Conform artikel 83 van het Vlarebodecreet heeft het college de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen van bodemsaneringsprojecten op haar grondgebied waarvoor de OVAM de bevoegde overheid is.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag onder volgende bijzondere voorwaarden:
Het afvalwater moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde water te controleren.
Het debiet van het opgepompte grondwater moet worden geregistreerd.
De werf voor het bodemsaneringsproject moet ontoegankelijk zijn voor onbevoegden.
Alle voorzieningen worden getroffen teneinde bevuiling van de openbare weg door het transport van de vuile grond te voorkomen. De wielen en buitenzijde van de vrachtwagens en van het werfmateriaal dienen indien nodig ter plaatse gereinigd te worden.
De vervuilde grond wordt onmiddellijk afgevoerd naar een erkend verwerker.
De vrachtwagens dienen te beschikken over vloeistofdichte en afdekbare laadruimtes.
Indien tijdens de bodemsaneringswerken de stofconcentraties in de lucht hinderlijk zijn voor de omgeving, zullen onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen worden om de stofontwikkeling te verminderen.
Indien buiten de bodemsaneringszone abnormale hinderlijke geuren worden waargenomen, worden onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen om de emissies te beperken.
Het aansluiten op de openbare riolering dient te gebeuren na overleg en met het akkoord van de bevoegde diensten.
De aanvangsdatum en einddatum van de saneringswerken moeten worden meegedeeld aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer BSP2023/007, de naam en telefoonnummer van de saneringsverantwoordelijke.
Na afloop van de saneringswerken dient een exemplaar van het evaluatierapport worden overgemaakt aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer BSP2023/007.
Gezien de risico’s die uitgaan van de verontreiniging, dient de sanering opgestart te worden binnen de maximale termijn van 5 jaar naar analogie met de wetgeving betreffende de omgevingsvergunning waarin gesteld wordt dat een vergunde inrichting in gebruik moet worden genomen binnen deze maximale termijn, op straffe van verval van de vergunning. Bovendien zorgt deze voorwaarde voor een aanvaardbare periode tussen de bekendmaking van de noodzaak tot bodemsanering en de werkelijke uitvoering hiervan.