Terug
Gepubliceerd op 20/03/2023

2023_CBS_01358 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022161871. Lode Vissenaekenstraat zn (zonder nummer). District Berchem - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 17/03/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_01358 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022161871. Lode Vissenaekenstraat zn (zonder nummer). District Berchem - Goedkeuring 2023_CBS_01358 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022161871. Lode Vissenaekenstraat zn (zonder nummer). District Berchem - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van vergunningsvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2022161871

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Agfa-Gevaert (0404021727), de heer Jozef Verdonck en de heer Koenraad De Backker met als adres Septestraat 27 te 2640 Mortsel

Ligging van het project:

Lode Vissenaekenstraat zonder nummer (zn) te 2600 Berchem (Antwerpen) en Septestraat 27 te 2640 Mortsel

Kadastrale percelen:

Mortsel sectie A nrs. 34T, 34B2, Antwerpen afdeling 21 sectie A nrs. 347V3, 361A7, 361N6 en 361Z6

waarvan:

 

-          20181004-0097

Antwerpen afdeling 21 sectie A nrs. 361N6, 347V3, 361A7, 361Z6, Mortsel 34T en 34B2 (Agfa Gevaert NV-Gev5)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van het verzoek:

het vervaardigen van fotografische producten (site 5): een bijstelling van de lozingsvoorwaarden

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 22 december 2016 verleende de deputatie een nieuwe milieuvergunning aan Agfa-Gevaert nv voor het vervaardigen van fotografische producten (referentie: MLAV1/16-138). De vergunning en de eraan gekoppelde bijzondere milieuvoorwaarden ondergingen intussen meerdere aanpassingen. Op 4 april 2019 en 2 juni 2022 werden op vraag van de exploitant de bijzondere lozingsvoorwaarden aangepast (referentie OMV_2018148241 en OMV_2020025956). Op 18 mei 2022 besliste de minister van Omgeving de lozingsvoorwaarden ambtshalve aan te passen (beroepsbeslissing OMV_2021124619). De vergunning loopt tot 22 december 2036.

 

Inhoud van de aanvraag

De exploitant vraagt een aanpassing van een bijzondere lozingsvoorwaarde voor PFAS.

Argumentatie

Adviezen

Er werden geen adviezen gevraagd.

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen


De waterzuivering is gelegen op het grondgebied Mortsel.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De exploitant vraagt een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarde met betrekking tot de lozing van bedrijfsafvalwater via een lozingspunt op de site Gev5 te Mortsel. De exploitant wenst een in tijd beperkte lozingsnorm voor enkele PFAS-stoffen.

In haar besluit van 18 mei 2022 legde de minister onder andere volgende bijzondere voorwaarde op (voorwaarde 10):

“De exploitant is verplicht om verder werk te maken van een zo breed mogelijke karakterisatie van de gevaarlijke stoffen, inclusief PFAS als vermeld in bijlage 2C bij titel II van het Vlarem in het afvalwater, zoals ook beschreven in artikel 3.9.2.2 van titel III van het Vlarem. Deze inventaris wordt binnen de zes maanden opgemaakt en op verzoek bezorgd aan de deputatie van de provincie Antwerpen, de afdeling GOP van de departement Omgeving, de afdeling Handhaving van het departement Omgeving en de afdeling Ecologisch Toezicht van de VMM. Voor de in het bedrijfsafvalwater nog niet nominatief in de vergunning genoemde gevaarlijke stoffen, als vermeld in bijlage 2C bij titel II van het Vlarem, die op basis van deze nieuwe inzichten bijkomend gedetecteerd worden, wordt uiterlijk zes maanden na vaststelling een lozingsnorm aangevraagd.
 Indien geen norm wordt aangevraagd, zijn de concentraties voor gevaarlijke stoffen als vermeld in bijlage 2C bij titel II van het Vlarem, beperkt tot:

  • het indelingscriterium, vermeld in kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 bij titel II van Vlarem, als die hoger ligt dan de rapportagegrens;
  • als een indelingscriterium ontbreekt of als het indelingscriterium lager ligt dan de rapportagegrens: de rapportagegrens;
  • als een indelingscriterium en een rapportagegrens ontbreken: de bepalingsgrens.

Als een gevaarlijke stof, als vermeld in bijlage 2C bij titel II van het Vlarem, niet geïdentificeerd werd in de actueel gehouden inventaris, zoals beschreven in artikel 3.9.2.2 van titel III van het Vlarem en in bovenvermelde bijzondere voorwaarde, vastgesteld wordt door de exploitant, door de afdeling Handhaving van het departement Omgeving of door de VMM in concentraties hoger dan hierboven vermeld, vraagt de exploitant binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling een lozingsnorm aan bij de bevoegde vergunningverlenende overheid. Tegelijk wordt de inventaris zoals beschreven in artikel 3.9.2.2 van titel III van het Vlarem aangepast. In afwachting van een norm geldt de rapportagegrens, desgevallend bepalingsgrens als streefwaarde voor gevaarlijke stoffen als vermeld in bijlage 2C bij titel II van het Vlarem andere dan PFAS.“

 

De exploitant voerde onderzoek naar het voorkomen van PFAS-stoffen in het lozingspunt G1-2-5, tussen mei en oktober 2022. De resultaten werden bereikt na een bijkomende zuiveringsstap met granulair actief kool (GAC) in waterzuiveringsinstallatie (WZI), investeringen in brongerichte opvang in bepaalde procesinstallaties en het uitfaseringsplan van PFAS-gerelateerde grondstoffen uit de productieprocessen.

 

µg/l

24/05

31/05

9/06

14/06

21/06

28/06

19/07

20/08

20/09

18/10

PFBA

4,6

0,16

2,0

0,51

1,8

4,1

0,72

0,38

1,2

5,5

PFPeA

0,033

0,026

0,056

0,058

0,048

0,059

0,083

0,054

0,018

0,051

PFHxA

0,038

0,024

0,049

0,061

0,037

0,060

0,068

0,054

<0,018

0,032

PFOA

0,058

0,033

0,045

0,14

0,038

0,045

0,064

0,052

0,025

0,04

PFOS

0,026

0,018

0,018

0,018

0,018

0,018

0,018

0,029

0,029

0,041

6:2 FTS

<0,046

0,059

0,16

0,37

0,16

0,16

0,13

<0,047

<0,044

<0,044

 

De exploitant vraagt volgende bijzondere lozingsvoorwaarden tot 30 juni 2024:

parameter

lozingsvoorwaarde

opmerking

PFBA

6 µg/l

= 60x tijdelijk VMM kader

PFPeA

0,1 µg/l 

rapportagegrens

PFHxA

0,1 µg/l 

rapportagegrens

PFOA

0,2 µg/l

 = 2x tijdelijk VMM kader

6:2 FTS

0,4 µg/l

 

 

PFBA

PFBA wordt niet aangewend in de productieprocessen van het bedrijf. Onderzoek toonde aan dat een bepaalde bevochtiger hydrolyseert in verschillende stappen tot PFBA, onder andere in de eigen WZI. Daarnaast bleek uit interne analyses dat de aangekochte grondstof gecontamineerd was met het PFBA molecule. Er werd een vervangprogramma opgestart dat deze bevochtiger uitfaseert in de productieprocessen. Momenteel is men er in geslaagd om het gebruik van de bevochtiger met 85% te reduceren. Er zijn nog enkele kleine productsoorten waarvoor het vervangprogramma lopende is. De reden dat men hier meer tijd voor nodig heeft is omdat deze gietsoorten niet frequent worden geproduceerd. Men verwacht de volledige omschakeling gerealiseerd te hebben in de loop van 2024.


PFPeA

PFPeA wordt/werd als dusdanig niet aangewend in de processen van Agfa. Voorlopig kon er nog geen bron worden bepaald.
 

PFOS

PFOS is uitgefaseerd in de productieprocessen en uit het brandschuim van Agfa. Historische bevuiling is gekend bij het gebruik van deze chemie, wat een verklaring kan zijn van het voorkomen van PFOS. Het is mogelijk dat de historische bevuilingen deels ondervangen worden door het gebruik van de GAC-installatie in combinatie met de eigen WZI.

 

PFOA

PFOA is grotendeels uitgefaseerd in de productieprocessen van Agfa. Op termijn vermoedt men dat resterende historische bevuilingen deels worden ondervangen door het gebruik van de GAC-installatie in combinatie met de eigen WZI.


6:2 FTS en PFHxA

Dit product wordt niet (meer) gebruikt, maar zou eveneens een gevolg zijn van de hydrolyse van een bevochtiger die in verschillende stappen wordt omgezet naar 6:2 FTS, onder andere in de eigen WZI.
 De bevochtiger bleek ook gecontamineerd met het PFHxA-molecule. Er werd een vervangprogramma opgestart dat deze bevochtiger uitfaseert in de productieprocessen. Momenteel is men er in geslaagd om het gebruik van de bevochtiger met 50% te reduceren, tegen eind Q2/ 2023 zal dit gebruik tot 95% gereduceerd zijn. Er zijn nog enkele kleine productsoorten waarvoor het vervangprogramma lopende is. De reden dat men hier meer tijd voor nodig heeft is omdat deze gietsoorten niet frequent worden geproduceerd. Men verwacht de volledige omschakeling gerealiseerd te hebben in de loop van 2024.

Bijzondere milieuvoorwaarde 9 in de lopende vergunning legde op dat een studie moest uitgevoerd worden naar de optimalisatie van de zuiveringstechnieken en alternatieven voor de verwijdering van fluoriden uit het effluent. De toepassing van de bijkomende GAC-stap is resultaat van het reeds uitgevoerde studie- en veldwerk. Korte-keten desorptie vindt plaats tijdens de eerste stap in functie van tijd en belasting. Voor de industriële pilot-opstelling werd initieel gekozen voor een seriële opstelling met drie actieve kool units waarmee een maximaal debiet van 50-60 m³/uur WZI effluent kan behandeld worden. Het zuiveringsproces werd vervolgens verder geoptimaliseerd. Men breidde de installatie uit zodat men met drie in plaats van twee in serie geplaatste AK-units kan werken. De derde AK-unit in de serie van drie heeft de functie van “beveiliging” gedurende de tijd dat men een verzadigde AK-unit wisselt.

Een vierde unit wordt stand-by gehouden en ingezet wanneer men verzadiging en doorslag van PFBA constateert na de tweede AK-unit. Deze uitbreiding is in gebruik genomen in de loop van januari 2023.

Het bedrijf investeerde in de mogelijkheid zelf PFAS te analyseren conform WAC-025, om sneller te kunnen gaan in het leerproces ter verwijdering van PFAS. Dit verhoogt de efficiëntie van de opvolging zodat bij verzadiging of desorptie van PFAS-verbindingen snel nieuw GAC kan voorzien worden.

 

De exploitant geeft een overzicht van de andere acties die werden genomen om de emissie van PFAS door het bedrijf te beperken.

  1. PFOA-bevattende grondstoffen worden sneller uitgefaseerd dan voorzien in de Europese POP-verordening. De uitfasering werd geïnitieerd en zal gerealiseerd worden tegen 31 december 2023.
  2. Het uitfaseren van PFAS (andere dan PFOA) houdende grondstoffen werd gestart in 2021 en zal gerealiseerd worden tegen 31 december 2023.
  3. Restanten van coatingsoluties in de productie-installaties aan de bron worden sinds 31 december 2022 opgevangen en aangeboden aan externe afvalverwerkers.
  4. Het bedrijf startte met het aanbrengen van voorzieningen en infrastructuur om de gecombineerde zuiveringstechnieken op industriële schaal te implementeren tegen 31 december 2023. Industriële schaal wil zeggen: volledig debiet en onder toezicht van operationele medewerkers. Momenteel staat de installatie nog onder toezicht van interne experten (pilootopstelling) voor optimalisatie van de WZI. Volgende topics worden nog onderzocht:
    1. invloed van fluctuaties (samenstelling en debiet) in de afvalwaterstromen;
    2. invloed van de biologie van de WZI en de performantie van de ultrafiltratiestap op de werking van de AK-installatie;
    3. onderzoek naar mogelijkheden en limieten van adsorptie van PFAS op actief kool;
    4. eventuele bijkomende voorzieningen die nodig zijn in functie van deze limieten;
    5. praktische organisatie om snel een GAC-unit te ontkoppelen en te vervangen.
Voor de beoordeling van PFAS in het afvalwater geldt het tijdelijk VMM-kader bemalingswater, waarin voor PFAS-individueel een waarde van 100 ng/liter en voor PFAS-totaal een waarde van 500 ng/liter wordt gehanteerd. Het ingediende dossier bevat voldoende elementen om de gevraagde lozingsvoorwaarde toe te kennen, gelet op het tijdelijk karakter ervan en de in het vooruitzicht gestelde afname van de lozing van PFAS door technische maatregelen en grondstofbeleid. De gevraagde norm voor PFBA is echter 60-maal hoger dan de ‘norm’ voor PFAS-individueel; de groepsnorm wordt dus evenmin gehaald. Bijkomende inspanningen om de concentratie snel verder af te bouwen lijken hier noodzakelijk. De WZI en het lozingspunt bevinden zich op het grondgebied van stad Mortsel. Of in dit individueel dossier een verdere versoepeling mogelijk is, zal verder in grote mate afhangen van het advies van de VMM.


Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Op basis van de beschikbare gegevens, de in het vooruitzicht gestelde saneringsmaatregelen en het tijdelijk karakter van de gevraagde versoepelingen, wordt gunstig advies gegeven, onder voorbehoud van een gunstig advies van VMM en stad Mortsel.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

6 januari 2023

Start openbaar onderzoek

2 februari 2023

Einde openbaar onderzoek

4 maart 2023

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

10 maart 2023

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

2 februari 2023

4 maart 2023

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek onder voorbehoud van een gunstig advies van de VMM en de stad Mortsel.

 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.