Terug
Gepubliceerd op 15/05/2023

2023_CBS_03057 - Advies aan FOD Economie - Algemene Directie Energie – dienst Nucleaire Toepassingen in het kader van een MER - Uitstel van de desactivering van de kernreactoren Doel 4 en Tihange 3. Gunstig advies - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 12/05/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_03057 - Advies aan FOD Economie - Algemene Directie Energie – dienst Nucleaire Toepassingen in het kader van een MER - Uitstel van de desactivering van de kernreactoren Doel 4 en Tihange 3. Gunstig advies - Goedkeuring 2023_CBS_03057 - Advies aan FOD Economie - Algemene Directie Energie – dienst Nucleaire Toepassingen in het kader van een MER - Uitstel van de desactivering van de kernreactoren Doel 4 en Tihange 3. Gunstig advies - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Doel 4 werd industrieel in gebruik genomen op 1 juli 1985 en de desactivatie is voorzien op 1 juli 2025.

Eind december 2021 vroeg de regering aan het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) en FOD Economie (DG Energie) om een analyse te maken van de acties die nodig zijn voor het activeren van het zogenaamde plan B: het langer dan gepland openhouden van de kernreactoren Doel 4 (en Tihange 3).

Op 1 april 2022 keurde de federale regering een voorontwerp van wet goed tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie.

Op 9 januari 2023 kwamen de Belgische regering en uitbater Engie Electrabel tot een akkoord om het tien jaar langer dan hun geplande sluitingsdatum in 2025 openhouden van de twee jongste kernreactoren van het land, Doel 4 en Tihange 3, te bewerkstelligen. Over het voorontwerp werd een milieueffectbeoordeling opgemaakt in opdracht van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie nodigt uit desgewenst een advies te geven over het project.

Juridische grond

De geleidelijke uitstap van het gebruik van kernenergie voor elektriciteitsproductie op het Belgische grondgebied is geregeld door de wet van 31 januari 2003 (wet op de kernuitstap). Op 18 maart 2022 besliste de federale regering over te gaan tot een verlenging van de uitbatingstermijn van Doel 4. Op 1 april 2022 keurde de ministerraad op voorstel van minister van Energie Tinne Van der Straeten een voorontwerp van wet goed tot wijziging van de wet houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie.

Regelgeving: bevoegdheid

Deze raadpleging is overeenkomstig met de richtlijn 2011/92/EU van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, de richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en de richtlijn 2009/147/EG van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand.

Argumentatie

Elia berekende dat er in 2025 in België nood is aan een bijkomende flexibel inzetbare productiecapaciteit van circa 3,6 GW om de nodige bevoorradingszekerheid en flexibiliteit te verzekeren (tegen 2032 zelfs tot 4,6 GW). In de eerste plaats is dit een gevolg van de toenemende elektrificatie van de economie en de samenleving. Het tekort kan op korte termijn op onvoldoende mate opgevangen worden door de marktwerking.
 Uit de analyse van het FANC bleek dat een verlenging van de uitbatingstermijn voor de jongste kernreactoren op het vlak van de nucleaire veiligheid mogelijk was, mits de nodige reglementaire aanpassingen en veiligheidsverbeteringen van de installaties. Voor een uitbatingsverlenging is ook een milieueffectrapport vereist, dat werd opgemaakt door een team van erkende radiologische en niet-radiologische MER-deskundigen.

Algemeen

De periode van 10 jaar start op de datum van de eerste industriële elektriciteitsproductie na de sluiting, met een uiterlijke datum voor stillegging bij verlenging van 31 december 2037.

De kernreactoren voldoen aan de geldende wettelijke veiligheidsvoorschriften. Deze werden in 2020 aangescherpt met bijkomende veiligheidsvereisten die gelden vanaf 2025. Aangezien Doel 4 hoort tot de meest moderne kernreactoren in België en al voorwerp uitmaakte van diverse verbeteringsprojecten, zijn de werken nodig om de Long Term Operations (LTO) te kunnen realiseren niet bijzonder uitgebreid of complex.

De werken in het MER omvatten ontwerpverbeteringen en verouderingsbeheer.
Ontwerpverbeteringen hebben onder meer betrekking op het beheer van hittegolven, het versterken van de bewoonbaarheid van de noodplancentra in geval van ernstige ongevallen en bijkomende (mobiele) koelsystemen voor bestraalde kernbrandstof in ongevalssituaties.
 Voor het verouderingsbeheer schat de veiligheidsautoriteit (FANC) in dat de grote mechanische componenten (reactorvat, reactordeksel, stoomgeneratoren) niet moeten vervangen worden; voor andere componenten (kleinere mechanische componenten zoals pompen of kleppen, elektrische uitrusting, instrumentatie, civiele structuren) zal er pas een volledig beeld van de mogelijke vervangingswerken zijn op het moment dat Electrabel nv zijn studies heeft afgerond.

Op basis van de werken zoals gekend op het moment van de scoping van de potentiële effecten en van de beoordeling van deze effecten kan gesteld worden dat de effecten zeer lokaal zijn en in het algemeen beperkt blijven tot de site voor de verschillende niet-radiologische disciplines. Voor de werken wordt een beperkte hoeveelheid laagradioactief afval verwacht, die slechts een fractie uitmaakt van de cumulatieve hoeveelheid over de beschouwde LTO periode.

Het rapport geeft aan dat de werken nodig om LTO te realiseren niet bijzonder of complex zijn. Echter blijkt ook dat nog niet alle studiewerk afgerond is en dat er, met name met betrekking tot het verouderingsbeheer, hierover nog geen volledig beeld kan gegeven worden. De eventuele toename van het verouderingsbeheer met op dit moment ongekende vervangingswerken zal waarschijnlijk een beperkte impact hebben op de milieueffecten, maar voornamelijk doorwegen in de totale kostprijs van het project.

Voor Doel 4 zal de definitieve stopzetting (DSZ) en de post-operationele fase op een bepaald moment aan de orde zijn, met of zonder de realisatie van het project voor de levensduurverlenging. Het verschil is het tijdstip waarop de DSZ zal gebeuren, maar de milieueffecten op zich wijzigen er niet door. De impact van de ontmanteling maakt geen onderdeel uit van de milieueffectbeoordeling van de levensduurverlenging.

Alternatieven

De beslissing om de levensduur van de kernreactoren met 10 jaar te verlengen wordt aangestuurd door onverwachte en niet-wenselijke ontwikkelingen op de energiemarkt en in de geopolitieke situatie in Europa. De overheid ging na of er gelijkwaardige alternatieve opties zijn en wat de voor- en nadelen ervan waren. Samengevat kan gesteld worden dat meerdere van de mogelijke alternatieve energiebronnen geen reëel alternatief vormen: de capaciteit aan hernieuwbare energie is nog onvoldoende uitgebouwd, de invoermogelijkheden staan onder druk en de strategische reserve is niet bedoeld om structureel ingezet te worden. Het CRM (capaciteitsremuneratiemechanisme) is het meest voor de hand liggende (aanvullend) alternatief, en wordt verder uitgebouwd.

Effecten

In de milieueffectbeoordeling worden de radiologische en de niet-radiologische effecten van de levensduurverlenging bestudeerd en beoordeeld.

Niet radiologische effecten

Voor de niet-radiologische effecten heeft de beoordeling betrekking op de thema’s oppervlaktewater, lucht, biodiversiteit, gezondheid en klimaat. Voor de thema’s bodem, grondwater, geluid, mobiliteit en landschap werd geoordeeld dat er op strategisch niveau geen aanzienlijke (niet-radiologische) effecten te verwachten zijn van de levensduurverlenging.

Water

Gedurende een bijkomende periode van 10 jaar wordt (gezuiverd) sanitair afvalwater, behandeld bedrijfsafvalwater en (opgewarmd) koelwater geloosd in de Schelde. De lozingsnormen worden gerespecteerd en de bijdrage van de lozingen aan de concentratie van de verschillende polluenten in het oppervlaktewater is beperkt en zal niet leiden tot een achteruitgang van de ecologische toestand van de Schelde. De effecten van de lozing blijven beperkt tot de zone binnen de strekdam. Blijvende aandacht moet worden geschonken aan monitoring en tijdige bijsturing.
De aanbeveling in het MER om het stilleggen van Doel 3 (23 september 2022) en Doel 1 en 2 (2025) aan te grijpen om de waterzuivering en het (hemel)waterbeheer voor Doel 4 te optimaliseren moet als randvoorwaarde voor het project opgelegd worden.

Biodiversiteit

De effecten van het project op de oppervlaktewaterkwaliteit, barrièrewerking, mortaliteit, verstoring, direct ruimtebeslag, en eutrofiëring en verzuring worden onderzocht. Voor barrièrewerking en direct ruimtebeslag zijn geen effecten te verwachten. Voor mortaliteit is er mogelijk een (beperkt) effect omwille van de aanzuiging van koelwater. Op het vlak van verstoring zijn enkel wijzigingen te verwachten op vlak van geluidsverstoring. Het belang hiervan is eerder beperkt, aangezien tijdens de periode van levensduurverlenging de verstoring nog enkel van Doel 4 zal afkomstig zijn. Bovendien gaat het om een bestaand geluid dat continu en voorspelbaar is; een belangrijke impact op de soorten in de omgeving wordt dan ook niet verwacht.
 De effecten van de verzurende en eutrofiërende deposities zijn verwaarloosbaar. Er worden voor de stikstofdeposities positieve effecten verwacht door de ‘vermeden emissies’ die samengaan met 10 jaar aan bijkomende nucleaire productie. De lozing van afval- en koelwater zal geen betekenisvolle effecten hebben op het ecosysteem van de Schelde als geheel. Ook lokaal zijn er geen aanwijzingen dat de effecten nadelig zouden zijn voor de aanwezige organismen.

Lucht

Impact is mogelijk door gebruik van de stoomketels en dieselmotoren. Deze hebben echter jaarlijks maar een beperkt aantal werkuren, waardoor de impact op de luchtkwaliteit in de omgeving verwaarloosbaar is. Als de levensduur van Doel 4 niet verlengd wordt zal in de plaats ervan elektriciteit gegenereerd moeten worden (deels) met behulp van fossiele brandstoffen. De emissies die hierbij ontstaan liggen veel hoger dan de emissies die bij de werking van Doel 4 ontstaan.

Klimaat

De broeikasgasemissies die kunnen toegewezen worden aan de werking van Doel 4 bedragen over de periode van de levensduurverlenging samen zo’n 14 kton CO2-eq. Ook hier geldt dat vermeden broeikasgasemissies veel groter zijn. Over de hele periode genomen wordt door het uitstel van de desactivatie van de reactor de emissie van ongeveer 12.417 kton CO2-eq vermeden.

Gezondheid

Het project heeft geen betekenisvolle gevolgen voor de gezondheid. Legionella heeft als gevolg van de genomen maatregelen en de specifieke omstandigheden (brak voedingswater) nooit een probleem gevormd. De risicoperceptie met betrekking tot nucleaire ongevallen is er wel, maar er is geen aantoonbaar verband met psychosomatische effecten. Tenslotte vermindert het openhouden van Doel 4 de kans op een black-out gevoelig, met dus een positief effect op het vermijden van de gezondheids- en veiligheidseffecten die met stroomonderbrekingen kunnen gepaard gaan. Op het vlak van externe veiligheid wordt geen betekenisvolle toename van het risico verwacht als gevolg van de levensduurverlenging.

Radiologische effecten

Impact op mens en milieu bij normale uitbating

De blootstelling is het gevolg van directe straling afkomstig van de site en de radioactieve gasvormige en vloeibare lozingen. De dosis aan directe straling aan de grens met en buiten de site is erg klein en niet waarneembaar. Het is niet te onderscheiden van de natuurlijke variaties in de achtergrondstraling. Externe straling neemt verder ook sterk af met de afstand. De effectieve dosis ten gevolge van het project ten gevolge van de gasvormige en vloeibare lozingen wordt voor de meest blootgestelde persoon geschat op 0,010 mSv/jaar. Dit is een triviale dosis, ver beneden de wettelijke limiet van 1 mSv/jaar. De blootstelling in België aan natuurlijke straling bedraagt 2,4 mSv. Gezien de definitieve stopzetting van andere reactoren op de site (Doel 1: 15 februari 2025, Doel 2: 15 december 2023 en Doel 3: 1 oktober 2022) wordt verwacht dat de blootstelling ten gevolge van de activiteiten op de site zal dalen ten opzichte van de situatie in de afgelopen jaren.

Impact op mens en milieu bij een ongeval

Twee ontwerpbasisongevallen werden bestudeerd:

  • Loss Of Coolant Accident (LOCA – ongeval door verlies van koeling);
  • Fuel Handling Accident (FHA –ongeval tijdens handeling met brandstofelement).

Daarnaast werd één uitbreidingsontwerpongeval, een Complete Station Blackout (CSBO) met kernsmelt beschouwd.
De effecten van de twee ontwerpbasisongevallen vallen binnen de limieten van de algemene gegevens in het kader van Artikel 37 van het Euratom verdrag. Er werden ook evaluaties in het kader van de FANC/Bel-V richtlijnen voor nieuwe klasse 1 installaties gebruikt voor de effectbeoordeling.
Voor de beschouwde ongevallen is volgens de analyse van de nieuwe klasse 1 installaties de effectieve dosis het hoogst voor het CSBO-ongeval. Ze bedraagt 8,89 mSv, wat een overschrijding is van het referentieniveau voor schuilen (5 mSv in 24 uur) maar nog beduidend lager is dan het niveau voor evacuatie (50 mSv in één week). Equivalente schildklierdosissen zijn gelijkaardig voor het LOCA en het FHA en bedragen rond de 35 mSv (leeftijdscategorie 1-2-jarigen). Deze waarden zijn hoger dan het referentieniveau voor de inname van stabiel jodium voor kinderen en zwangere vrouwen (10 mSv equivalente schildklierdosis). Voor de ontwerpbasisongevallen zullen op basis van de conservatieve schattingen van de depositie van jodiumisotopen de waarden voor de voedselketen overschreden worden en kunnen tegenmaatregelen noodzakelijk zijn. Ook voor het CSBO-ongevalscenario is het niet uitgesloten dat het afgeleide niveau voor de bodemconcentratie van 4.000 Bq/m2 overschreden wordt en er maatregelen voor de voedselketen noodzakelijk zijn. In dit ongeval is de afzetting van jodium echter kleiner dan in de ontwerpbasisongevallen (LOCA en FHA). Voor alle ongevalsscenario’s zal dit opnieuw, omwille van de beperkte halveringstijd van de belangrijkste jodium isotopen, beperkt zijn in de tijd (halveringstijd van 8,02 dagen voor I-131). De besmetting met langlevende radionucliden zoals Cs-137 zal zeer beperkt zijn en geen tegenmaatregelen vragen in de beschouwde scenario’s. Eén jaar na het ongeval zijn er bijgevolg geen tegenmaatregelen meer te verwachten.
De grensoverschrijdende impact van de ongevallen blijft beperkt, er zijn voor geen van de beschouwde ongevalscenario’s directe tegenmaatregelen noodzakelijk (schuilen, evacueren of de inname van stabiel jodium ter bescherming van de schildklier). In Nederland is een besmetting van de voedselketen met jodium isotopen waarbij tegenmaatregelen vereist kunnen zijn mogelijk. In de andere buurlanden is dit erg onwaarschijnlijk, maar niet helemaal uitgesloten.
Voor de impact op fauna en flora kan op basis van de geloosde hoeveelheden en de daaraan gekoppelde deposities in de verschillende ongevalscenario’s een zeer matig tot te verwaarlozen effect verwacht worden.
Omdat na 2025 Doel 4 de enige reactor is op de site die uitgebaat wordt voor elektriciteitsproductie, neemt de kans op een ernstig ongeval af. Na de definitieve stopzetting van de andere reactoren blijft een ongeval mogelijk (door bijvoorbeeld het verlies van koeling), maar de potentiële radioactieve lozingen en dus ook de potentiële impact zal snel in functie van de tijd afnemen. De impact van eventuele multi-unit events op beide sites (ongevallen waarbij er meer installaties betrokken zijn) zal daardoor na 2025 ook kleiner zijn.

Impact op de productie van afval en verbruikte splijtstoffen

Volgende categorieën radioactieve afvalstoffen worden onderscheiden:

  • categorie A: laag- en middelactief kortlevend afval;
  • categorie B: laag- en middelactief langlevend afval;
  • categorie C: hoogradioactief langlevend afval (verbruikte splijtstoffen).

Het uitstel van desactivatie van kernreactor Doel 4 zal aanleiding geven tot een bijkomende hoeveelheid laag- en middelradioactief afval van ongeveer 460 m3. Dit is voornamelijk afval van categorie A, met slechts een beperkte hoeveelheid categorie B-afval. Vergeleken met de ongeveer 50.000 m3 categorie A-afval die momenteel is opgenomen als bronterm in het veiligheidsdossier van de oppervlakteberging betekent dit een marginale toename (<1%).

Dit bijkomend volume zal worden geborgen in de daartoe voorziene inrichting te Dessel, waarvoor de vergunningsprocedure lopende is. Aangezien het gaat om de verlenging van een bestaande activiteit met vergelijkbare afvalfamilies en gekende karakteristieken, worden verder geen effecten verwacht voor het afvalbeheer op zowel korte als lange termijn.

Daarnaast zal een bijkomende hoeveelheid van ongeveer 390 verbruikte splijtstofelementen worden gegenereerd of een toename van 3,5% ten opzichte van de gehele Belgische splijtstofinventaris in het geval van definitieve stopzetting. Hiervoor zal een lange termijn beheersoplossing moeten uitgewerkt worden, die neerkomt op geologische berging in weinig verharde klei, met supercontainers als primaire verpakking. Het meerverbruik zou overeenkomen met 98 bijkomende supercontainers (Type SC-4) en een extra benodigde bergingsgalerijlengte van ongeveer 600 m. De bijkomende hoeveelheid te bergen ‘spent fuel’ zal echter geen evenredige toename van de geschatte dosis of risico veroorzaken.

Tijdens ontmantelingswerkzaamheden worden grote hoeveelheden materiaalstromen gegenereerd, waarvan het grootste gedeelte kan worden vrijgegeven en gerecycleerd. De reactorkuip en de interne delen zijn echter te beschouwen als radioactief afval. De afvalclassificatie (categorie A of B) gebeurt op basis van de radioactiviteitsconcentratie van veiligheidsrelevante radionucliden en is afhankelijk van de neutronenflux tijdens de werking van een reactor en de bestralingsduur. Activatieberekeningen van de verschillende onderdelen van het kuipstaal toonden aan dat de totale activiteit nauwelijks toeneemt, en dat de kleine fractie van langlevende isotopen (die van belang zijn voor het beheer op lange termijn) zal toenemen met ongeveer 25%, evenredig met de duur van de uitbatingsverlenging van 10 jaar. Er wordt verwacht dat deze beperkte activiteitstoename door de verlenging niet of weinig bepalend zal zijn voor de afbakening van de transitiezone tussen categorie A en categorie B afval. Er worden dan ook geen significante verschuivingen in volumes afval verwacht.

Milderende maatregelen

Gezien de beperkte niet-radiologische effecten van het project worden geen milderende maatregelen, maar wel volgende aanbevelingen geformuleerd voor het thema Water:

1. Verhinderen van drainage van grondwater en koelwater naar de gemengde riolering en afkoppelen van hemelwater zal de verdunning van het afvalwater beperken en frequente overstortingen vermijden.

2. Blijvende optimalisatie van de afvalwaterzuivering is aangewezen om voormalige knelpunten (nitriet, AOX) blijvend op te lossen. Een aantal andere parameters moeten consistenter gemeten worden zodat kan nagegaan worden of de lozingsnormen gerespecteerd worden.

3. Toekomstige verbouwingen en renovaties moeten voldoende overstromings- en klimaatrobuust zijn om de gevolgen van meer intense regenbuien in de toekomst op te vangen en geen wateroverlast af te wentelen op de omgeving.

4. Het stilleggen van Doel 3 (2022) en Doel 1 en 2 (2025) kan aangegrepen worden om de waterzuivering en het (hemel)waterbeheer voor Doel 4 te optimaliseren.

Voor wat betreft de radiologische effecten wordt verwezen naar de noodplanning, die erop gericht is de gevolgen van eventuele accidentele effecten op te vangen. Radiologische effecten bij normale exploitatie zijn triviaal, en hiervoor zijn geen milderende maatregelen nodig.

Conclusie

Gezien de problemen op het vlak van elektriciteitsbevoorrading vanuit de buurlanden, de grote afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, de versnelling van de energietransitie en de geopolitieke spanningen wenst de federale overheid de uitbatingstermijn van onder andere Doel 4 te verlengen met een periode van 10 jaar. De milieueffectenbeoordeling toonde aan dat de negatieve effecten op de omgeving en mens beperkt of beheersbaar zijn, en niet opwegen tegen de voordelen die een verlenging meebrengt. Deze voordelen zijn naast de bevoorradingszekerheid, vermeden broeikasgas- en stikstofemissies.

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

Stad Antwerpen geeft een gunstig advies.

Fasering

Ontvangst adviesvraag

20 maart 2023

Uiterste adviesdatum:

20 mei 2023


Omschrijving van de aanvraag

Het milieueffectrapport heeft betrekking op de strategische beslissing tot levensduurverlenging voor de kernreactoren Doel 4 en Tihange 3. De advisering vanuit stad Antwerpen beperkt zich tot de meest nabijgelegen kernreactor Doel 4. 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag. 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.