Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2022107297 |
Gegevens van de aanvrager: | NV BEDUKO met als adres Kloosterstraat 5 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: | Constitutiestraat 70-76/1 te 2060 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 8 sectie H nrs. 575E12, 577Y en 577Z |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: | samenvoegen van 2 percelen door het wijzigen van de scheidingsmuur |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
Geacht vergunde toestand
Constitutiestraat 70:
Constitutiestraat 76:
Bestaande toestand
Constitutiestraat 70:
Constitutiestraat 76:
Nieuwe toestand
Constitutiestraat 70:
Constitutiestraat 76:
Inhoud van de aanvraag
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA | 3 oktober 2022 | 2 november 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Fluvius System Operator | 3 oktober 2022 | Geen advies bij het opmaken van het verslag |
|
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies | Advies |
Stadsontwikkeling – Onroerend Erfgoed - Monumentenzorg | 30 december 2023 | 06 januari 2023 | Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP 2060, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 20 december 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: Zone voor Wonen, met overdruk binnengebied en overdruk zone recht van voorkoop. (Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via
https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via
https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan op volgende punten:
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Algemene bouwverordeningen
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Sectorale regelgeving
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De aanvrager wenst door middel van voorliggende aanvraag een vergunning te bekomen om verschillende openingen te voorzien in de scheidingsmuur tussen perceel met nummer 76 en nummer 70. De aanwezige woongelegenheden (3) op perceel van nummer 76 kunnen als vergund beschouwd worden. De voorliggende aanvraag omvat geen functiewijziging.
Schaal - ruimtegebruik – bouwdichtheid
De werken beperken zich wat betreft nummer 76 tot het wijzigen van de achtergevel (scheidingsmuur) en beogen geen aanpassing van het aantal woongelegenheden en het bouwvolume waardoor ook zowel schaal als ruimtegebruik gerespecteerd blijven.
Cultuurhistorische aspecten en Visueel-vormelijke elementen
De werken zijn gesitueerd in een pand dat is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van 29 maart 2019. De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed zorgt dat er voor het eerst een éénduidige en overzichtelijke lijst van het gebouwd patrimonium in Vlaanderen bepaald is. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. Voor gebouwen opgenomen in de inventaris wordt de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw en/of elke constructie onderworpen aan de wenselijkheid van behoud. Het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur. Om bovenstaande redenen werd het advies ingewonnen van de stedelijke dienst Monumentenzorg. Dit advies luidt als volgt:
“De aanvraag heeft betrekking op het voormalig koetshuis horend bij het herenhuis in beaux-artsstijl naar een ontwerp door de architecten Jan De Vroey en Charles Janssens uit 1908 gelegen in de Carnotstraat 123. Het herenhuis werd als één geheel opgetrokken met twee flankerende winkelhuizen in neo-Vlaamserenaissance-stijl. Opdrachtgever was de houtkoopman Franciscus Herremans-Lafaille (Borgerhout, 1857-1909), die in december van 1909 zou overlijden, anderhalf jaar na het verkrijgen van de bouwvergunning. Eerder in 1908 had hij door De Vroey al een vandaag verdwenen houtzagerij in de Lange Zavelstraat laten bouwen. Vóór de winkelhuizen en het herenhuis, op de oude rooilijn van de Carnotstraat, werden in 1909 twee voorlopige winkelpaviljoenen waartussen een smeedijzeren hek opgericht, die verdwenen bij de verbreding van de straat vermoedelijk omstreeks 1930. Herenhuis en winkelhuizen werden kadastraal geregistreerd in 1910, samen met het nog bestaande koetshuis en paardenstal in neotraditionele stijl achteraan op de binnenplaats. Dit laatste gebouw maakt vandaag deel uit van het eigendom Constitutiestraat 76. Van de gespiegelde winkelhuizen is enkel het rechter pendant bewaard, na sloop van het linker pendant voor een nieuwbouwflat in 1962.
Het huizencomplex Herremans behoort tot het vroege oeuvre van Jan De Vroey, die midden jaren 1890 zijn loopbaan aanvatte. In deze periode bediende hij zich voor zijn residentiële architectuur zowel van het conventionele neoclassicisme, het eclecticisme, als de art nouveau. Kort vóór de Eerste Wereldoorlog bracht De Vroey de neogotische Sint-Hubertuskerk te Berchem tot stand. Actief tot zijn overlijden in 1935, ontwierp hij tijdens het interbellum zowel in de klassieke beaux-artsstijl, als de meer eigentijdse art deco. Charles Janssens, wiens loopbaan al eind jaren 1880 van start ging, paste vóór de Eerste Wereldoorlog zowel een conventioneel neoclassicisme als een pittoreske neo-Vlaamserenaissance toe, de bouwstijl van één van zijn belangrijkste realisaties, het gemeentehuis van Edegem uit 1911. Samen met zijn zoon architect H. Janssens tekende hij in 1924 voor kantoorgebouw in beaux-artsstijl van de verzekeringsmaatschappij Securitas op het Kipdorp. Het bouwproject Herremans is het enige gekende gezamenlijke ontwerp van De Vroey en Janssens.
Het koetshuis betreft een langgerekt volume van zeven traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (nok loodrecht op de Constitutiestraat, leien). De zuidelijk georiënteerde hoofdgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit baksteen en witte natuursteen met speklagen. De eerste twee traveeën zijn als risaliet uitgewerkt, in de middenas geaccentueerd door een getrapt dakvenster. Een polygonale traptoren met leien spits en topstuk markeert de voorlaatste travee. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van kruiskozijnen (enkel en dubbel) en kloosterkozijnen, met negblokken en doorgetrokken waterlijsten. Bij een verbouwing in opdracht van E. De Jongh, uitgevoerd door de aannemer Marcel Torfs in 1931, werden de twee koetspoorten in de eerste traveeën aangepast, evenals de oorspronkelijke inkomdeur in de vijfde travee. Ook het interieur onderging structurele aanpassingen. De oorspronkelijke indeling van begane grond noch bovenverdieping zijn gekend. Van bij de bouw opgedeeld ter hoogte van het traptorentje, betrof het een koetshuis met paardenstal, vermoedelijk een dienstwoning en hooizolder.
Het pand is beeldondersteunend. Een object/complex is beeldondersteunend wanneer de stedenbouwkundige, architecturale of esthetische waarde hoog zijn. Vanuit architecturaal oogpunt kan ze als representatief beschouwd worden voor de omgeving en vertoont ze een stedenbouwkundige samenhang met de ontstaansgeschiedenis van de wijken en verkavelingen. De architectuur binnen deze categorie wordt gekenmerkt door een hoge context- en ensemblewaarde en maakt vaak deel uit van gehelen. Ook waardevolle architectuur waarvan het oorspronkelijke ontwerp door aanpassingen werd aangetast maar waarvan het initiële idee nog leesbaar is, behoort tot deze categorie.
De aanvrager wenst bijkomende openingen te voorzien ter hoogte van de achtergevel om de panden te verbinden met de achterliggende tuin. Ook ter hoogte van de verdieping worden bijkomende vensters voorzien. De achtergevel wordt van alle verf ontdaan.
Vanuit oogpunt monumentenzorg is er geen bezwaar. Het voorzien van bijkomende openingen ter hoogte van de achtergevel doet geen fundamentele afbreuk aan de erfgoedwaarde van het voormalig koetshuis. Het is een meerwaarde dat de witte verf wordt verwijderd.
Voor inventarispanden wordt er maximaal ingezet op de valorisatie van de buitenschil. De stedelijke dienst Monumentenzorg hecht daarbij veel belang aan het schrijnwerk aangezien dit een erfgoedkenmerk bij uitstek is. Het oorspronkelijk schrijnwerk werd doorheen de tijd vervangen door ongeschilderd houten schrijnwerk zonder profilering. Op termijn dient dit vervangen door houten schrijnwerk met historische profilering. Detailtekeningen dienen voorgelegd te worden aan de dienst ter bespreking. Ook het recent aangebrachte polycarbonaten dak op de veranda is geen meerwaarde voor de beeldwaarde van de gevel. Een vervanging door een meer passend materiaal, bv glas, is aangewezen.
De dienst Monumentenzorg vraagt de bovenvermelde voorwaarden op te nemen als voorwaarden voor vergunning.”
Dit advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt bijgetreden. Dit op basis van artikel 5 van de Bouwcode.
In de voorliggende aanvraag worden in principe geen werken uitgevoerd aan de voorgevel. Echter wordt wel opgemerkt dat er in het verleden reeds verschillende wijzigingen werden uitgevoerd. Zo wordt er opgemerkt dat de leien van het zadeldak vervangen werden door zwarte pannen en dat er verschillende dakvlakramen werden voorzien. Deze wijzigingen zijn echter aanvaardbaar.
De scheimuur wordt ontdaan van de witte beschildering en wordt voorzien van nieuw houten buitenschrijnwerk. Deze ingrepen zijn aanvaardbaar.
Het gewijzigde schrijnwerk en het gewijzigde materiaalgebruik ter hoogte van het dak van de veranda zijn echter niet gunstig te adviseren. Er wordt geoordeeld dat de ingrepen niet voldoende afgestemd zijn op het aanwezige erfgoed. De voorwaarden opgelegd door de dienst Monumentenzorg worden daarom opgenomen in de vergunning.
Er wordt tot slot opgemerkt dat het buitenschrijnwerk van pand nummer 70 werd gewijzigd ten opzichte van de laatst vergunde toestand. Het nieuwe buitenschrijnwerk is aanvaardbaar. Het is echter wel onduidelijk of de gevelafwerking zich op het openbaar domein bevindt. Uit voorzorg wordt opgenomen dit niet zo te voorzien.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De nieuwe openingen in de scheidingsmuur worden ingevuld met nieuw buitenschrijnwerk waardoor de achterliggende verblijfsruimten meer natuurlijk licht ontvangen en beter geventileerd kunnen worden. Deze ingreep is daardoor gunstig op vlak van gezondheid en gebruiksgenot.
Toch bevat de voorliggende aanvraag nog enkele handelingen die niet gunstig te beoordelen zijn. Zo wordt er opgemerkt dat de ‘voortuin’ van pand 76 voorzien is van heel wat verharding. Gezien er geen bewijzen terug te vinden zijn dat deze verharding als vergund beschouwd kan worden is de aanvraag strijdig met artikel 1.7.1 uit het RUP. Dit artikel stelt namelijk dat de open ruimte, de beplantingen en de niet-verharde bodem van de nog maar schaars aanwezige binnenplaatsen en tuinen zorgvuldig bewaard moeten blijven.
Voor voorliggende aanvraag dient geen afwijking voorzien te worden daar bijkomende verharding voor een terras wordt voorzien in de tuin van nummer 70. Daarom wordt de bijkomende ‘voortuinverharding’ in ‘kinderkopjes’ uitgesloten uit de vergunning.
Dit ook gezien een groen binnengebied voor een aangenamer uitzicht zorgt en de leefkwaliteit van bewoners en omwonenden bevordert. Elke tuin, hoe klein ook is een natuurlijke oase voor vogels, insecten,… en zorgt ervoor dat de opwarming van de stedelijke omgeving licht verminderd wordt.
Er wordt ook opgemerkt dat de aanvraag ter hoogte van perceel nummer 70 strijdig is met artikel 1.7.1 uit RUP 2060. In de voorliggende aanvraag vergroot de hoeveelheid verharding door de toevoeging van de drie nieuwe terrassen. Er wordt echter geoordeeld dat er na het ontharden van de ‘voortuin' van pand nummer 76 er na het voorzien van de kleinschalige terrassen nog voldoende open (+20%) en groene ruimte aanwezig is. De nieuwe tuinverharding hier is aanvaardbaar.
De aanvrager wenst een berging voor de fietsen van de verschillende bewoners te voorzien achteraan het perceel van nummer 70. Dit wordt echter ongunstig beoordeeld. De passage die voorzien wordt door de eengezinswoning (nr.70) en langs de nieuwe tuinzones zorgt voor teveel privacyhinder naar de verschillende woongelegenheden toe.
Ook dienen de drie woongelegenheden in het binnengebied toegankelijk te zijn langsheen het ‘steegje constitutiestraat’ op het perceel van nummer 76. Het voorzien van een toegang tot deze woongelegenheden langsheen de eengezinswoning (nr.70) is niet aanvaardbaar.
Tot slot is er geen septische put opgetekend op de funderingsplannen. Er blijkt echter wel een put aanwezig te zijn volgens de doorsnede van de vergunde toestand. Het supprimeren van de put volgens artikel 43 van de Bouwcode is niet mogelijk. Er wordt daarom opgelegd de vergunde septische put te behouden of een nieuwe septische put te voorzien conform artikel 43 indien de septische put niet meer aanwezig zou zijn.
Mits het naleven van de gestelde voorwaarden voldoet de woningen aan de actuele eisen wat betreft hinderaspecten, gezondheid en gebruiksgenot.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 16 augustus 2022 |
Volledig en ontvankelijk | 3 oktober 2022 |
Start openbaar onderzoek | 11 oktober 2022 |
Einde openbaar onderzoek | 9 november 2022 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit | 17 maart 2023 |
Verslag GOA | 10 januari 2023 |
naam GOA | Wim Van Roosendael |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Bespreking van de bezwaren
Er werden geen bezwaren ingediend.
Wegens een cyberaanval op de stad Antwerpen werd het openbaar onderzoek mogelijks geschaad en konden eventuele analoog ingediende bezwaarschriften niet meer worden verwerkt.
Gelieve ook rekening te houden met het feit dat de stad Antwerpen nog niet in de mogelijkheid is om onmiddellijk een nieuw openbaar onderzoek op te starten.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.