Terug
Gepubliceerd op 05/06/2023

2023_CBS_03624 - Omgevingsvergunning - OMV_2023032100. Regatta Wijk 7. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 02/06/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Nabilla Ait Daoud, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_03624 - Omgevingsvergunning - OMV_2023032100. Regatta Wijk 7. District Antwerpen - Goedkeuring 2023_CBS_03624 - Omgevingsvergunning - OMV_2023032100. Regatta Wijk 7. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2023032100

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Vermetten Wegenbouw (0442736209) met als adres Industrieweg 11 te 2330 Merksplas

Ligging van het project:

Regatta Wijk 7 te 2050 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 13 sectie N nrs. 204R2, 204D32 en 204Y31

waarvan:

 

-          20230306-0057

afdeling 13 sectie N nrs. 204D32, 204Y31 en 204R2 (Bemaling - Regatta Wijk 7, Linkeroever Antwerpen)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de exploitatie van een bemaling voor de aanleg van het nieuwe gescheiden rioleringsstelsel

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Inhoud van de aanvraag

Het project omvat een grondwaterwinning voor de aanleg van riolering.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Aangevraagde rubriek(en) Bemaling - Regatta Wijk 7, Linkeroever Antwerpen
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

43,13 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

43,13 m³/uur

53.2.2°b)1°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan in een beschermd duingebied met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en een verlaging van het grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder maaiveld;

83.061,00 m³/jaar

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

Bemaling - Regatta Wijk 7, Linkeroever Antwerpen

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II - Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan van het voorziene buffervat/container. De exploitant voorziet hiervoor 1 monsternamepunt (effluentwater) en één waterteller. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater volgens artikel 4.2.5.1.1.

 

2.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II - van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1. enkel stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Als preventieve maatregel wordt voorgesteld om de verspreiding van de verontreinigingen te monitoren. De monitoring van de bemaling dient uitgevoerd te worden bij opstart, na week 1, week 2, week 4 én vervolgens maandelijks. De frequentie van de monitoring kan in overleg met de VMM en/of stad Antwerpen tijdens de werken herbekeken worden. Indien uit de monitoring blijkt dat er te hoge concentraties arseen en PFAS in het bemalingswater aanwezig zijn, zal de voorziene aangevraagde waterzuivering toegepast moeten worden.

Op basis van de geraadpleegde onderzoeken wordt voor arseen en SOM 20 PFAS voorgesteld volgende afwijkende lozingsnormen aan te vragen:

• Voor arseen wordt een lozingsnorm voorgesteld van 50 µg/l. Deze concentratie komt overeen met de gangbare lozingsnorm voor arseen zoals vermeld in de standaardprocedure voor bodemsaneringsprojecten én bedraagt tienmaal het indelingscriterium. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.

• Voor SOM 20 PFAS wordt een lozingsnorm voorgesteld van 0,100 µg/l. Deze concentratie komt overeen met de drinkwaternorm. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm.

 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Vlaamse Milieumaatschappij/ Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

28 maart 2023

12 april 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Galgenweel Oost, goedgekeurd op 9 augustus 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1 zone voor wonen - (wo).

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP FAB 181, goedgekeurd op 22 oktober 2018. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1: zone voor centrumfuncties (ce).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een bufferzone. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden, (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard, (Artikel 8 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor stedelijke ontwikkeling. Dit gebied is bestemd voor industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten, kantoren, kleinhandel, dienstverlening, recreatie, wonen, verkeer en vervoer, openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, en dit voor zover deze functies verenigbaar zijn met hun onmiddellijke multifunctionele stedelijke omgeving. De stedenbouwkundige aanleg van het gebied, de bijhorende voorschriften betreffende terreinbezetting, vloeroppervlakte, hoogte, aard en inplanting van de gebouwen met bijhorende voorzieningen, en de verkeersorganisatie in relatie met de omringende gebieden, worden vastgesteld in een bijzonder plan van aanleg vooraleer het gebied kan ontwikkeld worden. Ook het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen kan pas na goedkeuring van een bijzonder plan van aanleg.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Galgenweel-Borgerweert, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 2 mei 2007. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone voor wonen w (bestemmingszone wijk), zone voor groen met bufferfunctie bu, zone voor park pa (bestemmingszone galgenweelpark), zone voor park pc (bestemmingszone park midden), zone voor openbare wegenis ow, zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok), zone voor wonen en groen  w/gra (bestemmingszone parkrand west), zone voor wonen en groen w/grb (bestemmingszone parkrand oost), zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok) en zone voor wonen en gemeenschapsvoorzieningen w/gm (bestemmingszone parkrand midden).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) en bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)


De aanvraag?ligt in verkaveling 2017321 (Regatta, wijk 6 en 7).

  

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening


De aanvraag betreft een tijdelijke bemaling die noodzakelijk is voor de plaatsing van riolering. Het projectgebied bevindt zich in het goedgekeurde BPA Galgenweel-Borgerweert. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. 


Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het project situeert zich tussen de Blancefloerlaan en het Galgenweel en omvat een bemaling noodzakelijk voor de aanleg van circa 640 meter gescheiden riolering in ‘Wijk 7’ van Regatta. Het project wordt opgedeeld in zes fasen, bepaald door de bemalingsstrengen en hun dieptes. De bemaling schuift door met de voortgang van de werken. De totale bemalingsduur wordt ingeschat op 150 kalenderdagen.
De lijnbemaling wordt opgezet als een traditionele vacuümbemaling met verticale filters langsheen de rioleringssleuven, uitgevoerd net boven de slappere klei- en veenlaag op 4 à 5 m-mv. Op basis van de beschikbare gegevens wordt uitgegaan van een grondwaterstand van 1,20 m-mv voor de debietberekening en 2 m-mv voor de zettingsberekening (worstcasescenario’s).

fase

lengte (m)

uitgravingsdiepte (m-mv)

bemalingsdiepte (m-mv)

duur (dag)

max dagdebiet (m³/dag)

totaaldebiet (m³)

1

220

2,70

3,20

40

1.035

26.111

2

120

3,00

3,50

30

832

17.020

3

115

2,70

3,20

25

775

13.694

4

85

2,20

2,70

20

649

9.820

5

60

2,50

3,00

20

625

9.550

6

40

2,20

2,70

15

565

6.866

 

640

 

 

150

max 1.035

83.061

 

Bij het maximaal dagdebiet van 1.035 m³/dag wordt 43,13 m³/uur opgepompt. Het gemiddelde uurdebiet bedraagt circa 23 m³/uur. De invloedstraal van de bemaling situeert zich tussen 78 en 134 meter.

 

OVAM-dossiers

Enkel OVAM-dossier 92 bevindt zich binnen de maximale invloedstraal. Het OBO toont een grondwaterverontreiniging met arseen (concentraties tot 440 µg/liter) die van natuurlijke oorsprong zou zijn.

 

Lozing/advies VMM

Het opgepompte debiet zal geloosd worden in een bestaand buffer- en infiltratiebekken met een overloop naar de naastgelegen gracht of het Galgenweel. Het water zal voor lozing ontlucht en ontijzerd worden.
In haar huidige uitvoering heeft het bekken een overloop naar de RWA van het projectgebied, in casu een stelsel van WADI’s.
Een maximaal lozingsdebiet van 43,13 m³/uur wordt gevraagd zowel voor lozing met als zonder waterzuiveringsinstallatie (WZI). Voor het arseengehalte wordt een bijzondere lozingsnorm gevraagd van 50 µg/liter of tienmaal het indelingscriterium. De exploitant stelt voor een WZI te plaatsen wanneer de arseenconcentratie in het bemalingswater hoger is dan 50 µg/liter.
De projectzone is gelegen binnen de 1,5 tot 3 km PFAS no regret-zone rondom de site van 3M, waardoor mogelijk verhoogde PFAS-concentraties in het grondwater aanwezig kunnen zijn. Staalname van het grondwater toont dat de som 20 PFAS 0,471 µg/liter bedraagt. De exploitant stelt voor een WZI te plaatsen zodat de maximale waarde som 20 PFAS teruggebracht kan worden tot 0,1 µg/liter.
Het advies van de VMM, dienst Afvalwater en Lucht kwam tot stand in overleg met de VMM, dienst Grondwater. Zij merken op dat het bemalingswater geloosd wordt via een bufferbekken en WADI’s die in verbinding staan met het grondwater, en niet in riolering of oppervlaktewater. Daarom zijn rubrieken 3.4.2 en 3.6.3.2° niet van toepassing en is derhalve de vraag om verhoogde lozingsnormen voor PFAS en arseen te krijgen zonder voorwerp (afwijking op artikel 4.2.3.1.3 van Vlarem II). De gevraagde afwijking op de verplichting een meetgoot te installeren (artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II) is ook niet langer nodig.
Artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II bepaalt dat bij infiltratie in eerste instantie de milieukwaliteitsnormen (MKN) voor grondwater gelden (bijlage 2.4.1 van Vlarem II). Bij gebrek daaraan gelden de richtwaarden uit de bodemwetgeving (bijlage II van Vlarebo) en de rapportagegrenzen voor grondwater volgens de referentiemethode. Er wordt door de exploitant geen afwijking gevraagd op het normenkader voor het terug in de ondergrond brengen van het water.
De VMM geeft echter wel aan dat, indien een afwijking gevraagd wordt:

-          er niet akkoord gegaan wordt met een afwijking voor arseen boven de MKN (20 µg/liter);

-          er akkoord gegaan kan worden met de afwijking voor de PFAS componenten tot de Europese Drinkwaternorm (som 20 PFAS: 0,1 µg/liter).

In afwijking op artikel 5.53.6.1.1§4 wordt de voorgestelde 0,1 µg/liter norm voor som 20 PFAS als bijzondere voorwaarde opgenomen. Om een volledig beeld van de waterkwaliteit te bekomen, moet vóór de start van de bemaling een representatief staal onderzocht worden op de parameters uit het standaard analysepakket voor grondwater (SAP), aangevuld met PAK. Gelet op de aanwezigheid van zowel arseen als PFAS boven de lozingsvoorwaarden zal een WZI steeds noodzakelijk zijn. Deze dient vóór de start van de bemaling volledig voorzien te worden en alle garanties bieden dat de voorwaarden voor infiltratie gerespecteerd zullen worden.
Omdat artikel 5.53.6.1.1§3 van VLAREM II niet toelaat bemalingswater dat terug in de grond wordt gebracht te behandelen, moet voor dit artikel een afwijking toegestaan worden.

 

Zettingen

In de nabije omgeving werden recent of worden nog GWW uitgevoerd voor het realiseren van ondergrondse constructies (parkeerlagen). Deze bemalingen zullen mogelijk een voorbelasting van de bodem veroorzaakt hebben, waardoor de theoretische zettingen overschat zijn. De berekende zettingen blijven veelal beperkt tot minder dan 15 mm, met een maximale zetting van 18 mm. Gezien de aanwezige slappe klei- en veenlaag wordt in de bemalingsstudie aangeraden om zettingsmetingen uit te voeren ter hoogte van de dichtstbijgelegen panden. Het advies wordt verwerkt in een bijzondere milieuvoorwaarde.

Het bufferbekken dat gebruikt zal worden om het effluent van de WZI in te lozen, wordt ook gebruikt voor de buffering van het bemalingswater afkomstig van de bouw van project Azur (OMV_2022080826). De bemaling van maximaal 9 maanden werd opgestart begin februari 2023. Over het gebruik van het bufferbekken, de overloop en de infiltratiecapaciteit van de WADI’s dienen sluitende afspraken gemaakt te worden tussen de projectverantwoordelijken zodat er geen wateroverlast of overstorten optreden als gevolg van een capaciteitstekort.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, kan de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten plaatsvinden met een aanvaardbaar risico voor mens en milieu. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen voor een periode van vijf maanden na de start van de bemaling.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

zonder voorwerp

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

zonder voorwerp

53.2.2°b)1°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan in een beschermd duingebied met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en een verlaging van het grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder maaiveld;

83.061,00 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt op voorhand geanalyseerd in de bemalingsfilter (na het schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis, maximaal één jaar voor de opstart van de bemaling. Het water wordt onderzocht op de parameters uit het standaard analysepakket voor grondwater (SAP), aangevuld met PAK en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025.

2. Het bemalingswater mag pas geloosd worden in het bufferbekken wanneer uit de analyseresultaten blijkt dat aan de voorwaarden opgenomen in artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II voldaan wordt.

3. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II wordt de voorwaarde voor som 20 PFAS bijgesteld tot 0,1 µg/liter.

4. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1§3 van Vlarem II wordt toegestaan het opgepompte grondwater te behandelen in functie van het halen van de kwaliteitseisen voor infiltratie.

5. Het effluent van de WZI wordt ten minste tweewekelijks gecontroleerd en afgetoetst aan de lozingsnormen. De resultaten worden overgemaakt aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be) en ter beschikking gehouden van de toezichthouders.

6. Om de stedelijke diensten toe te laten de bemalingsactiviteiten op te volgen, dient de exploitant de startdatum van de bemaling vóór de opstart van de bemaling te melden aan de stedelijke diensten Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en Milieuinterventie (mi@antwerpen.be), samen met de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en het projectnummer OMV_2023032100.

7. Om te vermijden dat te veel water opgepompt wordt, wordt een sonde-gestuurde bemaling opgelegd, waarbij het pompdebiet zich automatisch aanpast aan het ingestelde waterpeil. De noodzakelijke verlaging wordt per fase bepaald en de regeling van de peilsturing wordt bijgesteld in functie van de vordering van de werken.

8. De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

- in de eerste week en telkens de eerste week na opstart van een nieuwe fase: vijfmaal;

- voor de overige periode: om de twee weken.

9. Er worden zettingsbakens geplaatst ter hoogte van de meest nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt ten minste met volgende frequentie:

- voor het opstarten: nulmeting;

- week 1 na opstart van elke fase: vijfmaal;

- vanaf tweede week na opstart van elke fase: éénmaal.

10. Over het gebruik van het bufferbekken, de overloop en de infiltratiecapaciteit van de WADI’s dienen sluitende afspraken gemaakt te worden tussen de projectverantwoordelijken zodat er geen wateroverlast of overstorten optreden als gevolg van een capaciteitstekort.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

7 maart 2023

Volledig en ontvankelijk

27 maart 2023

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

24 augustus 2023

Verslag GOA

25 mei 2023

naam GOA

Bieke Geypens

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt op voorhand geanalyseerd in de bemalingsfilter (na het schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis, maximaal één jaar voor de opstart van de bemaling. Het water wordt onderzocht op de parameters uit het standaard analysepakket voor grondwater (SAP), aangevuld met PAK en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025.

2. Het bemalingswater mag pas geloosd worden in het bufferbekken wanneer uit de analyseresultaten blijkt dat aan de voorwaarden opgenomen in artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II voldaan wordt.

3. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II wordt de voorwaarde voor som 20 PFAS bijgesteld tot 0,1 µg/liter.

4. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1§3 van Vlarem II wordt toegestaan het opgepompte grondwater te behandelen in functie van het halen van de kwaliteitseisen voor infiltratie.

5. Het effluent van de WZI wordt ten minste tweewekelijks gecontroleerd en afgetoetst aan de lozingsnormen. De resultaten worden overgemaakt aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be) en ter beschikking gehouden van de toezichthouders.

6. Om de stedelijke diensten toe te laten de bemalingsactiviteiten op te volgen, dient de exploitant de startdatum van de bemaling vóór de opstart van de bemaling te melden aan de stedelijke diensten Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en Milieuinterventie (mi@antwerpen.be), samen met de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en het projectnummer OMV_2023032100.

7. Om te vermijden dat te veel water opgepompt wordt, wordt een sonde-gestuurde bemaling opgelegd, waarbij het pompdebiet zich automatisch aanpast aan het ingestelde waterpeil. De noodzakelijke verlaging wordt per fase bepaald en de regeling van de peilsturing wordt bijgesteld in functie van de vordering van de werken.

8. De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

- in de eerste week en telkens de eerste week na opstart van een nieuwe fase: vijfmaal;

- voor de overige periode: om de twee weken.

9. Er worden zettingsbakens geplaatst ter hoogte van de meest nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt ten minste met volgende frequentie:

- voor het opstarten: nulmeting;

- week 1 na opstart van elke fase: vijfmaal;

- vanaf tweede week na opstart van elke fase: éénmaal.

10. Over het gebruik van het bufferbekken, de overloop en de infiltratiecapaciteit van de WADI’s dienen sluitende afspraken gemaakt te worden tussen de projectverantwoordelijken zodat er geen wateroverlast of overstorten optreden als gevolg van een capaciteitstekort.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

53.2.2°b)1°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan in een beschermd duingebied met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en een verlaging van het grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder maaiveld;

83.061,00 m³/jaar

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een periode van vijf maanden na de start van de bemaling. 

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.