Terug
Gepubliceerd op 06/02/2023

2023_CBS_00542 - Omgevingsvergunning - OMV_2022143235. Kalverstraat 2-4. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 03/02/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Erica Caluwaerts, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_00542 - Omgevingsvergunning - OMV_2022143235. Kalverstraat 2-4. District Antwerpen - Goedkeuring 2023_CBS_00542 - Omgevingsvergunning - OMV_2022143235. Kalverstraat 2-4. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
 

Projectnummer:

OMV_2022143235

Gegevens van de aanvrager:

de heer Maarten Verhaegen met als contactadres Michel De Braeystraat 55 te 2000 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

Urban Living Project Management (0500615713) met als adres Michel De Braeystraat 55 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Kalverstraat 2-4 te 2060 Antwerpen

Kadastrale percelen:

Antwerpen afdeling 7 sectie G nummers 2245A en 316L2

waarvan:

 

20221025-0075

Antwerpen afdeling 7 sectie G nummers 2245A en 316L2 (BEMALING BOUWLOT 1014 (SLACHTHUISSITE))

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de exploitatie van een grondwaterwinning voor aanleg van een ondergrondse parking

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Inhoud van de aanvraag

Het project omvat een grondwaterwinning voor de bouw van ondergrondse parkeerlagen en constructies.

Aangevraagde rubriek(en)

Aangevraagde rubriek(en) Bemaling bouwlot 1014 (Slachthuissite)

 Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

49 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria met een effluent van meer dan 5 m3/uur tot en met 50 m3/uur;

49 m³/uur

53.2.2°b)

bemaling technisch noodzakelijk voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in rubriek 53.2.1° met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³/jaar en een verlaging van het grondwaterpeil van meer dan vier meter onder het maaiveld.

405.000 m³/jaar

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

Externe adviezen

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

De Vlaamse Waterweg

5 december 2022

10 januari 2023

Voorwaardelijk gunstig

VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ (Advies Vergunning Afvalwater en Lucht) 

5 december 2022

3 januari 2023

Voorwaardelijk gunstig

VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ (Advies grondwater Antwerpen)

5 december 2022

16 januari 2023

Voorwaardelijk gunstig


Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag betreft een tijdelijke bemaling die noodzakelijk is voor de uitvoering van eerder vergunde stedenbouwkundige handelingen. Deze stedenbouwkundige handelingen werden reeds eerder getoetst aan de verenigbaarheid met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. De bemaling zelf is slechts tijdelijk van aard en noodzakelijk voor de uitvoeringsfase van de bouw. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening.

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

In het westelijke deel van de Slachthuissite (hoek Lange Lobroekstraat en Kalverstraat), wordt een nieuw gebouw (gebouw 1014) opgetrokken met twee ondergrondse parkeerlagen. Om de parking te kunnen bouwen zal de grondwatertafel verlaagd moeten worden. Het opgepompte grondwater is mogelijk verontreinigd en zal geloosd worden in het Lobroekdok. De exploitant wenst in maart 2023 te starten met de bemaling en het lozen van het afvalwater.

Bemaling

De exploitant liet een bemalingsstudie opmaken waarin de bemaling wordt gedimensioneerd en de effecten op de omgeving ingeschat. 
Het maaiveld bevindt zich op circa +4,8 mTAW. De bodemopbouw ter hoogte van de projectsite toont zich als volgt:

laag 1 (L1)

geroerde toplaag gevolgd door zandige en kleiige lagen (quartaire aquifersystemen)

tot circa +1,7 mTAW en -0,7 mTAW

laag 2 (L2)

fijn tot middelmatig kleirijk zand met glauconiet, matig grof tot grof zand met glauconiet (formatie van Lillo/Kattendijk en Diest)

tot circa -7 mTAW

laag 3 (L3)

goed gepakt glauconiethoudend zand (zand van Berchem)

tot -23,0 tot -30,0 mTAW

laag 4 (L4)

Boomse klei

 


 Op basis van peilbuizen op de site werd een gemiddeld grondwaterpeil in rust vastgesteld van circa +2,6 mTAW. De kelderverdieping is verdeeld over twee niveaus; lokaal zijn bijkomende extra uitgravingen nodig voor lift- en pompputten, het sprinklerbekken en de regenwaterbuffer. Volgende uitgravings- en bemalingspeilen worden hiervoor voorzien:

 

uitgravingspeil (mTAW) 

bemalingpeil (mTAW)

grondwaterverlaging (m)

zone 1

-0,45

-0,95

3,49

zone 2

-0,81

-1,31

3,85

zone sprinklertank

-1,75

-2,25

4,79

zone regenwaterbuffer

-1,41

-1,91

4,45

liftput Slachthuislaan

-1,31

-1,81

4,35

liftput Lange Lobroek

-1,05

-1,55

4,09


Om de invloed van de bemaling naar de omgeving te beperken wordt een waterkerende wand met een hydraulische weerstand van minimaal 500 dagen geplaatst doorheen de formatie van Lillo/Kattendijk en Diest. De wand wordt aangezet tot een diepte van 12 m-mv (-7,0 mTAW), in de top van de formatie van Berchem. Dit heeft als voordeel dat een hydraulische barrière gevormd wordt over de hoogte van de zettingsgevoelige toplaag en de goed doorlatende zanden van Lillo/Kattendijk en Diest.
De bemaling kan worden uitgevoerd met een gravitaire filterbemaling, waarbij de filters geplaatst worden op 2 m-mv tot 10 m-mv. Door de filters twee meter boven de aanzet van de wand te plaatsen kan gerekend worden op een zekere hydraulische barrièrewerking. De filters worden geplaatst aan de binnenzijde van de waterkerende wand, met een tussenafstand van 3 à 4 meter. Bijkomend worden filters geplaatst rondom de contouren van de diepere uitgravingszone 2. De filters rondom de diepere uitgraving van zone 2 worden aangesloten op aparte vacuümpompen zodanig dat de diepere grondwaterverlaging tot deze zone beperkt wordt. De beperkte bijkomende tijdelijke diepere uitgravingen (lift- en pompputten, sprinklerbekken en regenwaterbuffer) kunnen op een gelijkaardige wijze bijkomend bemaald worden met een lokaal filterkader. De grondwaterverlaging buiten de bouwput zal hoofdzakelijk optreden in de watervoerende lagen L2 en L3. 
De bemaling werd gemodelleerd aan de hand van een numeriek grondwatermodel. Bij opstart is het debiet van de bemaling beperkt tot 49 m³/uur, verdeeld over de filters rond zone 1 en 2 (23 m³/uur en 26 m³/uur). Na 90 dagen evolueert dit naar een stationair bemalingsdebiet van circa 46 m³/uur.
Na 90 dagen bemalen wordt gedurende 45 dagen bijkomend bemaald ter hoogte van de zone van de sprinklertank. Het debiet van de filters rondom de sprinklertank bedraagt circa 11,5 m³/u. Het debiet van de filters rondom zone 1 daalt tot circa 13 m³/u en het debiet van de filters rondom zone 2 stijgt licht tot 23,5 m³/uur. Het gecombineerd bemalingsdebiet bedraagt dan circa 48 m³/u. 
Na 135 dagen bemalen wordt gedurende 15 dagen bijkomend bemaald ter hoogte van overige diepere uitgravingen. Het debiet van deze filterkaders bedraagt circa 20 m³/u. Het debiet van de filters rondom zone 1 en zone 2 bedraagt dan respectievelijk 12,6 m³/uur en 15,4 m³/uur. Het gecombineerd bemalingsdebiet bedraagt 48 m³/u. Vervolgens wordt enkel nog bemaald voor het algemeen uitgravingsniveau. Het stationair bemalingsdebiet voor de filters rondom zone 1 en zone 2 bedraagt respectievelijk 25 m³/uur en 21 m³/uur, oftewel 46 m³/uur gecombineerd. 
Het cumulatief bemalingsvolume bedraagt 405.000 m³ voor de te verwachten bemalingsperiode van 1 jaar.

OVAM-dossiers en grondwaterverontreiniging

De ‘Technische Richtlijn Grondwaterhandelingen’ (OVAM, 2012) geeft aan dat buiten de contour van 25 cm grondwaterverlaging er geen significante beïnvloeding van grondwaterverontreiniging optreedt. Binnen deze contour bevinden zich 47 bij OVAM gekende dossiers. De dossiers werden gescreend; in vijf dossiers is een mobiele grondwaterverontreiniging aanwezig.
Op de projectsite zelf bevindt zich een OVAM dossier (dossier 4831), waarin overschrijdingen van de grondwaterkwaliteitsnorm voor nitraat (50 mg NO3-/liter) en nitraat 0,1 mg NO2-/liter) werden aangetroffen.

In OVAM dossier 15900, ter hoogte van de Viséstraat, werd een grondwaterverontreiniging aangetroffen met minerale olie en BTEX op een diepte van 5,0 tot 7,5 m-mv. De grondwaterverplaatsing door de bemaling aan deze verontreinigingscontour bedraagt circa 69 meter. Rekening houdend met een retardatiefactor van 58 voor de meest mobiele aangetroffen fractie, wordt een verplaatsing van de verontreiniging van 1,2 meter onder invloed van de bemaling berekend. De impact op de verontreiniging wordt aanvaardbaar geacht.
 OVAM-dossier 20024 handelt over het Lobroekdok op circa 200 meter van de bemaling. Onder invloed van de bemaling verplaatsen waterdeeltjes aan de rand van het Lobroekdoek zich maximaal 108 m. In beschrijvende bodemonderzoeken uitgevoerd in 2007 en 2012 werden verontreinigingen in het grondwater vastgesteld van ammonium, fosfaat, zink en arseen. De aanwezigheid van ammonium en fosfaat worden beschouwd als van natuurlijke oorsprong, gerelateerd met het aanwezig veencomplex. Ook de arseenconcentraties hebben vermoedelijk een natuurlijk oorsprong. Voor deze parameters worden bijzondere lozingsvoorwaarden gevraagd. Door de hoge retardatiefactor van zink zal de verplaatsing van de grondwaterverontreiniging met zink verwaarloosbaar zijn.
Ter hoogte van dossier 21149 werd een grondwaterverontreiniging aangetroffen van arseen, di-chlooretheen en tri-chlooretheen in de ondiepe peilbuizen (laag 1). Er treden geen significante grondwaterstromingen op (0,08 meter).
In dossier 78731 werd een verontreiniging van minerale olie aangetroffen in de ondiepe peilbuizen (laag 1). De stroombaananalyse toont een verwaarloosbare invloed van de bemaling op de waterdeeltjes (circa 0,2 m).
Het projectgebied bevindt zich in de zone met ‘No regret-maatregelen Lobroekdok’, waar PFAS in het grondwater aangetroffen is.
 Uit zes peilbuizen (PB) en drie pompputten (PP) in de omgeving van het project werden stalen van het grondwater genomen en geanalyseerd. De analyses van de resultaten wijzen op:

  • verhoogde concentraties van PFOA (480-4.100 ng/liter) en PFOS (230 ng/liter) in het grondwater ter hoogte van PB4, PP1 en PP3. In PB en PP met diepe filterstelling (28-35 m-mv) komen geen overschrijdingen van PFAS voor;
  • relatief hoge chloridegehaltes (110 tot 1.110 mg/liter) en geleidingsvermogen, te verklaren door de verzilting van het grondwater door de nabije ligging van de Schelde. De chloridegehaltes in de ondiepe PB4 (filterstelling 7,5-15,0 m-mv) en PP3 (10-20 m-mv) zijn relatief lager (110-150 mg/liter, zoet) dan de chloridegehaltes in de overige PB en PP (240-500 mg/liter - brak tot 1.110 mg/liter - zout), met een filterstelling gesitueerd ter hoogte van de basis van de tertiaire zanden (28-35 m-mv). Een eventuele verstoring van de lokale zoet-zout grondwaterverdeling zal zich herstellen na het stopzetten van de bemaling.

Zettingen

Ten zuiden van de projectsite liggen spoorwegen, waarvoor strengere zettingseisen (maximaal 10 mm absolute zetting) gelden. Voor andere bouwwerken geldt veelal 20 mm als een maximale aanvaardbare zetting. De theoretisch berekende zettingen overschrijden de grenswaarden van 10 en 20 mm voor verschillende uitgevoerde sonderingen (tot maximaal 63 mm). Aangezien het theoretische zettingen betreft, kunnen deze een onder- of overschatting zijn van de werkelijk optredende zettingen, afhankelijk van de lokale grondopbouw en de werkelijke zettingsgevoeligheid. Het effectieve zettingsrisico kan slechts bepaald worden door uitvoering van een bemalings- en zettingsproef. Een uitgebreide monitoring van de optredende zettingen in de ruime omgeving van de bouwput is noodzakelijk. De VMM, afdeling grondwater adviseert hierover:

‘Op basis van de zettingsproef gedurende de bemaling voor de AP Hogeschool en het gelijkaardig bemalingsconcept waarbij de bovenste zettingsgevoelige laag wordt afgeschermd met waterremmende wanden, wordt het zettingsrisico aanvaardbaar beschouwd. Een zettingsmonitoring ter hoogte van zettingsgevoelige objecten van derden (waaronder de spoorweg) is echter wel aangewezen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. Indien ter hoogte van de spoorweg een zetting wordt gemeten van 10 mm of meer dient contact opgenomen te worden met Infrabel.’

De voorwaarden die door VMM worden voorgesteld om het risico op te grote zettingen te beperken, worden integraal overgenomen in het vergunningsbesluit.

Lozing afvalwater

Het bemalingswater wordt geloosd aan een debiet van maximaal 49 m³/uur en 1.176 m³/dag. De exploitant plant het water via een lozingspijp rechtstreeks te lozen in het Lobroekdok, met overloop naar het Albertkanaal. De afvoerleiding zal over de terreinen van het voormalige slachthuis naar de Slachthuislaan lopen. Deze zal bovengronds gekruist worden, waarna het water over de kaaivlakte naar de lozingspijp geleid wordt. De Vlaamse Waterweg geeft in zijn advies aan geen bezwaar te hebben tegen de lozing van de aangevraagde debieten, op voorwaarde dat een vergunning bekomen kan worden.
Het bemalingswater zal onder andere verhoogde concentraties PFAS bevatten. Om de waarden terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau wordt een zuivering door middel van actief kool filters voorzien. Door de beluchting en dus de vorming van oxidatieproducten zou het bemalingswater niet langer geschikt zijn voor een retourbemaling.
De exploitant wenst af te wijken van de algemene lozingsnormen voor oppervlaktewater omdat voor enkele gevaarlijke stoffen in het bemalingswater verwacht wordt dat, zelfs na zuivering, het geldende indelingscriterium (IC) niet gehaald zal worden. De impact van het lozen van het verontreinigde grondwater op het ontvangende waterlichaam werd onderzocht door middel van de Wezertool en aanvaardbaar bevonden. De VMM adviseert voorwaardelijk gunstig voor het lozen van 49 m³/u bemalingswater, al dan niet via een waterzuivering (WZI) en gaat akkoord met de gevraagde lozingsvoorwaarden. De geadviseerde voorwaarde met betrekking tot monitoring van de waterkwaliteit wordt verwerkt in de bijzondere milieuvoorwaarden.

parameter

gevraagd

IC

advies VMM

%bijdrage 

PFAS, som

500 ng/l

-

-

-

PFAS, individueel

100 ng/l

-

100 ng/l

-

chloride

1.625 mg/l

-

1.625 mg/l

1,4%

arseen

50 µg/l

5 µg/l

50 µg/l

0,6%

nitriet

2 mg/

0,6 mg/l

2 mg/l

1,8%

nitraat

6,5 mg/l

-

6,5 mg/l

 

stikstof, tot

12,5 mg/l

-

12,5 mg/l

0,9%

sulfaat

200 mg/l

-

200 mg/l

0,2%

geleidbaarheid 

 

-

3.500 µS/cm

0,6%

 

Het bemalingsdebiet varieert tussen 49 m³/u en 46 m³/u. De bemaling is in duur beperkt tot maximaal 12 maanden, waarin tot 405.000 m³ grondwater opgepompt zal worden. 

Afwijking sectorale voorwaarden

De exploitant vraagt een afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II dat oplegt dat vóór de lozing een debietmeet- en bemonsteringsapparatuur moet worden voorzien. Indien de hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald met een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II, worden in voorliggende situatie evenveel garanties geboden dat het geloosde debiet bepaald kan worden. Het volume opgepompt grondwater is immers gelijk aan het volume water dat geloosd zal worden. Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan op de collectorleiding. De VMM adviseert gunstig.

Advies aan het college

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden, kan de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten plaatsvinden met een aanvaardbaar risico voor mens en milieu. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.

Geadviseerde rubriek(en)

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

49 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria met een effluent van meer dan 5 m3/uur tot en met 50 m3/uur;

49 m³/uur

53.2.2°b)

bemaling technisch noodzakelijk voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in rubriek 53.2.1° met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³/jaar en een verlaging van het grondwaterpeil van meer dan vier meter onder het maaiveld.

405.000 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.    Van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II kan afgeweken worden op voorwaarde dat de hoeveelheid grondwater dat opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald met een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II.

2.    Het geloosde bedrijfsafvalwater moet voldoen aan de algemene voorwaarden voor lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater. Afwijkend hierop worden bijzondere lozingsvoorwaarden toegestaan:

parameter

lozingsvoorwaarde

PFAS, som

500 ng/l

PFAS, individueel

100 ng/l

chloride

1.625 mg/l

arseen

50 µg/l

nitriet

2 mg/l

nitraat

6,5 mg/l

stikstof, tot

12,5 mg/l

sulfaat

200 mg/l

geleidbaarheid 

3.500 µS/cm


3.    De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd in de bemalingsfilter (na het schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal één jaar voor de opstart van de bemaling. Het bemalingswater mag pas geloosd worden wanneer uit de analyseresultaten blijkt dat aan de algemene en bijzondere lozingsvoorwaarden voldaan wordt.

Indien niet voldaan wordt, wordt de bemaling stopgezet tot een op de verontreiniging afgestemde en het opgepompte debiet gedimensioneerde WZI geplaatst werd. De bemaling wordt kortstondig opgestart zodat het effluent van de WZI gecontroleerd kan worden. Pas als blijkt dat aan de algemene en bijzondere lozingsvoorwaarden voldaan wordt, mag de bemaling opgestart worden. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025 en de parameters opgenomen in het SAP grondwater.

De verdere monitoring van het geloosde afvalwater gebeurt aan volgende frequentie:

•    bij concentraties hoger dan 80% van de norm:

o    in de eerste maand wekelijks;

o    vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de 

recentste analyse maximaal 80% van de norm bedraagt;

•    bij concentraties lager dan 80% van de norm: maandelijks.

4.    Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten van derden (bebouwing en spoorweg) aan elke zijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

•    voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

•    week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

•    vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting. 

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. Indien ter hoogte van de spoorweg een zetting wordt gemeten van 10 mm of meer dient contact opgenomen te worden met Infrabel.

5.    De bouwput wordt uitgevoerd met een waterremmende wand met een aanzetdiepte op minstens 12 m onder het maaiveld. De wand dient een gegarandeerde hydraulische weerstand te hebben van minstens 500 dagen over de volledige oppervlakte van de wand.

6.    Om de stedelijke diensten en de VMM, grondwater toe te laten de bemalingsactiviteiten op te volgen dient de exploitant de startdatum van de bemaling voor de opstart van de bemaling te melden aan de stedelijke diensten Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) en de VMM (grondwater.ant@vmm.be) samen met de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en het projectnummer OMV_2022143235.

7.    De bemaling wordt verder zo afgesteld dat er niet meer grondwater opgepompt wordt dan technisch noodzakelijk is. De bemalingsduur wordt beperkt tot het strikte minimum.

8.    Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken. 

9.    De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

•    in de eerste week en telkens de eerste week na instelling van een dieper bemalingspeil: vijfmaal;

•    voor de overige periode: maandelijks.


Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Fasering

 

 Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

9 november 2022

Volledig en ontvankelijk

5 december 2022

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit 

4 mei 2023

Verslag GOA

27 januari 2023

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.    Van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II kan afgeweken worden op voorwaarde dat de hoeveelheid grondwater dat opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald met een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II.

2.    Het geloosde bedrijfsafvalwater moet voldoen aan de algemene voorwaarden voor lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater. Afwijkend hierop worden bijzondere lozingsvoorwaarden toegestaan:

parameter

lozingsvoorwaarde

PFAS, som

500 ng/l

PFAS, individueel

100 ng/l

chloride

1.625 mg/l

arseen

50 µg/l

nitriet

2 mg/l

nitraat

6,5 mg/l

stikstof, tot

12,5 mg/l

sulfaat

200 mg/l

geleidbaarheid 

3.500 µS/cm


3.    De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd in de bemalingsfilter (na het schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal één jaar voor de opstart van de bemaling. Het bemalingswater mag pas geloosd worden wanneer uit de analyseresultaten blijkt dat aan de algemene en bijzondere lozingsvoorwaarden voldaan wordt.

Indien niet voldaan wordt, wordt de bemaling stopgezet tot een op de verontreiniging afgestemde en het opgepompte debiet gedimensioneerde WZI geplaatst werd. De bemaling wordt kortstondig opgestart zodat het effluent van de WZI gecontroleerd kan worden. Pas als blijkt dat aan de algemene en bijzondere lozingsvoorwaarden voldaan wordt, mag de bemaling opgestart worden. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025 en de parameters opgenomen in het SAP grondwater.

De verdere monitoring van het geloosde afvalwater gebeurt aan volgende frequentie:

•    bij concentraties hoger dan 80% van de norm:

o    in de eerste maand wekelijks;

o    vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de 

recentste analyse maximaal 80% van de norm bedraagt;

•    bij concentraties lager dan 80% van de norm: maandelijks.

4.    Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten van derden (bebouwing en spoorweg) aan elke zijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

•    voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

•    week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

•    vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting. 

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. Indien ter hoogte van de spoorweg een zetting wordt gemeten van 10 mm of meer dient contact opgenomen te worden met Infrabel.

5.    De bouwput wordt uitgevoerd met een waterremmende wand met een aanzetdiepte op minstens 12 m onder het maaiveld. De wand dient een gegarandeerde hydraulische weerstand te hebben van minstens 500 dagen over de volledige oppervlakte van de wand.

6.    Om de stedelijke diensten en de VMM, grondwater toe te laten de bemalingsactiviteiten op te volgen dient de exploitant de startdatum van de bemaling voor de opstart van de bemaling te melden aan de stedelijke diensten Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) en de VMM (grondwater.ant@vmm.be) samen met de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en het projectnummer OMV_2022143235.

7.    De bemaling wordt verder zo afgesteld dat er niet meer grondwater opgepompt wordt dan technisch noodzakelijk is. De bemalingsduur wordt beperkt tot het strikte minimum.

8.    Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken. 

9.    De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

•    in de eerste week en telkens de eerste week na instelling van een dieper bemalingspeil: vijfmaal;

•    voor de overige periode: maandelijks.


Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

49 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria met een effluent van meer dan 5 m3/uur tot en met 50 m3/uur;

49 m³/uur

53.2.2°b)

bemaling technisch noodzakelijk voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in rubriek 53.2.1° met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³/jaar en een verlaging van het grondwaterpeil van meer dan vier meter onder het maaiveld.

405.000 m³/jaar


Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een periode van 12 maanden vanaf de start van de bemaling.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.