Terug
Gepubliceerd op 12/10/2022

2022_CBS_08268 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022100217. Polderdijkweg 3. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
di 11/10/2022 - 17:00 Extra digitaal - contact: Tania Stremersch - bz_besluitvorming_mailbox@antwerpen.be
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_08268 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022100217. Polderdijkweg 3. District Antwerpen - Goedkeuring 2022_CBS_08268 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022100217. Polderdijkweg 3. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2022100217

Gegevens van de aanvrager:

afdeling GOP departement Omgeving

Gegevens van de exploitant:

EXXONMOBIL PETROLEUM & CHEMICAL (0416375270) met als adres Polderdijkweg 3 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Polderdijkweg 3 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 14 sectie A nrs. 38L, 51F, 120T, 134T4, 305P2 en 305R2

waarvan:

 

-          20180720-0027

afdeling 14 sectie A nrs. 120T, 305P2, 134T4, 38L, 51F en 305R2 (ExxonMobil Raffinaderij)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van het verzoek:

ambtshalve verzoek tot bijstelling van de voorwaarden

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 23 december 2010 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend voor het verder exploiteren van een raffinaderij, voor een termijn verstrijkend op 23 december 2030. Nadien werden er nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het betreft een verzoek tot bijstelling van bijzondere voorwaarden aangaande de emissie van VOS, ingediend door de afdeling GOP van het departement Omgeving.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

22 augustus 2022

15 september 2022

Geen advies

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De afdeling GOP van het departement Omgeving heeft een verzoek tot bijstelling ingediend bij de provincie met het oog op het bijstellen van enkele bijzondere milieuvoorwaarden aangaande de emissie van VOS.

 

Men vraagt om volgende bijzondere voorwaarden, opgelegd via het besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 22 december 2016 te vervangen:

- Binnen de 3 jaar na de publicatie van de CEN-norm ter bepaling van fugitieve en diffuse emissies van vluchtige organische stoffen worden diffuse VOS-emissiemetingen uitgevoerd aan de olie-afscheider en de overige onderdelen van de waterzuivering en worden de berekende emissies gevalideerd. Op basis van deze resultaten wordt opnieuw een evaluatie gemaakt van de kosteneffectiviteit van het overkappen van de verschillende onderdelen van de waterzuivering, waaronder de preseparator. De praktische en technische uitwerking van de kosteneffectieve overkappingen wordt verder in detail onderzocht en uitgewerkt. Deze evaluatie wordt binnen de 4 jaar na publicatie van de CEN-norm overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid (per mail naar dossiers.milieuvergunningen@provincieantwerpen.be ofwel schriftelijk in 3 exemplaren), die dit ter evaluatie bezorgt aan AMV en ter informatie aan AMI.

- Er wordt geëvalueerd op welke wijze invulling gegeven zal worden aan punt iii) van BBT 6 van de BBT-conclusies voor het raffineren van aardolie en gas, alsook aan het mogelijk aanvullend gebruik van SOF en DIAL. Hierbij wordt rekening gehouden met de in opmaak zijnde CEN-norm ter bepaling van fugitieve en diffuse emissies van vluchtige organische stoffen. Het rapport van deze evaluatie, die eventueel ook voor de sector van de raffinaderijen (in haar geheel) mag uitgevoerd worden, wordt uiterlijk 2 jaar na publicatie van de CEN-norm bezorgd aan de vergunningverlenende overheid (per mail naar dossiers.milieuvergunningen@provincieantwerpen.be ofwel schriftelijk in 3 exemplaren), die dit ter evaluatie bezorgt aan AMV en ter informatie aan AMI. Dit rapport omvat tevens een concreet voorstel wat betreft de aard en frequentie van de validatiemetingen en de aard en frequentie van aanvullende SOF- of DIAL-metingen.

 

Het verzoek tot bijstelling omvat ook de vraag tot vervanging van volgende bijzondere voorwaarde opgelegd via het ministerieel besluit van 11 december 2017:

- In afwijking van artikel 3.7.16.1, §1, van titel III van het VLAREM worden tanks 505, 614, 831 en 832 niet uitgerust met een vlottend dak. Als alternatief BBT zijn deze tanks uitgerust met een ademventiel. Bovendien wordt het gebruik van tanks 831 en 832 voor licht slop (RVP>4kA) beperkt tot maximum 3 jaar elke 20 jaar per tank.

 

Men stelt voor om deze bijzondere voorwaarden te vervangen door:

 

- Voor de diffuse VOS-emissies van de volledige raffinaderij wordt een meet- en reductieprogramma opgesteld en geïmplementeerd dat volgende punten omvat:

 

(i) berekenen van alle diffuse VOS-emissies op basis van emissiefactoren, die periodiek gevalideerd worden door metingen met behulp van DIAL, SOF of tracer correlation (TC) in overeenstemming met de norm EN 17628, of met een door de afdeling GOP en VMM goedgekeurde gelijkwaardige meetmethode. De gevalideerde waarden worden gebruikt voor rapportage in het IMJV. Een gedetailleerd plan van aanpak van de meetcampagne (inclusief overzicht van de te meten subsecties, stoffen en geplande meettijd) wordt voorafgaandelijk aan de uitvoering van de metingen ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling GOP en aan de VMM. Voor het uitvoeren van de metingen wordt volgende aanpak voorgesteld: de productiesite wordt opgedeeld in verschillende subsecties (minimaal opslag van ruwe olie, opslag producten, procesgebied, afvalwaterzuivering, belading van schepen, vrachtwagens, spoorwegwagons). Metingen worden uitgevoerd voor zowel de volledige site (meting langsheen de terreingrenzen) als voor de verschillende subsecties. Volgende stoffen worden hierbij minimaal afzonderlijk gekwantificeerd: alkanen (C2-C8 en C9-C15), alkenen (C2-C8 en C9-C15), aromaten (benzeen, tolueen, xyleenisomeren, aromaten C8-C11), cyclische koolwaterstoffen en methaan. Als richttijd voor het uitvoeren van een volledige meetcampagne geldt: 2 dagen voor de volledige site, 2-3 dagen voor de ruwe olie-opslag, 2-3 dagen voor de productopslag, 2-6 dagen voor het procesgebied, 2-3 dagen voor de waterzuivering en 2-3 dagen voor beladingsactiviteiten. Een meetdag omvat normaal minimaal 4 uur effectieve datacollectie. Afwijkingen van deze voorgestelde aanpak worden verantwoord in het gedetailleerd plan van aanpak. Samen met de voorgestelde aanpak wordt ook informatie over de uitvoerder van de metingen bezorgd waaruit blijkt dat deze ervaring heeft met de uitvoering van de geselecteerde meetmethode (o.a. door opsomming van eerdere uitgevoerde meetcampagnes) én in staat is de methodologie van norm EN17628 te volgen. Een eerste meetcampagne wordt uiterlijk voor 31 december 2023 uitgevoerd. De navolgende meetcampagnes worden uitgevoerd met een driejaarlijkse meetfrequentie en worden uiterlijk voor 31 december van het betreffende jaar beëindigd. Een meetrapport wordt opgesteld in overeenstemming met de normen EN 15259 en EN 17628 en wordt uiterlijk 2 maand na de laatste meetdag overgemaakt aan de afdeling GOP, de afdeling Handhaving en aan de VMM.

 

(ii) Opstellen van een planning voor en implementeren van emissiereducerende maatregelen ter reductie van de diffuse VOS-emissies, zowel bij normale als bij abnormale bedrijfsomstandigheden, waarbij de implementatie geprioriteerd wordt in functie van de gevaareigenschappen van de geëmitteerde stoffen en in functie van het belang van de emissies. Een rapport met voor alle geïdentificeerde bronnen een overzicht van alle mogelijke reductiemaatregelen, evenals welke maatregelen uitgevoerd zijn/worden, welke maatregelen nog gepland zijn, welke onhaalbaar blijken (omwille van technische of financiële redenen) en welke maatregelen nog verder onderzocht zullen worden, inclusief de geplande timing voor verder onderzoek en voor de nog uit te voeren maatregelen en de impact van de onderzochte, uitgevoerde en nog uit te voeren maatregelen op de VOS-emissies, wordt uiterlijk 6 maand na het overmaken van het meetrapport ter evaluatie bezorgd aan de afdeling GOP en aan de VMM. Deze rapporten worden op initiatief van de bvba ExxonMobil Petroleum & Chemical besproken op een overleg met de afdeling GOP en de VMM.

 

- In toepassing van artikel 1.7 van Vlarem III en in afwijking van artikel 3.7.16.1 van Vlarem III dienen tanks PC-S831 en PC-S832 niet te worden uitgerust met een vlottend dak. Deze tanks worden enkel nog gebruikt als back-up tanks voor de opslag van licht slop (RVP > 4 kPa) waardoor deze elk slechts 3 jaar per 20 jaar in dienst zullen zijn.

 

- Opslagtanks OM-S505 en OM-S614 worden, aanvullend aan de minimale vereisten uit art. 3.7.16.1 van Vlarem III, uitgerust met een vlottend dak voorzien van de best beschikbare tertiaire (in geval van uitwendig vlottende daken) dan wel secundaire (in geval van inwendig vlottende daken) dichtingen. Maatregelen die resulteren in vergelijkbare VOS-emissie zijn eveneens toegelaten. Indien de uitvoering van bovenstaande maatregelen niet mogelijk is omwille van het basisontwerp van de tank zijn andere dichtingen en technieken volgens de op dat ogenblik geldende stand van de techniek toegelaten. De uitvoering van deze maatregelen, de motivatie voor de keuze van deze maatregelen en het met deze maatregelen behaald rendement wordt bijgehouden in een register, dat op de inrichting ter inzage gehouden wordt. Tank OM-S505 is uiterlijk op 31 december 2023 uitgerust met een vlottend dak dat aan de hierboven vermelde bepalingen voldoet. Tank OM-S614 wordt tijdens de eerstvolgende volledige uitdienstname van de tank (uiterlijk in 2029) uitgerust met een vlottend dak dat aan de hierboven vermelde bepalingen voldoet.

 

- Voor alle bovengrondse opslagtanks die vloeibare koolwaterstofverbindingen bevatten met een dampspanning van meer dan 4 kPa, bepaald volgens de Reidmethode, die in gebruik genomen zijn vóór of op 28 oktober 2018 en die een rendement van minder dan 98% voor VOS behalen (berekend conform artikel 3.7.16.1, §4 en §5, van titel III van het VLAREM ten opzichte van een vaste houder met vast dak en alleen vacuüm/overdruk ventielen), wordt, aanvullend aan de minimale vereisten uit artikel 3.7.16.1 van Vlarem III, voorafgaand aan het eerstvolgend algemeen onderzoek, onderzocht of de best beschikbare dichtingen kunnen geïnstalleerd worden. Maatregelen die resulteren in vergelijkbare VOS-emissie zijn eveneens toegelaten. Indien de uitvoering van bovenstaande maatregelen niet mogelijk is omwille van het basisontwerp van de tank, zijn andere dichtingen en technieken volgens de op dat ogenblik geldende stand van de techniek toegelaten. Een verslag van dit onderzoek en de hierin voorgestelde maatregelen met hun te behalen rendement wordt voorafgaand aan het eerstvolgend algemeen onderzoek, overgemaakt aan de deputatie van de provincie Antwerpen (dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be) die dit ter evaluatie bezorgt aan de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten van het departement Omgeving (gop.ant.omgeving@vlaanderen.be) en ter informatie aan de afdeling Handhaving van het departement Omgeving (omgevingsinspectie.ant@vlaanderen.be). De voorgestelde maatregelen worden bij het eerstvolgend algemeen onderzoek toegepast.

 

In het dossier wordt gemotiveerd dat in de vergunning van Gunvor Petroleum Antwerpen en Total Raffinaderij Antwerpen gelijkaardige voorwaarden werden opgenomen met betrekking tot tankdichtingen. Een belangrijk argument voor onderhavige bijstelling vormt dan ook de noodzaak tot een gelijke behandeling van de raffinaderijen in Vlaanderen en het creëren van een level playing field binnen de sector.

 

Men argumenteert verder dat het verzoek niet strenger is dan de BBT-conclusies van de BREF REF (raffinaderijen) en de BREF EFS (emissies van opslag) en in lijn ligt met de visie van de Vlaamse Regering dat voor bestaande tanks tijdens de individuele toetsing zal worden nagegaan of meer performantere dichtingen kunnen worden geïnstalleerd.

 

Er wordt in de motivatie verwezen naar de effecten van VOS als precursor van ozon. In 2018 waren er in de omgeving van Antwerpen 15 overschrijdingen van de 8-uurgemiddelde ozonconcentratie van 120 µg/m³, in 2019 16 overschrijdingen en in 2020 20 overschrijdingen. Hiermee wordt de Europese streefwaarde voor de bescherming van de volksgezondheid niet overschreden. De langetermijndoelstelling wordt niet gehaald. De WGO-advieswaarden worden eveneens niet gehaald. De advieswaarde van 100 µg/m³ als hoogste 8-uurgemiddelde concentratie van een dag werd in 2018 54 keer overschreden, in 2019 32 keer en in 2020 48 keer.

 

De emissie van niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) is voor de periode 2018-2019 voor 89% afkomstig van industrie en energie, waarbij 97% van de NMVOS in de sector energie afkomstig zijn van de raffinaderijen. In de buurt van de verschillende raffinaderijen worden veel hogere concentraties gemeten dan op andere meetplaatsen in het Antwerpse en Vlaanderen.

 

In het centrum van de haven op de meetplaats Polderdijkweg (R822) en in mindere mate ook op Ordamstraat (AT44) worden hogere concentraties BTEX gemeten dan op de andere meetplaatsen. De pollutierozen duiden bronnen aan in het centrum van de haven, bij de petroleumraffinaderijen. Alle meetplaatsen respecteren de Europese en Vlaamse grenswaarde voor benzeen. Het hoogste jaargemiddelde voor benzeen werd gemeten op Polderdijkweg, meer bepaald 5,36 µg/m³ in 2016, 3,73 µg/m³ in 2018 en 2,08 µg/m³ in 2020. Deze waarden vertonen een duidelijk dalende trend, maar liggen beduidend hoger dan de andere gemeten waarden in de Antwerpse haven.

 

ExxonMobil Petroleum & Chemical rapporteerde in het IMJV 2020 een totale NMVOS-emissie van 717 ton. Het betreft 679 ton niet-geleide emissies, waarvan 409 ton ten gevolge van op- en overslagactiviteiten, 186 ton ten gevolge van de waterzuivering en 42 ton fugitieve emissies. In het verzoek tot bijstelling wordt uitgebreid aangegeven dat de gerapporteerde emissies vermoedelijk lager liggen dan reële emissies, vastgesteld op basis van metingen.

 

Het is belangrijk dat dezelfde voorwaarden gelden voor al de raffinaderijen. Bijkomend is inzicht nodig in de reële VOS-emissies. Het college wenst het op te stellen meetrapport, het rapport aangaande reducerende maatregelen en het verslag aangaande dichtingen ter informatie te ontvangen. De vraag van het bedrijf, gesteld in het bezwaarschrift, om s505 pas van een vlottend dak te voorzien in 2029, bij het eerstvolgende tankonderhoud, wordt onderschreven.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Het college beslist een voorwaardelijk gunstig advies te verlenen.

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Het college wenst het op te stellen meetrapport, het rapport aangaande reducerende maatregelen en het verslag aangaande dichtingen ter informatie te ontvangen.

2. Tank S505 dient pas van een vlottend dak voorzien te worden in 2029, bij het eerstvolgende tankonderhoud.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

18 augustus 2022

Start openbaar onderzoek

27 augustus 2022

Einde openbaar onderzoek

25 september 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

7 oktober 2022

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

27 augustus 2022

25 september 2022

0

0

0

3

 

Bespreking van de bezwaren

 

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitaal bezwaarschrift ontvangen van Elia Asset nv. Met dit bezwaarschrift reageert Elia Asset op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Elia verzoekt om de bouwplannen te ontvangen indien uit deze aanvraag bouwwerken voortvloeien.

 

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitaal bezwaarschrift ontvangen van PPS-Pipelines. Met dit bezwaarschrift reageert PPS-Pipelines op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Men verzoekt om rekening te houden met Fetrapi voorschriften en wettelijke bepalingen indien er stedenbouwkundige handelingen in de toekomst nodig zijn.

 

De exploitant diende zelf ook een bezwaarschrift in waarin volgende zaken aan bod komen:

 

Er werd onlangs beslist om tegen ten laatste 2026 ongeveer 7 miljoen euro te investeren in een extra dampherwinningseenheid waarmee de emissies van VOS met ongeveer 100 ton per jaar zullen dalen.

 

Nog geen 5 jaar geleden werd door de vergunningverlenende overheden tot een aanpassing van de bijzondere voorwaarden besloten naar aanleiding van de publicatie van de BBT conclusies (MLWV-2016-37, MLWV-2016- 28 in beroep gewijzigd door AMV/0001996/1102/B). Dit resulteerde in:

- het toestaan van een afwijking voor het niet installeren van vlottende daken op 4 tanks;

- het niet opleggen van de door het Departement Omgeving gevraagde voorwaarde met betrekking tot tankafdichtingen;

- het opleggen van nieuwe voorwaarden in het kader van de nieuwe CEN norm voor fugitieve emissies.

 

Een eventuele bijstelling zou rechtsonzekerheid creëren, zeker nu de raffinaderij zich moet focussen op grote uitdagingen zoals de energie-transitie, in een reeds zeer uitdagende Europese markt.

 

De raffinaderij heeft de voorbije jaar een aantal belangrijke investeringsbeslissingen genomen die gebaseerd zijn op de milieuvoorwaarden zoals die zijn opgelegd in de wetgeving en de vergunningen. Dergelijke grote investeringen worden gemaakt op langere termijn, doorgaans in cycli van meerdere tot tientallen jaren.

 

Een stabiel rechtskader is onontbeerlijk: destijds werd geen beroep aangetekend tegen de finale beslissingen, ook niet door AGOP. De omgevingsvergunning is hierdoor definitief verworven. AGOP kan nu niet plots een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden vragen, zonder dat de omstandigheden van die aard zijn dat ze een bijstelling op dit moment verantwoorden. Dit zou neerkomen op een verkapte beroepsmogelijkheid. De bijstellingsprocedure dient hier niet voor. Zij heeft een geheel andere finaliteit en dient te worden aangewend in het licht van de beste beschikbare technieken, die de referentie vormen voor de vaststelling van de bijzondere milieuvoorwaarden. Nu er op heden geen nieuw BBT zijn, kan dan ook geen beroep worden gedaan op de bijstellingsprocedure.

 

De door AGOP aangevoerde motivatie is vooral een herhaling van wat reeds in overweging is genomen in de eerdere (omgevings)vergunningsprocedures en waarbij de motivatie van AGOP terecht niet werd weerhouden. AGOP toont evenmin de noodzakelijkheid van de bijstelling overeenkomstig artikel 73 Omgevingsvergunningsdecreet aan.

 

Er wordt gewezen naar recente vergunningsaanpassingen bij concurrerende raffinaderijen, zonder dat hierbij rekening wordt gehouden met de betere prestaties van de ExxonMobil raffinaderij op vlak van emissies.

 

De installatie van vlottende daken is nog steeds niet kosteneffectief (tot 4 keer de kosteneffectiviteitsdrempel uit het recente Vlaams luchtbeleidsplan). Toch werd er intern besloten tank s614 en tank s505 bij het volgende tankonderhoud (gepland in 2029) uit te rusten met een vlottend dak. Hierdoor zal bij de vernieuwing van de vergunning geen afwijking (meer) nodig zijn voor deze tanks. EMPC kan zich dus akkoord verklaren met de installatie van vlottende daken op de betreffende tanks, als vergunningsvoorwaarde met dien verstande dat dit ten vroegste bij het eerstvolgende tankonderhoud, voorzien in 2029, kan plaatsvinden. AGOP vraagt nu echter de toegestane afwijking voor tank s505 en s614 ongedaan te maken en de tank s505 speciaal uit dienst te nemen voor het installeren van een vlottend dak op zeer korte termijn (eind 2023), met een ongeplande en significante verstoring van de operaties tot gevolg, resulterend in een dure reductiekost. Het op die manier opleggen van maatregelen met beperkte impact die niet kosteneffectief zijn, tast de slagkracht van de raffinaderij aan. De gevraagde bijstelling is op dit vlak disproportioneel: de (milieu)voordelen van een vervroegde installatie (eind 2023) zullen (uiterst) beperkt zijn t.o.v. de onevenredig grote (productiegerelateerde en financiële) nadelen voor de raffinaderij. Dit is in strijd met artikel 74 Omgevingsvergunningsdecreet dat stelt dat de voorwaarden voldoende precies en redelijk in verhouding tot het vergunde project moeten zijn.

 

De aanscherping versus VLAREM III via de omgevingsvergunning is gold-plating: op het vlak van tankafdichtingen wordt nu terug gepoogd dezelfde extra verscherping ten opzichte van VLAREM III in te schuiven via de vergunningsverlening, zonder dat hier nieuwe argumenten versus de eerdere beslissing worden aangereikt en zonder dat de kosten/baten worden afgewogen. VLAREM III heeft reeds voldoende artikels over tankafdichtingen om te voldoen aan de Richtlijn Industriële Emissies en is van toepassing op de exploitatie van de raffinaderij.

 

De implementatie van de nieuwe CEN norm plots versnellen en concretiseren is disproportioneel en niet realistisch: de resterende tijd (minder dan 3 jaar) voorzien in de bestaande voorwaarde is broodnodig, niet in het minst omdat er slecht weinig firma’s zijn die deze norm al kunnen toepassen (geen enkel gekend in België of de omliggende EU landen). Bovendien heeft nog geen enkel ons omringend land hier verdere vereisten voor ingevoerd. Ook dit maakt dat de bijstelling disproportioneel is en dus in strijd met voormeld artikel 74 Omgevingsvergunningsdecreet.

 

Beoordeling bezwaarschriften

 

Het is belangrijk dat dezelfde voorwaarden gelden voor al de raffinaderijen. Bijkomend is inzicht nodig in de reële VOS-emissies van het bedrijf. De vraag van het bedrijf om s505 pas van een vlottend dak te voorzien in 2029, bij het eerstvolgende tankonderhoud, wordt onderschreven.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist gunstig advies te verlenen voor het verzoek tot bijstelling van de omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Het college wenst het op te stellen meetrapport, het rapport aangaande reducerende maatregelen en het verslag aangaande dichtingen ter informatie te ontvangen.

2. Tank S505 dient pas van een vlottend dak voorzien te worden in 2029, bij het eerstvolgende tankonderhoud.

 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.