Het college beslist het gunstige advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, goed te keuren onder volgende bijzondere voorwaarden:
1. Het afvalwater moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde water te controleren.
2. Het debiet van het opgevangen grondwater moet worden geregistreerd.
3. De lozingsconcentratie voor minerale olie wordt beperkt tot 500 µg/liter.
4. De lozingsconcentratie voor PFOS en PFOA wordt beperkt tot:
5. Indien er afvalgassen vrijkomen, moeten deze worden geleid over een adequate luchtbehandelingsinstallatie die uitmondt in openlucht en die voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk 4.4. van het Vlarem.
6. De installaties voor het bodemsaneringsproject moeten ontoegankelijk zijn voor onbevoegden.
7. Alle voorzieningen worden getroffen teneinde bevuiling van de openbare weg door het transport van de vuile grond te voorkomen. De wielen en buitenzijde van de vrachtwagens en van het werfmateriaal dienen indien nodig ter plaatse gereinigd te worden. De vervuilde grond wordt onmiddellijk afgevoerd naar een erkend verwerker. De vrachtwagens dienen te beschikken over vloeistofdichte en afdekbare laadruimtes.
8. Bij de sanering dienen de aangrenzende nutsleidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon, enzovoort) op het openbaar domein gecontroleerd te worden op mogelijke aantasting. De saneerder dient hiervoor contact te nemen met de desbetreffende uitbaters.
9. De vervuiling ter hoogte van het openbaar domein dient eveneens verwijderd te worden.
10. De zuiveringsinstallaties dienen op de bronpercelen geplaatst te worden.
11. Indien buiten de bodemsaneringszone abnormale hinderlijke geuren worden waargenomen, worden onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen om de emissies te beperken.
12. Indien tijdens de werken de stofconcentraties in de lucht hinderlijk zijn voor de omgeving, zullen onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen worden om de stofontwikkeling te verminderen.
13. De aanvangsdatum en einddatum van de saneringswerken moeten worden meegedeeld aan de dienst Vergunningen/Milieu (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van de naam en telefoonnummer van de saneringsverantwoordelijke.
14. Na afloop van de saneringswerken dient een exemplaar van het evaluatierapport worden overgemaakt aan de dienst Vergunningen/Milieu (milieuvergunningen@antwerpen.be).
15. Gezien de risico’s die uitgaan van de verontreiniging, dient de sanering opgestart te worden binnen de maximale termijn van 5 jaar naar analogie met de wetgeving betreffende de omgevingsvergunning waarin gesteld wordt dat een vergunde inrichting in gebruik moet worden genomen binnen deze maximale termijn, op straffe van verval van de vergunning. Bovendien zorgt deze voorwaarde voor een aanvaardbare periode tussen de bekendmaking van de noodzaak tot bodemsanering en de werkelijke uitvoering hiervan.