Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2023041246 |
Gegevens van de aanvrager: | VZW Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen met als adres Koningin Astridplein 26 te 2018 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | VZW Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (0407186105) met als adres Koningin Astridplein 26 te 2018 Antwerpen |
Ligging van het project: | Koningin Astridplein 26 te 2018 Antwerpen, Carnotstraat 18-20, 30A-30B, 32 te 2060 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 8 sectie H nrs. 998S, 998S, 1008X2, 1008X2, 1011P, 1011P, 1011L, 1011L, 1011M, 1011M, 1288A en 1288A |
waarvan: |
|
- 20170426-0011 | afdeling 8 sectie H nrs. 1011P, 1288A, 1011L, 1011M, 998S en 1008X2 (KMDA Zoo Antwerpen - Entiteit 1) |
Vergunningsplichten: | stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Dierentuin: het slopen van het Jubileumcomplex, het restaureren van de bestaande gevels, het herbouwen van het Jubileumcomplex en het verder exploiteren na verandering door wijziging en uitbreiding. |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
Vergunde toestand
Bestaande toestand
Nieuwe toestand
Inhoud van de aanvraag
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
De Antwerpse Zoo werd officieel geopend op 21 juli 1843.
De laatste basisvergunning werd afgeleverd op 18 juni 2009: vergunning (kenmerk MV2009/131) voor de hernieuwing en verandering van een dierentuin met feestzalencomplex.
Sindsdien vroeg de exploitant verschillende wijzigingen van de basisvergunning aan:
Op 17 februari 2020 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen aan de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen vzw een milieuvergunning klasse 1 voor het renoveren en verdere exploitatie van het Jubileumcomplex (OMGP-2019-0516). De inhoud van deze vergunning is echter nooit uitgevoerd.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de exploitatie van het Jubileumcomplex van de Zoo van Antwerpen.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) KMDA zoo Antwerpen - Entiteit 1
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 600,00 liter (nieuw) |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 625,00 kVA (nieuw) |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | + 1 x 1.600,00 kVA |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | + 1.140,19 kW |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 620,00 kg (nieuw) |
17.3.4.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | + 0,65 ton |
17.3.6.1°b) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; | 0,65 ton (nieuw) |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | Wijziging locatie |
19.3.1°b) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | + 46,46 kW |
19.6.2°a) | opslagplaatsen voor hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 40 tot en met 200 m³ in een lokaal; | 165,00 m³ (nieuw) |
29.5.2.1°b) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; | + 31,25 kW |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 625 kW (nieuw) |
45.4.e)1° | opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van 1 ton tot en met 50 ton; | + 0,55 ton |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton. | 25,50 ton (nieuw) |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen | 2 juni 2023 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie | 2 juni 2023 | 7 juni 2023 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg | 2 juni 2023 | 20 juni 2023 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de binnenstad van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Leien en de Kleine Ring.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening, (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- artikel 16 Technische uitsprongen:
§1. Alle technische installaties worden bij voorkeur inwendig in het gebouw ondergebracht. De technieken worden buiten het maximaal aanvaardbare volume voorzien en zullen zichtbaar zijn vanop het Flamingoplein.
§1.1, §1.2 en §1.3. Alle technische uitwendige installaties mogen niet hoger zijn dan 2,50 m ten opzichte van de kroonlijst, dienen binnen een verticale hoek van 45° ten opzichte van alle gevelvlakken vertrekkend vanaf de bovenkant van de kroonlijst te blijven en dienen binnen het toegelaten bouwvolume te blijven. De afgebakende zone voor de technieken op het hoofddak voldoet niet aan deze bepalingen.
§2. Klimaatbeheersingstoestellen en alle bijbehorende leidingen mogen niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte. De technieken zullen zichtbaar zijn vanaf het Flamingoplein, wat private ruimte is met openbaar karakter.
- artikel 38 Groendaken:
§1. Het is verplicht om nieuwe daken van meldings- en vergunningsplichtige constructies aan te leggen als een groendak.
Niet alle grote platte dakvlakken, die niet van energieopwekkende systemen voorzien worden, worden aangelegd als groendak;
Sectorale regelgeving
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Het voorzien van vernieuwde dierenverblijven en aanhorigheden wordt functioneel inpasbaar geacht in de Zoo.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De herbouw volgt de conceptuele uitgangspunten van het huidige gebouw. Het project is ruimtelijk aanvaardbaar. Het college sluit zich aan bij het gunstig advies van het Agentschap Onroerend Erfgoed betreffende de ruimtelijke impact op de erfgoedwaarde.
Op het dak wordt een bijkomende zone voor technieken ingetekend, waarop zonnepanelen en warmtepompen worden voorzien. Deze zullen zowel zichtbaar zijn vanuit bepaalde zichtassen in de Zoo, als vanop het Flamingoplein, als door de gemarmerde beglazing in de inkomhal van het Centraal Station (snede HH’). De plaatsing van de warmtepompen is in strijd met artikel 16 van de bouwcode. Bovendien blijkt uit de aanvraag dat de warmtepompen gebruik maken van bodemwarmte. Het is dus niet nodig dat deze op een dak, in openlucht, komen te staan. Het is aangewezen deze inpandig te voorzien, overeenkomstig artikel 16 van de bouwcode.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De bouwcode stelt dat alle daken waar geen energieopwekkende systemen worden voorzien moeten worden aangelegd als groendak. De hoogste daken worden niet voorzien als groendak. De aanvrager kan worden gevolgd in de vraag tot afwijking. De Zoo verbruikt veel drinkwater en wil daarom veel regenwater hergebruiken. Door op de hoogste daken geen groendak aan te leggen, wordt het regenwater minder vervuild en kunnen er toiletten mee gespoeld worden en dierenverblijven mee gepoetst worden. Op de daken van niveau +01 worden wel groendaken voorzien.
Visueel-vormelijke elementen
De materialisatie in zichtbeton en grijze aluminium elementen is in principe niet storend in het landschap van de Zoo. Het is wel aangewezen dat er wordt nagedacht over een kwalitatievere uitstraling dan de voorziene cementbepleistering. Het is niet duidelijk in welk materiaal het uitstekend volume van de projectieruimte wordt voorzien. Op de gevelsimulaties wordt dit voorgesteld als een rood volume, terwijl dit op de architectuurplannen met bijhorende legende wordt voorgesteld als grijze gevelbepleistering op isolatie.
De gevelmaterialisatie moet uitgeklaard worden.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat elke omgevingsvergunningsaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeerparagraaf is niet van toepassing aangezien de inhoud van de aanvraag geen impact heeft op de parkeerbehoefte.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Het project omvat de afbraak, restauratie én het herbouwen van een nieuw Jubileumcomplex met dierenverblijven in de Zoo van Antwerpen.
Voorliggende aanvraag heeft betrekking op: koeling (+1.140,19 kW; rubriek 16.3.2°b), verwarming (8.713,90 kW; rubriek 43.1.3°), een transformator en een zuiveringsinstallatie voor de aquaria (+ 1.600 kVA; rubriek 12.2.2°). Tevens wordt met deze aanvraag ook de opslag van beperkte hoeveelheden brandbare en gevaarlijke stoffen, zout en hout aangevraagd. Tenslotte worden bijkomende metaal- en houtbewerkingstoestellen aangevraagd voor de nieuwe ateliers.
Elektrisch aangedreven warmtepompen zullen worden gebruikt voor het koelen en verwarmen van de gebouwen alsook voor het verwarmen van het water van de aquaria. Het hoofddak van de projectieruimte technische zones wordt voorzien van zonnepanelen en warmtepompen.
Er worden geen fossiele brandstoffen verbrand voor de verwarming.
Er zijn geen luchtemissies te verwachten ten gevolge van de verwarming van de gebouwen.
Voor het koelmiddel R410a geldt nog geen gebruiksverbod, maar een voorstel van de Europese commissie geeft aan dat warmtepompen met een vermogen van meer dan 12 kW vanaf 2027 gevuld moeten zijn met een koelmiddel met een GWP van minder dan 750. In het kader van duurzaamheid en het minimaliseren van de impact bij accidentele vrijstelling wordt gevraagd te onderzoeken of een koelmiddel met een lager GWP gebruikt kan worden dat niet onderhevig is aan uitfasering.
Het systeem van de warmtepompen wordt gecombineerd met geothermie. Het dieptecriterium voor de terreinen van de Zoo bedraagt 150 m. Het project is niet gelegen in een beschermingszone type III. De boringen zullen plaatsvinden op een diepte < 150 m.
De boringen in het kader van thermische energieopslag in boorgaten zijn niet ingedeeld aangezien de boordiepte het maximaal dieptecriterium (150 m) niet overschrijdt en ze gelegen zijn buiten een beschermingszone type III.
Het watersysteem
Om het waterverbruik te beperken worden binnen het project drie hemelwaterputten voorzien met een totale inhoud van 195.000 liter (1 x 100.000 liter, 1 x 45.000 liter, 1 x 50.000 liter).
Het opgevangen hemelwater zal worden gebruikt voor het bevloeien van groenzones en plantenbakken, het reinigen van dierenverblijven, het bijvullen van vijvers en bassins in de dierenverblijven en sanitaire toepassingen.
De overloop van de hemelwaterputten wordt aangesloten op de infiltratievoorziening. Het hemelwater dat op de niet-verharde delen van de buitenperken valt, infiltreert voor het grootste deel op natuurlijke wijze in de bodem. De overloop van de hemelwaterputten en de infiltratiebekkens worden aangesloten op het huidige rioleringssysteem in de Zoo.
De technische werking van de aquaria op de projectlocatie is alleen mogelijk door toepassing van de volgende methoden:
Jubileumcomplex wordt gebruik gemaakt van water van het leidingwaternetwerk.
De aquaria zullen in principe niet meer geledigd moeten worden (tenzij uiteraard in geval van een calamiteit). Het systeem wordt maandelijks aangevuld met 30% zout water. Er wordt een Life Support System (LSS) ontworpen om het water van de voorraadreservoirs en displaytanks te behandelen alsook te voorzien in de waterbevoorrading. In dit scenario worden de aquaria éénmaal gevuld met zoutwater waarna het water door middel van het LSS continue behandeld wordt. Het LSS genereert afvalwater dat als effluent (bedrijfsafvalwater) naar de openbare riolering afgevoerd wordt. De hoeveelheid afvalwater die zal worden geproduceerd is afhankelijk van het watervernieuwingsscenario voor de aquaria.
Er wordt uitsluitend effluent geloosd wanneer het onderhoudspersoneel voor de aquaria aanwezig is om een goede werking van het systeem te garanderen. Dagelijks worden parameters als pH, conductiviteit en zuurstofgehalte opgevolgd. Wekelijks worden stalen genomen voor analyse (nitraat, nitriet, fosfaten, vrij en totale chloriden, …). Maandelijks worden bijkomende stalen genomen die naar een extern labo gestuurd worden ter controle van de wekelijkse stalen.
Ook worden de bassins van de katachtigen voorzien van korffilters om de grove fractie van verontreinigingen tegen te houden.
Het afvalwater wordt opgesplitst in huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater. Het bedrijfsafvalwater van het Jubileumcomplex is afkomstig van het effluent van de aquaria (zout water) en waterpartijen alsook van het reinigen van de dierenverblijven.
Het huishoudelijk afvalwater wordt samen met het bedrijfsafvalwater via een bestaand lozingspunt geloosd in de openbare riolering. Het huishoudelijk afvalwater wordt eerst behandeld via septische putten alvorens het geloosd wordt in de openbare riolering.
Bij de realisatie van het Jubileumcomplex zal een debietmeter voorzien worden voor het bedrijfsafvalwater zodat vastgesteld kan worden wat de werkelijk geloosde debieten zijn.
Er wordt geen wijziging van de lozing van bedrijfsafvalwater (rubriek 3.4.2) aangevraagd. De debieten van de lozingspunten moeten opgevolgd worden en er moet voldaan worden aan de reeds opgelegde lozingsnormen.
De bodem
De vloeibare gevaarlijke producten in kleine verpakkingen en brandbare vloeistoffen worden opgeslagen boven lekbakken en indien van toepassing in brandwerende kasten. De oliegekoelde transformator wordt ook voorzien van een lekbak. Deze zal periodiek gekeurd worden conform de voorschriften van Vlarem II.
De verschillende constructies van het Jubileumcomplex (technische lokalen, ateliers, dierenverblijven, aquaria, …) worden vloeistofdicht uitgevoerd. De ondergrondse putten voor de opvang van afvalwater, regenwater en zout water worden van een extra waterdichte coating voorzien op de bodem en de wanden van de putten. Dit om wegsijpelen van water te vermijden in de ondergrond.
Gelet op de genomen maatregelen zullen de effecten op de bodem niet aanzienlijk zijn.
Er dient voldoende absorptiemateriaal aanwezig te zijn zodat eventuele gevaarlijke morsvloeistoffen onmiddellijk verwijderd kunnen worden.
Uit de evaluatie van het aanvraagdossier blijkt dat er voor rubriek 17.4. geen verandering in hoeveelheid wordt aangegeven enkel een herlocalisatie. Als gevolg hiervan blijft rubriek 17.4. ongewijzigd. Dit wordt rechtgezet bij de afhandeling van dit dossier.
Het geluid en/of trillingen
De noodstroomgroep wordt uitsluitend in werking gesteld wanneer er een stroompanne is in het Jubileumcomplex en bij het uitvoeren van de testen, deze testen zijn steeds beperkt in duur. De noodstroomgroep en de buitentoestellen van de koelinstallaties worden op het dak van het complex geïnstalleerd. Een akoestisch scherm wordt rond de technische installaties geplaatst om de geluiden af te schermen naar het Centraal Station, maar eveneens ook richting de Zoo (dieren en bezoekers).
De effecten op het voorkomen van geluid en/of trillingen zijn niet aanzienlijk.
De exploitant dient te allen tijde te voldoen aan de milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht zoals opgenomen in Vlarem II.
Uit de evaluatie van de gegenereerde milieueffecten, blijkt dat de hinder voor de omgeving niet aanzienlijk is.
De lopende milieuvergunning van Zoo Antwerpen (OMV_2019130734) eindigt op 18 juni 2029. Aangezien de beperkte verandering van het milieutechnisch luik van deze aanvraag wordt dus een vergunning van bepaalde duur verleend tot 18 juni 2029.
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijke uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.
Advies van het college
Er wordt voorwaardelijk gunstig advies verleend voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen.
2. De warmtepompen zijn te voorzien in overeenstemming met artikel 16 van de bouwcode.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 600,00 liter (nieuw) |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 625,00 kVA (nieuw) |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | +1x 1.600,00 kVA |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +1.140,19 kW |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 620,00 kg (nieuw) |
17.3.4.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | +0,65 ton |
17.3.6.1°b) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; | 0,65 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | Wijziging locatie |
19.3.1°b) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | +46,46 kW |
19.6.2°a) | opslagplaatsen voor hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 40 tot en met 200 m³ in een lokaal; | 165,00 m³ (nieuw) |
29.5.2.1°b) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; | +31,25 kW |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 625,00 kW (nieuw) |
45.4.e)1° | opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van 1 ton tot en met 50 ton; | + 0,55 ton |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton; | 25,50 ton (nieuw) |
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. Er dient voldoende absorptiemateriaal aanwezig te zijn zodat eventuele gevaarlijke morsvloeistoffen onmiddellijk verwijderd kunnen worden.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 11 mei 2023 |
Start openbaar onderzoek | 24 mei 2023 |
Einde openbaar onderzoek | 22 juni 2023 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 30 juni 2023 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
24 mei 2023 | 22 juni 2023 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Bespreking van de bezwaren
Tijdens de periode van het openbaar onderzoek werd 1 bezwaarschrift ingediend, dat zich als volgt laat samenvatten:
1. Afstand en bouwhoogte: De bezwaarindiener merkt op dat de aanvraag voorziet in een hogere bebouwing, die vanaf de verdiepingen ook dichter bij het historisch stationsgebouw wordt gebouwd. Dit heeft volgens de bezwaarindiener een impact op de lichtinval en zicht vanuit het stationsgebouw. Ze vragen niet hoger en zeker niet dichter te bouwen aangezien er voldoende ruimte vrij dient te blijven voor onderhoud en prospectie van de gevel mogelijk te houden in de toekomst.
Beoordeling:
Het grootste en hoogste deel van het project situeert zich tegenover de perronhal. Slechts een beperkt deel van het gebouw bevindt zich tegenover de inkomhal en kantoren, waar het gebouw 2m42 hoger uitkomt dan de bestaande toestand. De gevel wordt in een lichte kleur bepleisterd, wat gunstig is voor de lichtinval. De onevenredige impact op de lichtinval wordt niet op objectieve wijze aangetoond. Voor het overige betreft het bezwaar een burgerrechtelijke aangelegenheid.
Het bezwaar is ongegrond.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet georganiseerd.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag onder volgende voorwaarden:
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen.
2. De warmtepompen zijn te voorzien in overeenstemming met artikel 16 van de bouwcode.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. Er dient voldoende absorptiemateriaal aanwezig te zijn zodat eventuele gevaarlijke morsvloeistoffen onmiddellijk verwijderd kunnen worden.