Terug
Gepubliceerd op 03/01/2022

2021_CBS_10466 - Omgevingsvergunning - OMV_2021119580. Noorderlaan 401. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
do 30/12/2021 - 09:00 Digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Bart De Wever, burgemeester; Karim Bachar, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur
2021_CBS_10466 - Omgevingsvergunning - OMV_2021119580. Noorderlaan 401. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_10466 - Omgevingsvergunning - OMV_2021119580. Noorderlaan 401. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2021119580

Gegevens van de aanvrager:

mevrouw Hanne Talboom met als adres Zaha Hadidplein 1 te 2030 Antwerpen en NV PR Havenbedrijf Antwerpen met als contactadres Zaha Hadidplein 1 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Noorderlaan 401 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 16 sectie C nrs. 340E, 340G, 340P, 340R, 340C2, 356W2, 356Z en 356A2

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen

Voorwerp van de aanvraag:

Infrastructuuraanleg NextGen District

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-     21/05/2021: omgevingsvergunning (OMV_2020146821) voor ophoging Churchillzone, slopen van spoorwegen en exploitatie van een drainage;

-     20/04/2018: omgevingsvergunning (OMV_2018011073) voor het slopen van de voormalige site van General Motors.


Inhoud van de aanvraag 

De aanvraag betreft:

-     reliëfwijzigingen:

  • de aanleg van infiltratiebermen/-grachten;
  • de aanleg van wadi’s;
  • het nivelleren van de ringgrachten (ontwateringsleuven)
  • de aanleg van groenzones.

-     verhardingen:

  • de aanleg van weginfrastructuur (rijwegen, wandelpaden, voetpaden en fietspaden, noodontsluitingsweg brandweer); 
  • de aanleg van een parking en een tijdelijke werfzone; 
  • de aanleg van terreinverharding voor de zone NextGen Demo. 

    de aanleg van een reservatiezone voor nutsleidingen;

-     de aanleg van een rioleringsstelsel.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

POVC Antwerpen

16 september 2021

30 november 2021

Voorwaardelijk gunstig

AIR LIQUIDE INDUSTRIES BELGIUM

16 september 2021

7 oktober 2021

Gunstig

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

16 september 2021

22 oktober 2021

Voorwaardelijk gunstig

Departement Omgeving/ Dienst MER

16 september 2021

19 oktober 2021

Gunstig

Fluxys Belgium NV

16 september 2021

12 oktober 2021

Voorwaardelijk gunstig

Petrochemical Pipeline Services

16 september 2021

7 oktober 2021

Voorwaardelijk gunstig

Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie

17 september 2021

1 oktober 2021

Voorwaardelijk gunstig

Water-link

16 september 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

17 september 2021

11 oktober 2021

Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen

17 september 2021

29 september 2021

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

17 september 2021

20 oktober 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

17 september 2021

1 oktober 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen


Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voornamelijk bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan – voor de zone voor de aansluiting op de Noorderlaan – bestemd als Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur.

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van ecologische infrastructuur toegelaten. Een deel van het gebied voor verkeers en vervoersinfrastructuur aan de R2 wordt ingericht met ecologische infrastructuur. Deze ecologische infrastructuur moet eveneens voldoen aan de voorwaarden van landschappelijke inpassing.

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften:

-     Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven; 

-     Gebied voor waterweginfrastructuur voor het Churchilldok; 

-     Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur voor de Noorderlaan; 

-     Gebied voor spoorinfrastructuur voor het vormingsstation Antwerpen-Noord; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur voor de Grote Kreek en voor de zone tussen de Noorderlaan en het vormingsstation; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’ voor de zones tussen de Noorderlaan en de spoorwegen ten noordwesten van de aanvraag; 

-     twee overdrukken met als aanduiding Leidingstraat parallel met de Noorderlaan en ten zuiden van de aanvraag. 

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de verhardingen (steenslag) van de werfzone en de parkeerzone aangezien het hemelwater op natuurlijke wijze door de verharding op eigen terrein in de bodem kan infiltreren.

 

De gewestelijke hemelwaterverordening is eveneens niet van toepassing op de overige verhardingen van de wegenis en NextGen Demo aangezien deze nieuwe verhardingen tot het openbaar wegdomein behoren bij de uitvoering van de handelingen. Er wordt voor de afvoer van het hemelwater echter wel een regenwaterafvoer-netwerk (RWA) gerealiseerd dat een combinatie is van bovengrondse (wadi’s, groene zones, ringgracht) en ondergrondse (leidingen/riolering) elementen. De RWA-leidingen worden aangelegd in functie van geleiding van het water naar de wadi’s en als noodoverlaat op een bestaand rioolnetwerk richting Churchilldok.

Uit het advies van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) en de provinciale omgevingsvergunningscommissie (POVC) blijkt dat de infiltratieoppervlakte en het buffervolume voor de gehele site voldoende is voor de voorziene aan te leggen verharding.

 

De latere bedrijven die zich op NextGen vestigen zullen zelf instaan voor hergebruik en infiltratie op eigen terrein conform de bepalingen uit de gewestelijke stedenbouwkundige verordening.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.

De aanvraag heeft betrekking op een project als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport of ontheffing), meer bepaald op rubriek 10.a). Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 hectare of meer. Bij de aanvraag werd een nog niet goedgekeurd project-MER gevoegd waarvoor de goedkeuringsprocedure parallel verlopen is met de behandeling van voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag. Het Team MER van het Departement Omgeving concludeert dat, na de inhoudelijke toetsing, de ontvangen opmerkingen en adviezen van het publiek en de geraadpleegde adviesinstanties, geen aanpassingen vereist zijn aan het project-MER en geen andere conclusies getrokken dienen te worden inzake milieueffecten. Het Team MER keurde het project-MER (PR3390) goed.

 

Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.

Het voorliggende project veroorzaakt een toename aan verharde oppervlakte. Men voldoet aan de gewestelijke verordening hemelwater (zie deel gewestelijke hemelwaterverordening). Het project ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, noch in een afgebakende oeverzone of afgebakend overstromingsgebied.

Er dient in alle redelijkheid geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

De POVC heeft advies gevraagd aan de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) van de VMM. De CIW geeft een gunstig advies met de voorwaarde dat de vooropgestelde verhardingsgraden van de verschillende zones niet worden overschreden.

De POVC is van oordeel dat deze voorwaarde niet moet opgelegd worden aangezien de aanvrager de werken moet uitvoeren zoals aangevraagd en ingetekend op de plannen. De verhardingsgraden van de bedrijfsterreinen zijn nu geen onderdeel van de vergunningsaanvraag en dus ook niet op plan ingetekend. In kader van het ontwerp van de hemelwaterafvoer voor de verschillende zones van NextGen heeft het Havenbedrijf wel een verhardingsgraad ingeschat. Hierbij is het Havenbedrijf uitgegaan van een conservatieve benadering. Het is niet aangewezen om de verhardingsgraden in deze vergunning al af te toppen met de voorwaarde van de CIW. Indien bij de invulling van de terreinen alsnog blijkt dat hogere verhardingsgraden noodzakelijk zijn, dienen oplossingen en maatregelen bij die bijhorende vergunningsaanvragen voorgesteld en beoordeeld te worden. 

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.

In voorliggende aanvraag, die door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 1.000 m², is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 30 september 2021 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 20046. Het bijhorende programma van maatregelen beveelt geen vervolgonderzoek.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid - Visueel-vormelijke elementen

Het Havenbedrijf Antwerpen NV van publiek recht wenst een braakliggend terrein ten noorden van het Churchilldok in de Antwerpse haven te herinrichten in functie van het nieuwe bedrijventerrein NextGen District. Dit nieuwe bedrijventerrein moet plaats gaan bieden aan bedrijven die vanuit een klimaatneutrale en circulaire economische gedachte functioneren. Het NextGen District bestaat uit een prioritaire zone (48 hectare) en een strategische reservezone (31,2 hectare).

 

Voorliggende vergunningsaanvraag voorziet de inrichting van het openbaar domein en de aanleg van basisinfrastructuur in de prioritaire zone. Het betreft de aanleg van de weginfrastructuur met aansluiting met de Noorderlaan, rioleringsinfrastructuur, hemelwatervoorzieningen, de aanleg van een tijdelijke werfzone, de aanleg van een parking en de aanleg van de groenzones. In de NextGen Demo zone wordt terreinverharding aangelegd. In de aanvraag en het MER wordt dit als fase 1 benoemd.

 

Momenteel geen onderwerp van de vergunningsaanvraag maar wel gepland om aan te vragen in aparte vergunningsaanvragen zijn: de uitbreiding van de voorzieningen (drinkwater, data, gas en elektriciteit) en ontwikkeling van de zones ‘NextGen Demo’, ‘NextGen Park’ en ‘NextGen Lots’ eveneens in de prioritaire zone gelegen. Dit wordt in de aanvraag en het MER als fase 2 benoemd.

 

Voor de reservezone is op dit ogenblik geen concrete inrichtingsvisie ontwikkeld noch zicht op een vergunningentraject.

 

Het MER omvat een globale effectbeoordeling van fases 1 en 2 exclusief aspecten die verbonden zijn aan de latere bedrijvigheid (bijvoorbeeld industriële emissies, lozing van bedrijfsafvalwater) die nu geen onderwerp zijn van de aanvraag. De reservezone, diens ontwikkeling en ingebruikname op dit ogenblik nog zeer onduidelijk is, wordt wel als een ‘doorkijkscenario’ binnen het MER mee beoordeeld en waar relevant werden de cumulatieve effecten met de ontwikkeling van de prioritaire zone in rekening gebracht.

 

Volgende stedenbouwkundige handelingen zijn onderwerp van voorliggende vergunningsaanvraag:

 

Reliëfwijzigingen

Voor de aanleg van het bovengrondse gedeelte van het RWA-netwerk zijn reliëfwijzigingen noodzakelijk. Hiervoor worden volgende reliëfwijzigingen op het terrein voorzien:

-     twee wadi’s met een minimale diepte van 50-55 centimeter. De eerste wadi wordt voorzien ter hoogte van de zone Shared Services en heeft een capaciteit van 313 m³. De tweede wadi wordt voorzien ter hoogte van het NextGen Park en NextGen Demo en heeft een capaciteit van 1.062 m³;

-     infiltratiebermen parallel aan de wegenis (fietspaden en rijweg) met een minimale breedte op de bodem van 0,5 meter en een flauw talud met helling 1:3. Deze bermen hebben een totale lengte van circa 2.950 meter en een diepte van circa 0,75 meter.

 

De ringgrachten rond de prioritaire zone die in de vergunning voor de terreinophoging van het NextGen District (OMV_2020146821) vergund zijn ter ontwatering en zetting van de ophoging, verliezen hun functie na de ontwikkeling van het terrein. Het gedeelte van deze ringgracht langsheen de Noorderlaan wordt omgevormd naar een derde wadi met een totale capaciteit van circa 2.490 m³. Het overige gedeelte van de ringgracht wordt genivelleerd om de terreinen geschikt te maken voor verdere ontwikkeling.

 

Verhardingen

Voor de aanleg van de weginfrastructuur (rijweg, voetpaden, fietspaden en bushalte), de tijdelijke werfzone, de parking en de zone voor NextGen Demo worden nieuwe verhardingen aangelegd.

 

De rijweg, fietspaden en bushalte worden voorzien in een zwarte asfaltverharding en hebben een totale oppervlakte van circa 23.900 m². De voetpaden worden voorzien in grijze betonstraatstenen en hebben een totale oppervlakte van circa 4.300 m².

De zone NextGen Demo wordt eveneens volledig geasfalteerd om toe te laten deze zone zo snel als mogelijk operationeel te krijgen. De totale verharde oppervlakte voor NextGen Demo bedraagt circa 17.410 m².

 

Ter hoogte van de nieuwe toegang tot het NextGen District worden een parking voor personenwagens, een tijdelijke werfzone en een zone voor toekomstige bureelcontainers in steenslag voorzien. De gemeenschappelijke parking staat in de eerste fase in functie van het werfverkeer en heeft een totale oppervlakte van circa 3.000 m². De tijdelijke werfzone en de zone voor toekomstige bureelcontainers hebben respectievelijk een oppervlakte van 2.583 m² en 3.150 m². De bureelcontainers zelf zijn geen voorwerp van voorliggende vergunningsaanvraag.

Daarnaast wordt voor de noodontsluiting voor de brandweer een rijweg aangelegd in steenslag. Deze rijweg heeft een totale oppervlakte van circa 3.700 m².

Tevens wordt ter hoogte van de wadi 2 een slingerend wandelpad voorzien in dolomiet met een totale oppervlakte van circa 865 m².

 

Reservatiestrook nutsleidingen

In de eerste fase beoogt het Havenbedrijf de aanleg van de vereiste basisinfrastructuur en aansluitingen voor faciliteiten zoals drinkwater, internet, gas en elektriciteit. Hiervoor wordt er ruimte gereserveerd binnen een afgebakende zone voor de toekomstige aanleg en uitbreiding van noodzakelijke nutsinfrastructuur bij vestiging van bedrijven. Deze reservatiestroken bevinden zich parallel aan de nieuwe weginfrastructuur.

 

De aanleg van de nutsleidingen zelf en piperacks ter hoogte van de reservatiestrook zal aangevraagd worden door middel van aparte vergunningsaanvragen aangezien de noodzaak en timing van deze elementen zal afhangen van het ontwikkelingsstadium van de site. 

 

Rioleringsstelsel

In het project wordt er gebruik gemaakt van een hemelwaterriool (RWA), een afvalwaterriool (DWA) en een gemengd stelsel.

 

Het hemelwater voor Zone Shared Services, NextGen Park en NextGen Demo worden naar de drie wadi’s afgeleid. De geleiding hiernaartoe gebeurt op basis van een rioolstelsel of topografische detaillering (waaronder greppels en gootjes). De diameter van de RWA-riolering bedraagt 600 millimeter. Het afstromend hemelwater van NextGen Demo wordt opgevangen in een leiding vooraleer het afgeleid wordt naar een wadi.

 

Daarnaast is er ook een afvoerstelsel voor het gezuiverd afvalwater voorzien. Gezien de rioleringen uitmonden in de dokken mag gewerkt worden met een gemengd rioleringsstelsel zolang de lozing van het afvalwater apart gemonitord kan worden en het gezuiverd afvalwater niet in de infiltratievoorzieningen terecht kan. De RWA- en DWA-leidingen zijn van elkaar gescheiden door middel van een drempel. De diameters van de gemengde rioolbuizen variëren van 300 tot 500 millimeter.

 

De site was reeds lang deel van een grootschalige industriële ontwikkeling. Na het stopzetten van de oude bedrijvigheid is op het terrein - door middel van de afbraak van de oude gebouwen en het nivelleren van het terrein - reeds ingezet op het terug bouwklaar maken van de site. Aangezien de aangevraagde werken kaderen binnen de ontsluiting en het verder bouwklaar maken van het nieuw bedrijventerrein NextGen District, past de aanvraag zich functioneel in binnen het havengebied.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De werken worden uitgevoerd op een grootschalige braakliggende site en hebben als doel de ontsluiting van een nieuw toekomstig bedrijventerrein. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. De aangevraagde werken blijven beperkt tot handelingen in de bodem (riolering) en constructies zonder bouwvolume (parking, wadi’s, wegenis). Hoe het terrein zich qua schaalniveau en ruimtegebruik zal manifesteren in en naar de omgeving zal hoofdzakelijk door de latere bedrijvigheid en bijhorende gebouwen en constructies bepaald worden. Deze zullen onderwerp uitmaken van nakomende vergunningsaanvragen. 

 

Wegens de ligging nabij de spoorbundel ten noorden van het Churchilldok heeft de POVC advies gevraagd aan Infrabel. Infrabel heeft geen bezwaar tegen de vergunningsaanvraag. Infrabel heeft wel twee opmerkingen geformuleerd over de gereserveerde zone voor spoorbedding die op de plannen bij de vergunningsaanvraag werd ingetekend maar die weliswaar geen onderdeel is van voorliggende aanvraag. De opmerkingen zijn de volgende:

-     de aansluiting van de gracht op de bestaande riolering overlapt met de locatie van de spoorbedding. Dit betekent dat in de toekomst deze aansluiting zich mogelijks vlak onder spoor bevindt, wat volgens Infrabel te vermijden is;

-     de voorbehouden zone voor spoorontwikkeling sluit aan op een private spoorbundel. De spoorontwikkeling is dan ofwel te zien als een uitbreiding van de bestaande private bundel, ofwel als een onder-aangeslotene.

De POVC merkt op dat dit bekeken moet worden wanneer er concrete plannen zijn voor een nieuwe spoorontwikkeling. Uit de formulering in het advies van Infrabel lijkt dit momenteel echter nog niet het geval te zijn en gaat Infrabel akkoord met het project zoals het nu voorligt. De opmerkingen van Infrabel bevatten nuttige informatie in functie van de spoorontwikkeling dat in een latere fase wordt voorzien.

 

Ecologische aspecten

De aanvraag is gelegen op een afstand van circa:

-     2000 meter van het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent;

-     700 meter van het vogelrichtlijngebied De Kuifeend en de Blokkersdijk;

-     1400 meter van het vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden-Schelde;

-     100 meter van het VEN- en/of IVON-gebied De Kuifeend;

-     2100 meter van het VEN- en/of IVON-gebied Slikken en schorren langsheen de Schelde.

 

Advies werd gevraagd aan de dienst Stadsbeheer/Groen en Begraafplaatsen. Zij hebben een gunstig advies gegeven omdat zowel de passende beoordeling als de verscherpte natuurtoets van het MER concluderen dat door de aanleg en exploitatie van het voorliggend project geen betekenisvolle of significante aantasting zal optreden van natuurlijke kenmerken en instandhoudingsdoelstellingen noch van het eco- of biotoop van het naburige Vogelrichtlijngebied en Grote Eenheid Natuur.

 

De POVC heeft advies gevraagd aan het Agentschap Natuur en Bos (ANB). ANB stelt vast dat het project geen betekenisvolle aantasting impliceert voor de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone noch onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN zal veroorzaken. De passende beoordeling, die onderdeel is van het MER, wordt door ANB gunstig geadviseerd. Voor de vergunningsaanvraag verleent het ANB een voorwaardelijk gunstig advies met voorwaarden die betrekking hebben op:

-     het vermijden van de kolonisatie van oeverzwaluwen tijdens het broedseizoen (geen zandstocks of afgravingen aanleggen met rechte wanden) en het treffen van maatregelen indien er toch een kolonisatie zou optreden (een zone van 50 meter rondom de nestplaatsen af te bakenen en de werken daar dan te staken tot 15 augustus);

-     het minimaliseren van nachtelijke verlichting, het gericht verlichten waarbij uitstraling richting de Stadsgracht verboden wordt. Dit geldt zowel voor de aan te leggen basisinfrastructuur alsook de verlichting binnen de toekomstige concessies;

-     het voorzien van vogelnestkasten: toekomstige exploitanten kunnen in of aan de gevel van nieuwe grote gebouwen (zoals loodsen) gier-, huiszwaluw- of boerenzwaluwnestkasten inwerken en op het terrein nestkasten voor Torenvalk voorzien.

De POVC stelt voor om de eerste voorwaarde op te leggen in de vergunning. Het advies van de POVC wordt hierin gevolgd.

In de tweede voorwaarde verwijst ANB deels naar latere concessionarissen. Omdat er in deze vergunning geen voorwaarden opgelegd kunnen worden voor toekomstige concessies, stelt de POVC voor om deze voorwaarde als volgt op te leggen:

“De verlichting van de te ontwikkelen site mag niet uitstralen naar de Stadsgracht. Het minimaliseren van nachtelijke verlichting door dynamisch schakelen, efficiënte inplanting en gericht schijnen is hoe dan ook wenselijk. Hierbij dienen de aanbevelingen van het INBO gevolgd te worden (INBO.A.3707).” Het advies van de POVC wordt hierin gevolgd.

Ook bij de derde voorwaarde verwijst ANB naar latere concessionarissen. Mede daardoor is de POVC van oordeel dat deze voorwaarde niet opgelegd moet worden. Een bijkomend argument van de POVC hierbij is dat deze voorwaarde niet geformuleerd is als een afdwingbare handhaafbare voorwaarde. Het advies van de POVC wordt deels gevolgd. De voorwaarde van ANB heeft immers niet louter betrekking op latere concessionarissen en hun gebouwen. Aan het Havenbedrijf kan een voorwaarde met betrekking tot het plaatsen van nestkasten voor torenvalken opgelegd worden aangezien in de groene bermen en de zones voor wadi’s daar de ruimte voor is. De derde voorwaarde van ANB kan aldus worden herschreven naar de volgende concrete en handhaafbare voorwaarde: “Het Havenbedrijf dient de begroeiing en de groene ruimte in de bermen en rondom de wadi’s in te zetten om het leefgebied van de torenvalk te ondersteunen door het plaatsen van nestkasten.”

Op deze manier worden alle bekommernissen van ANB maximaal meegenomen in de vergunning.

 

De POVC heeft de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) om advies gevraagd. De VMM Lucht heeft initieel een ongunstig advies gegeven omdat er onvoldoende informatie aangereikt wordt over maatregelen om de verspreiding van PFAS via de lucht te voorkomen en de nodige informatie in het MER in functie van doorvertaling in de vergunning ontbreekt. Daaropvolgend heeft het Havenbedrijf een antwoordnota opgeladen op het omgevingsloket. In deze antwoordnota argumenteert het Havenbedrijf onder andere dat:

-     de thematiek van verspreiding van PFAS niet aan de orde is in dit dossier, gegeven de beschikbare verslagen en gegeven het feit dat de gesaneerde PFOS zone in de strategische reservezone gelegen is en dus niet in de prioritaire zone waarvoor momenteel de vergunningsaanvraag lopende is;

-     mocht de vergunningverlenende overheid alsnog oordelen dat stofhinder tijdens de aanlegfase zo minimaal mogelijk dient te zijn, kan steeds overwogen worden om stofreductiemaatregelen (bijvoorbeeld vochtig houden van werfwegen) als bijzondere voorwaarde in te schrijven in de omgevingsvergunning.

Als bijlage bij de antwoordennota voegt het Havenbedrijf nog een conformverklaring, en analyseresultaten van de zandstock A12 waarin onder andere aangetoond wordt dat de grondstock die gebruikt zal worden voor de ophoging van het terrein geschikt is voor vrij hergebruik. Volgens de antwoordnota kent de huidige grond ter hoogte van het aan te leggen rioleringsstelsel de typering ‘vrij hergebruik’.

De VMM Lucht heeft daaropvolgend een aanvullend voorwaardelijk gunstig advies gegeven. Wanneer de bouw van verkeersgenererende functies wordt toegelaten, is het belangrijk de nodige maatregelen te voorzien om een duurzame en milieuvriendelijke mobiliteit te garanderen. Daarom neemt de VMM Lucht de volgende voorwaarden op in hun advies:

-     de nodige maatregelen opleggen in de vergunning om opwaaiing van stof tegen te gaan;

-     opleggen van alle maatregelen voor fase 1 uit het MER;

-     opleggen van het monitoringsvoorstel voor mobiliteit uit het MER.

Ten slotte vraagt de VMM Lucht alle maatregelen voor fase 2 uit het MER als aandachtspunt op te nemen in de vergunning.

De POVC is van oordeel dat de voorwaarde met betrekking tot het tegengaan van opwaaiend stof niet moet opgelegd worden aangezien deze ondervangen wordt door voorwaarden uit hoofdstuk 6.12 van Vlarem II. Volgens het advies van de VMM Lucht is lucht een mogelijke verspreidingsroute van PFAS, meer bepaald via opwaaiend stof. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt alsnog aangeraden om stofreductiemaatregelen (bijvoorbeeld het vochtig houden van werfwegen) als bijzondere stedenbouwkundige voorwaarde in te schrijven in de omgevingsvergunning.

Voor de tweede en de derde voorwaarde van VMM Lucht stelt de POVC voor om het als volgt op te leggen: “De milderende maatregelen uit het MER moeten nageleefd worden.”

Het advies van de POVC wordt hierbij gevolgd, weliswaar met het voorstel om het te herschrijven zodat duidelijke en concrete voorwaarden geformuleerd worden naar de vergunninghouder toe:

-     Aangezien VMM Lucht in hun advies specifiek verwijst naar de maatregelen voor de disciplines Mobiliteit en Lucht-klimaat van het MER wordt aangeraden om de voorwaarde van de POVC aan te vullen met een specifieke verwijzing naar deze specifieke disciplines van het MER. 

-     Het monitoringsvoorstel voor mobiliteit uit het MER, zijnde een vaste telslang voorzien ter hoogte van de inrit naar de site of de inrit naar de parking om het gebruik van parkeerplaatsen te monitoren, is als flankerende maatregel opgenomen in het MER. In een verwijzing naar de milderende maatregelen, zoals de POVC adviseert, is deze maatregel dus niet mee vervat. Daarom wordt aangeraden om de monitoringmaatregel integraal uit te schrijven als voorwaarde.

Bijgevolg wordt voorgesteld om de volgende voorwaarden op te nemen in de vergunning: 

-     de milderende maatregelen voor fase 1 van de disciplines mobiliteit en lucht uit het MER moeten nageleefd worden;

-     een vaste telslang voorzien ter hoogte van de inrit naar de site of de inrit naar de parking om het gebruik van parkeerplaatsen te monitoren. 

 

Het aandachtspunt in het advies van VMM Lucht wordt door de POVC niet verder behandeld. Vermits deze vergunningsaanvraag nog niet over de exploitatie van het terrein gaat, zijn de maatregelen voor fase 2 uit het MER - ook daarbij geldt de opmerking dat VMM Lucht verwijst naar de maatregelen voor de disciplines Mobiliteit en Lucht-klimaat van het MER – wel als aandachtspunt nuttig om op te nemen in de vergunning.

 

Het MER benadrukt nog dat tijdens de exploitatiefase in het meest zuidelijk deel van het GEN-gebied (Grote Kreek) dat binnen 200 meter afstand van het project is gelegen, een risico tot geluidsverstoring bestaat. Binnen het MER wordt dit als aandachtspunt voor navolgende vergunningsaanvragen binnen het projectgebied beschreven.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van pijpleidingen werd het advies ingewonnen van de beheerders van deze leidingen. 

-     het advies van Fluxys is voorwaardelijk gunstig en verwijst naar de wettelijke erfdienstbaarheden en de algemene en specifieke voorschriften en veiligheidsmaatregelen. Als bijlage werden de liggingsgegevens en een lijst van de aardgasvervoersinstallaties in de nabijheid van de aangekondigde werken toegevoegd;

-     het advies van Air Liquide is gunstig aangezien er in de onmiddellijke nabijheid van de projectzone zich geen installaties van Air Liquide bevinden. Deze bevinden zich namelijk aan de andere zijde van de Noorderlaan op minimaal 15 meter tussenafstand; 

-     het advies van Petrochemical Pipeline Services (PPS) is voorwaardelijk gunstig. Er wordt benadrukt dat voor de start van de werken een klip/klim-melding uitgevoerd dient te worden en dat de Fetrapi-voorschriften van kracht zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden nabij de pijpleiding. Tevens mogen er geen werkzaamheden binnen de voorbehouden zone uitgevoerd worden. Indien werkzaamheden binnen de beschermde zone uitgevoerd worden, dient dit in overleg te gebeuren met PPS. 

De voorwaarden uit de adviezen van Fluxys en PPS zijn gericht op het vrijwaren van de integriteit van omgevende infrastructuren en de veiligheid in de omgeving en kunnen integraal aan de vergunning worden gehecht.

 

Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Waterlink. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.

 

Gezien de aard van de aanvraag, werd het advies ingewonnen van de Brandweerzone Antwerpen. Ook de POVC heeft – naast de verplichte adviezen - advies gevraagd aan de brandweer. De brandweer heeft aan de stad Antwerpen en de POVC hetzelfde voorwaardelijk gunstig advies bezorgd.

De POVC stelt voor om het brandweeradvies integraal op te nemen als bijzondere voorwaarde.

Het advies van de POVC wordt gevolgd.

Om de aanvrager er extra op te wijzen dat onder andere de aanpassing van de wegbreedte en de draagkracht van de wegenis mee onderwerp zijn van de opmerkingen van de brandweer worden deze twee opmerkingen hieronder ook nog eens specifiek uitgelicht:

-     de wegen moeten minimaal 6 meter breed zijn. Ook de hoofdontsluitingsweg vanaf de Noorderlaan tot het rondpunt die als een rijweg met enkelrichtingsverkeer wordt uitgevoerd moet minimaal 6 m breed zijn, vanaf de locatie van het begin van de busstrook tot aan het rondpunt;

-     de noodontsluitingsweg dient visueel duidelijk gemarkeerd te zijn (grindgazon is niet toegelaten) en er dient extra aandacht besteed te worden aan de draagkracht van deze weg. De brandweer verwijst daarvoor naar de regels voor de rijweg op de openbare weg ten behoeve van een goede bereikbaarheid voor brandweerwagens meer bepaald naar het draagvermogen derwijze dat voertuigen zonder verzinken met een maximale asbelasting van 13 ton er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein vervormen.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Er wordt met een T-kruispunt aan de Noorderlaan een nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein voor wegverkeer voorzien. Deze ontsluiting omvat eveneens een fietspad dat wordt aangelegd tot aan de bestaande fietsoversteek over de Noorderlaan ten westen van het nieuwe T-kruispunt.

Alle stedenbouwkundige handelingen voor de realisatie van de aansluiting bevinden zich op havendomein en dus buiten het gewestwegdomein. Desalniettemin is, zoals de aanvrager ook meedeelt, het ontwerp van de aansluiting op de Noorderlaan in samenspraak met het Agentschap Wegen en Verkeer gebeurd. 

 

Volgens het MER is de aanlegfase (= het bouwrijp maken van de site) - en dus de fase waar de eigenlijke vergunningsaanvraag over gaat - weinig relevant inzake mobiliteitsimpact omdat de bijhorende (werf)verkeersgeneratie beperkt is.  De mobiliteitseffecten tijdens de exploitatiefase zijn in het MER ook beoordeeld. Dit is gebeurd op basis van inschattingen en kencijfers aangezien het aantal werknemers en het bedrijfsverkeer van de toekomstige concessionarissen, nu nog niet specifiek gekend zijn.

 

Er werd advies gevraagd aan de dienst mobiliteit van de stad. De dienst mobiliteit heeft de aanvraag beoordeeld op vlak van ontsluiting, bereikbaarheid, parkeerbehoefte, fiets-en voetgangersvoorzieningen en laden en lossen en heeft geresulteerd in een voorwaardelijk gunstig advies. Waar relevant zal, aanvullend op het advies van de dienst mobiliteit, hieronder ook het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), de verkeerspolitie, het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) en de POVC mee beoordeeld worden.

 

Ontsluiting

De ontsluiting van het projectgebied wordt uitgevoerd met een T-kruispunt. Bij de ontwikkeling van de prioritaire zone worden op dit kruispunt geen problemen verwacht met de verzadigingsgraad, zelfs met het uitgangspunt dat al het goederentransport over de weg verloopt. Het MER heeft hierbij zowel een voorranggeregeld als lichtengeregeld kruispunt onderzocht en bij beide simulaties komt de doorstroming op de Noorderlaan niet in het gedrang. Bij een voorranggeregeld kruispunt zal tijdens de ochtend- en avondspits de wachttijd om de site te verlaten wel oplopen tot meer dan 20 seconden maar omdat dit effect zich voordoet op de nieuwe site zelf en niet op de Noorderlaan is er volgens het MER geen probleem. Aanvullend hierop stelt het MER dat het Agentschap Wegen en Verkeer, de wegbeheerder van de Noorderlaan, ook geen voorstander is van het gebruik van verkeerslichten omwille van de beperkte omvang van de verkeersintensiteiten die verwacht worden bij de ontwikkeling van de prioritaire zone. Bij het doorkijkscenario (ontwikkeling van de reservezone) worden er wel hogere verkeersintensiteiten verwacht wat te lange wachttijden aan het voorranggeregeld kruispunt kunnen veroorzaken. Bijgevolg prefereert het MER bij het doorkijkscenario wel een lichtengeregeld kruispunt.

Aangezien het uiteindelijke programma (noch in de prioritaire zone, noch in de reservezone) en de uiteindelijke verkeersgeneratie nog niet duidelijk zijn, volgt de stad het MER: het kruispunt kan zonder verkeerslichten aangelegd worden, maar wordt best al voorbereid op de komst van een verkeersregelinstallatie (VRI) door wachtbuizen in functie van de VRI te voorzien. Dit betreft ook een milderende maatregel in het MER. Ook monitoring van het gebruik van het kruispunt en van het aantal (bijna-) ongevallen is cruciaal. Vanaf dat de intensiteiten zodanig toegenomen zijn dat een VRI relevant is, dient het Havenbedrijf voor de effectieve installatie en de bijhorende inrichting van de Noorderlaan zo spoedig mogelijk in overleg te gaan met AWV.

Het voorzien van de wachtbuizen op havendomein kan als voorwaarde bij de vergunning worden opgelegd. De monitoring van het kruispunt zal men verder moeten afstemmen met AWV en kan als aandachtspunt bij de vergunning worden opgenomen.

 

Opgemerkt wordt dat op het inplantingsplan ter hoogte van het T-kruispunt een doorlopende witte middellijn op de Noorderlaan voorzien wordt. Hierdoor zijn linksafbewegingen niet toegestaan. Ook de verkeerspolitie merkt op dat voertuigen die de NextGen site willen verlaten bij het huidig ontwerp van het T-kruispunt uitsluitend de mogelijkheid hebben om rechtsaf te rijden. Dit komt omdat de linksaf beweging in conflict komt met de nieuwe linksafslagstrook op de Noorderlaan om NextGen op te rijden. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de zichtbaarheid van het aankomende verkeer uit beide rijrichtingen, het heersende snelheidsregime en de aanwezigheid van een fietsoversteekplaats verderop.

De linksafslagstrook vanaf de Noorderlaan zoals ingetekend op het inplantingsplan is momenteel ter plaatse niet aanwezig. De wegmarkeringen worden wel op het inplantingsplan nieuwe toestand ingetekend maar is door het Havenbedrijf eerder richtinggevend bedoeld aangezien de herinrichting van het kruispunt zelf, als deel van het gewestwegdomein waarvan AWV de beheerder is, geen onderdeel is van de vergunningsaanvraag. Tijdens de procedure bevestigde de aanvrager overigens per mail dat het wel degelijk de bedoeling is dat vanuit het NextGen District ook richting Noorderlaan noord afgedraaid kan worden. Deze afslagbeweging is in het MER ook onderdeel van de simulaties geweest. Het is aangeraden om als voorwaarde in de vergunning op te leggen dat op het geplande T-kruispunt met de Noorderlaan de linksafbewegingen vanuit het NextGen District richting Noorderlaan (-noord) steeds mogelijk moeten zijn gelet op een zo optimaal mogelijke spreiding van het verkeer, en een zo veilig mogelijke verkeersafwikkeling. Daarbij moet rekening gehouden worden met de (verwachte) intensiteiten, de conflicten en conflictpresentatie.

 

Het Havenbedrijf dient de concrete inrichting van het kruispunt (wegmarkeringen, eilanden, afslagstroken,…) dan verder met AWV, als beheerder van de Noorderlaan, op te pikken. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan het MER.

 

Ook het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) adviseert dat een herinrichting van de hoofdaansluiting van de site op de Noorderlaan noodzakelijk is vanuit het oogpunt verkeerveiligheid. MOW noteert daarbij volledig de toekomstige inbreng van de betrokken partners, in het bijzonder de wegbeheerder AWV te ondersteunen.

 

Als suggestie kan nog worden meegegeven aan het Havenbedrijf om de (her)inrichting van het kruispunt en de bijhorende ingrepen op gewestwegdomein in een latere fase op de provinciale commissie verkeersveiligheid (PCV) te brengen, zodat het daar in overleg met AWV en andere stakeholders (VIAS, politie, MOW,…)  kan bediscussieerd worden.

 

Bereikbaarheid:

De ontwikkeling van de prioritaire zone heeft een te verwaarlozen effect op de verzadigingsgraden van de wegvakken in de ruimere omgeving van Next Gen. Enkel bij complex 16 (A12 x Noorderlaan, Ekeren) wordt een verzadigingsgraad van 106% verwacht op de oprit richting Antwerpen als gevolg van een toename met 8%. Deze toename is significant, en zorgt er voor dat een reeds verzadigd punt nog meer verzadigd geraakt. In het MER wordt het stimuleren van de modal shift om het vrachtverkeer beperkt te houden, zeker tijdens de spitsuren, als milderende maatregel geformuleerd.

De dienst Mobiliteit van de stad sluit zich hierbij aan. Het routeplan 2030 van de vervoerregio streeft naar een 50/50 modal split voor personenvervoer tegen 2030, dat wil zeggen dat minimaal 50% van de verplaatsingen op een duurzame manier gebeurt. Deze locatie heeft een hoog fietspotentieel. Het is mogelijk dat ook de busverbinding voor sommige werknemers een alternatief kan vormen. Doordat het MER deze berekeningen nu al maakt, kan hierop ingezet worden zodat wanneer de prioritaire zone volledig operationeel is, de verwachte congestie hopelijk vermeden kan worden.

Het zijn de latere bedrijven die het verkeer gaan genereren. De modal shift als milderende maatregel kan bijgevolg niet als voorwaarde aan deze vergunning gekoppeld worden. Aangezien deze vergunning wel als soort basisvergunning beschouwd kan worden en het Havenbedrijf vanuit haar rol als terreinbeheerder de verdere ontwikkeling van het gebied kan sturen en de bedrijven kan sensibiliseren waardoor het raadzaam is om dit als aandachtspunt in de vergunning op te nemen (MOW noteert in hun advies - in kader van de potentiële uitbreiding van het bestaande openbaar vervoer weliswaar - de regierol die het Havenbedrijf in handen heeft).

 

Parkeerbehoefte

Er worden 120 parkeerplaatsen voorzien in functie van de werf. Het aantal werknemers tijdens de aanlegfase is niet bekend. Het MER beoordeelt de werffase (aanlegfase) als weinig relevant omdat de bijhorende (werf)verkeersgeneratie beperkt is. De 120 parkeerplaatsen lijken bijgevolg realistisch. In elk geval mag de parkeervraagtijdens de aanlegfase niet op openbaar domein afgehandeld worden. Dit kan als voorwaarde worden opgenomen.

 

Het MER maakt voor de exploitatiefase een ruwe inschatting van het toekomstig aantal werknemers. Volgens het MER bedraagt het toekomstige aantal werknemers in de prioritaire zone 585 personen. Op een gemiddelde werkdag zijn er 527 personen aanwezig, waarvan de helft tijdens de dagshift werkt. Er wordt gewerkt met een verwacht aandeel auto van 80%.

 

De werkelijke parkeerbehoefte is afhankelijk van het gehanteerde shiftensysteem. In een systeem van twee shiften zal de piekvraag naar parkeerplaatsen hoger zijn dan in een systeem van drie shiften. De werkelijke parkeerbehoefte bedraagt: 

-     421 in een systeem met twee shiften;

-     351 in een systeem met drie shiften. 

Met de 120 parkeerplaatsen wordt dus niet voldaan aan de werkelijke parkeerbehoefte. Echter deze parkeerplaatsen zijn specifiek voor de werf bedoelt. Ook is in voorliggende aanvraag de werkelijke parkeerbehoefte minder relevant daar het programma op het bedrijventerrein nog niet wordt uitgevoerd. De werkelijke parkeerbehoefte zal dus pas later in de tijd, als de bedrijven zich vestigen, tot stand komen en is in principe geen gevolg van het huidige project. De werkelijke parkeerbehoefte kan dus ook nog wijzigen afhankelijk van de effectieve invulling van de concessiegronden. Bovendien wordt van de concessiehouders verwacht dat zij op hun terrein voldoende parkeercapaciteit voorzien. De parkeervraag mag in geen geval op het openbaar domein afgehandeld worden. 

Aangezien de werkelijke parkeerbehoefte zal afhangen van de bedrijven die zich hier gaan situeren kan dit pas bij latere vergunningsaanvragen afgetoetst worden. Daar deze vergunning voor de basisinfrastructuur wel als basisvergunning beschouwd kan worden en het Havenbedrijf vanuit haar rol als terreinbeheerder de verdere ontwikkeling van het gebied wel kan sturen is het raadzaam om het laten voorzien van voldoende parkeercapaciteit op de concessiegronden op te nemen als aandachtspunt.

 

Openbaar vervoer, fiets-en voetgangersvoorzieningen

Hoewel het MER de werffase (aanlegfase) op vlak van mobiliteitsimpact als weinig relevant beschouwt omdat de bijhorende (werf)verkeersgeneratie beperkt is, is het alsnog aangeraden om zo veel mogelijk in te zetten op collectief vervoer om het werfpersoneel naar de werf te brengen. Ook de fiets kan een mogelijkheid zijn.

Gezien de ligging van het NextGen District langs een fietsostrade en op (elektrische) fietsafstand van verschillende kernen, wordt de kans reëel geacht dat de fiets ook tijdens de aanlegfase relevant zal zijn. Daarom dat werfpersoneel dat met de (elektrische) fiets tot op de werf wil komen, gefaciliteerd moet worden met een overdekte fietsenstalling. Gelet op de grootte van het terrein dat voor parking en bureelcontainers zal worden gebruikt kan daar een fietsenstalling worden voorzien. Dit kan als voorwaarde worden opgenomen.

 

Conform gemaakte afspraken tussen het Havenbedrijf en de stad Antwepren dienen fietspaden in zwarte asfalt aangelegd te worden. Kruispunten in de voorrang dienen met een rode slemlaag gemarkeerd te worden. Op alle dubbelrichtingsfietspaden dient voor en na kruisingen, inritten en in gevaarlijke bochten een middenmarkering te voorzien.

Op het inplantingsplan is het nieuwe fietspad (exclusief de kruisingen met zijstraten) in het rood ingetekend. In de beschrijvende nota daarentegen staat dat de materialisatie van de fietspaden in zwarte asfalt zal gebeuren. Na navraag bij het Havenbedrijf bevestigen zij per mail dat het wel degelijk de bedoeling is om de vrijliggende fietspaden in grijze asfalt uit te voeren met enkel een rode strook bij kruisingen met de autorijweg op punten waar de fietser voorrang heeft. Gelet op de foutieve intekening op het inplantingsplan wordt aangeraden de richtlijnen in verband met de fietspaden als voorwaarde bij de vergunning op te nemen.

 

De fietsoversteek waarop het nieuwe fietspad wordt aangesloten, is niet veilig. Afhankelijk van de verkeersintensiteit dient de fietsoversteek beveiligd te worden door middel van: 

-     het mee op te nemen in de lichtenregeling;

-     het verkeer op de Noorderlaan op één rijstrook in elke richting te brengen.

In het MER worden aanpassingen aan het gewestwegdomein in functie van een beveiligde oversteek voor fietsers en voetgangers als milderende maatregel genoteerd. Het MER raadt aan om in overleg te gaan met AWV, de wegbeheerder, om de meest gepaste oversteekoplossing te bekomen. AWV vraagt in hun advies ook uitdrukkelijk om betrokken te worden bij de verdere uitwerking van de geplande werkzaamheden die impact hebben op de gewestweg (onder andere wegmarkeringen, oversteken,…). Een aantal van deze maatregelen dienen genomen te worden op het gewestwegdomein en dus buiten de contour van de vergunningaanvraag. De vraag van AWV om nauw betrokken te worden bij de inrichting van het kruispunt is dus zeker redelijk. Het Havenbedrijf dient het overleg met AWV als wegbeheerder aan te gaan. Aangezien het Havenbedrijf in functie van de opmaak van de vergunningsaanvraag reeds in overleg is gegaan met AWV en de MER dit ook naar voren schuift, kan worden verwacht dat de aanvrager reeds voldoende bewust is van het nut van dat overleg. Desalniettemin is het aangeraden het naleven van de milderende maatregel fase 1 binnen de discipline Mobiliteit van het MER als voorwaarde op te nemen bij de vergunning. 

 

De aanvraag voorziet in de centrale lus op de NextGen site vrijliggende voetpaden (in groene berm of naast het fietspad). Aangezien deze lus als ontsluiting voor de latere concessieterreinen gaat dienen is het gunstig dat deze voetpaden worden voorzien, ondanks dat er momenteel in de omgeving van NextGen District geen uitgebreide infrastructuur voor voetgangers aanwezig is. Aangezien de aanvraag de mogelijkheid voorziet om een bus op de site te laten stoppen zullen de voetpaden ook noodzakelijk zijn voor de toegang tot de nieuwe concessieterreinen.

 

De milderende maatregelen van het MER in functie van het doorkijkscenario dienen verder beoordeeld te worden zodra een vergunningsaanvraag voor de reservezone is ingediend. Het respecteren van de milderende maatregelen is vermoedelijk nodig tenzij nieuwe (mobiliteits-)studies en/of een MER andere inzichten geeft. Ondanks dat de ze betrekking hebben op de reservezone wordt aangeraden de milderende maatregelen die gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de reservezone als aandachtspunt aan de vergunning toe te voegen.

 

MOW verleent een gunstig advies maar noteert allerlei opmerkingen in verband met openbaar vervoer en de modus fiets voor de site binnen de Vervoersregio. De POVC merkt op dat deze opmerkingen relevant zijn, maar ook buiten het voorwerp van voorliggende vergunningsaanvraag gaan. Het advies van de POVC wordt gevolgd.

 

Laden en lossen

Het MER beschouwt de werffase (aanlegfase) op vlak van mobiliteitsimpact als weinig relevant omdat de bijhorende (werf)verkeersgeneratie beperkt. De aanvoer van materialen moet zo geconsolideerd mogelijk gebeuren en er moet gekeken worden naar de mogelijkheid voor transport over spoor of water, aangezien de spoorbundel en het Churchilldok vlakbij zijn.

 

Wachtrijen voor laden en lossen dienen op eigen terrein opgevangen te worden, en mogen niet afgehandeld worden op het openbaar domein.

Dit kan als voorwaarde worden opgenomen.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Aandachtspunten;

-     men dient AWV te betrekken bij de verdere uitwerking van werkzaamheden die betrekking hebben op het gewestwegdomein en de inrichting van het kruispunt. Onderwerpen die bij het overleg met AWV aan bod moeten komen zijn onder andere wegmarkeringen, de fietsoversteek en de evaluatie van voorranggeregeld kruispunt versus lichtengeregeld kruispunt;

-     men dient rekening te houden met de aandachtspunten in het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer; 

-     de herinrichting van het kruispunt op de Noorderlaan dient met alle betrokken stakeholders besproken te worden (bijvoorbeeld op de Provinciale Commissie Verkeersveiligheid);

-     in aanloop naar en tijdens de exploitatiefase moet ingezet worden op een 50/50 modal split, om zodoende de bijkomende verzadiging van bepaalde wegsegmenten te voorkomen. Vanuit de regierol die het Havenbedrijf als gebiedsbeheerder heeft, kan het Havenbedrijf de latere bedrijven ook aansporen om een duurzame modal split na te streven door middel van vrachtverkeer te bundelen buiten de spitsuren en de goederen ook via spoor en water aan-en af te voeren;

-     de toekomstige concessiehouders moeten op eigen terrein voldoende parkeercapaciteit voorzien;

-     de milderende maatregelen voor het doorkijkscenario van de discipline mobiliteit van het MER dienen meegenomen te worden bij de verdere ontwikkeling van de reservezone;

-     gelet op de afwezigheid van het advies van Water-link wordt de aanvrager er alsnog op gewezen dat men wettelijk verplicht is om in de nabijheid van een waterleiding voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren;

-     volgens het MER bestaat een risico dat tijdens de exploitatiefase van het nieuwe bedrijfsterrein in het meest zuidelijk deel van het GEN-gebied (Grote Kreek) een risico tot geluidsverstoring bestaat. Het Havenbedrijf kan dit meenemen naar de verdere invulling van de terreinen;

-     de milderende en flankerende maatregelen, fase 2 van de disciplines mobiliteit en lucht uit het MER aan toekomstige concessionarissen bekend te maken en op te pikken met AWV;

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het geplande T-kruispunt uit te voeren als voorranggeregeld kruispunt. Men dient reeds alle nodige wachtbuizen te voorzien om later – indien relevant - een verkeersregelinstallatie (VRI) te kunnen installeren.

2. De milderende maatregel voor fase 1 binnen de discipline mobiliteit van het MER na te leven: het Havenbedrijf gaat in overleg met AWV om de meest gepaste inrichting van het kruispunt (wegmarkeringen, eilanden, afslagstroken,…) en oversteekoplossing voor het gemotoriseerd verkeer, de fietsers en de voetgangers te bekomen. Verdere monitoring van het gebruik van het kruispunt en van het aantal (bijna-) ongevallen blijft cruciaal. Vanaf dat de intensiteiten zodanig toegenomen zijn dat een VRI geloofwaardig is of als de inrichtingsmogelijkheden met markeringen onvoldoende veiligheid garanderen, dient het Havenbedrijf voor de effectieve installatie en de bijhorende inrichting van de Noorderlaan zo spoedig mogelijk in overleg te gaan met AWV, de wegbeheerder van de Noorderlaan.

3. Op het geplande T-kruispunt met de Noorderlaan moet de linksafbeweging vanuit het NextGen District richting Noorderlaan noord steeds mogelijk zijn gelet op een zo optimaal mogelijke spreiding van het verkeer, en een zo veilig mogelijke verkeersafwikkeling. Daarbij moet rekening gehouden worden met de (verwachte) intensiteiten, de conflicten en conflictpresentatie.

4. De parkeervraag mag niet afgehandeld worden buiten de prioritaire zone.

5. Werfpersoneel moet zo veel mogelijk met de fiets of collectief vervoer naar de werf komen om bijkomende belasting op het wegennet te vermijden. (Werf-)personeel dat met de fiets naar het projectgebied komt, moet gefaciliteerd worden met een overdekte fietsenstalling.

6. De fietspaden dienen in zwarte asfalt aangelegd te worden. Kruispunten in de voorrang dienen met een rode slemlaag gemarkeerd te worden. Op alle dubbelrichtingsfietspaden dient men voor en na kruisingen, inritten en in gevaarlijke bochten een middenmarkering te voorzien.

7. Wachtrijen voor laden en lossen dienen op eigen terrein opgevangen te worden.

8. De aanvoer van bouwmaterialen dient zo geconsolideerd mogelijk te gebeuren en er moet onderzocht worden wat het potentieel is van vervoer per spoor en/of schip.

9. De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

10. De voorwaarden uit het advies van Fluxys dienen strikt nageleefd te worden.

11. De voorwaarden uit het advies van Petrochemical Pipeline Services dienen strikt nageleefd te worden.

12. Tijdens het broedseizoen mogen er geen zandstocks of afgravingen worden aangelegd met rechte wanden om de kolonisatie door de oeverzwaluw te vermijden. Indien oeverzwaluwen zich toch zouden vestigen, dient een zone van 50 meter rondom de nestplaatsen afgebakend te worden en dienen de werken daar gestaakt te worden tot 15 augustus.

13. De verlichting van de te ontwikkelen site mag niet uitstralen naar de Stadsgracht. Het minimaliseren van nachtelijke verlichting door dynamisch schakelen, efficiënte inplanting en gericht schijnen is hoe dan ook wenselijk. Hierbij dienen de aanbevelingen van het INBO gevolgd te worden (INBO.A.3707).

14. Het Havenbedrijf dient de beplanting en de groene ruimte in de bermen en rondom de wadi’s in te zetten om het leefgebied van de torenvalk te ondersteunen door middel van het plaatsen van nestkasten.

15. Tijdens de werffase dienen stofreductiemaatregelen genomen te worden: de werfwegen dienen vochtig gehouden te worden.

16. De milderende maatregelen voor fase 1 van de disciplines mobiliteit en lucht uit het MER moeten nageleefd worden.

17. Een vaste telslang te voorzien ter hoogte van de inrit naar de site of de inrit naar de parking om het gebruik van parkeerplaatsen te monitoren.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

20 augustus 2021

Volledig en ontvankelijk

16 september 2021

Start openbaar onderzoek

25 september 2021

Einde openbaar onderzoek

24 oktober 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

14 januari 2022

Verslag GOA

22 december 2021

naam GOA

Bieke Geypens

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

25 september 2021

24 oktober 2021

0

0

0

0

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het geplande T-kruispunt uit te voeren als voorranggeregeld kruispunt. Men dient reeds alle nodige wachtbuizen te voorzien om later – indien relevant - een verkeersregelinstallatie (VRI) te kunnen installeren.

2. De milderende maatregel voor fase 1 binnen de discipline mobiliteit van het MER na te leven: het Havenbedrijf gaat in overleg met AWV om de meest gepaste inrichting van het kruispunt (wegmarkeringen, eilanden, afslagstroken,…) en oversteekoplossing voor het gemotoriseerd verkeer, de fietsers en de voetgangers te bekomen. Verdere monitoring van het gebruik van het kruispunt en van het aantal (bijna-) ongevallen blijft cruciaal. Vanaf dat de intensiteiten zodanig toegenomen zijn dat een VRI geloofwaardig is of als de inrichtingsmogelijkheden met markeringen onvoldoende veiligheid garanderen, dient het Havenbedrijf voor de effectieve installatie en de bijhorende inrichting van de Noorderlaan zo spoedig mogelijk in overleg te gaan met AWV, de wegbeheerder van de Noorderlaan.

3. Op het geplande T-kruispunt met de Noorderlaan moet de linksafbeweging vanuit het NextGen District richting Noorderlaan noord steeds mogelijk zijn gelet op een zo optimaal mogelijke spreiding van het verkeer, en een zo veilig mogelijke verkeersafwikkeling. Daarbij moet rekening gehouden worden met de (verwachte) intensiteiten, de conflicten en conflictpresentatie.

4. De parkeervraag mag niet afgehandeld worden buiten de prioritaire zone.

5. Werfpersoneel moet zo veel mogelijk met de fiets of collectief vervoer naar de werf komen om bijkomende belasting op het wegennet te vermijden. (Werf-)personeel dat met de fiets naar het projectgebied komt, moet gefaciliteerd worden met een overdekte fietsenstalling.

6. De fietspaden dienen in zwarte asfalt aangelegd te worden. Kruispunten in de voorrang dienen met een rode slemlaag gemarkeerd te worden. Op alle dubbelrichtingsfietspaden dient men voor en na kruisingen, inritten en in gevaarlijke bochten een middenmarkering te voorzien.

7. Wachtrijen voor laden en lossen dienen op eigen terrein opgevangen te worden.

8. De aanvoer van bouwmaterialen dient zo geconsolideerd mogelijk te gebeuren en er moet onderzocht worden wat het potentieel is van vervoer per spoor en/of schip.

9. De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

10. De voorwaarden uit het advies van Fluxys dienen strikt nageleefd te worden.

11. De voorwaarden uit het advies van Petrochemical Pipeline Services dienen strikt nageleefd te worden.

12. Tijdens het broedseizoen mogen er geen zandstocks of afgravingen worden aangelegd met rechte wanden om de kolonisatie door de oeverzwaluw te vermijden. Indien oeverzwaluwen zich toch zouden vestigen, dient een zone van 50 meter rondom de nestplaatsen afgebakend te worden en dienen de werken daar gestaakt te worden tot 15 augustus.

13. De verlichting van de te ontwikkelen site mag niet uitstralen naar de Stadsgracht. Het minimaliseren van nachtelijke verlichting door dynamisch schakelen, efficiënte inplanting en gericht schijnen is hoe dan ook wenselijk. Hierbij dienen de aanbevelingen van het INBO gevolgd te worden (INBO.A.3707).

14. Het Havenbedrijf dient de beplanting en de groene ruimte in de bermen en rondom de wadi’s in te zetten om het leefgebied van de torenvalk te ondersteunen door middel van het plaatsen van nestkasten.

15. Tijdens de werffase dienen stofreductiemaatregelen genomen te worden: de werfwegen dienen vochtig gehouden te worden.

16. De milderende maatregelen voor fase 1 van de disciplines mobiliteit en lucht uit het MER moeten nageleefd worden;

17. Een vaste telslang te voorzien ter hoogte van de inrit naar de site of de inrit naar de parking om het gebruik van parkeerplaatsen te monitoren.

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.