Terug
Gepubliceerd op 05/09/2022

2022_CBS_07094 - Omgevingsvergunning - OMV_2022044541. Rijnpoortvest 16. District Antwerpen - Weigering

college van burgemeester en schepenen
vr 02/09/2022 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_07094 - Omgevingsvergunning - OMV_2022044541. Rijnpoortvest 16. District Antwerpen - Weigering 2022_CBS_07094 - Omgevingsvergunning - OMV_2022044541. Rijnpoortvest 16. District Antwerpen - Weigering

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022044541

Gegevens van de aanvrager:

NV WINVEST I met als adres Jordaenskaai 25 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Rijnpoortvest 16 te 2000 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 2 sectie B nr. 377M

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen

Voorwerp van de aanvraag:

verbouwen van een meergezinswoning met vermeerdering van het aantal woongelegenheden van 3 naar 4

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          18/04/1960: toelating (18#40784) voor verbouwing -18.2.1960;

-          04/08/1902: toelating (1902#1641) voor inrijpoort verbreden.

 

Vergund geachte toestand

-          functie: meergezinswoning met 3 geacht vergunde wooneenheden;

-          bouwvolume:

  • hoofdbouw van 3 bouwlagen onder een zadeldak in gesloten bebouwing;
  • achterbouw van 1 bouwlaag langs de linker perceelsgrens en 3 tot 4 bouwlagen langs de rechter perceelsgrens;
  • 1 open koer tegen de linker perceelsgrens en 1 open koer tegen de achterste perceelsgrens;

-          inrichting:

  • circa 16 % van het perceel is onbebouwd.

 

Huidige toestand

-          vaststelling (ID: 103371) van gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl als bouwkundig erfgoed;

-          functie: meergezinswoning met 3 wooneenheden;

  • gelijkvloerse verdieping: 1 tweeslaapkamerappartement met een netto vloeroppervlakte van 82 m2;
  • 1ste verdieping: 1 eenslaapkamerappartement met een netto vloeroppervlakte van 70 m2 ;
  • 2de verdieping: 1 eenslaapkamerappartement met een netto vloeroppervlakte van 67 m2;

-          bouwvolume:

  • hoofdbouw van 3 bouwlagen onder een zadeldak in gesloten bebouwing;
  • achterbouw van 1 tot 2 bouwlagen onder plat dak langs de linker perceelsgrens en 1 tot 4 bouwlagen onder plat dak langs de rechter perceelgrens;
  • de gelijkvloerse bouwdiepte bedraagt circa 23,35 m gemeten langs de linker perceelsgrens;
  • de open koer langs de linker perceelsgrens werd dichtgebouwd;
  • de open koer tegen de achterste perceelsgrens werd gedeeltelijk dichtgebouwd;

-          voorgevelafwerking:

  • lijstgevel in wit gevelpleisterwerk bestaand uit 3 traveeën;
  • T-ramen in witte pvc en een voordeur in lichtblauw geschilderd hout met siersmeedwerk;
  • gevelplint in natuursteen;

-          inrichting:

  • circa 6,4 % van het perceel is onbebouwd;
  • dakterras op het platte dak van de achterbouw ter hoogte van de rechter perceelsgrens.

 

Gewenste toestand

-          functie: meergezinswoning met 4 wooneenheden;

  • 3de verdieping: 1 bijkomend eenslaapkamerappartement met een netto vloeroppervlakte van 42 m2;

-          bouwvolume:

  • hoofdbouw van 3 bouwlagen onder een zadeldak in gesloten bebouwing;
  • achterbouw van 1 tot 2 bouwlagen onder plat dak langs de linker perceelgrens en 3 tot 4 bouwlagen onder plat dak langs de rechter perceelsgrens;
  • de gelijkvloerse bouwdiepte bedraagt circa 21,00 m gemeten langs de linker perceelsgrens;

-          voorgevelafwerking:

  • lijstgevel in wit gevelpleisterwerk bestaand uit 3 traveeën;
  • T-ramen in witte pvc en een voordeur in lichtblauw geschilderd hout met siersmeedwerk;
  • gevelplint in natuursteen;

-          inrichting:

  • de open ruimte tegen de achterste perceelsgrens wordt terug vergroot en wordt grotendeels onthard;
  • circa 14,2 % van het perceel is onbebouwd.


Inhoud van de aanvraag

-          vermeerderen van het aantal wooneenheden van 3 naar 4;

-          interne constructieve werken;

-          dichtbouwen koer;

-          uitbreiden van de achterbouw op de 1ste verdieping ter hoogte van de linker perceelsgrens;

-          wijzigen van de scheimuren.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

2 juni 2022

12 juli 2022

Voorwaardelijk gunstig

Fluvius System Operator/ Fluvius

2 juni 2022

17 juni 2022

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering

2 juni 2022

20 juni 2022

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

2 juni 2022

13 juni 2022

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw/ vermoeden van vergunning

2 juni 2022

16 juni 2022

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

2 juni 2022

8 juli 2022

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

2 juni 2022

3 augustus 2022

stadsontwikkeling/ vergunningen/ milieuvergunningen)

2 juni 2022

29 juni 2022

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Binnenstad, goedgekeurd op 26 april 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: artikel  1:   zone voor wonen - (wo1) en artikel  8:   zone voor publiek domein - (pu).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan op volgende punten:

-          artikel 2.1.3 Bouwvolume, bouwlijn, bouwdiepte:

de uitbreiding van de achterbouw op de 1ste verdieping langs de linker perceelsgrens is niet in harmonie met de omgeving;

-          artikel 2.2.1 Draagkracht:

door de vermeerdering van het aantal wooneenheden van 3 naar 4 wordt de draagkracht van de site en van de omgeving overschreden;

-          artikel 2.2.5 Onbebouwde ruimte en tuinen:

het percentage onbebouwde ruimte is verkleind ten opzichte van de laatst vergunde toestand.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 5 Cultuurhistorische erfgoed:

voor gebouwen opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed wordt de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw of constructie onderworpen aan de wenselijkheid van het behoud. De bestaande trappenhal wordt verwijderd en vervangen door een nieuwe trap;

  • artikel 6 Harmonie en draagkracht:

het pvc buitenschrijnwerk is niet in harmonie met de neoclassicistische gevel.
Door het vermeerderen van het aantal woongelegenheden wordt de draagkracht van de site overschreden;

  • artikel 10 Inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte:

de uitbreiding van de achterbouw op de 1ste verdieping langs de linker perceelsgrens is niet in harmonie met de omgeving;

  • artikel 24 Minimale lichtinval en minimale luchttoevoer:

de lichtdoorlatende oppervlakte van het raam in slaapkamer 2 op de gelijkvloerse verdieping bedraagt minder dan 10% van de oppervlakte van de kamer.

De slaapkamer en woonkamer van het appartement op de 3de verdieping ontvangen onvoldoende licht en lucht aangezien slechts een klein gedeelte van de dakvlakvensters zich binnen de zone tussen de 1 m en 2 m boven de vloerpas van de ruimtes bevindt.

De keuken op het gelijkvloers ontvangt onvoldoende licht ten gevolge van het supprimeren van de koer. De woonkamer is ca 3,60 m breed en meer dan 14 m diep;

  • artikel 26 Afvalberging:

het is niet duidelijk of de afvalberging in de kelder is voorzien van verluchting;

  • artikel 27 Open ruimte:

door het dichtbouwen van de koer wordt de oppervlakte onbebouwde ruimte nog verkleind;

  • artikel 28 Minimale oppervlakte buitenruimte:

bij vermeerdering van het aantal woongelegenheden dient elke zelfstandige woning over een buitenruimte te beschikken. 2 van de 4 woonentiteiten hebben geen buitenruimte;

  • artikel 29 Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen:

de trap naar de kelder is steil en zeer smal;

  • artikel 30 Autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen:

er wordt geen autostalplaats voorzien voor de bijkomende woongelegenheid;

  • artikel 34 Stabiliteit en scheidingsmuren:

het is onduidelijk of de scheimuur ter hoogte van de uitbreiding van de achterbouw op de eerste verdieping een opstand van minstens 0,30 m heeft ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak.

 

Sectorale regelgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

-          Rooilijn: art. 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Art. 4.3.8 is niet van toepassing op de aanvraag.
 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag wijkt af van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan en de bouwcode. De afwijkingen worden besproken in de onderstaande paragrafen. Er is geen gegronde reden om af te wijken van de voorschriften.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag betreft het omvormen van een meergezinswoning met 3 geacht vergunde wooneenheden naar een meergezinswoning met 4 wooneenheden. De bestaande functie van meergezinswoning blijft behouden en is daarmee in harmonie met de kenmerkende woonfuncties in de Rijnpoortvest.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De vergund geachte meergezinswoning omvat een hoofdbouw van 3 bouwlagen onder een zadeldak in gesloten bebouwing met een achterbouw van 1 bouwlaag langs de linker perceelsgrens en 3 tot 4 bouwlagen langs de rechter perceelsgrens. In de vergunde toestand bevonden zich een open koer tegen de linker perceelsgrens, dewelke in de bestaande toestand volledig is dichtgebouwd en een tegen de achterste perceelsgrens dewelke gedeeltelijk werd dichtgebouwd en overdekt. Ook werd de achterbouw uitgebreid op de 1ste verdieping langs de linker zijde. Via voorliggende aanvraag wenst men de uitbreiding van de achterbouw en de dichtgebouwde koer langs de linker perceelsgrens te regulariseren. De uitbreidingen aan de achterzijde worden afgebroken waardoor de open ruimte langs de achterzijde opnieuw vergroot.

 

De uitbreidingen van de achterbouw op de 1ste verdieping kunnen niet gunstig beoordeeld worden. Dit deel van de achterbouw is niet kenmerkend en niet in harmonie met de omgeving en daardoor strijdig met artikel 2.1.3 van het RUP en artikel 10 van de bouwcode. De uitbreiding hypothekeert bovendien mogelijke toekomstige ontwikkelingen of ontpittingen op het links aanpalende perceel en heeft een ongunstig effect op de bezonning.
Het dichtbouwen van de open koer aan de linkerzijde heeft een ongunstig effect op de lichttoetreding van het gelijkvloerse appartement en zorgt ervoor dat het percentage onbebouwde ruimte verkleint waardoor de aanvraag in strijd is met artikel 2.2.5 van het RUP en artikel 27 van de bouwcode. Open binnengebieden, hoe klein ook, brengen niet enkel licht en lucht in de aangrenzende bebouwing, zij zorgen ook voor speelruimte, voor infiltratiemogelijkheden van het regenwater en voor een afkoeling van de stadslucht in tegenstelling tot bebouwde oppervlakten. Het dichtbouwen van de koer wordt dan ook ongunstig beoordeeld.

De volume-uitbreidingen op het gelijkvloers en op de 1ste verdieping kunnen niet in aanmerking komen van vergunning (RUP, art. 2.1.3 en art. 2.2.5 en bouwcode, art. 10 en art. 27). De aanvraag dient daarom geweigerd te worden.

 

Het voorgestelde woonprogramma overschrijdt de draagkracht van het perceel en bij uitbreiding van de omgeving omwille van:

-          een slechte verhouding tussen het aantal slaapkamers en de beschikbare oppervlakte verblijfsruimte, in het bijzonder betreffende het appartement op de 3de verdieping. Bij het ontwerpen van woningen zijn een evenwichtige ruimteverdeling en optimale afmetingen een must gezien deze een grote impact hebben op het wooncomfort. Om het ruimtecomfort van een woning te bewaken is het dus belangrijk dat het aantal slaapkamers in verhouding staat met het aantal beschikbare vierkante meters leefruimte per bewoner. Dit is niet het geval in het voorliggend project, waardoor de woongelegenheden onvoldoende wooncomfort bieden;

-          onvoldoende verblijfskwaliteit van de woongelegenheden. Door de weinig heldere planschikking met lange, smalle gangen en diepe, smalle verblijfsruimten beschikken de woningen over een beperkte lichtinval, luchttoevoer en circulatie en weinig ruimtelijkheid (zie verder bij hinder). Het te compacte woonprogramma maakt het onmogelijk om buitenruimten te voorzien en ook de fietsenberging is onvoldoende kwalitatief;

-         de trap tussen de gelijkvloerse en 1ste verdieping ter hoogte van het einde van het trapgat heeft een vrije hoogte van slechts 1,75 m, wat onvoldoende hoog is in functie van een ongehinderd gebruiksgenot.

De aanvraag moet omwille hiervan geweigerd worden (bouwcode, art. 6).

 

Visueel-vormelijke elementen en Cultuurhistorische aspecten

Voorliggende aanvraag is gesitueerd in een zone die volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan werd ingekleurd als een gebied met culturele, historische en/of esthetische waarde. Bovendien is het pand opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld bij besluit van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. Bourgeois van 29 maart 2019. De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed zorgt ervoor dat er voor het eerst een éénduidige en overzichtelijke lijst van het gebouwd patrimonium in Vlaanderen bepaald is. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten.

 

De wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw en/of constructie wordt onderworpen aan de wenselijkheid van behoud. Het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur. Om bovenstaande redenen werd het advies ingewonnen van de stedelijke dienst monumentenzorg.  Dit advies is ongunstig en laat zich als volgt samenvatten:

 

“Onderdeel van een geheel van vier gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl naar een ontwerp door de architect Jules Bilmeyer uit 1904, opgetrokken in 1905, waarvan het linker pand het zijportaal incorporeert van de Sint-Antonius van Paduakerk. Opdrachtgevers waren leden van de kerkfabriek van de Sint-Antoniusparochie, die voor eigen rekening in het vastgoedproject participeerden. het bouwdossier vermeld als bouwheren van de nummers 12-16, de koopman Louis Kintsschots voor tien aandelen, Antoine Spruyt en Théophile Vander Voordt elk voor vijf aandelen, Gustave Agie, de koopman Jules Le Brasseur en de mouter Paul Brasseur elk voor drie aandelen en de olieslager Charles Dumortier voor één aandeel. Bouwheren van het nummer 18 waren Kintsschots, Spruyt, Dumortier en Vander Voordt, elk voor een kwart. Eerder plande de maatschappij De Verbroedering der Vlaamsche Tol- en Accijnsbedienden "Voor Taal en Recht" de bouw van een monumentaal verenigingsgebouw in beaux-artsstijl op dit perceel, met feestzaal, café en vergaderruimte, waarvoor de architect Louis De Vooght eerder in 1904 het ontwerp tekende.

 

De percelen kwamen voort uit de verkaveling van het vroegere kapucijnenklooster op de hoek van Paardenmarkt en Rijnpoortvest, waar van 1804 tot 1902 de zusters apostolinnen gevestigd waren. Tussen 1903 en 1908 werden de kloostergebouwen op één vleugel na gesloopt, voor de bouw van de nieuwe Sint-Antonius van Paduakerk met pastorie. De overige gronden van het kapucijnenklooster aan de Rijnpoortvest, werden in 1903-1904 bebouwd met een geheel van vijf burgerhuizen in opdracht van de apostolin Wilhelmine Bienemann en de heer M. Ceulemans naar een ontwerp door de architect Louis De Vooght, en in 1906 door een geheel van twee woon- en handelspanden en twee burgerhuizen eveneens ontworpen door Bilmeyer in opdracht van de kerkfabriek.

Het vastgoedproject behoort tot het latere oeuvre van Jules Bilmeyer, die actief was van 1877 tot zijn overlijden in 1920. Hij startte zijn loopbaan in associatie met Joseph Van Riel, een succesvol partnerschap dat meer dan twee decennia stand hield tot het overlijden van Van Riel in 1898. Tot hun gemeenschappelijk oeuvre behoren de Heilig-Hartbasiliek uit 1875-1878 te Berchem, de jezuïetenkerk Onze-Lieve-Vrouw van Gratie uit 1877-1881 aan de Frankrijklei, en enkele beeldbepalende woningcomplexen in de wijk Zurenborg zoals “Carolus Magnus” uit 1897 aan de Cogels-Osylei. Uit zijn latere carrière, die Bilmeyer vanaf 1898 in eigen naam voortzette, dateren onder meer de Sint-Antonius van Paduakerk uit 1906-1910 op de Paardenmarkt, het Pensionnat du Sacré-Coeur uit 1905-1914 in de Lamorinièrestraat en het franciscanessenklooster uit 1910-1914 in de Lange Kongostraat. Het woningensemble aan de Rijnpoortvest, sterk verwant met het vastgoedproject erven Van Cuyck uit 1902 in de Lange Lozanastraat, behoort tot het veeleer beperkte aantal opdrachten voor privéwoningen uit de nadagen van Bilmeyer’s carrière. Daarin beoefent hij een conventioneel neoclassicisme, dat ook zijn architectenwoning uit 1909 kenmerkt, aan de Kardinaal Mercierlei te Berchem.

 

De Nummers 12-16 vormen een symmetrisch geheel van drie volgens repeterend schema gekoppelde burgerhuizen, met een lichte klemtoon op het hoger opgetrokken middenpand. Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een pannen zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels, met schijnvoegen of bossage op de begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door de puilijst en kordonvormende lekdrempels, beantwoorden de gevelcomposities aan een regelmatig ordonnantieschema. Dit laatste is opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, afgewerkt door een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst. In het middenpand (nummer 14) onderscheidt de eerste verdieping zich door entablementen met guirlande, de tweede verdieping door een pilastergeleding, en het hoofdgestel door een guirlandefries en extra tandlijst. De zijpanden (nummers 12 en 16), met geriemde omlijstingen en voluutsleutels op de bovenverdiepingen, worden in de middenas geaccentueerd door een gestrekte waterlijst op voluutconsoles. Bewaarde houten inkomdeuren met siersmeedwerk in nummers 14 en 16. Het schrijnwerk van nummer 16 werd vervangen door pvc.

 

Nummer 18. Burgerhuis eveneens van drie traveeën en drie bouwlagen onder een pannen zadeldak. Afwijkende pui geopend door het privé-portaal met gebroken driehoekig fronton van de bovenwoning, geflankeerd door het hoge zijportaal van de Sint-Antonius van Paduakerk, dit laatste overspannen door een I-balk met rozetten op voluutconsoles. Verder beantwoordt de lijstgevel aan dezelfde karakteristieken als de overige panden, de bovenverdiepingen gemarkeerd door een pilastergeleding, en stucmedaillons boven de vensters, in de topgeleding met het bouwjaar “ANNO” “1905”. In de rondboognis boven het privé-portaal is op initiatief van toenmalig parochiepriester Van Roost een gekroonde Onze-Lieve-Vrouw met kind geplaatst, ook reeds aangegeven op de bouwplannen. Het natuurstenen beeld (Avendersteen), waarvan de beeldhouwer niet gekend is, dateert vermoedelijk uit de 19de eeuw. Het werd in 2008 gerestaureerd door Markus Oudejans.

De plattegronden van nummers 12-16 beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat een enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, met de keuken annex wc in de achterbouw. Nummer 18 vormt een bovenwoning, boven de doorgang naar het zijportaal van de Sint-Antonius van Paduakerk.

 

Het object/ complex is beeldbepalend. Een object/complex is beeldbepalend wanneer de stedenbouwkundige, architecturale of esthetische waarde hoog zijn. Bebouwing die de uitstraling van het plangebied bepaalt. Vanuit architecturaal oogpunt kan ze als representatief beschouwd worden voor de omgeving en vertoont ze een stedenbouwkundige samenhang met de ontstaansgeschiedenis van de wijken en verkavelingen. De architectuur binnen deze categorie wordt gekenmerkt door een hoge context- en ensemblewaarde en maakt vaak deel uit van gehelen. Ook waardevolle architectuur waarvan het oorspronkelijke ontwerp door aanpassingen werd aangetast maar waarvan het initiële idee nog leesbaar is behoort tot deze categorie.

 

Men wenst het pand, vandaag voorzien van 3 woonunits, te verbouwen.

Volgende ingrepen worden voorzien.

• Het creëren van een extra appartement op niveau 03.

• Het regulariseren van het onvergunde volume op niveau 01.

• Het regulariseren van het dichtbouwen van de binnenkoer.

• Het afbreken van de onvergunde berging in de buitenruimte.

• Het optimaliseren van de bestaande appartementen.

 

Daarnaast wordt de bestaande trap gesloopt en vervangen door een nieuw exemplaar dat vooraan de traphal wordt ingeplant.

 

Vanuit oogpunt monumentenzorg kan een gunstig advies voor de gevraagde ingrepen overwogen worden op het slopen van de trap na. Het slopen van de trap en het verplaatsen en verbreden van de nieuwe trap meer voorin de traphal heeft een impact op het interieur (afwerking, binnenschrijnwerk, planopbouw). Gegevens ontbreken om deze ingreep te kunnen beoordelen.  Zo wordt op het gelijkvloers de bestaande muur tussen de traphal en de salons verplaatst om de nieuwe, bredere trap te kunnen inplanten. Het is niet duidelijk of er nog een afwerking bewaard bleef in de traphal (stucwerk, lambrisering, marmer of marmerimitatie,…) en/of de salons nog over een waardevolle afwerking beschikking. Deze worden door het verplaatsen van de muur teniet gedaan. Op de bijgevoegde foto’s is enkel de te slopen trap weergegeven, het gaat om de oorspronkelijke vroeg 20ste-eeuwse ballustertrap, ook de originele tegelvloer is zichtbaar. Verder worden de gelijkvloerse salons opengewerkt waardoor de kenmerkende enfilade, evenals het mogelijk nog aanwezige waardevolle binnenschrijnwerk tussen beide salons, verdwijnen. De lijstplafond voorzien van moulures hebben geen context meer.

Op de verdiepingen maakt dat de nieuwe trap telkens toekomt in de achterste salon van het voorhuis wat afbreuk doet aan de planopbouw en mogelijk bewaard interieur. Ook hier kan op basis van de bijgevoegde foto’s niet afgeleid worden of er nog waardevolle elementen aanwezig zijn. In de nota ‘gewijzigde projectinhoud’ wordt gesteld dat: ‘er wordt getracht om de elementen die uitstraling en waarde geven aan het interieur te behouden en te herstellen waaronder de moulures aan het plafond.’ Wanneer de nieuwe trap en traphal uitkomen in de tweede salon kunnen de moulures van het plafond daar alvast niet bewaard blijven. Een duidelijk fotoreportage geduid op plan evenals een cultuurhistorische verantwoordingsnota dient aangeleverd om deze ingrepen te beoordelen. Een voorbespreking is aangewezen.  

 

Voor inventarispanden wordt bijzondere aandacht gevraagd voor de voorgevel. Het oorspronkelijke houten schrijnwerk werd vervangen door witte pvc met t-verdeling. Jammer genoeg maakt het vervangen van dit schrijnwerk geen deel uit van de aanvraag. Schrijnwerk is immers een erfgoedkenmerk bij uitstek aangezien het essentieel bijdraagt tot de belevingswaarde van de voorgevel. Om geen afbreuk te doen aan de historiciteit pleiten wij in de eerste plaats voor het behoud van het oorspronkelijk schrijnwerk. Authenticiteit is immers een belangrijk uitgangspunt in de monumentenzorg. Om toch aan betere comforteisen tegemoet te komen wordt er vaak wel toegelaten om dubbel glas te plaatsen in de bestaande sponning. Pas wanneer behoud niet mogelijk blijkt (aan te tonen aan de hand van een onderbouwd dossier gestoffeerd met foto’s), kan er geopteerd worden voor de vervanging van het schrijnwerk naar oorspronkelijk model, dit zowel wat betreft materiaalgebruik, profilering, detaillering en afwerking. Deze uitgangspunten hanteert de dienst monumentenzorg bij de advisering van bouwaanvragen voor panden gelegen in een beschermd stads- of  dorpsgezicht of panden opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

Panden in neoklassieke stijl uit het einde van de 19de of begin 20ste-eeuw waren in oorsprong voorzien van houten, geprofileerd en geschilderd schrijnwerk dat de architecturale uitwerking van deze stijl ondersteunt. De keuze voor een ander materiaal doet afbreuk aan de erfgoedwaarde, zelfs in een kwalitatieve uitvoering die qua vormgeving dicht in de buurt van het oorspronkelijk schrijnwerk komt.  Pvc of aluminium zijn immers atypische materialen voor de vroeg 20ste-eeuwse vormentaal en kunnen omwille van de eigenheid van het materiaal nooit de profilering en historische detaillering van het oorspronkelijk houten schrijnwerk evenaren. De intrinsieke waarde van hout als materiaal is dan ook essentieel. De schildering van het hout geeft het schrijnwerk het verfijnde en typische uitzicht. Indien niet vergund, dient het huidige schrijnwerk uitgesloten van vergunning en op termijn vervangen door correct geprofileerd geschilderd houten schrijnwerk. Er dienen steeds detailtekeningen aangeleverd te worden van het nieuwe schrijnwerk. Indien gewenst, beschikken wij als dienst monumentenzorg over detailtekeningen van vroeg 20ste-eeuwse t-ramen.”

 

Dit advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt bijgetreden. De aanvraag dient geweigerd te worden.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De meergezinswoning wordt in voorliggende aanvraag voorzien van een nieuwe trappenhal. Op de snede wordt echter opgemerkt dat de trap tussen de gelijkvloerse en 1ste verdieping ter hoogte van het einde van het trapgat een vrije hoogte van slechts 1,75 m heeft. Deze trap kan dan ook niet ongehinderd gebruikt worden en heeft een grote negatieve effect op het gebruiksgenot van het volledige gebouw.

 

Conform de bepalingen van artikel 28 van de bouwcode dient bij een vermeerdering van het aantal woongelegenheden elke zelfstandige wooneenheid over een buitenruimte te beschikken. Dit is niet het geval in voorliggende aanvraag waar slechts 2 van de 4 wooneenheden na de verbouwingswerken over een buitenruimte beschikken. Van dit artikel kan, in functie van het aantrekkelijker maken van wonen in de stad, niet worden afgeweken.

 

De aanvraag is in strijd met artikel 24 van de bouwcode. Dit artikel moet er over waken dat voldoende licht en lucht in alle verblijfsruimten van een woning aanwezig is aangezien deze elementen basiskwaliteiten vormen voor elke ruimte waar mensen langer verblijven. Door het supprimeren van de koer tegen de linker perceelsgrens ontvangt de keuken op de gelijkvloerse verdieping onvoldoende licht. De woonkamer en keuken van dit appartement hebben een breedte van circa 3,60 m en zijn maar liefst 14 m diep, met enkel 2 ramen in de voorgevel. Ook ontvangt slaapkamer 2 van dit appartement onvoldoende licht conform bovenstaand artikel. De lichtdoorlatende oppervlakte van het raam bedraagt namelijk minder dan 10% van de oppervlakte van de ruimte.

De voorziene dakvlakvensters in de woonkamer en slaapkamer van het appartement op de 3de verdieping hebben ook een te kleine oppervlakte volgens artikel 24 van de bouwcode. Slechts een klein gedeelte van de vensters bevindt zich binnen de zone tussen de 1 m en 2 m boven het loopvlak van de ruimtes waardoor deze onvoldoende licht en lucht ontvangen. 

 

Het is op basis van de plannen niet duidelijk of de gemeenschappelijke afvalberging in de kelder is voorzien van verluchting conform de bepalingen van artikel 26 van de bouwcode.

 

Tot slot is het ook onduidelijk of de scheimuur met de linker aanpalende ter hoogte van de uitbreiding van de achterbouw op de eerste verdieping is voorzien van een opstand van ten minste 0,30 m ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak. Dit is strijdig met artikel 34 van de bouwcode. Van dit voorschrift kan met het oog op het voorkomen van brandoverslag niet zonder meer afgeweken worden.

 

Omwille van alle bovenstaande afwijkingen dient de aanvraag te worden geweigerd.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaats.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding van het aantal wooneenheden van 3 naar 4. Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1

1 bijkomende wooneenheid : parkeerbehoefte = 1

 

De werkelijke parkeerbehoefte is 1.

 

De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Er worden geen parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

 

In een aantal gevallen genereert een aanvraag een werkelijke parkeerbehoefte maar kunnen de plaatsen om volgende stedenbouwkundige redenen niet (volledig) gerealiseerd worden:

-          De voorliggende aanvraag heeft betrekking op een gebouw dat is opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed of ligt in een beschermd stad- en dorpsgezicht. Indien de werkelijke parkeerbehoefte op het perceel moet gerealiseerd worden, zou de erfgoedwaarde van het gebouw teniet worden gedaan. Daarom mogen geen parkeerplaatsen voorzien worden.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 1.

 

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 1 plaats.

 

 

Fietsvoorzieningen:

Voor het bijkomend eenslaapkamerappartement moeten conform artikel 29 van de bouwcode 2 fietsstalplaatsen worden voorzien. Er wordt een fietsenstalling voor 2 fietsen ingericht in de kelder. De kelder is bereikbaar via een erg smalle en steile trap met fietsgoot en is hierdoor slecht toegankelijk waardoor de aanvraag dan ook in strijd is met bovenstaand artikel.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, omwille van onverenigbaarheden met stedenbouwkundige voorschriften en een goede ruimtelijke ordening.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

29 maart 2022

Volledig en ontvankelijk

2 juni 2022

Start openbaar onderzoek

13 juni 2022

Einde openbaar onderzoek

12 juli 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

15 september 2022

Verslag GOA

26 augustus 2022

naam GOA

Katrijn Apostel

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

13 juni 2022

12 juli 2022

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren.

Artikel 3

De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.