Terug
Gepubliceerd op 12/07/2023

2023_CBS_04629 - Omgevingsvergunning - OMV_2022129954. Boomsesteenweg 180. District Wilrijk - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 07/07/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_04629 - Omgevingsvergunning - OMV_2022129954. Boomsesteenweg 180. District Wilrijk - Goedkeuring 2023_CBS_04629 - Omgevingsvergunning - OMV_2022129954. Boomsesteenweg 180. District Wilrijk - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022129954

Gegevens van de aanvrager:

OI Federale Politie met als contactadres Kroonlaan 145 bus A te 1050 Elsene

Gegevens van de exploitant:

OI Federale Politie (0869909460) met als contactadres Kroonlaan 145 bus A te 1050 Brussel en

Jean-Claude Gunst namens de heer Marc De Mesmaeker met als adres Kroonlaan 145 bus A te 1050 Brussel

Ligging van het project:

Boomsesteenweg 180 te 2610 Wilrijk (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 43 sectie A nr. 89C

waarvan:

 

-     20220928-0049

afdeling 43 sectie A nr. 89C (Federale Politie Antwerpen site Valaar)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de exploitatie van een dienstencentrum van de Federale Politie

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 20 november 2003 verleende de deputatie een vergunning aan de Federale Politie voor het exploiteren van een dienstencentrum (MLAV1/03-91). Op 17 maart 2005 werd de vergunning aangevuld met de opslag van gasolie, diesel en munitie (MLAV1/04-256). De vergunning vervalt op 20 november 2023. De vergunning voor de stookinstallaties verviel al op 20 november 2007.

 

Inhoud van de aanvraag

Het project omvat de verdere exploitatie van een politiekazerne.

 

Aangevraagde rubriek(en)
  

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

4.000 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

3.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

2 x 250 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

75 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

14 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°a)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

1 voertuig

15.6.1°

het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken, niet ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden;

25 ton

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

265 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

638 liter

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

1.500 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1 ton

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

145 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

3 ton

17.3.2.2.2°a)

opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders;

21 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

2 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,50 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

1 ton

19.3.1°b)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

10 kW

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

31 kW

29.5.7.1°a)2)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

300 liter

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

11 ton

38.3.2°

opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud meer bedraagt dan de hoeveelheden die voor 24 uur arbeid worden uitgereikt, of niet beperkt is tot het verbruik van drie arbeidsdagen of in winkelruimten, voor het publiek toegankelijk, meer bedraagt dan 4 kg in feest- en seinvuurwerk vervat pyrotechnisch sas;

750 kg 

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

300 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c).

2.600 kW


Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

26 april 2023

14 juni 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

26 april 2023

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw

26 april 2023

27 april 2023

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening, (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 22 bis Valaar, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 23 december 1993. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: parkzone, zone voor openbaar nut en openbare weg.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor de verdere exploitatie van de gebouwen van de Federale Politie.

 

De aanvraag is gesitueerd langs de Boomsesteenweg in een, volgens het gewestplan, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. De aanvraag is in overeenstemming met de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van het gewestplan.

 

De gebouwen op de site zijn conform de eerder afgeleverde vergunningen voor stedenbouwkundige handelingen.

 

Er wordt wel vastgesteld dat de open ruimte anders is ingericht dan vergund. Zo wordt er geparkeerd op het tennisveld, de erekoer, ter hoogte van blok G, aan de randen van de piste, enzovoort. Er kan, met aangeleverde informatie, niet afgetoetst worden of deze parkeerplaatsen voldoen aan artikel 30 van de bouwcode en in overeenstemming zijn met de goede ruimtelijke ordening. In voorwaarde zal bijgevolg opgenomen worden om de open ruimte te gebruiken zoals vergund. Enkel met het bekomen van een omgevingsvergunning kunnen er bijkomende parkings voorzien worden.

 

Er kan een voorwaardelijk gunstig advies verleend worden.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het dienstencentrum van de Federale Politie bestaat samengevat uit:

-     gebouwen voor operationeel en administratief werk;

-     parking, herstel- en onderhoudswerkplaatsen voor dienstvoertuigen;

-     werkplaatsen voor hout en metaal;

-     centrale magazijnen voor operationeel en ondersteunend materiaal;

-     een medische dienst;

-     tijdelijke huisvesting van arrestanten en transmigranten;

-     een noodcentrale;

-     opleidingsfaciliteiten;

-     een tankstation;

-     sport- en fitnessfaciliteiten.

 

Werkplaats voor motorvoertuigen

 

In de werkplaatsen voor motorvoertuigen worden onderhoud en herstelling van voertuigen, belettering en ‘striping’, plaatsing van politietoebehoren op voertuigen, carrosseriewerken en dergelijke uitgevoerd. De werkplaatsen zijn ingericht in verschillende compartimenten van blok G. In totaal zijn er tien hefbruggen, vier schouwputten, drie compressoren (7,5 kW, 3 kW en 5,5 kW), een ontvettingsinstallatie en enkele kleinere metaalbewerkingstoestellen aanwezig. In functie van het onderhoud worden op de werkplaatsen gebruikshoeveelheden gevaarlijke producten opgeslagen (koelmiddel, antivries, oliën, reinigingsmiddel en koudontvetter). De ondergrond van de werkplaatsen is vloeistofdicht. Er is voldoende verluchting voorzien om schadelijke dampen te evacueren. Alle werken worden inpandig uitgevoerd. Er zijn geen potentiële gehinderden.

 

De opslag van 3.200 liter motor- en afvalolie in vaten vindt plaats op lekbakken in de werkplaatsen zelf en in de loods in gebouw G. Gelet op de verharde ondergrond en de plaatsing op lekbakken, is het risico op bodemverontreiniging beperkt. Als bemerking wordt meegegeven dat tijdens het plaatsbezoek enkele grotere vaste houders (+ 1 m³) zich bevinden in de loods in gebouw G. Deze worden niet aangevraagd in het dossier en kunnen niet gebruikt worden. Het ontvettingstoestel werkt met een gesloten circuit, waardoor het risico op accidentele vrijstelling klein is. De waterafvoer uit de werkplaats is aangesloten op een KWS-afscheider.

 

Op de site worden een 70-tal andere dan personenwagens gestald. De voertuigen bevinden zich in de loods in blok G, in blok J en in openlucht. Er gaat weinig hinder uit van deze activiteit. Door de ligging van de projectlocatie is er geen risico op geluidsoverlast.

 

Stallen van geaccidenteerde voertuigen

 

Op een voormalig tennisterrein worden geaccidenteerde voertuigen gestald (maximaal 25 ton). Tijdens een plaatsbezoek bleek dat de zone niet conform uitgerust is. De ondergrond is niet vloeistofdicht en afvloeiend hemelwater wordt niet behandeld. Het risico op water- en bodemverontreiniging is te groot om het stallen onder deze omstandigheden toe te laten. Het hemelwater dat op deze zone terechtkomt moet aanzien worden als potentieel verontreinigd, waardoor bijkomend rubriek 3.4.2° voor het lozen van bedrijfsafvalwater met een debiet van meer dan 2 m³/uur aangevraagd moet worden. De stalplaats is bovendien stedenbouwkundig niet vergund. Het stallen van geaccidenteerde voertuigen wordt geweigerd in de vergunning en zal samen met het lozen van bedrijfsafvalwater onderwerp moeten uitmaken van een wijzigingsaanvraag.

 

Airco’s

 

De totaal geïnstalleerde drijfkracht voor de airco’s en koeltoestellen bedraagt 249 kW. De airco’s staan in voor de klimaatbeheersing van blok C (4), blok D (17) en de serverruimte in blok AB (3). Het betreft veelal kleinere toestellen met koelvermogens tussen 3 kW en 16 kW. In de kelder van blok D staat één groter toestel opgesteld met een koelvermogen van 79 kW. Het toestel maakt gebruik van koelmiddel R407a (GWP 2.170). Twee toestellen gebruiken samen 12,4 kg R407c (GWP 1.774). Het koelmiddel R410a wordt nog gebruikt in 13 andere toestellen, goed voor samen 23,5 kg R410a (GWP 2.088). De overige toestellen maken gebruik van het duurzamere koelmiddel R32. Gelet op de situering van de toestellen op een grote site en het ontbreken van onmiddellijke buren, bestaat er geen risico op geluidhinder. Voor de koelmiddelen R410a en R407 geldt nog geen gebruiksverbod, maar een voorstel van de Europese Commissie geeft aan dat warmtepompen met een vermogen van meer dan 12 kW vanaf 2027 gevuld moeten zijn met een koelmiddel met een GWP van minder dan 750. In het kader van duurzaamheid en het minimaliseren van de impact bij accidentele vrijstelling wordt gevraagd bij vervanging of onderhoud te onderzoeken of een koelmiddel met een lager GWP gebruikt kan worden dat niet onderhevig is aan uitfasering.

 

Opslag van gassen.

 

Heptafluorpropaan (2x 65 liter) en proinert (5x 80 liter) zijn gassen die worden gebruikt als brandbestrijdingsmiddel, in het bijzonder voor het blussen van elektrische en communicatieapparatuur. De aanwezige gasflessen zijn verbonden aan een blusinstallatie in blok D en tellen niet mee als opslag. De opslaghoeveelheid wordt aangepast in het besluit.

 

In de werkplaatsen (blok G) en een opslagplaats (in openlucht ter hoogte van blok N) worden kleine hoeveelheden menggas (33 liter, 20 liter en 11 liter), butaan en propaan (5 liter, 6x 26,5 liter), acetyleen (10 liter, 42 liter), zuurstof (10 liter, 62 liter) en lachgas (distikstofmonoxide, maximaal 300 liter) opgeslagen. Het betreft zowel gassen voor eigen gebruik, als in beslag genomen goederen voor snelle afvoer (voornamelijk lachgas). De totale opgeslagen hoeveelheid blijft beperkt tot 638 liter, rubriek 17.1.2.1.1° geldt. Er is op de site ruimte genoeg om de opslag te laten plaatsvinden met respect voor de afstandsregels. Er is geen toegang voor onbevoegden. Het risico wordt als aanvaardbaar beoordeeld als de afstandsregels gerespecteerd worden.

 

Afvalwater

De exploitant schat 4.000 m³/jaar of 10,5 m³/dag huishoudelijk afvalwater te lozen in de openbare riolering van de Huisblokstraat. Zwart water afkomstig van toiletten wordt voorbehandeld in verschillende septische putten. De riolering is aangesloten op de RWZI Antwerpen-Zuid.

Bedrijfsafvalwater komt voor onder de vorm van potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de tankpistes, afvalwater van de wasplaats en de herstelwerkplaatsen. Rondom gebouw G zijn vier KWS-afscheiders voorzien om het water te behandelen. Het effluent van de KWS-afscheiders komt in de interne riolering terecht. Op de wasplaats wordt slechts sporadisch een wagen gereinigd (één per dag, in functie van het aanbrengen van stickers). De wasplaats is voorzien van een vloeistofdichte ondergrond. De zone waarop getankt wordt beschikt over een eigen KWS-afscheider met slibvanger. De werkplaatsen voor motorvoertuigen zijn eveneens aangesloten op de KWS-afscheiders. Afzonderlijke staalname van het bedrijfsafvalwater is mogelijk, zodat niet heel het debiet als bedrijfsafvalwater aanzien wordt. De rubriek voor het lozen van bedrijfsafvalwater wordt niet aangevraagd, terwijl deze wel van toepassing is. Aangezien al het door koolwaterstoffen verontreinigde afvalwater voor lozing wordt voorbehandeld in een KWS-afscheider met bezinking, kan er van uitgegaan worden dat het geen gevaarlijke stoffen in concentraties boven het indelingscriterium bevat. Rubriek 3.4.1°a) is van toepassing. Voor het bepalen van het debiet wordt gerekend met een composietbui met een terugkeerperiode van twee jaar of 0,0159m³/uur/m². De oppervlakte van de tankpiste bedraagt ruim gemeten 60 m², wat neerkomt op een maximaal lozingsdebiet van minder dan 1 m³/uur. De werkplaatsen zijn overdekt en genereren in principe zeer weinig afvalwater. De wagens worden op de wasplaats manueel gewassen (circa 100 liter per wagen). Het hemelwater van de wasplaats (50 m²) moet ook aanzien worden als potentieel verontreinigd; het maximale uurdebiet van deze oppervlakte zal 800 liter bedragen. Rekening houdend met de gekende bronnen van afvalwater wordt een debiet van 2 m³/uur opgenomen in vergunning. Het debiet afkomstig van de stalplaats voor geaccidenteerde voertuigen wordt niet opgenomen in de vergunning (zie eerder).

 

Het hemelwater van de verschillende gebouwen op de site wordt veelal geloosd in de openbare riolering. Enkel het gerenoveerde centrale blok C is aangesloten op een hemelwaterput (2x 15 m³) en/of een infiltratiebekken (45,6 m³).

 

Opslag stookolie

 

Verschillende stookinstallaties worden gevoed met mazout, opgeslagen in volgende houders:

 

 

locatie

inhoud

kenmerk

tank 1

blok B

50.000 liter

bovengronds, enkelwandig met PVC-binnenballon, ingekuipt, overvulbeveiliging

tank 2

blok B

50.000 liter

bovengronds, enkelwandig, ingekuipt, overvulbeveiliging

tank 5

blok D

1.200 liter

bovengronds, dubbelwandig, overvulbeveiliging, lekdetectie

tank 6

blok L

2.500 liter

bovengronds, dubbelwandig, overvulbeveiliging, lekdetectie

 

De keuringsattesten van tank 1 en 2 van 10 mei 2022 vermelden verschillende opmerkingen. Onder andere dient een nieuw algemeen onderzoek te worden uitgevoerd en dient de vloeistofdichtheid van de inkuiping aangetoond te worden. De mazout wordt gebruikt door de stookinstallaties van blok B. De houders zouden reeds aan een nieuwe keuring onderworpen zijn, maar de nieuwe attesten zijn nog niet beschikbaar. Tank 5, verbonden aan een noodgroep, beschikt over een keuringsattest van 10 juni 2022, dat een herkeuring vroeg binnen een periode van zes maanden. Tank 6 was op het moment van de aanvraag nog niet geïnstalleerd en er kon dus geen keuringsattest bijgevoegd worden. Binnen de drie maanden na het besluit, worden de keuringsattesten overgemaakt aan het college zodat de conformiteit gecontroleerd kan worden.

 

Stookinstallaties

 

 

vermogen

brandstof

locatie

stookinstallatie 1

610 kW

stookolie

blok B

stookinstallatie 2

965 kW

stookolie

blok B

stookinstallatie 3

766 kW

stookolie

blok B

stookinstallatie 4

25 kW

aardgas

blok C

stookinstallatie 5

120 kW

aardgas

blok D

stookinstallatie 6

65 kW

aardgas

blok H

stookinstallatie 7

50 kW

stookolie

blok L

 

De vergunning voor de stookinstallaties liep 15 jaar geleden al af. De installaties moeten derhalve aanzien worden als nieuwe installaties en dus voldoen aan de strengste emissienormen. De exploitant voegde verschillende verbrandings- en reinigingsattesten toe die tonen dat de installaties periodiek opgevolgd worden. Er is echter een discrepantie tussen de vermogens van de aangevraagde stookinstallaties en de aangeleverde keuringsattesten. Een deel hiervan zou te wijten zijn aan de ouderdom van de installaties, waardoor ze niet op volle capaciteit (kunnen) draaien. Dit lijkt een sterk signaal dat ze technisch afgeschreven zijn en aan vervanging toe zijn. Een uitgebreide verwarmingsaudit dient opgemaakt te worden waarin het vervangen van de oude ketels onderzocht wordt, in het bijzonder de drie ketels in blok B. Daarnaast dienen binnen zes maanden na de vergunningverlening de meest recente keuringsattesten overgemaakt worden. De attesten dienen een éénduidige relatie te hebben met de stookinstallatie op de site (naam, locatie, vermogen).

 

Tankstation

 

De site beschikt over een tankstation met verdeelslangen voor benzine en diesel tussen blok G en B.

 

 

inhoud

kenmerk

dieseltank

40.000 liter

ondergronds, dubbelwandig, overvulbeveiliging, lekdetectie

benzinetank

20.000 liter

ondergronds, dubbelwandig, overvulbeveiliging, lekdetectie

 

De installatie werd nog niet (terug) in gebruik genomen. Een stappenplan wordt uitgevoerd om de installatie conform te maken met de geldende regels. Onder andere dienen de nodige keuringen van de installatie nog uitgevoerd te worden. Vóór de ingebruikname, wordt aan het college het attest overgemaakt waaruit blijkt dat de houders en de installatie voldoen aan de voorschriften van Vlarem II (artikel 5.17.4.2.9).

 

Andere opslag

 

De opslag van gevaarlijke producten in kleine recipiënten vindt grotendeels plaats in blok F. De verscheidenheid aan producten is groot, maar de hoeveelheid per product is beperkt. De opslagplaatsen zijn volledig ingekuipt, afsluitbaar en voorzien van verluchting en pictogrammen. Verschillende compartimenten zijn voorzien om producten van elkaar te scheiden wanneer ze chemische of fysische reacties kunnen veroorzaken. Het betreft niet alleen producten voor gebruik op de site, maar ook voor verdere verdeling naar andere politiekantoren. Een uitgebreide lijst met potentieel opgeslagen producten maakt deel uit van het dossier. Het betreft onderhouds- en reinigingsproducten, ontsmettingsmiddelen, koel- en smeermiddel, insecticiden, lijmen, ammoniak, verven, afwasproducten en dergelijke. Over het algemeen betreft het producten die vergelijkbaar zijn met producten voor dagelijks gebruik. De exploitant neemt voldoende maatregelen om de opslag op een veilige manier te laten plaatsvinden. Het risico op calamiteiten wordt als aanvaardbaar beoordeeld. In een munitieopslagplaats worden tot 750 kg NEQ (totale hoeveelheid aan explosieve stof in munitie) opgeslagen. De informatie met betrekking tot opslaglocatie en -modaliteiten zijn confidentieel.

 

Overige

 

In de kelderverdieping van blok D staat een noodstroomgroep met een elektrisch vermogen van 275 kVA. Generatoren bij een noodstroomgroep met een elektrisch schijnbaar vermogen van minder dan 400 kVA en die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn, worden niet aanzien als ingedeelde inrichting of activiteit. Ook voor de stationaire motor bij deze noodgroep geldt een uitzondering. De rubrieken 12.1.1° en 31.1.1° zijn zonder voorwerp. De installatie wordt gevoed met diesel, opgeslagen in een bovengrondse dubbelwandige houder van 1.200 liter in de kelder (tank 5).

 

Twee transformatoren van elk 250 kVA worden opgegeven, maar worden niet langer aanzien als ingedeelde inrichtingen. Dit neemt niet weg dat er nog voorwaarden verbonden zijn aan het exploiteren van de transformatoren. Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden opgenomen in hoofdstuk 6.13 van Vlarem II. De keuringsverslagen van controle van de transfo’s werden bijgevoegd. De installatie was niet conform; het gebrek was echter niet technisch van aard en vormt geen onmiddellijk gevaar voor personen of goederen.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

De hinder en risico’s voor mens en omgeving worden mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden tot een aanvaardbaar niveau beperkt. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

4.000 m³/jaar

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

2 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

3.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

niet langer ingedeeld

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

75 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

14 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°a)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

1 voertuig/dag

15.6.1°

het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken, niet ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden;

ongunstig

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

265 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

638 liter

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

zonder voorwerp

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1 ton

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

145 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

3 ton

17.3.2.2.2°a)

opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders;

21 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

2 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,50 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

1 ton

19.3.1°b)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

10 kW

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

31 kW

29.5.7.1°a)2)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

300 liter

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

11 ton

38.3.2°

opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud meer bedraagt dan de hoeveelheden die voor 24 uur arbeid worden uitgereikt, of niet beperkt is tot het verbruik van drie arbeidsdagen of in winkelruimten, voor het publiek toegankelijk, meer bedraagt dan 4 kg in feest- en seinvuurwerk vervat pyrotechnisch sas;

750 kg

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

300 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c).

2.600 kW


Gecoördineerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

4.000 m³/jaar

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

2 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

3.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

75 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

14 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°a)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

1 voertuig/dag

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

265 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

638 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1 ton

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

145 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

3 ton

17.3.2.2.2°a)

opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders;

21 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

2 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,50 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

1 ton

19.3.1°b)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

10 kW

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

31 kW

29.5.7.1°a)2)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

300 liter

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

11 ton

38.3.2°

opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud meer bedraagt dan de hoeveelheden die voor 24 uur arbeid worden uitgereikt, of niet beperkt is tot het verbruik van drie arbeidsdagen of in winkelruimten, voor het publiek toegankelijk, meer bedraagt dan 4 kg in feest- en seinvuurwerk vervat pyrotechnisch sas;

750 kg

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

300 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c).

2.600 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. Bij een eventuele aanpassing van de gebouwen of aanpassingen aan de riolering dient steeds actief gekeken te worden naar mogelijkheden om het hemelwater maximaal af te koppelen van de openbare riolering.
  1. Binnen de drie maanden na het besluit, worden de keuringsattesten van de stookoliehouders overgemaakt aan het college zodat de conformiteit gecontroleerd kan worden.
  1. Een uitgebreide verwarmingsaudit wordt opgemaakt waarin het vervangen van de stookinstallaties onderzocht wordt, in het bijzonder de drie ketels in blok B.
  1. Binnen zes maanden na de vergunningverlening worden de meest recente onderhouds- en reinigingsattesten van stookinstallaties overgemaakt worden. De attesten dienen een éénduidige relatie te hebben met de stookinstallaties op de site (naam, locatie, vermogen).
  1. Vóór de ingebruikname van de brandstofverdeelinstallatie, wordt aan het college het attest overgemaakt waaruit blijkt dat de houders en de installatie voldoen aan de voorschriften van Vlarem II (artikel 5.17.4.2.9).
  1. Indien de open ruimte niet gebruikt wordt zoals vergund, moet een omgevingsvergunning bekomen worden om de bijkomende parkings te voorzien.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

24 november 2022

Volledig en ontvankelijk

26 april 2023

Start openbaar onderzoek

6 mei 2023

Einde openbaar onderzoek

4 juni 2023

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

7 november 2023

Verslag GOA

30 juni 2023

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

6 mei 2023

4 juni 2023

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  1. Bij een eventuele aanpassing van de gebouwen of aanpassingen aan de riolering dient steeds actief gekeken te worden naar mogelijkheden om het hemelwater maximaal af te koppelen van de openbare riolering.
  1. Binnen de drie maanden na het besluit, worden de keuringsattesten van de stookoliehouders overgemaakt aan het college zodat de conformiteit gecontroleerd kan worden.
  1. Een uitgebreide verwarmingsaudit wordt opgemaakt waarin het vervangen van de stookinstallaties onderzocht wordt, in het bijzonder de drie ketels in blok B.
  1. Binnen zes maanden na de vergunningverlening worden de meest recente onderhouds- en reinigingsattesten van stookinstallaties overgemaakt worden. De attesten dienen een éénduidige relatie te hebben met de stookinstallaties op de site (naam, locatie, vermogen).
  1. Vóór de ingebruikname van de brandstofverdeelinstallatie, wordt aan het college het attest overgemaakt waaruit blijkt dat de houders en de installatie voldoen aan de voorschriften van Vlarem II (artikel 5.17.4.2.9).
  1. Indien de open ruimte niet gebruikt wordt zoals vergund, moet een omgevingsvergunning bekomen worden om de bijkomende parkings te voorzien.


Brandweervoorwaarden
De brandweervoorwaarden uit het verslag met referentie BW/YS/2023/G.00062.WI.0002 zijn van toepassing.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):


Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

4.000 m³/jaar

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

2 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

3.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

75 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

14 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°a)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

1 voertuig/dag

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

265 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

638 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1 ton

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

145 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

3 ton

17.3.2.2.2°a)

opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders;

21 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

2 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,50 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

1 ton

19.3.1°b)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

10 kW

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

31 kW

29.5.7.1°a)2)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

300 liter

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

11 ton

38.3.2°

opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud meer bedraagt dan de hoeveelheden die voor 24 uur arbeid worden uitgereikt, of niet beperkt is tot het verbruik van drie arbeidsdagen of in winkelruimten, voor het publiek toegankelijk, meer bedraagt dan 4 kg in feest- en seinvuurwerk vervat pyrotechnisch sas;

750 kg

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

300 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c).

2.600 kW

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.