Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2022082961 |
Gegevens van de aanvrager: | NV TEVECO met als adres De Waghemakerestraat 38 te 2060 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV TEVECO (0403745177) met als adres De Waghemakerestraat 38 te 2060 Antwerpen |
Ligging van het project: | Nieuwe Westweg 23 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 18 sectie C nr. 127C |
waarvan: |
|
- 20190125-0063 | afdeling 18 sectie C nr. 127C (Magazijn Scaldia-Volga) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | verplaatsen van een vergunde in- en uitrit; toevoegen wachtparking |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 17/11/1981: stedenbouwkundige vergunning (18/61648-15500/B/) voor een parking;
- 23/10/2020: omgevingsvergunning (OMV_2020087106) voor verandering exploitatie en renoveren en herorganiseren van de site Scaldia Volga.
Vergunde toestand
De bestaande toegang bevindt zich op circa 95 meter van de westelijke perceelsgrens. In de laatst vergunde toestand werd de toegang beperkt (circa 5 meter) meer naar het westen opgeschoven.
Bestaande toestand
Een industrieterrein gekenmerkt door parkeerplaatsen voor vrachtwagens en een zone voor de stockage van containers.
Inhoud van de aanvraag
- Wijzigen van de toegang tot de site;
- Aanpassen van draadafsluiting en plaatsen van verkeerseilanden en toegangscontrole.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 29 mei 2019 werd door het college een omgevingsvergunning verleend aan Katoennatie Bulk Terminals voor een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit voor de op- en overslag van kunststoffen, voor een termijn van onbepaalde duur. Op 23 oktober 2020 verleende het college een vergunning voor de omvorming van de site naar een containerterminal en stalplaats voor vrachtwagens met was- en werkplaats. Op 18 december 2020 nam het college akte van de overdracht van de vergunning aan Teveco.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft een verplaatsing en uitbreiding van de stalplaatsen voor vrachtwagens.
Aangevraagde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn. | +17 voertuigen |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Haven van Antwerpen - Brugge (Port of Antwerp - Bruges)/ terreinen | 2 augustus 2022 | 31 augustus 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 1 augustus 2022 | 31 augustus 2022 | Gunstig |
Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie | 1 augustus 2022 | 10 augustus 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Water-link | 2 augustus 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
|
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Bevrijdingsdok – Gebied voor waterweginfrastructuur. Ten noorden van de aanvraag geldt een overdruk met als aanduiding Bufferdijk – Stocatradijk. Buiten de afbakeningslijn zeehavengebied, op circa 300 meter ten noorden van de aanvraag, geldt het bestemmingsvoorschrift Natuurgebied met overdruk Grote Eenheid Natuur (GEN).
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de aanvraag. Het hemelwater dat op de nieuwe verharding valt, kan infiltreren in de naastliggende groene berm.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project veroorzaakt geen toename aan verharde oppervlakte. Er dient in alle redelijkheid geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Voorliggende aanvraag betreft een wijziging van een reeds verleende omgevingsvergunning (afgeleverd op 23 oktober 2020) voor het herinrichten van een industrieterrein waarbij een bestaand magazijn gerenoveerd en verbouwd wordt, het buitenterrein heringericht wordt als stalplaats voor vrachtwagens en containers en een tankstation en afspuitzone voorzien wordt. In deze vergunning werd tevens het beperkt verplaatsen van de toegang opgenomen.
De wijziging betreft de inplanting van de in- en uitrit. De vergunde toegang wordt opgeheven en verplaatst naar de noordwestelijke hoek van het terrein. De breedte van de toegang bedraagt 21 meter waarbij er links in en links uit gereden wordt. Advies werd gevraagd aan de verkeerspolitie van de stad Antwerpen. Zij merken op dat de voorgestelde indeling niet standaard is. Doorgaans rijdt men rechts in en rechts uit met het oog op de zichtbaarheid van aankomend verkeer. Deze opmerking werd voorgelegd aan de aanvrager maar deze gaf aan de voorgestelde indeling te willen behouden omdat deze opstelling de meest veilige verkeerscirculatie creëert op de site. Het voorstel van de verkeerspolitie om in dat geval de te volgen rijrichting visueel te ondersteunen wordt opgenomen als voorwaarde bij deze vergunning. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan de vraag van de Haven van Antwerpen-Brugge om duidelijke signalisatie aan te brengen.
Op het terrein wordt er een toegangscontrole ingericht met verkeerseilanden en badgelezers. Door de gewijzigde inplanting wijzigt ook de layout van de vrachtwagenparking maar het aantal parkeerplaatsen blijft hetzelfde.
De locatie van de bestaande toegang wordt ingezaaid en sluit zo aan op de bestaande groene berm langs weerszijden. De draadafsluiting zal tevens doorgetrokken worden.
De wijzigingen ten opzichte van de vergunde aanvraag staan in functie van de bedrijfsactiviteiten. De ruimtelijke impact is beperkt.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Advies werd gevraagd aan de Haven van Antwerpen-Brugge, als gebiedsbeheerder. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit. De voorwaarden hebben betrekking op de aan te leggen groenzone en het aanbrengen van signalisatie. Dit advies kan worden gehecht aan de vergunning.
Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Water-link. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte noch automobiliteit. De gewijzigde inplanting van de in- uitrit brengt geen vermindering van het aantal parkeerplaatsen met zich mee.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Teveco baat aan de Nieuwe Westweg een containerterminal met stalplaats voor vrachtwagen en was- en werkplaats uit. Met onderhavige aanvraag voorziet men een verplaatsing van enkele stalplaatsen voor vrachtwagens alsook een uitbreiding met stalplaatsen voor vrachtwagens.
Men is vergund voor het stallen van 178 bedrijfsvoertuigen. Ten gevolge van de beoogde wijziging van de in- en uitrit verschuiven een aantal stalplaatsen. Verder voorziet men een bijkomende wachtparking met 17 stalplaatsen waar chauffeurs enige tijd stil staan om hun administratie in orde te brengen.
Gelet op de aard van de voorliggende beperkte verandering wordt er geen bijkomend risico voor de mens of het milieu verwacht, bovendien wordt er geoordeeld dat de hinder niet significant vergroot ten opzichte van de vergunde situatie.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In de vergunning van 23 oktober 2020 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:
1. elke rioolkolk op het terrein wordt voorzien van een zeefmandje. De zeefmandjes worden wekelijks gecontroleerd en geledigd indien nodig. Er wordt een logboek bijgehouden van de wekelijkse controles;
2. de verbulkingsoperaties worden binnen uitgevoerd, met gesloten poorten. Na elke verbulkingsoperatie worden gemorste plastic granules onmiddellijk opgeveegd;
3. het bewijs van plaatsing van de IBA dient binnen de zes maanden na vergunningverlening aan de milieudienst van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) bezorgd te worden;
4. er moet, voor wat rubriek 48 betreft, voldaan worden aan hoofdstuk 4, bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen, van de Gemeentelijke Havenpolitieverordening;
5. er mogen geen containers gewassen worden op de site;
6. de exploitant moet melden wanneer de wasactiviteiten starten en moet gedurende het eerste jaar driemaandelijks een afvalwaterstaal laten analyseren op de pH en heffingsparameters. De analyseresultaten worden bezorgd aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, met vermelding van dossiernummer OMV2020087106);
7. de gebruikte detergenten moeten (inzake afbreekbaarheid) voldoen aan de Verordening van het Europees Parlement en de Raad (nr.648/2004) betreffende detergenten;
8. het dakoppervlak wordt aangesloten op een bijkomende hemelwaterput met een inhoud van minstens 20 m³. Het opgevangen hemelwater dient ingezet te worden als waswater;
9. het attest van verwijdering van de houder van 9.000 liter moet bezorgd worden aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, met vermelding van dossiernummer OMV2020087106).
Op 8 juli 2021 bezorgde de exploitant een bewijs van plaatsing van de IBA (voorwaarde 3). Men verklaarde dat de houder van 9.000 liter werd verplaatst naar een andere site, een geldig keuringsattest van de houder op die site werd bezorgd (voorwaarde 9.) Voorwaarden 3 en 9 kunnen bijgevolg geschrapt worden. De overige bijzondere milieuvoorwaarden dienen behouden te blijven.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de positionering van de in- en uitrit en de bijgevolg de te volgen rijrichting dient visueel ondersteund te worden om conflicten te voorkomen;
2. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de Haven van Antwerpen-Brugge.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn. | +17 voertuigen |
Gecoördineerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 18,00 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 3.000,00 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 11.500,00 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 9 verdeelslangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 800 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 195 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 8 schouwputten |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 20 voertuigen per dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 50,00 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 9.004,00 liter |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | 130,20 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | 3,40 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 3,40 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 liter |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 20,00 kW |
19.6.1°a) | opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; | 360,00 m³ |
19.6.1°d) | opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; | 5.400,00 m³ |
23.3.1°c) | opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; | 10.000,00 ton |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 135,00 kW |
29.5.5.1°a) | Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 500,00 liter |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 10.000,00 ton |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 450,00 kW |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. | 40.000,00 ton |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. elke rioolkolk op het terrein wordt voorzien van een zeefmandje. De zeefmandjes worden wekelijks gecontroleerd en geledigd indien nodig. Er wordt een logboek bijgehouden van de wekelijkse controles;
2. de verbulkingsoperaties worden binnen uitgevoerd, met gesloten poorten. Na elke verbulkingsoperatie worden gemorste plastic granules onmiddellijk opgeveegd;
3. er moet, voor wat rubriek 48 betreft, voldaan worden aan hoofdstuk 4, bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen, van de Gemeentelijke Havenpolitieverordening;
4. er mogen geen containers gewassen worden op de site;
5. de exploitant moet melden wanneer de wasactiviteiten starten en moet gedurende het eerste jaar driemaandelijks een afvalwaterstaal laten analyseren op de pH en heffingsparameters. De analyseresultaten worden bezorgd aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, met vermelding van dossiernummer OMV2020087106);
6. de gebruikte detergenten moeten (inzake afbreekbaarheid) voldoen aan de Verordening van het Europees Parlement en de Raad (nr.648/2004) betreffende detergenten;
7. het dakoppervlak wordt aangesloten op een bijkomende hemelwaterput met een inhoud van minstens 20 m³. Het opgevangen hemelwater dient ingezet te worden als waswater.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 5 juli 2022 |
Volledig en ontvankelijk | 1 augustus 2022 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 30 september 2022 |
Verslag GOA | 8 september 2022 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. de positionering van de in- en uitrit en de bijgevolg de te volgen rijrichting dient visueel ondersteund te worden om conflicten te voorkomen;
2. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de Haven van Antwerpen-Brugge.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. elke rioolkolk op het terrein wordt voorzien van een zeefmandje. De zeefmandjes worden wekelijks gecontroleerd en geledigd indien nodig. Er wordt een logboek bijgehouden van de wekelijkse controles;
2. de verbulkingsoperaties worden binnen uitgevoerd, met gesloten poorten. Na elke verbulkingsoperatie worden gemorste plastic granules onmiddellijk opgeveegd;
3. er moet, voor wat rubriek 48 betreft, voldaan worden aan hoofdstuk 4, bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen, van de Gemeentelijke Havenpolitieverordening;
4. er mogen geen containers gewassen worden op de site;
5. de exploitant moet melden wanneer de wasactiviteiten starten en moet gedurende het eerste jaar driemaandelijks een afvalwaterstaal laten analyseren op de pH en heffingsparameters. De analyseresultaten worden bezorgd aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, met vermelding van dossiernummer OMV2020087106);
6. de gebruikte detergenten moeten (inzake afbreekbaarheid) voldoen aan de Verordening van het Europees Parlement en de Raad (nr.648/2004) betreffende detergenten;
7. het dakoppervlak wordt aangesloten op een bijkomende hemelwaterput met een inhoud van minstens 20 m³. Het opgevangen hemelwater dient ingezet te worden als waswater.
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 18,00 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 3.000,00 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 11.500,00 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 9 verdeelslangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 800 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 195 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 8 schouwputten |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 20 voertuigen per dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 50,00 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 9.004,00 liter |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | 130,20 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | 3,40 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 3,40 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 liter |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 20,00 kW |
19.6.1°a) | opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; | 360,00 m³ |
19.6.1°d) | opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; | 5.400,00 m³ |
23.3.1°c) | opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; | 10.000,00 ton |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 135,00 kW |
29.5.5.1°a) | Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 500,00 liter |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 10.000,00 ton |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 450,00 kW |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. | 40.000,00 ton |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. | elke rioolkolk op het terrein wordt voorzien van een zeefmandje. De zeefmandjes worden wekelijks gecontroleerd en geledigd indien nodig. Er wordt een logboek bijgehouden van de wekelijkse controles; |
2. | de verbulkingsoperaties worden binnen uitgevoerd, met gesloten poorten. Na elke verbulkingsoperatie worden gemorste plastic granules onmiddellijk opgeveegd; |
3. | er moet, voor wat rubriek 48 betreft, voldaan worden aan hoofdstuk 4, bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen, van de Gemeentelijke Havenpolitieverordening; |
4. | er mogen geen containers gewassen worden op de site; |
5. | de exploitant moet melden wanneer de wasactiviteiten starten en moet gedurende het eerste jaar driemaandelijks een afvalwaterstaal laten analyseren op de pH en heffingsparameters. De analyseresultaten worden bezorgd aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, met vermelding van dossiernummer OMV2020087106); |
6. | de gebruikte detergenten moeten (inzake afbreekbaarheid) voldoen aan de Verordening van het Europees Parlement en de Raad (nr.648/2004) betreffende detergenten; |
7. | het dakoppervlak wordt aangesloten op een bijkomende hemelwaterput met een inhoud van minstens 20 m³. Het opgevangen hemelwater dient ingezet te worden als waswater. |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur.