Terug
Gepubliceerd op 16/11/2022

2022_CBS_08658 - Omgevingsvergunning - OMV_2022091724. Monnikenhofstraat 267. District Berendrecht - Zandvliet - Lillo - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
do 10/11/2022 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_08658 - Omgevingsvergunning - OMV_2022091724. Monnikenhofstraat 267. District Berendrecht - Zandvliet - Lillo - Goedkeuring 2022_CBS_08658 - Omgevingsvergunning - OMV_2022091724. Monnikenhofstraat 267. District Berendrecht - Zandvliet - Lillo - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022091724

Gegevens van de aanvrager:

de heer Filip Kenis met als adres Weverstraat 18 te 2990 Wuustwezel

Ligging van het project:

Monnikenhofstraat 267 te 2040 Berendrecht - Zandvliet - Lillo (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 19 sectie C nrs. 325F, 326D, 328B en 331F

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen

Voorwerp van de aanvraag:

herbestemmen van een landbouwgebouw naar een expositie- en vergaderruimte

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis 

-          29/04/2022: weigering (OMV_2021159244) voor het herbestemmen en inrichten van een hoevegebouw naar tentoonstellingsruimte en vergaderzaal;

-          29/03/2019: vastgesteld bouwkundig erfgoed:

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/10808;

-          27/03/2015: vergunning voor buurpand nummer 265 (3582#6792) voor het herbestemmen van een schuur tot vakantiewoning.

 

Vergunde toestand 

-          functie: landbouwgebouwen: landbouwbedrijfswoning en landbouwschuur gelegen in weilanden;

-          bouwvolume:

  • 1,5 bouwlaag met schuin dak;
  • rechthoekig vrijstaand volume van circa 37 m op 13 m;

-          gevelafwerking: roodbruine gevelsteen.

 

Huidige toestand 

-          functie: landbouwgebouwen: landbouwbedrijfswoning en landbouwschuur;

-          bouwvolume en gevelafwerking: conform vergunde toestand.

 

Gewenste toestand 

-          functie: tentoonstellings- en vergaderruimte met aanhorigheden in de schuur:

  • grote zaal van 239 m² op het gelijkvloers;
  • inkom met sanitair blok van 62 m²;
  • 2 cateringruimtes van 17 m² en 31 m², zitruimte van 19 m² en ontvangstruimte/vestiaire van 23 m² in het kopse gedeelte;
  • vergaderzaal van 94 m², sanitair voor het personeel en 2 bergingen in het zoldergedeelte;

-          bouwvolume: de oppervlakte publiek toegankelijke ruimte bedraagt 458 m², waarvan de gelijkvloerse zaal 336 m² bedraagt en de verdieping met vergaderruimte 122 m² bedraagt;

-          gevelafwerking:

  • de roodbruine gevelsteen blijft behouden;
  • 2 nieuwe steekbogige gevelopeningen met luiken aan weerszijden in voorgevel;
  • zowel wit als zwart geschilderd houten buitenschrijnwerk;
  • 2 vierkante raampjes in voorgevel gewijzigd naar kleine ronde;

-          inrichting:

  • 3 parkings met in totaal 72 parkeerplaatsen op de weilanden/graslanden langsheen de Monnikenhofstraat;
  • 1 doorgang met parking wordt aangelegd met waterdoorlatende klinkers, de overige 2 zijn grasparkings;
  • naast de parkeervelden wordt een niet-overdekte fietsenberging voor 20 fietsen voorzien;
  • in de noordwestelijke hoek van het perceel wordt een dierenweide voorzien.

 

Inhoud van de aanvraag 

-          wijzigen van de functie van landbouwschuur naar expositie-, catering- en vergaderruimte; 

-          wijzigen van de voorgevel;

-          inrichten van 3 bezoekersparkings met toegangsweg;

-          aanleggen van een fietsenberging;

-          aanleggen van verhardingen.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap Wegen en Verkeer/ AWV - District Antwerpen Vergunningen

2 augustus 2022

14 september 2022

Voorwaardelijk gunstig

AQUAFIN NV

2 augustus 2022

30 augustus 2022

Voorwaardelijk gunstig

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

2 augustus 2022

7 september 2022

Voorwaardelijk gunstig

Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur)/ Dept. Landbouw en Visserij, buitendienst Antwerpen

2 augustus 2022

21 september 2022

Ongunstig

Water-link

2 augustus 2022

30 augustus 2022

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

2 augustus 2022

12 augustus 2022

Ondernemen en Stadsmarketing/ Visit Antwerpen

2 augustus 2022

12 augustus 2022

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

2 augustus 2022

18 augustus 2022

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Milieu

2 augustus 2022

29 augustus 2022

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

2 augustus 2022

28 september 2022

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor dagrecreatie. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie, (Artikel 16 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in agrarisch gebied. De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

(Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is niet in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan. Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in herbevestigd agrarisch gebied. De aanvraag voor een tentoonstellings-, catering- en vergaderruimte met bijhorende parking heeft geen betrekking op professionele agrarische of para-agrarische activiteiten, en is derhalve in strijd met het herbevestigd agrarisch gebied, alwaar de hoofdfunctie landbouw is.

 

Voor het omvormen van een voormalige landbouwbedrijfswoning en landbouwschuur naar een zonevreemde tentoonstellings-, catering- en vergaderruimte moet nagegaan worden of deze zonevreemde functiewijziging voorkomt op de door de Vlaamse Regering vastgestelde lijst met toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen in toepassing van artikel 4.4.23 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 28/11/2003 bepaalt dat de zonevreemde functiewijziging kan overwogen worden indien voldaan aan de volgende voorwaarden:

-          het gebouw is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed;

-          de nieuwe functie laat de erfgoedwaarde ongeschonden of verhoogt ze;

-          de voortzetting van de vroegere functie blijkt niet haalbaar of garandeert de duurzame leefbaarheid van het gebouw niet.

In principe voldoet de aanvraag aan deze voorwaarden:

-          het gebouw is opgenomen op de inventaris van het bouwkundig erfgoed als ‘erfgoedobject’ ID 10808 en als ‘aanduiding object’ ID 102618. Het is duidelijk dat de historische waarde van de Monnikenhoeve als hoog mag worden ingeschat. De hoevesite vormt namelijk de laatste, zij het indirecte, materiële getuige van het verdwenen Monnikenhof, het Berendrechtse buitengoed van de Antwerpse Sint-Michielsabdij;

-          de erfgoedkundige waarde van de hoeve wordt vooral bepaald door de bijzonder goede bewaringstoestand van het 19de-eeuwse volume en dient ook na de werken bewaard te blijven. Er mogen geen structurele werken worden verricht. Vanuit oogpunt monumentenzorg is er principieel geen bezwaar tegen de vooropgestelde herbestemming mits een aantal voorwaarden worden nageleefd;

-          de voortzetting van de vroegere landbouwfunctie blijkt sinds het overlijden in 2013 niet meer aan de orde.

 

Echter houden de werken het inrichten en aanleggen van een nieuwe bijhorende parking voor 72 wagens in. De zonevreemde regelgeving is conform artikel 4.4.10 ev. van de VCRO enkel van toepassing voor bestaande, niet-verkrotte, hoofdzakelijk vergunde gebouwen en constructies.

-          Tot 2016 is het omgeven weiland nog aangegeven als landbouwgrond in gebruik als grasland. Artikel 4.4.19 §2 voor aanpassingswerken aan bestaande zonevreemde constructies, kan dan ook niet toegepast worden.

-          Er zijn nooit parkings/verhardingen/constructies vergund. De aanleg van nieuwe zonevreemde parkings/constructies/verhardingen op deze weilanden kunnen dan ook niet toegestaan worden. 

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

 

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)


De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.

 

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)


De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend punt:

 

  • Artikel 20: Trappen: §1. Er wordt een nieuwe trap naar de nieuwe verdieping geplaatst. Over de volledige lengte van de trappen en ter hoogte van eventuele tussenbordessen moet na afwerking van de eventuele wanden en tussen de leuningen een breedte van minstens 100 cm zijn. Hier is die minder dan 0,90 m.

 

Algemene bouwverordeningen

 

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)


De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

 

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)


De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend punt:

 

  • artikel 29: de fietsenstalling moet overdekt zijn.

 

Sectorale regelgeving

 

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.


Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
 

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.


Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)


De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

 

-          Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))


Artikel 4.3.8 is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

 

Op zich komt met toepassing van artikel 4.4.23 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening de herbestemming binnen de bestaande, niet-verkrotte hoofdzakelijke vergunde landbouwschuur en landbouwwoning voor op de lijst met de toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen (artikel 10 van het functiewijzigingsbesluit).

Echter, voor de nieuwe parkings/constructies/verhardingen voor auto’s en fietsen, kan op basis van de zonevreemde regelgeving geen vergunning verleend worden.

 

Als dergelijk groot aantal parkeerplaatsen (72 auto’s en een 20-tal fietsen) en de bijhorende verhardingen nodig zijn om de nieuwe functie van de site mogelijk te maken, komt de landbouwbestemming in het gedrang en is dit niet meer in overeenstemming met artikel 10 van het functiewijzigingsbesluit.

Uit wat hieronder wordt geoordeeld, blijkt de voorgestelde zonevreemde functiewijziging dan ook niet haalbaar.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

 

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 72 parkeerplaatsen.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de functiewijziging naar een tentoonstellingsruimte en vergaderzaal.

Vanuit de stedelijke dienst Mobiliteit werd aangegeven dat voor de ingeschatte 200 bezoekers, een werkelijke parkeerbehoefte van 72 parkeerplaatsen noodzakelijk is. Dit werd bepaald op basis van een autobezettingsgraad van 2,5.

 

De plannen voorzien in 72 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Er worden 3 parkeervelden van respectievelijk 27, 30 en 15 parkeerplaatsen voorzien. 6 parkeerplaatsen worden voor mindervaliden aangelegd.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

 

Het aantal parkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte kan omwille van de zonevreemde wetgeving (art. 4.4.10 ev. VCRO) niet worden gerealiseerd op het eigen terrein in herbevestigd agrarisch gebied.

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 72.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 72 – 0 = 72.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

 

Fietsenstalling

 

Naast de parkeervelden wordt een niet-overdekte fietsenstalling voor een 20-tal fietsen voorzien.

 

Tevens wordt vastgesteld dat de voorziene fietsenstalling niet overdekt is, wat strijdig is met artikel 29 van de bouwcode. In de beschrijvende nota wordt gesteld dat, net zoals bij de autoparking het mogelijk is dat deze fietsenparking soms niet voldoende is. Er wordt in de beschrijvende nota tevens aangehaald dat dit probleem zich maar sporadisch zal stellen waardoor het niet zinvol is om daarvoor op deze plek een constructie te bouwen.

Dit sporadische gebruik is onvoldoende aangetoond, waardoor er geen gegronde reden is om af te wijken van voornoemd artikel 29 van de bouwcode.

Aangezien het overdekken van de fietsenstalling het toevoegen van een ontoelaatbaar zonevreemd volume betekent, kan dit niet als voorwaarde bij een vergunning worden opgenomen.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

 

Naast de werken binnen het bestaande vergunde volume van de voormalige landbouwbedrijfsgebouwen, voorziet de aanvraag ook in de aanleg van (waterdoorlatende) verhardingen voor het gebruik van parkings voor auto’s en fietsen.

 

De ruimtelijke impact van de nieuwe parkings/verhardingen/constructies op het landschap is echter groot en komt daarom niet in aanmerking voor de toepassing van de zonevreemde regelgeving. In het ongunstige advies van het Departement Landbouw en Visserij wordt met betrekking tot de verhardingen en nieuwe constructies het volgende gesteld:

 

“Het uit gebruik nemen van landbouwgrond én de aanleg van dergelijke verhardingen staan haaks op de doelstellingen voor de open ruimte zoals geformuleerd in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen die eerder gericht zijn op een ontharding van het buitengebied en het beperken van het ruimtebeslag door zonevreemde functies.

Vanuit landbouwkundig standpunt kan dan ook niet worden aanvaard dat dit weiland wordt ingericht als parking, noch in een gedeelte klinkerverharding, noch in een gedeelte ‘gras’parking. Het Departement Landbouw en Visserij verstrekt hiervoor een strikt ongunstig advies.”

 

Er bestaan dus geen wettelijke gronden om de parkings/verhardingen/constructies binnen deze bestemmingszone toe te staan. Het niet kunnen voorzien van voldoende parkeerplekken voor auto’s en fietsen heeft evenwel een grote invloed op de ruimtelijke haalbaarheid van de nieuwe functies van de bestaande gebouwen.

 

Artikel 30 van de bouwcode stelt immers een parkeernorm afhankelijk van de functie en het programma van de aanvraag vast. Uit het advies van de stedelijke dienst Mobiliteit blijkt dat de parkeernorm voor de voorgestelde functie wordt vastgelegd op 72 autoparkeerplaatsen. Daarnaast wordt een fietsenstalling voor 20 fietsen opgericht. Het weglaten van alle voor de gevraagde functie nodige parkeerplaatsen en het volledig compenseren ervan kan niet overwogen worden. De parkeerlast zou op deze manier volledig afgewenteld worden op het openbaar domein, wat naar overlast toe onaanvaardbaar is.

 

Het ontbreken van voldoende parkeergelegenheid hypothekeert daarmee de nieuwe functie en maakt dat de draagkracht van het perceel en de omgeving wordt overschreden.

 

Verder moet verwezen worden naar de ‘Structuurschets Berendrecht-Zandvliet – deel 1’ waarin er uitdrukkelijk voor gekozen is om het landelijk karakter van het polderdistrict te behouden. Het creëren van nieuwe kansen voor de landbouw is daarin een bijzonder aandachtspunt.

 

Ook in de Start- en Procesnota van het in opmaak zijnde ‘Ruimtelijk Uitvoeringsplan Dorpsversterking Berendrecht-Zandvliet’ dat de principes van deze structuurschets wil vastleggen in de ruimtelijke planning, is het één van de ambities om de versnippering van het agrarisch landschap tegen te gaan. Het omvormen van de zone voor landbouw naar een parking staat haaks op de intenties van dit in opmaak zijnde RUP wat het gebruik van een herbevestigde landbouwzone als parking eens te meer onmogelijk maakt.

 

Visueel-vormelijke elementen

 

De verbouwingen aan de schuur zijn behoudens enkele gevelopeningen intern en hebben geen effect op het uitzicht en de uitstraling van de schuur.

 

Cultuurhistorische aspecten

 

De aanvraag heeft betrekking op een pand dat is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld bij besluit van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. Bourgeois van 29 maart 2019. De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed zorgt ervoor dat er een éénduidige en overzichtelijke lijst van het gebouwd patrimonium in Vlaanderen bepaald is. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten.

 

Artikel 5 §1 van de stedenbouwkundige verordening – bouwcode dd. 25 oktober 2014 zegt dat voor gebouwen opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed en gebouwen gelegen in CHE-gebied de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw of constructie onderworpen wordt aan de wenselijkheid van het behoud. Het behoud van de elementen met culturele, historische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur.

 

Conform artikel 5 §2 van de stedenbouwkundige verordening – bouwcode dd. 25 oktober 2014 moet de beschrijvende nota van de bouwaanvraag voldoende informatie bevatten over het cultuurhistorisch profiel van de aanwezige elementen zodat vergunningverlenende overheid deze kan afwegen. Afhankelijk van de aard en omvang van de geplande werken kan er een CHE-rapport gevraagd worden met een meer uitgebreide bouwhistorische en beschrijvende studie van het gebouw. Aan de aanvraag werd een uitgebreid CHE-rapport toegevoegd, opgemaakt door Koen Van Overvelt (2019).

 

Het advies van de stedelijke dienst Monumentenzorg is voor de omvorming zelf voorwaardelijk gunstig en luidt als volgt:

 

“Het is duidelijk dat de historische waarde van de Monnikenhoeve als hoog mag worden ingeschat. De hoevesite vormt namelijk de laatste, zij het indirecte, materiële getuige van het verdwenen Monnikenhof, het Berendrechtse buitengoed van de Antwerpse Sint-Michielsabdij.

De erfgoedkundige waarde van de hoeve wordt vooral bepaald door de bijzonder goede bewaringstoestand van het 19de-eeuwse volume. Deze constructie kan worden omschreven als een representatief voorbeeld van een ruime, meerbeukige Kempische langgestrekte hoeve uit 1849 met een woon- en stalgedeelte die door een gelijke nokhoogte een geïntegreerde indruk maken. De intrinsieke architecturale en esthetische kwaliteiten van het gebouw sluiten enerzijds aan bij vergelijkbare 19de eeuwse voorbeelden, maar springen

niettemin in het oog door de relatief grote afmetingen van het stalgedeelte en de homogeniteit van het geheel. Ook is het duidelijk dat de langgevelhoeve na de uitbreiding van het woongedeelte in 1925 geen diepgaande transformaties heeft gekend, wat uiteraard een gunstige invloed had op de bewaringstoestand van de authentieke constructie.

De aangevraagde werken werden voorafgaand aan de aanvraag voorbesproken met de stedelijke dienst Monumentenzorg tijdens een bezoek ter plaatse. Zoals ook toen aangegeven is er vanuit oogpunt monumentenzorg geen principieel bezwaar tegen de vooropgestelde herbestemming.

 

De aanpassingen aan de gevels worden uitgevoerd op basis van de waardenstellingen en het renovatieadvies uit het CHE-rapport en kunnen ook gunstig worden geadviseerd. De plannen en bijgevoegde nota’s geven weinig duidelijkheid over welk schrijnwerk wordt bewaard en wat wordt vernieuwd. De tekeningen tonen wel een behoud van het oorspronkelijk uitzicht van het schrijnwerk, wat zeker wordt gewaardeerd. De ramen zijn zichtbaar aan vernieuwing toe. Met het oog op een historisch correcte uitvoering, wordt gevraagd om de detailtekeningen van de ramen en deuren naar 19de-eeuws model, voorafgaand aan de bestelling, ter advies en goedkeuring voor te leggen aan de stedelijke dienst Monumentenzorg. In de gevelopeningen van segmentbogige stalpoorten wordt nieuw beglaasd schrijnwerk voorzien met behoud van houten poorten (oud of nieuw?). Uitgaande van de wenselijkheid van maximaal behoud van oorspronkelijk materiaal en gezien de redelijke staat waarin deze poorten bewaard bleven, wordt als voorwaarde opgelegd om de bestaande stalpoorten in situ te behouden, mits plaatselijk herstel waar nodig.

Ook met betrekking tot de ingrepen in het interieur wordt weinig of geen informatie verstrekt. De plannen en snedes tonen geen wijzigingen aan de vloer- en draagstructuren van het gebouw, de kamerindeling, net als de schouwmantels, binnendeuren, houten balkroosters en spantconstructies blijken ongewijzigd te blijven ten opzichte van de bestaande toestand. In de beschrijvende nota wordt verwezen naar de richtlijnen van renovatie zoals opgenomen in het CHE-rapport. Gelet op het bovenstaande wordt dan ook uitgegaan van een integraal behoud en zorgvuldige restauratie (waar nodig) van de volgende onderdelen:

-          woning: de vroegere voorkamer aan de zuidwestzijde, in het bijzonder de interieurafwerking met een deels bewaarde gemarmerde imitatielambrisering en de neoclassicistisch getinte houten schoorsteenmantel aan de westelijke scheimuur. Verder wordt hierbij ook begrepen de vloerbedekking van rode plavuizen en de profilering van het goed bewaarde binnenschrijnwerk (datering XIXb);

-          woning: de enkelvoudige balklaag in alle vertrekken op de begane grond (datering XIXb);

-          woning – zolder: de spantconstructie met ondersteunende standvinken en hanebalken (datering XIXb);

-          stal: de houten gebinte- en spantstructuur (datering XVIIIb en XIXb).

De aanvraag maakt geen melding van eventuele technische installaties die gepaard gaan met de uitbating van de feestzaal en de inrichting van de lokalen voor catering/keuken(?). Als voorwaarde wordt opgelegd dat alle technische installaties in functie van onder meer klimaatbeheersing, verwarming, dampkappen, en dergelijke inpandig worden opgelost en geenszins een storende impact mogen hebben op de erfgoedwaarde en beeldkwaliteit van het historische volume.

Daar waar de intentie tot revalidatie van het gebouw op zich, hoog is en het ontwerp wordt gebaseerd op de vaststellingen uit de cultuurhistorische nota, ontbreekt een onderbouwde motivatie met betrekking tot de verdere inrichting van het perceel, meer bepaald de aanleg van nieuwe toegangswegen, de ligging van de fietsenstalling en parking en de invulling van het erf tussen woonstalhuis en schuur. Zoals opgenomen in het CHE-rapport kan aan de hand van proefsleuven worden nagegaan of er onder het maaiveld materiële sporen bewaard bleven van enkele nu verdwenen bijgebouwen of landschappelijke elementen op het erf. Onder meer kan hierbij worden gedacht aan de verdwenen bakoven, waarvan de locatie vrij nauwkeurig kan worden vastgesteld en de gedempte 18de-eeuwse vijver.

Deze informatie zou bij de vooropgestelde herbestemming van deze site kunnen bijdragen aan een visualisering van de bouwhistorische ontwikkeling en een onderbouwing van de geplande ingrepen.”

 

De voorwaarden uit dit advies dienen vanuit erfgoedoogpunt bij een eventuele vergunning te worden opgelegd.

 

Hinderaspecten – gebruiksgenot – gezondheid – veiligheid in het algemeen

 

Voorliggende aanvraag wijkt af op artikel 20, §1 van de gewestelijke verordening inzake toegankelijkheid. Er wordt een nieuwe trap naar de nieuwe verdieping geplaatst. Over de volledige lengte van de trappen en ter hoogte van eventuele tussenbordessen moet na afwerking tussen de wanden en leuningen een breedte van minstens 100 cm zijn. Hier is die minder dan 0,90 m.

 

Bodemreliëf

 

Het bodemreliëf wordt niet gewijzigd.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen 

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, omwille van onverenigbaarheden met de stedenbouwkundige voorschriften en een goede ruimtelijke ordening.


Standpunt college

De gemeentelijke omgevingsambtenaar adviseert, onder meer op basis van een ongunstig advies van het departement Landbouw en Visserij, voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag te weigeren. De aanvraag betreft voornamelijk het wijzigen van de functie van landbouwschuur naar expositie-, catering- en vergaderruimte en het aanleggen van drie bezoekersparkings ten behoeve van deze nieuwe functie. Tegen het omvormen van de functie van de huidige schuur wordt noch door het departement, noch door de omgevingsambtenaar bezwaar geuit. Er wordt evenwel vastgesteld dat de bijhorende parking een te grote ruimtelijke impact heeft op het agrarisch gebied en in strijd is met de bepalingen van het gewestplan, waardoor geadviseerd wordt de aanvraag te weigeren.

De Monnikenhoeve is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed. De aanvraag werd voorafgaand aan het indienen van de vergunningsaanvraag en opnieuw tijdens de vergunningsprocedure geadviseerd door de stedelijke dienst Monumentenzorg, waarbij aangegeven wordt dat de historische waarde van de Monnikenhoeve als hoog mag worden ingeschat: “De hoevesite vormt namelijk de laatste, zij het indirecte, materiële getuige van het verdwenen Monnikenhof, het Berendrechtse buitengoed van de Antwerpse Sint-Michielsabdij. De erfgoedkundige waarde van de hoeve wordt vooral bepaald door de bijzonder goede bewaringstoestand van het 19de-eeuwse volume.” De dienst Monumentenzorg verklaart zich akkoord met de herbestemming van de landbouwschuur, zoals voorgesteld in voorliggende aanvraag.

Artikel 4.4.6. van de VCRO laat – indien nodig – afwijkingen op stedenbouwkundige voorschriften toe voor handelingen aan of in de omgeving van erfgoed. Hoewel dit artikel betrekking heeft op krachtens decreet definitief of voorlopig beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten, cultuurhistorische landschappen of archeologische sites en dus niet van toepassing is op voorliggende aanvraag, past de aanvraag wel in de geest van dat artikel. Zo stelt artikel 4.4.6. als voorwaarde dat de handelingen betrekking hebben op (o.m.) de ontsluiting, parkeergelegenheid en verhardingen én dat deze handelingen kaderen in het bevorderen van het functioneren van de te vergunnen activiteit of de valorisatie van het erfgoed.

De aanvaardbaarheid van de nieuwe, gewenste functie voor de landbouwschuur wordt niet betwist. Het college is daarenboven van mening dat deze nieuwe functie een meerwaarde kan betekenen voor het aanwezige erfgoed met het oog op de instandhouding én het publiek breder toegankelijk maken. De aanvraag beoogt met de nieuwe functie immers volgende invulling: “De eigenaar die het gebouw ook gaat uitbaten zal de zaal verhuren aan derden die hier een variëteit aan evenementen kunnen organiseren zoals vergaderen, product voorstellingen, tentoonstellingen of een filmavond voor amateurfilmers.” Dergelijke evenementen geven aan een breder publiek de mogelijkheid het erfgoed te bezoeken, hetgeen ook voor een sterkere relatie kan zorgen tussen de erfgoedsite en haar omgeving.

Uit het advies van de stedelijke dienst mobiliteit blijkt dat voor het goed functioneren van de nieuwe functie echter ook parkeergelegenheid voorzien moet worden: “Vanuit de dienst mobiliteit werd in voorbespreking reeds aangegeven dat voor de ingeschatte 200 bezoekers, een werkelijke parkeerbehoefte van 72 parkeerplaatsen noodzakelijk is. Dit werd bepaald op basis van een autobezettingsgraad van 2.5.”

De dienst mobiliteit vraagt bijkomend om voor eenduidigheid de gehele parking aan te leggen in waterdoorlatende materialen. Echter moet op basis van het advies van het Departement Landbouw vastgesteld worden dat het voorzien van verhardingen niet mogelijk is. Het Departement verleent inzake het onderdeel verhardingen een strikt ongunstig advies. Het college is echter van oordeel dat mits het opleggen van voorwaarden de ruimtelijke impact van de parkeergelegenheid tot een aanvaardbaar niveau kan worden herleid en dat deze parkeergelegenheid evenmin de agrarische bestemming van het weiland zou hypothekeren:

  • De parkeergelegenheid moet enkel dienen op momenten dat er een evenement plaatsvindt. Aangezien een evenement per definitie tijdelijk is en er vermoedelijk ook een tijdsspanne zit tussen het ene en het andere evenement, kent ook de parkeergelegenheid een occasioneel en in de tijd beperkt gebruik.
  • Niet voor elk evenement zal de totale capaciteit van 72 plaatsen noodzakelijk zijn. Voor kleinere evenementen kan een beperkter deel van het terrein ingericht worden als tijdelijke parkeergelegenheid.
  • Verharding lijkt voornamelijk aangewezen voor de zes parkeerplaatsen voor mindervaliden. Deze parkeerplaatsen kunnen beter voorzien worden in de omgeving van het erf en de bestaande parking voor de vakantiewoningen.
  • In voorwaarden zal opgelegd worden geen verharding aan te leggen in het weiland aan de Monnikenhofstraat. Parkeergelegenheid in functie van een evenement kan hier ingericht worden op het gras. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van verwijderbare rijplaten of –matten, indien de weersomstandigheden dit zouden vereisen. Wanneer er geen evenement plaatsvindt of een ruimere tijdsspanne valt tussen het ene of het andere evenement, kunnen dergelijke platen of matten opgeborgen worden. Enkel een toegangspad tot de fietsenstalling kan hier worden aangelegd. Voor het gebruik in dubbele richting is een breedte van 2 meter voldoende. De meest geschikte locatie lijkt ter hoogte van de scheiding tussen het weiland en de dierenweide, waardoor dit toegangspad ter hoogte van de tunnel aansluiting vindt op de Monnikenhofstraat.

Op die wijze kan het weiland een multifunctioneel gebruik kennen, waarbij kan voorzien worden in de noodzakelijke parkeerbehoefte zonder de mogelijkheid tot het agrarisch gebruik van het weiland (volledig) te hypothekeren.

Om het aangevraagde voor vergunning vatbaar te maken dienen er een aantal voorwaarden opgelegd te worden, o.m. met betrekking tot de verordening toegankelijkheid en het advies van de stedelijke dienst monumentenzorg. Wat betreft het overdekken van de fietsenstalling is het college van mening dat een afwijking op de bouwcode wel degelijk aanvaard kan worden. Het sporadisch gebruik ervan vloeit voort uit het gegeven dat de stalling gebruikt wordt in het kader van evenementen, die per definitie tijdelijk van aard zijn.

De stedelijke dienst Ondernemen en Stadsmarketing wijst er in haar advies op dat een horecavergunning vereist kan zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de exploitant om te beschikken over alle vereiste vergunningen en deze indien nodig aan te vragen.

De stedelijke dienst vergunningen, afdeling milieu, wijst er op dat milieutechnisch de inrichting meldingsplichtig is onder de Vlarem-II-rubriek 32.2.2. Voorliggende aanvraag bevat daaromtrent geen gegevens. Evenwel maakt de afdeling milieu geen bezwaar tegen de gevraagde functiewijziging. De exploitant dient zich met het nodige in regel te stellen.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

6 juli 2022

Volledig en ontvankelijk

2 augustus 2022

Start openbaar onderzoek

12 augustus 2022

Einde openbaar onderzoek

10 september 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

15 november 2022

Verslag GOA

14 oktober 2022

naam GOA

Katrine Leemans

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

12 augustus 2022

10 september 2022

0

0

0

1

 

Bespreking van de bezwaren


Er werd in de loop van het openbare onderzoek 1 bezwaarschrift ingediend handelend over volgende zaken:


1. Omzetten van agrarisch gebied naar parking

Het gaat hier over een voor het publiek toegankelijkheid gebouw waarbij rekening moet worden gehouden met de toegankelijkheid en met mobiliteitsaspecten, waaronder het voorzien van voldoende parkeerplaatsen voor auto’s. In het voorliggende plan worden in de omgeving van het hoevegebouw 4 parkeerzones voorzien van telkens 30 parkeerplaatsen In totaal 120 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen liggen allen in herbevestigd agrarisch gebied. Bezwaarindiener meent dat de herbestemming van de hoevegebouwen beperkt moet worden tot het perceel met de betrokken hoevegebouwen en dat dit geen impact mag hebben op de bestemming en het gebruik van de aansluitende percelen in agrarisch gebied. Bezwaarindiener verklaart tevens dat de betrokken percelen waarop de parkeerplaatsen worden voorzien recent nog in landbouwgebruik waren en zij deel uitmaken van een groter geheel met een agrarisch gebruik zoals zichtbaar op een luchtfoto van 24/9/2017. Verder verwijst bezwaarindiener naar de ‘Structuurschets Berendrecht Zandvliet – deel 1’ waarin er uitdrukkelijk voor gekozen is om het landelijk karakter van het polderdistrict te behouden. Het creëren van nieuwe kansen voor de landbouw is daarin een bijzonder aandachtspunt. De landbouwfunctie in de omgeving van de Monnikenhofhoeve wordt in deze schets behouden en versterkt. Ook in de Start- en Procesnota voor het op te maken RUP Dorpsversterking Berendrecht Zandvliet (2020) – dat de principes van deze structuurschets wil vastleggen in de ruimtelijke planning – is het één van de ambities om de versnippering van het agrarisch landschap tegen te gaan. In het kader van dit RUP worden alle hoeves en kasteeldomeinen in beeld gebracht die geheel of gedeeltelijk in woongebied zijn gelegen en die zich lenen voor nieuwe invullingen waaronder sociale, commerciële of publieke functies. Bezwaarindiener meent dat de voorgestelde herbestemming van de Monnikenhofhoeve naar een evenementenzaal een niet wenselijke voorafname is op dit RUP. Temeer omdat voor het realiseren van de gevraagde herbestemming aanpalende landbouwpercelen blijvend moeten worden omgezet naar een niet agrarische functie. De gevraagde herbestemming staat volgens bezwaarindiener haaks op de structuurschets en op de intenties van het RUP Dorpsversterking om de landbouwfunctie in de open ruimte naast en tussen de dorpskernen Berendrecht en Zandvliet te behouden.

Beoordeling:

De argumentatie van bezwaarindiener valt effectief terug op de inhoud van zowel de ‘Structuurschets Berendrecht Zandvliet’ als het in opmaak zijnde 'RUP Dorpsversterking'.

Het bezwaar is gegrond.


2. Complex project oostelijke verbinding

In het kader van het Complex project Oostelijke verbinding wordt eerstdaags een Alternatievenonderzoeksnota voorgelegd voor publieke consultatie om tot een geïntegreerde gebiedsvisie te komen voor de Antwerpse noordrand rond de onderzoeksthema’s leefkwaliteit, duurzame mobiliteit en klimaatrobuuste regio. In het kader van dit complex project is het mogelijk dat de A12 wordt verbreed met één of meer rijstroken en/of dat ten westen van de A12 – ter hoogte van de wijk Viswater in Berendrecht – een geluidswerende bufferberm wordt voorzien zoals die ook is gepland voor de zone naast de A12 ter hoogte van de Opstalvallei. Bezwaarindiener meent dat de aan de functiewijziging gekoppelde parkeerplaatsen niet kunnen aangelegd worden op de percelen die in de voorbehouden zone van de A12 liggen. Indien deze zone wordt aangesproken voor een verbreding van de A12 of voor de aanleg van een geluidsberm zullen andere percelen met een agrarische bestemming in de omgeving van de evenementenzaal moeten worden aangesproken om de nodige parkeerplaatsen aan te leggen. Wat op zijn beurt ingaat tegen de intenties van het 'RUP Dorpsversterking'.

Beoordeling:

De intentie om de A12 mogelijk te verbreden met alle daaraan gekoppelde gevolgen voor het landbouwgebied is op dit moment onbekend en kan aldus geen argument vormen in de beoordeling van voorliggende aanvraag.

Het bezwaar is ongegrond.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich niet aan bij:

 

-          de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar;

-          het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:


Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/ exploitatie strikt na te leven.

2. De adviezen van Water-link en Aquafin NV strikt na te leven.

3. Rekening te houden met de aandachtspunten zoals vermeld in het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer.

4. De zes parkeerplaatsen voor mindervaliden te organiseren aansluitend aan of in de onmiddellijke omgeving van de bestaande parking ter hoogte van het erf.

5. Het weiland rechts van de gebouwen, tegen de Monnikenhofstraat, niet te voorzien van verharding voor inritten of parkeerplaatsen. Indien gebruik gemaakt wordt van rijplaten of –matten, dienen deze opgeborgen te worden indien het weiland langer dan twee opeenvolgende dagen niet als parking ingericht wordt.

6. Een toegangspad tot de fietsenstalling met een breedte van 2 meter te voorzien ter hoogte van de grens met de dierenweide, waarbij dit toegangspad ter hoogte van de uitgang van de tunnel aansluit op de Monnikenhofstraat.

7. Te voldoen aan artikel 20 van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

8. Te voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in het advies van de stedelijke dienst Monumentenzorg:

     o de detailtekeningen van de ramen en deuren naar 19de eeuws model dienen, voorafgaand aan de bestelling, ter advies en goedkeuring te worden voorgelegd aan de stedelijke dienst monumentenzorg;

    o de bestaande stalpoorten dienen in situ behouden te worden, mits plaatselijk herstel waar nodig;

    o een integraal behoud en zorgvuldige restauratie (waar nodig) van de volgende onderdelen:

  • Woning: de vroegere voorkamer aan de zuidwestzijde, in het bijzonder de interieurafwerking met een deels bewaarde gemarmerde imitatielambrisering en de neoclassicistisch getinte houten schoorsteenmantel aan de westelijke scheimuur. Verder wordt hierbij ook begrepen de vloerbedekking van rode plavuizen en de profilering van het goed bewaarde binnenschrijnwerk. (datering XIXb);
  • Woning: de enkelvoudige balklaag in alle vertrekken op de begane grond. (datering XIXb);μ
  • Woning – zolder: de spantconstructie met ondersteunende standvinken en hanebalken. (datering XIXb);
  • Stal: de houten gebinte- en spantstructuur. (datering XVIIIb en XIXb)

    o alle technische installaties in functie van onder meer klimaatbeheersing, verwarming, dampkappen, en dergelijke dienen inpandig te worden opgelost en mogen geenszins een storende impact hebben op de erfgoedwaarde en beeldkwaliteit van het historische volume.

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.