37 meter) en een maximale hoogte van 13,7 meter. In de gevel van het bestaand magazijn worden nieuwe deuren en poorten voorzien als doorgang tussen het bestaande en het nieuwe magazijn. Over de volledige lengte van de oostgevel van het nieuwe magazijn wordt een luifel voorzien met een diepte van 10 meter. De vrije hoogte onder de luifel bedraagt 8 meter.

 

Aan de zuidzijde van het nieuwe magazijn wordt een bureelgebouw voorzien met een oppervlakte van circa 315 m² (42,5 meter x 7,5 meter). Dit gebouw heeft enkel een gelijkvloerse verdieping dat wordt ingericht met burelen, een refter, berging, sanitair en kleedkamers voor het personeel. De vrije hoogte van deze ruimtes bedraagt 2,6 meter. Dit bureelgebouw is noodzakelijk voor de ondersteuning van de bedrijfsactiviteiten en dient gezien te worden als een nevenfunctie van een groter geheel.

 

Ten zuiden van het magazijn wordt tevens een hoogspanningscabine geplaatst met een oppervlakte van circa 20 m² (3,2 meter x 6,2 meter). De hoogte van de cabine bedraagt 3 meter.

 

Om bovenstaande werken te kunnen uitvoeren, wordt eerst een bestaande klinkerverharding met een totale oppervlakte van circa 7.334 m² uitgebroken en een lichtmast verwijderd. Rondom het nieuwe magazijn wordt de wegenis opnieuw aangelegd met een nieuwe klinkerverharding. Deze verharding heeft een oppervlakte van circa 1.427 m².

 

De nieuwe gebouwen en constructies dragen bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is.

 

Schaal - ruimtegebruik – bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

Het magazijn wordt opgetrokken in staal waarbij de gevels worden afgewerkt met een betonnen plint met daarboven lichtgrijze sandwichpanelen. De sectionaalpoorten en metalen vluchtdeuren hebben een witte kleur. Het bureelgebouw wordt volledig bekleed met betonpanelen.

De hoogspanningscabine betreft een prefab betoncabine die afgewerkt wordt met lichtgrijze structuurverf.

 

De nieuwe gebouwen en constructies sluiten qua materiaal- en kleurgebruik aan op de bestaande magazijnen op het bedrijfsterrein. De gevelmaterialen zijn neutraal en dus aanvaardbaar in deze industriële omgeving.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De Haven van Antwerpen-Brugge werd om advies gevraagd als gebiedsbeheerder. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit. Hierin wordt volgend aspect opgenomen: 

-     In de directe nabijheid van de aanvraag bevindt zich een windturbine. De slagschaduwstudie opgesteld voor deze turbine toont aan dat het nieuwe bureelgebouw dat onderwerp uitmaakt van deze aanvraag wordt opgericht in een slagschaduwgevoelige zone. Het bureelgebouw moet dusdanig ontworpen zijn of uitgerust worden dat bijkomende hinderlijke effecten van slagschaduw ten aanzien van de referentiesituatie uit de slagschaduwstudie worden vermeden. Het is aangewezen dat de aanvrager van de vergunning de voorwaarde in het advies van het Havenbedrijf verder afstemt met de exploitant van de windturbine. Dit wordt als aandachtspunt in de vergunning worden opgenomen.

De overige voorwaarde betreft uitvoeringsmodaliteiten die te maken hebben met de omliggende infrastructuur. Deze voorwaarde kan integraal aan de vergunning gekoppeld worden.

 

Gelet op  de aard van de aanvraag heeft de vergunningverlenende overheid het advies ingewonnen van de Brandweerzone Antwerpen. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarden uit dit advies, met het oog op de brandveiligheid, kunnen integraal aan de vergunning worden gehecht.

 

Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van een hoogspanningsleiding werd het advies ingewonnen van de beheerder van deze leiding. Elia Asset nv heeft geen bezwaar.

 

Gezien de grondoppervlakte van de werken, werd advies gevraagd aan de ASTRID-veiligheidscommissie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig waarin als voorwaarde wordt opgenomen dat er in het nieuw magazijn en het bijhorende bureelgebouw ASTRID indoordekking dient aanwezig te zijn.

 

Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Water-link. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte. Tijdens de exploitatie van het magazijn zal er een lichte toename zijn van vrachtverkeer (10 tot 12 vrachten per dag). De exploitant dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat. Momenteel zijn er aanpassingswerken aan de gang aan het naburige kruispunt om de doorstroming naar de site te optimaliseren.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Zuidnatie baat aan het Albertdok een laad- en loskade met verschillende opslagmagazijnen uit. De vrachten van vrachtwagens en schepen worden ofwel tijdelijk op de voorkaai (voorkaai regime) ofwel voor langere tijd gestockeerd op het terrein of in de beschikbare loodsen. Op het terrein is ook een herstelwerkplaats voor voertuigen aanwezig. Men voorziet de bouw van een nieuw magazijn met kantoren en een sanitaire ruimte. Men wenst ook de vergunde toestand van de gehele exploitatie te actualiseren.

 

In functie van het nieuwe gebouw wordt er een bijkomende transformator van 800 kVA in een nieuwe hoogspanningscabine geplaatst.
De transformator is oliegekoeld en wordt voorzien van een inkuiping.

 

Er wordt tevens een airco van 14 kW voorzien, welke gebruik maakt van het koelmiddel R410a. Dit is een toegelaten koelmiddel.
De lijst met aanwezige airco’s, compressoren en koelinstallaties werd geactualiseerd waardoor het totaal elektrisch vermogen van rubriek 16.3.2 in totaal 49,35 kW zal bedragen.

 

Het debiet aan huishoudelijk afvalwater wordt van 625 m³/jaar vergund debiet uitgebreid tot 4.200 m³/jaar. Het is, naast de sanitaire installaties van de nieuwbouw, ook afkomstig van deze in andere burelen en magazijnen verspreid over de site. Al het huishoudelijk afvalwater wordt over 5 kleinschalige waterzuiveringen (IBA’s) via het interne rioleringsnetwerk geloosd in oppervlaktewater.

 

Met onderhavige aanvraag wenst men ook voor de reeds aanwezige stookinstallaties vergunning te bekomen: er zijn 6 stookinstallaties aanwezig voor de verwarming van de (eerder vergunde) werkplaats en de burelen van de garage. Het betreft toestellen met een individueel vermogen tussen 30 en 62 kW, het totale nominale thermisch ingangsvermogen bedraagt 328 kW. In het dossier wordt gesteld dat deze stookinstallaties goed onderhouden en periodiek gekeurd worden.

 

In de gasflessenopslagplaats aan de garage/werkplaats worden verschillende gassen opgeslagen, meer bepaald acetyleen, propaan, zuurstof en argon. De vergunde hoeveelheid van 1.000 liter wordt uitgebreid tot 2.856 liter in totaal.
De gasflessen zijn opgeslagen in een halfopen container conform de bepalingen van titel II van het VLAREM. Tussen de gassen van groep 1 en groep 3 onderling zal een afstand gevrijwaard blijven van 2,4 meter. Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van titel II van het VLAREM.

 

In magazijn 9 worden naast de 2 bestaande nog 2 bijkomende batterijladers geplaatst waardoor het vergunde vermogen met 24,30 kW verhoogt tot een totaal van 47,77 kW.

 

Door de omzetting conform de CLP-wetgeving wordt de vergunde opslag van de verschillende gevaarlijke stoffen onder andere indelingsrubrieken ingedeeld op basis van hun gevaareigenschappen. De reeds vergunde verdeelslang zal voortaan onder rubriek 6.5.1 vermeld worden en de opslag van 20.000 liter (16,53 ton) diesel onder rubriek 17.3.2.1.1.1.b. Het aanvraagdossier bevat een recent keuringsverslag van de ondergrondse dubbelwandige tank die voorzien werd van een groene kenplaat.

Voor de opslag van diverse oliën zijn er 3 vaste houders: 5.000 liter afvalolie, 2.500 liter smeerolie en 1.200 liter hydroliekolie. Het dossier bevat geen informatie over de aard van deze houders. Bij navraag bij de exploitant werd via het omgevingloket bijkomende informatie aangeleverd. Het gaat om dubbelwandige bovengrondse tanks die opgesteld zijn in een kelderverdieping. Er zijn momenteel geen recente of correcte keuringsverslagen beschikbaar. De exploitant geeft aan dat de keuringen gepland zijn en tegen het einde van 2022 uitgevoerd zouden zijn. 
Er wordt als bijzondere voorwaarde opgelegd om de keuringsattesten ten laatste 3 maanden na vergunningverlening te bezorgen.

 

De overige gevaarlijke stoffen betreffen:
- 508,80 liter aerosolen;
- 4.123,30 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen;
- 83,40 kg brandgevaarlijke vloeistoffen/vaste stoffen;
- 3 ton oxiderende vloeistoffen/vaste stoffen;
- 1,53 ton bijtende vloeistoffen/vaste stoffen;
- 13,20 ton giftige vloeistoffen;
- 2,49 ton schadelijke vloeistoffen;
- 0,42 ton vloeistoffen/vaste stoffen die op lange termijn gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
De opslag van gevaarlijke producten gebeurt volgens het aanvraagdossier op opvangbakken en de vaste houders worden onderworpen aan verplichte periodieke keuringen.

 

De overige vergunde inrichtingen en activiteiten blijven ongewijzigd.

 

In voorliggende aanvraag is een actualisatie van de in gebruik zijnde percelen opgenomen: het betreft 2 percelen die reeds langer in gebruik zijn door Zuidnatie maar nog niet eerder opgenomen waren in de vergunning van de ingedeelde inrichting of activiteit.

 

In het dossier wordt gesteld dat er maar maximaal 1% stijging in aantal vrachten per dag zal zijn en het netto bijkomend totaal per week ongeveer rond de 50 vrachten zal liggen.
De exploitant dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat. Momenteel zijn er aanpassingswerken aan de gang aan het naburige kruispunt om de doorstroming naar de site te optimaliseren.

 

In het dossier wordt ook gesteld dat alle activiteiten binnen de gebouwen gebeuren en dat er enkel mogelijke effecten op geluid kunnen zijn afkomstig van transporten, maar dat deze verwaarloosbaar zijn omwille van de ligging van het bedrijf in industriegebied en de reeds aanwezige industriële activiteit.
Gelet op de ligging van het bedrijf in industriegebied en de aard van de activiteiten wordt het risico op geluidshinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt.

 

Op 9 september 2022 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/JM/2022/H.00425.A3.0002). De voorgestelde brandweervoorwaarden worden opgelegd als bijzondere voorwaarden.

 

Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met als kenmerk AN2008/068/PV werd onderstaande bijzondere milieuvoorwaarde opgenomen:
Een opvanggoot dient voorzien ter hoogte van de stoominstallatie en de tankplaats voor eigen voertuigen, zodat daar eventuele verontreinigingen kunnen opgevangen en via een pijpleiding rechtstreeks afgevoerd worden naar het rioleringsnetwerk van KWS-houdende afvalwaters.
Deze voorwaarde kan behouden blijven.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. De voorwaarden uit het advies van de Haven van Antwerpen – Brugge dienen strikt nageleefd te worden, met uitzondering van voorwaarde 1 in verband met de windturbine.

2. De voorwaarde uit het advies van de ASTRID-veiligheidscommissie dient strikt nageleefd te worden.

3. De exploitant dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat. 


Geadviseerde brandweervoorwaarden

De voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

+3.575 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

9.740 liter

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

+1x 800 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

+24,30 kW

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+43,85 kW

17.1.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke aërosolen met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3.000 liter;

508,80 liter

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+1.856 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

16,53 ton

17.3.2.3.1°b)

opslagplaatsen voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 500 kg, wanneer (deels) gelegen in ander gebied dan industriegebied;

83,40 kg

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

3 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,53 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

13,20 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,49 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,42 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

4.123,30 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

328 kW

 

Gecoördineerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

1 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

4.200 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

9.740 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 250 kVA
1x 630 kVA
1x 800 kVA
1x 1.000 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

47,77 kW

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

220 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

49,35 kW

17.1.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke aërosolen met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3.000 liter;

508,80 liter

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.856 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

16,53 ton

17.3.2.3.1°b)

opslagplaatsen voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 500 kg, wanneer (deels) gelegen in ander gebied dan industriegebied;

83,40 kg

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

3 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,53 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

13,20 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,49 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,42 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

4.123,30 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

328 kW

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.


 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Een opvanggoot dient voorzien ter hoogte van de stoominstallatie en de tankplaats voor eigen voertuigen, zodat daar eventuele verontreinigingen kunnen opgevangen en via een pijpleiding rechtstreeks afgevoerd worden naar het rioleringsnetwerk van KWS-houdende afvalwaters.

2. De keuringsattesten van de opslagtanks voor 5.000 liter afvalolie, 2.500 liter smeerolie en 1.200 liter hydroliekolie dienen binnen de 3 maanden na vergunningverlening aan de milieudienst van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) bezorgd te worden met referentie van OMV_2022038143.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

3 juni 2022

Volledig en ontvankelijk

29 juli 2022

Start openbaar onderzoek

6 augustus 2022

Einde openbaar onderzoek

4 september 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

11 november 2022

Verslag GOA

6 oktober 2022

naam GOA

Bieke Geypens

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

6 augustus 2022

4 september 2022

0

0

0

0

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De voorwaarden uit het advies van de Haven van Antwerpen – Brugge dienen strikt nageleefd te worden, met uitzondering van voorwaarde 1 in verband met de windturbine.

2. De voorwaarde uit het advies van de ASTRID-veiligheidscommissie dient strikt nageleefd te worden.

3. De exploitant dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat. 


Brandweervoorwaarden

De voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. Een opvanggoot dient voorzien ter hoogte van de stoominstallatie en de tankplaats voor eigen voertuigen, zodat daar eventuele verontreinigingen kunnen opgevangen en via een pijpleiding rechtstreeks afgevoerd worden naar het rioleringsnetwerk van KWS-houdende afvalwaters.

2. De keuringsattesten van de opslagtanks voor 5.000 liter afvalolie, 2.500 liter smeerolie en 1.200 liter hydroliekolie dienen binnen de 3 maanden na vergunningverlening aan de milieudienst van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) bezorgd te worden met referentie van OMV_2022038143.

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

1 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

4.200 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

9.740 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 250 kVA
1x 630 kVA
1x 800 kVA
1x 1.000 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

47,77 kW

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

220 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

49,35 kW

17.1.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke aërosolen met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3.000 liter;

508,80 liter

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.856 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

16,53 ton

17.3.2.3.1°b)

opslagplaatsen voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 500 kg, wanneer (deels) gelegen in ander gebied dan industriegebied;

83,40 kg

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

3 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,53 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

13,20 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,49 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,42 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

4.123,30 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

328 kW

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.


 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

 

1. Een opvanggoot dient voorzien ter hoogte van de stoominstallatie en de tankplaats voor eigen voertuigen, zodat daar eventuele verontreinigingen kunnen opgevangen en via een pijpleiding rechtstreeks afgevoerd worden naar het rioleringsnetwerk van KWS-houdende afvalwaters.

2. De keuringsattesten van de opslagtanks voor 5.000 liter afvalolie, 2.500 liter smeerolie en 1.200 liter hydroliekolie dienen binnen de 3 maanden na vergunningverlening aan de milieudienst van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) bezorgd te worden met referentie van OMV_2022038143.

Artikel 4

De omgevingsvergunning wordt verleend voor:
- onbepaalde duur wat betreft de stedenbouwkundige handelingen;
- een termijn verstrijkend op 16 mei 2028 voor wat betreft de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.