Terug
Gepubliceerd op 03/04/2023

2023_CBS_01868 - Omgevingsvergunning - OMV_2022107871. Deurnsebaan 52-52B. District Merksem - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 31/03/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_01868 - Omgevingsvergunning - OMV_2022107871. Deurnsebaan 52-52B. District Merksem - Goedkeuring 2023_CBS_01868 - Omgevingsvergunning - OMV_2022107871. Deurnsebaan 52-52B. District Merksem - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022107871

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

VZW DE  KRINGWINKEL ANTWERPEN (0442423037) met als adres Deurnsebaan 52 te 2170 Merksem (Antwerpen)

Ligging van het project:

Deurnsebaan 52-52B te 2170 Merksem (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 40 sectie C nr. 210W3

waarvan:

 

-          20220810-0013

afdeling 40 sectie C nr. 210W3 (Kringwinkel Merksem)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het verder exploiteren van een kringloopcentrum zonder verkoop en bijstellingen van sectorale voorwaarden

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 16 oktober 2003 verleende de deputatie van Antwerpen een vergunning voor het uitbaten van een hergebruikcentrum met een regionaal overslagstation aan de vzw Sociale Werkplaats De Kringwinkel Antwerpen (kenmerk MLAV1/03-230). Op 18 mei 2006 werd de vergunning uitgebreid met bijkomende houtbewerkingstoestellen en stookinstallaties (kenmerk MLAV1/06-39). Op 3 augustus 2012 werd de vergunning nogmaals uitgebreid en aangepast (kenmerk MLAV1/12-3). De vergunning is geldig tot 16 oktober 2023.

 

Inhoud van de aanvraag

Het project omvat de hernieuwing van de vergunning voor het uitbaten van een kringloopcentrum.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

 

Aangevraagde rubriek(en) Kringwinkel Merksem
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.2.1.c)1°

opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.d)1°

opslag en sortering van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van (het betreft inrichtingen die gericht zijn op het sorteren van één specifieke afvalstroom) van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.e)1°

opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen, uitgezonderd de inrichtingen vermeld in subrubriek 2.2.1.b), met een opslagcapaciteit van maximaal 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is;

1,00 ton

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

1.050,00 m³/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 630,00 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

15,00 kW

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

20 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

30,14 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

500,00 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

1.000,00 liter

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

50,00 ton

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

778,10 kW

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

Kringwinkel Merksem

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.2.1.5 §5: groenscherm

 

Artikel 5.2.1.5  §2: openingsuren toegangspoort

 

Artikel 5.2.1.2 §2: geijkte weegbrug

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van de bepalingen van artikel 5.2.1.5 §5 van Vlarem II is er geen groenscherm vereist langsheen de randen van de inrichting voor zover er in de zone ten oosten van de schuifpoort een maximale visuele afscherming gerealiseerd wordt.

 

In afwijking van de bepalingen van artikel 5.2.1.5 §2 van Vlarem II mag de toegangspoort tot de inrichting ook buiten de normale openingsuren geopend zijn voor zover dit beperkt is tot de periode van 7.00 uur tot 18.00 uur tijdens de werkdagen

 

In afwijking van de bepalingen van artikel 5.2.1.2§2 van Vlarem II is het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie niet vereist voor zover er een registratie gebeurt door middel van één van volgende systemen: 

 • Wegen op een weegtranspallet. Met een weegtranspallet worden de goederen reeds bij de ophaling (op de vrachtwagen) gewogen.

 • Invoer via het KPRS -systeem (Kringloop Planning Registratie Systeem). Op basis van een volume-eenheid (zak, box, kar, enzovoort) en het type ingezamelde goed wordt het gewicht afgeleid uit een tabel met standaardgewichten en zo ingevoerd in het KPRS-systeem. Deze methode wordt momenteel ook reeds toegepast met goedkeuring en onder controle van OVAM. 

 

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

17 januari 2023

10 februari 2023

Voorwaardelijk gunstig

Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij

25 november 2022

11 januari 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw

25 november 2022

4 januari 2023

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

17 januari 2023

30 januari 2023

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gemengd woongebied en industriegebied. De gebieden die als gemengd woon- en industriegebied zijn aangeduid, zijn bestemd voor wonen en voor de andere in artikel 5.1.0. van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Bedoelde functies alsmede voor de instandhouding en de gerechtvaardigde uitbreiding van de bedrijven die er gevestigd zijn. Wanneer die bedrijven hun huidige bedrijfsactiviteit niet meer voortzetten en geen andere activiteiten die tot dezelfde bedrijfssector behoren, uitoefenen, krijgt het betrokken gebied uitsluitend en definitief de bestemming van woongebied.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop, (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor de verdere exploitatie van een kringloopcentrum zonder verkoop en bijstellingen.

 

De aanvraag is gesitueerd aan de Deurnsebaan. De aanvraag vormt het einde van de bebouwing, bestaande uit voornamelijk woningen. Aan de linkerzijde ligt het Bouckenborghpark.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van het gewestplan Antwerpen, namelijk industriegebied.

 

De aanvraag is conform de afgeleverde stedenbouwkundige vergunning.

 

Aangezien er geen volumetrische wijzigingen voorzien worden ten opzichte van de vergunde toestand is de aanvraag in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het kringloopcentrum zamelt volgende herbruikbare huishoudelijke goederen in:

-          kleding;

-          boeken;

-          meubelen;

-          fietsen;

-          huisraad;

-          speelgoed;

-          bruin- en witgoed.

De goederen worden ingezameld via brengpunten, ophalingen aan huis, inboedelservice en recyclageparken. In hoofdzaak worden enkel herbruikbare spullen ingezameld, gesorteerd en eventueel gereinigd en hersteld. Het doel is de goederen in één van de kringwinkels te verkopen. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) vormt hierop een uitzondering; hiervan worden herbruikbare en niet-herbruikbare goederen ingezameld.

 

AEEA

Wit- en bruingoed afkomstig van recyclageparken en elektrohandelaars wordt rechtstreeks afgevoerd naar het Regionaal Overslag Station (ROS) in Schoten. Toestellen afkomstig van ophalingen en deze die rechtstreeks worden gebracht, worden in relatief kleine hoeveelheden verzameld (maximaal 1 ton) en afgevoerd naar het ROS.
 

In de aflopende vergunning is opgenomen dat ook herstellingen aan AEEA uitgevoerd worden op de site. Dit wordt echter niet langer gedaan en niet opgenomen in de aanvraag. Er vindt enkel nog op- en overslag plaats. De maximale opgeslagen hoeveelheid wordt teruggebracht van 100 ton naar 1 ton.
 

OVAM geeft in haar advies aan dat de activiteit beter onder rubriek 2.1.2.c) – ‘opslag en overslag’ wordt ingedeeld dan onder rubriek 2.2.1.e)1° - ‘opslag en sortering’, zoals aangevraagd door de exploitant.

 

OVAM haalt verder aan dat AEEA als gevaarlijk afval beschouwd wordt als het gevaarlijke onderdelen of mengsels bevat zoals koelgassen, batterijen, PCB-houdende condensatoren, onderdelen in kwik en dergelijke. De ingezamelde AEEA moet afzonderlijk opgeslagen worden volgens de technische voorschriften uit artikel 5.2.5.2 van VLAREMA. Door de grote afname van de opslaghoeveelheid daalt het risico verbonden aan de opslag van de (beschadigde) AEEA sterk. De opslag van de AEEA vindt droog en overdekt plaats. Er is geen rechtstreekse verbinding met de interne riolering zodat verontreiniging bij lekkage vermeden wordt. De ondergrond is vloeistofdicht uitgevoerd. Er lijkt voldaan aan de voorwaarden uit het VLAREMA. Als aandachtspunt wordt eveneens meegegeven dat de inzamel- en verwerkingspercentages voor het ingezamelde AEEA jaarlijks gerapporteerd moeten worden via het beheerorganisme en gevalideerd moeten worden door een onafhankelijke keuringsinstelling (artikel 5.2.5.4 van VLAREMA). Aangezien deze aandachtspunten opgenomen zijn in het VLAREMA worden deze niet nog eens meegegeven als bijzondere milieuvoorwaarden. Het advies van OVAM wordt integraal opgenomen in het besluit.

 

Textiel

Textiel wordt op de site gesorteerd in:

-          verkoopbaar textiel voor de kringwinkels;

-          herbruikbaar maar niet verkoopbaar textiel;

-          restafval.

Naast de eerder vermelde inzamelkanalen zal textiel ook ingezameld worden in straatcontainers die wekelijks geledigd worden. De exploitant verwacht dat de inhoud 50% herbruikbaar textiel, 33% niet herbruikbaar textiel en 13% restafval zal bevatten. Herbruikbaar maar niet verkoopbaar textiel wordt verzameld in containers en opgehaald door een erkende verwerker. Textiel dat vochtig en beschimmeld is wordt afgevoerd als restafval. De opslag van textiel wordt uitgebreid van 25 ton naar 50 ton onder rubriek 41.5.
De opslag van textiel verhoogt de brandlast van het gebouw. Gelet op de naastgelegen lagere en secundaire school is dit een aandachtspunt. Conform artikel 5.41.1.3 dienen voldoende geschikte, gebruiksklare en gemakkelijk te bereiken blustoestellen ter beschikking te zijn. De exploitant geeft aan dat het gebouw voorzien is van rookmelders verbonden met een centrale meldkamer, van brandhaspels en van brandblusapparaten. Deze worden jaarlijks gekeurd. De genomen maatregelen beperken het risico op zware ongevallen voldoende. Het brandweeradvies maakt deel uit van de vergunning en dient strikt nageleefd te worden.
 

Volgens OVAM is de gevraagde rubriek 2.2.1.c)1° voor de opslag en sortering van textielafval van toepassing wanneer twee of meer afvalstromen van elkaar gescheiden worden. In dit geval zou het enkel om textiel gaan en dus een monostroom betreffen. Rubriek 2.2.1.d)1° – opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen, gericht op het sorteren van één specifieke afvalstroom wordt geadviseerd voor 50 ton.
 

De afvoerfrequentie van deze afvalstof dient voldoende hoog te liggen om te vermijden dat onhygiënische omstandigheden ontstaan.

 

Inboedel

Volledige inboedels worden in eigen beheer opgehaald bij particulieren. De bruikbare en verkoopbare fractie wordt gesorteerd. Het zal typisch gaan om meubels, schilderijen, huisgerief, speelgoed, boeken, vazen en dergelijke. Niet herbruikbaar materiaal wordt per afvalsoort gesorteerd en opgeslagen in containers op de parking in afwachting van afvoer naar vergunde verwerkers. Ongeveer 50% van het opgehaalde materiaal komt in aanmerking voor verkoop in kringwinkels, 37% wordt afgevoerd voor recyclage en 13% wordt aanzien als afval. OVAM merkt op dat voor deze activiteit rubriek 2.2.1.d)1° gevraagd wordt, terwijl 2.2.1c)1° meer van toepassing is; het gaat hier immers om het van elkaar scheiden van twee of meer afvalstromen. In de rubriekentabel wordt de activiteit ingedeeld in zowel 2.2.1.d)1° als 2.2.1.c)1°.

 

Gevaarlijke producten

Bij het ophalen van inboedels wordt in principe enkel verf meegenomen. De verf wordt op de site opgeslagen in vloeistofdichte bakken. Het zal veelal gaan om niet-gevaarlijke verven voor dagelijks gebruik. Het risico (brand, bodem) dat hieraan verbonden is, is gelet op de kleine volumes en de samenstelling van verven voor dagelijks gebruik zeer beperkt. Op de site zijn absorberende korrels aanwezig om gemorste verf op te kuisen.
 

Sporadisch worden ook gasflessen aangetroffen bij het leeghalen van een woning, veelal propaan en butaan. Hiervoor wordt een opslagplaats voor gassen in verplaatsbare recipiënten voorzien voor maximaal 500 liter. De opslagplaats bevindt zich in openlucht tegen de oostelijke perceelsgrens. De stenen muur op de perceelsgrens voldoet aan de vereisten van een veiligheidsscherm. Aan de afstandsregels wordt voldaan. In principe betreft het lege recipiënten. Het risico verbonden aan de opslag is beperkt.
 

OVAM merkt op dat de Kringwinkel Antwerpen geregistreerd is bij OVAM als IHM (Inzamelaar, handelaar of makelaar) van niet gevaarlijke afvalstoffen en AEEA en als vervoerder van afvalstoffen. Voor de overslag van de gasflessen zal de registratie van IHM uitgebreid moeten worden met afvalstoffencode 16 05 04* waaronder lege drukhouders vervat zijn.

 

Andere toestellen en inrichtingen

De inrichting beschikt over twee kleine airco’s voor klimatisatie van het serverlokaal (1,8 kW) en de vergaderzaal (1,52 kW). De bestaande toestellen bevatten samen 2,8 kg R410a. Daarnaast staan in de kelderverdieping twee persluchtcompressoren van elk 8 kW. Een derde compressor staat opgesteld in de werkplaats huisraad en heeft een vermogen van 7,5 kW. Door hun inpandige opstelling wordt geen geluidsoverlast verwacht. Als de toestellen goed onderhouden en periodiek gekeurd worden, is het risico op geluidsoverlast voor de omgeving klein.

 

Op de open binnenplaats worden naast de afvalcontainers maximaal een 20-tal bedrijfsvoertuigen gestald die gebruikt worden bij de werking (15 vrachtwagens, één ladderlift, één aanhangwagen en drie bestelwagens). Het bedrijf is gelegen in industriegebied, maar grenst aan de linkerkant aan een woonhuis. Vervoersbewegingen, starten en warmdraaien van motoren of laad- en losactiviteiten zouden potentieel voor geluidshinder kunnen zorgen wanneer deze ’s morgensvroeg, later in de avond of ’s nachts plaatsvinden. Er wordt geen afwijking gevraagd van de werktijden; de kringwinkel kent normale uitbatingsuren tijdens de dagperiode (8.00 uur tot 17.00 uur). Er zijn geen klachten over overlast gekend. Het risico op hinder is aanvaardbaar.
 

Het totale vermogen van de stookinstallaties bedraagt 778 kW. De site beschikt over 14 toestellen met vermogens tussen 23 kW en 128 kW, alle gestookt op aardgas. De reinigings- en onderhoudsattesten zijn bij de aanvraag gevoegd. Er wordt voldoende aangetoond dat de goede werking van de toestellen opgevolgd wordt en dat derhalve uitstoot van rookgassen (CO2, NOx) in de mate van het mogelijke beperkt wordt.

 

Energie

De daken van de magazijnen werden uitgerust met zonnepanelen die in 2021 121 MWh of 30% van de totale energievraag produceerden. De rubriek voor acculaders wordt aangevraagd, maar de activiteit is als gevolg van een recente wijziging van de indelingslijst niet langer een ingedeelde inrichting of activiteit. Ook de rubriek voor de transformator (630 kVA) werd geschrapt. De voorwaarden opgenomen in hoofdstuk 6.13.2 van Vlarem II dienen nageleefd te worden.

 

Water

De exploitant geeft aan enkel water te gebruiken voor sanitaire en huishoudelijke toepassingen (douches, toiletten, keuken, reiniging en dergelijke). In totaal wordt 1.050 m³ huishoudelijk afvalwater per jaar geloosd via drie lozingspunten in de openbare riolering van de Deurnsebaan. De riolering is aangesloten op de RWZI van Schoten. Het hemelwater zou deels opgevangen worden in drie hemelwaterputten, maar de locatie noch de inhoud ervan wordt vermeld in het dossier. Het bedrijf beschikt over een grote dakoppervlakte, waardoor het aanbod van hemelwater groter is dan het mogelijke hergebruik. Naast hergebruik ervan op de site is er potentieel het water af te voeren naar oppervlaktewater. De site grenst aan de oostzijde aan het Bouckenborghpark en een hierin gelegen gracht, die deel uitmaakt van een grachtenstelsel in het park. Wanneer het niet verontreinigd hemelwater kan afgevoerd worden naar het stelsel, is er mogelijkheid tot infiltratie in de ondergrond en wordt het rioolstelsel hydraulisch ontlast. Het bedrijf wordt gevraagd de mogelijkheden om het hemelwater van de daken (deels) te lozen in het grachtenstelsel van het Bouckenborghpark te onderzoeken. Een nota van het deskundig onderzoek wordt binnen een periode van één jaar overgemaakt aan het college. De nota bevat tenminste een beschrijving van de huidige situatie (dakoppervlakte, waterverbruik en -bronnen, inhoud hemelwaterputten, en dergelijke), een analyse van de opportuniteiten met betrekking tot afkoppeling van het hemelwater van de openbare riolering en een stappenplan met timing om deze afkoppeling te realiseren of een motivatie waarom dit niet of slechts beperkt mogelijk zou zijn.

 

Wanneer de inrichting tijdelijk buiten gebruik zou zijn, worden in eerste instantie de ophalingen van de textielcontainers en de inboedelservice onderbroken zodat er geen aanvoer meer is. Indien het een langere periode zou zijn, wordt er overgegaan naar een andere vergunde locatie binnen het netwerk van Kringwinkel Antwerpen. Het tijdelijk niet leegmaken van textielcontainers kan tot gevolg hebben dat sluikstort ontstaat in de omgeving van de containers, vaak in de buurt van of op het openbaar domein. Het is dan ook noodzakelijk dat er geen onderbreking optreedt van de ophalingen en onmiddellijk een afvoer naar een alternatieve locatie voorzien wordt.

 

De hout- en metaalbewerkingstoestellen en de ontvettingsbaden worden niet langer opgenomen in de vergunning. Er wordt wel nog een fietsatelier uitgebaat, maar het vermogen van de vast opgestelde toestellen is er lager dan 5 kW.

 

Afwijking sectorale voorwaarden

Artikel 5.2.1.2§2 van Vlarem II legt het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie op. In de lopende vergunning werd hierop al een afwijking toegestaan. Er is geen weegbrug aanwezig op de site. De exploitant geeft aan dat dit organisatorisch niet haalbaar zou zijn. Als alternatief stelt de exploitant voor gebruik te maken van:

-          wegen op een weegtranspallet bij ophaling van de goederen;

-          registratie op basis van volume (zak, box, kar) en het type ingezamelde goed (KPRS).

Het Kringloop Planning Registratie Systeem (KPRS) maakt voor AEEA gebruik van een lijst met standaardgewichten per toestel. Elk groot toestel en elke palletbox worden geregistreerd bij het aanleveren, waarbij ook herkomst, type toestel, afvoerkanaal en dergelijke ingegeven worden. Het systeem kan rapporten en afvoerbonnen genereren.
 

Voor de andere fracties wordt het gewicht bepaald op basis van volume-eenheid en het type ingezamelde goed afgeleid uit een tabel met standaardgewichten. De gegevens worden eveneens geregistreerd in het KPRS.
 

OVAM adviseert dat voor AEEA het KPRS voldoende garanties biedt dat de afvalstroom opgevolgd kan worden. Echter, voor textielafval en de afvalstoffen afkomstig van de inboedelservice, voldoet het KPRS niet en kan enkel afgeweken worden van artikel 5.2.1.2§2 indien:

-          de exploitant gebruik maakt van een geijkte weeginstallatie (kleine weegschaal, balans, weegtranspalet) met automatische registratie op de eigen site;

-          de exploitant gebruik maakt van een geijkte weeginstallatie met automatische registratie van derden.

Artikel 5.2.1.5§5 van Vlarem II legt de aanleg van een groenscherm op langsheen de randen van de inrichting. De exploitant wenst hiervan af te wijken en motiveert dat het een bestaande inrichting betreft gelegen in industriegebied. In de lopende vergunning zou voor deze bepaling al een afwijking bekomen zijn. Door de bestaande afsluitingen (muur) of gebouwen is er geen visuele inkijk aan de straatkant (Deurnsebaan) en aan de zijkanten (park, school, buren), met uitzondering van een zone ten oosten van de toegangspoort (circa 11 meter), waar een hekwerk geplaatst werd op een laag muurtje. Door het hekwerk is er goed zicht op het binnenplein, de afvalcontainers en gestalde vrachtwagens en de activiteiten. Een eventuele afscherming door een groenscherm lijkt hier echter niet mogelijk doordat de poort langs het hekwerk schuift bij het openen ervan. De afwijking kan toegestaan worden.

 

Artikel 5.2.1.5§2 stelt dat:

-          de inrichting ontoegankelijk moet zijn voor onbevoegden;

-          de inrichting omheind wordt met een stevige en voldoende ongeveer twee meter hoge afsluiting;

-          alle toegangswegen tot de inrichting worden afgesloten met een poort;

-          de poorten enkel open gehouden worden onder toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde;

-          de poorten buiten de normale openingsuren op slot gehouden worden.

 

De exploitant wenst de toegangspoort tot de inrichting ook buiten de normale openingsuren geopend te laten, beperkt tot de periode van 7.00 uur tot 18.00 uur tijdens de werkdagen. De toegangspoort wordt immers ook gebruikt door de medewerkers van andere sociale organisaties die in de gebouwen gehuisvest zijn. Deze afwijking werd in de huidige vergunning ook reeds toegestaan. De exploitant stelt in zijn afwijkingsaanvraag geen alternatieven of maatregelen voor die garanties bieden dat de doelstellingen van artikel 5.2.1.5§2 worden gehaald. Het is onduidelijk hoe vermeden zal worden dat onbevoegden zich toegang tot het terrein en de op de binnenplaats opgeslagen afvalstoffen zullen verschaffen. De afwijking kan enkel toegestaan worden, wanneer toezicht voorzien kan worden of de poorten afgesloten worden en enkel geopend worden bij het betreden en verlaten van het terrein.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden, kan de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten plaatsvinden met een aanvaardbaar risico voor mens en milieu. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.2.1.c)1°

opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.d)1°

opslag en sortering van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van (het betreft inrichtingen die gericht zijn op het sorteren van één specifieke afvalstroom) van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.e)1°

opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen, uitgezonderd de inrichtingen vermeld in subrubriek 2.2.1.b), met een opslagcapaciteit van maximaal 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is;

1,00 ton

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

1.050,00 m³/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

zonder voorwerp

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

zonder voorwerp

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

20 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

30,14 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

500,00 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

1.000,00 liter

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

50,00 ton

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

778,10 kW

 

Gecoördineerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

2.2.1.c)1°

opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.d)1°

opslag en sortering van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van (het betreft inrichtingen die gericht zijn op het sorteren van één specifieke afvalstroom) van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.e)1°

opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen, uitgezonderd de inrichtingen vermeld in subrubriek 2.2.1.b), met een opslagcapaciteit van maximaal 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is;

1,00 ton

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

1.050,00 m³/jaar

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

20 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

30,14 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

500,00 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

1.000,00 liter

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

50,00 ton

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

778,10 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De afvoerfrequentie van de afvalstof textiel dient voldoende hoog te liggen om te vermijden dat onhygiënische omstandigheden ontstaan.

2. Gelet op het risico op ongedierte (opslag van inboedels, textiel en afvalstoffen) dienen preventief doeltreffende maatregelen genomen te worden om ongedierte (knaagdieren, kruipende en vliegende insecten) te bestrijden.

3. Voor de overslag van de gasflessen zal de registratie van IHM uitgebreid moeten worden met afvalstoffencode 15 01 11 waaronder lege drukhouders vervat zijn.

4. De exploitant onderzoekt de mogelijkheden om het hemelwater van de daken (deels) te lozen in het grachtenstelsel van het Bouckenborghpark. Een nota van het deskundig onderzoek wordt binnen een periode van één jaar overgemaakt aan het college. De nota bevat tenminste een beschrijving van de huidige situatie (dakoppervlakte, waterverbruik en -bronnen, inhoud hemelwaterputten, en dergelijke), een analyse van de opportuniteiten met betrekking tot afkoppeling van het hemelwater van de openbare riolering en een stappenplan met timing om deze afkoppeling te realiseren of een motivatie waarom dit niet of slechts beperkt mogelijk zou zijn. Er wordt overlegd met de beheerder van het park over de modaliteiten van een eventuele lozing.

5. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.2§2 voor AEEA, mits gebruik gemaakt wordt van het KPRS.

  1. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.2§2 voor textielafval en afval van de inboedelservice indien:
    • de exploitant gebruik maakt van een geijkte weeginstallatie (kleine weegschaal, balans, weegtranspalet) met automatische registratie op de eigen site;
    • de exploitant gebruik maakt van een geijkte weeginstallatie met automatische registratie van derden.

7. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.5§5 van Vlarem II voor de aanleg van een groenscherm rondom de site.

8. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.5§2, op voorwaarde dat:

  • toezicht voorzien kan worden;

of

  • de poorten afgesloten worden na de openingsuren en enkel geopend worden bij het betreden en verlaten van het terrein.

9. Wanneer de inrichting tijdelijk buiten gebruik zou zijn, voorziet de exploitant steeds een alternatieve locatie voor het ontvangen en verwerken van het ingezamelde textiel via textielcontainers.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

4 oktober 2022

Volledig en ontvankelijk

25 november 2022

Start 1e openbaar onderzoek

4 december 2022

Einde 1e openbaar onderzoek

2 januari 2023

Start laatste openbaar onderzoek

10 februari 2023

Einde laatste openbaar onderzoek

12 maart 2023

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

8 juni 2023

Verslag GOA

27 maart 2023

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

4 december 2022

2 januari 2023*

0

0

0

0

10 februari 2023

12 maart 2023

0

0

0

0

 * Wegens een cyberaanval op stad Antwerpen werd het openbaar onderzoek mogelijk geschaad en konden eventuele analoog ingediende bezwaarschriften niet meer worden verwerkt. Daarom werd een nieuw openbaar onderzoek gehouden.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. De afvoerfrequentie van de afvalstof textiel dient voldoende hoog te liggen om te vermijden dat onhygiënische omstandigheden ontstaan.

2. Gelet op het risico op ongedierte (opslag van inboedels, textiel en afvalstoffen) dienen preventief doeltreffende maatregelen genomen te worden om ongedierte (knaagdieren, kruipende en vliegende insecten) te bestrijden.

3. Voor de overslag van de gasflessen zal de registratie van IHM uitgebreid moeten worden met afvalstoffencode 15 01 11 waaronder lege drukhouders vervat zijn.

4. De exploitant onderzoekt de mogelijkheden om het hemelwater van de daken (deels) te lozen in het grachtenstelsel van het Bouckenborghpark. Een nota van het deskundig onderzoek wordt binnen een periode van één jaar overgemaakt aan het college. De nota bevat tenminste een beschrijving van de huidige situatie (dakoppervlakte, waterverbruik en -bronnen, inhoud hemelwaterputten, en dergelijke), een analyse van de opportuniteiten met betrekking tot afkoppeling van het hemelwater van de openbare riolering en een stappenplan met timing om deze afkoppeling te realiseren of een motivatie waarom dit niet of slechts beperkt mogelijk zou zijn. Er wordt overlegd met de beheerder van het park over de modaliteiten van een eventuele lozing.

5. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.2§2 voor AEEA, mits gebruik gemaakt wordt van het KPRS.

  1. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.2§2 voor textielafval en afval van de inboedelservice indien:
    • de exploitant gebruik maakt van een geijkte weeginstallatie (kleine weegschaal, balans, weegtranspalet) met automatische registratie op de eigen site;
    • de exploitant gebruik maakt van een geijkte weeginstallatie met automatische registratie van derden.

7. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.5§5 van Vlarem II voor de aanleg van een groenscherm rondom de site.

8. Er kan afgeweken worden van artikel 5.2.1.5§2, op voorwaarde dat:

  • toezicht voorzien kan worden;

of

  • de poorten afgesloten worden na de openingsuren en enkel geopend worden bij het betreden en verlaten van het terrein.

9. Wanneer de inrichting tijdelijk buiten gebruik zou zijn, voorziet de exploitant steeds een alternatieve locatie voor het ontvangen en verwerken van het ingezamelde textiel via textielcontainers.


Brandweervoorwaarden

De brandweervoorwaarden uit het verslag met referentie BW/YS/2023/G.00429.ME.0006 die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

2.2.1.c)1°

opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.d)1°

opslag en sortering van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van (het betreft inrichtingen die gericht zijn op het sorteren van één specifieke afvalstroom) van maximaal 100 ton;

50,00 ton

2.2.1.e)1°

 opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen, uitgezonderd de inrichtingen vermeld in subrubriek 2.2.1.b), met een opslagcapaciteit van maximaal 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is

1,00 ton

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

1.050,00 m³/jaar

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

20 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

30,14 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

500,00 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

1.000,00 liter

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

50,00 ton

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

778,10 kW


Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.