Terug
Gepubliceerd op 12/06/2023

2023_CBS_03798 - Omgevingsvergunning - OMV_2022118682. Scheldelaan-kaai 913 . District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 09/06/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Annick De Ridder, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_03798 - Omgevingsvergunning - OMV_2022118682. Scheldelaan-kaai 913 . District Antwerpen - Goedkeuring 2023_CBS_03798 - Omgevingsvergunning - OMV_2022118682. Scheldelaan-kaai 913 . District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022118682

Gegevens van de aanvrager:

NV PSA Antwerp met als adres Napelsstraat 79 te 2000 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV PSA Antwerp (0442652075) met als adres Napelsstraat 79 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan - Kaai 913 te 2040 Antwerpen.

Kadastrale percelen:

afdeling 20 sectie A nrs. 1/2Z, 1/2Z, 1/2Y, 1/2Y, sectie D nrs. 255T2 en 255T2

waarvan:

 

-          20180305-0081

afdeling 20 sectie A nrs. 1/2Y, 1/2Z en sectie D nrs. 255T2 (PSA Antwerp)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Uitbreiding van reeferracks, plaatsen van hoogspanningscabines, aanleggen van parking voor straddle carriers;

verandering van exploitatie.

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-      9/12/2016: stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20162140) voor het bouwen van twee reeferstructuren en twee bijhorende HS-cabines;

-      9/07/2004: stedenbouwkundige vergunning (HV/2003/B/0089 – 20032697) voor het bouwen van een aanmeldingsgebouw gate out, het uitbreiden van het garage-gebouw, het verhogen van een afspuitplaats en het aanleggen van een stelplaats voor SC-voertuigen op de Containerterminal.

 

Vergunde toestand

-      2 reeferstructuren (= gegalvaniseerde staalconstructies waarnaast gekoelde containers (= reefers) worden gestald en gestapeld, voorzien van stopcontacten waar de containers op het elektriciteitsnet worden aangesloten) 6 en 7 met een lengte van respectievelijk 70,75 m en 83,20 m, bestaande uit 3 niveaus.

 

Bestaande toestand

Een reeds volledig ontwikkeld industrieterrein gekenmerkt door de op- en overslag van containers. Het terrein is ingericht met stapelzones voor containers en aanhorigheden.

-      de vergunde reeferstructuren 6 en 7 werden uitgebreid met een lengte van respectievelijk 45,65 meter en 41,50 meter;

-      ten noorden van reeferstructuur 7 werd een distributiecabine geplaatst, opgebouwd uit donkergrijs metselwerk, met een oppervlakte van circa 31 m² en een hoogte van 3,55 meter;

-      ten westen van reeferstructuur 6 bevinden zich parkeerplaatsen voor straddle carriers, opgedeeld in 3 zones. Bij zones 2 en 3 (benoemd SC 2 en SC 3 op plan) werden loopplatformen geplaatst, op 3 meter hoogte zodat chauffeurs veilig in en uit deze voertuigen kunnen stappen, en met een lengte van respectievelijk 121,10 meter en 92,75 meter.

 

Nieuwe toestand

-      uitgebreide reeferstructuren 6 en 7 met een lengte van respectievelijk 45,65 meter en 41,50 meter + nieuwe uitbreiding met een lengte van 58,20 meter voor beide structuren, waardoor de totale lengte van reeferstructuur 6: 174,55 meter bedraagt en van reeferstructuur 7: 182,90 meter bedraagt;

-      nieuwe hoogspanningscabine ter hoogte van reeferstructuur 6, voor de verhoogde vraag naar elektriciteit om de containers te koelen, opgebouwd uit lichtgrijze betonnen gevelpanelen, met een oppervlakte van circa 28 m² en een hoogte van 2,90 meter;

-      te behouden distributiecabine ten noorden van reeferstructuur 7;

-      tussen parkeerzone SC 3 en reeferstructuur 6, 15 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd voor straddle carriers;

-      nieuw loopplatform, met een lengte van 92,75 meter, dat zal aansluiten op het loopplatform van SC 3, geplaatst bovenop bestaande verharding;

-      te behouden loopplatformen ten westen van reeferstructuur 6.


Inhoud van de aanvraag

-          Het uitbreiden van staalconstructies voor de stalling en stapeling van containers (= reeferstructuren) (nieuw en regularisatie);

-          Het plaatsen van loopplatformen (nieuw en regularisatie);

-          Het (ver-)plaatsen van bestaande lichtmasten;

-          Het plaatsen van een hoogspanningscabine;

-          Het bouwen van een distributiecabine (regularisatie).

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 6 augustus 2015 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor het verder in bedrijf houden en veranderen van een containerterminal, voor een termijn verstrijkend op 6 augustus 2035. Nadien werden nog vergunningen verleend voor een verandering en voor een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak een uitbreiding van het lozingsdebiet bedrijfsafvalwater.

Aangevraagde rubriek(en)
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

+40,56 m³/uur

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+1x 2.000 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn.

+15 voertuigen

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

PSA Antwerp

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Controle-inrichting:

Art. 4.2.5.1.1. §1

Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen:

voor debieten >2 m³/uur of >20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van Art. 4.2.5.1.1. §1 dient geen venturi-meetgoot of andere evenwaardige meetmogelijkheid voorzien te worden. Er dient evenwel een controleput aanwezig te zijn waarbij een staal van het te lozen bedrijfsafvalwater kan genomen worden.

 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap voor Natuur en Bos/ Adviezen en Vergunningen Antwerpen

23 maart 2023

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag.

 

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

23 maart 2023

15 mei 2023

Voorwaardelijk gunstig

Elia Asset nv/ Elia Contact Center Noord

23 maart 2023

23 maart 2023

Geen bezwaar

FLUXYS BELGIUM

23 maart 2023

4 april 2023

Gunstig

Haven van Antwerpen - Brugge (Port of Antwerp - Bruges)/ terreinen

23 maart 2023

9 mei 2023

Gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

23 maart 2023

19 april 2023

Gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij/ Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

23 maart 2023

8 mei 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en voor de invaargeul naar de Zandvlietsluis Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan in het noorden heeft de bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel daaraan loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat en een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding die over het terrein verder naar het zuiden loopt.

 

Op circa 225 meter ten zuiden van de aanvraag bevindt zich de grens van het afgebakende zeehavengebied. Buiten de afbakeningslijn is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met bestemming Bestaande waterwegen (voor de Schelde).

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving

Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.

Het voorliggende project veroorzaakt een zeer beperkte toename aan nieuwe dak- en verharde oppervlakte. Er kan worden geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

Milieu-effectenrapportage: het komt toe aan de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag om te beslissen of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van en als onderdeel van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag.

Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Op een bestaande containerterminal in het noordwesten van het havengebied worden een aantal werken in functie van het bestaande bedrijf uitgevoerd.

 

De nieuwe gebouwen en constructies dragen bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is. De gebouwen en constructies zijn qua uitzicht vergelijkbaar met reeds bestaande gebouwen en constructies en zijn eigen aan de werking van een containerterminal.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid – visueel-vormelijke elementen

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. De aangevraagde werken worden geplaatst op reeds bestaande verharding binnen de grenzen van de containerterminal waardoor geen extra onverharde ruimte wordt ingenomen.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Advies werd gevraagd aan de Brandweerzone Antwerpen. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit. De voorwaarden en opmerkingen zijn van die aard dat ze kunnen worden overgenomen in de vergunning.

 

Advies werd gevraagd aan het Havenbedrijf Antwerpen-Brugge als gebiedsbeheerder. Zij brachten een gunstig advies uit.

 

In de nabijheid van de werken loopt een hoogspanningsleiding en een pijpleiding. Advies werd gevraagd aan de beheerders van deze leidingen. Elia Asset, als beheerder van het hoogspanningsnetwerk, uit geen bezwaar tegen de aanvraag. Het advies van Fluxys, als beheerder van de (gas)pijpleiding is gunstig.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende automobiliteit noch parkeerbehoefte.

 


Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

De containerterminal ‘Noordzeeterminal’ van PSA Antwerp nv is gevestigd aan de Scheldelaan 601, kaai 913 te Antwerpen.

Er wordt een nieuwe hoogspanningscabine geplaatst met een transformator van 2.000 kVA omwille van de verhoging van de opslagcapaciteit van gekoelde containers. Het betreft een oliegekoelde transformator die in een inkuiping is geplaatst.

De terminal betreft een energie-intensieve inrichting. Het elektrisch meerverbruik van de terminal beperkt zich naar inschatting tot 0,0085 TJ finaal energieverbruik. Er is dus geen energiestudie vereist. Tevens wordt met voorliggende aanvraag rekening gehouden met de wijzigingen van VLAREM-trein 2019, de eerder vergunde hoogspanningstransformatoren kleiner dan 1.000 kVA en vergunde accumulatoren zijn niet langer van toepassing.

Er worden 15 nieuwe stalplaatsen voorzien voor stradle carriers. De stalplaatsen wateren af via twee nieuw te plaatsen KWS-afscheiders met coalescentiefilter. Met de werken wordt ook een reeds vergunde parking voor stradle carriers aangesloten op één van de twee nieuwe KWS-afscheiders. Het lozingsdebiet bedrijfsafvalwater, bestaande uit potentieel verontreinigd hemelwater, wordt uitgebreid tot een maximum debiet van 40,56 m3/uur, 104,07 m3/dag en 2.168 m3/jaar. De uitbreiding is enerzijds door rekening te houden met de toename in afwaterend oppervlakte (1.032 m2) van de stalplaatsen en de hoogspanningscabine. Anderzijds door rekening te houden met de nieuwe aanpak van de Vlaamse Milieumaatschappij, waarbij rekening gehouden wordt met een piekdebiet bij een composietbui.

Het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij van 8 mei 2023 is gunstig, mits voldaan wordt aan de algemene lozingsvoorwaarden voor lozing in oppervlaktewater.

Aan het dossier wordt een voortoets toegevoegd dat stelt dat er geen impact is op nabijgelegen habitatrichtlijngebied en VEN-gebied.

De aanvraag bevat eveneens de administratieve rechtzetting van rubriek 12.1 Elektriciteitsproductie. In het verleden werd rubriek 12.1.1.1°a) voor de productie van 446,88 kVA wisselspanning afkomstig van de noodstroomgeneratoren verkeerdelijk niet opgenomen in de gecoördineerde toestand van het vergunningsbesluit.

Het agentschap voor Natuur en Bos werd om advies gevraagd, op moment van opmaak van dit verslag werd nog geen advies verleend. Gelet op de aard van huidige aanvraag, wordt er verwacht dat de effecten op de natuurwaarden in de omgeving beperkt zullen blijven.

Bijkomend wordt in het dossier een bijstelling aangevraagd van artikel 4.2.5.1.1 §1 van VLAREM II dat stelt dat er een meetgoot moet voorzien worden. Er wordt gesteld dat het uurdebiet rekening houdt met hevige neerslagbuien en dat dit slechts uitzonderlijk voorkomt.

De VMM gaat akkoord met de gevraagde bijstelling voor het plaatsen van een meetgoot, in afwijking van art. 4.2.5.1.1. §1 moet er geen venturi-meetgoot of andere evenwaardige meetmogelijkheid voorzien worden. In afwijking dient een controle-inrichting bestaande uit een controleput voorzien te worden.

De gevraagde bijstelling kan verleend worden.

Het subadvies van de Haven van Antwerpen-Brugge van 19 april 2023 is gunstig.

Op 15 mei 2023 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/JM/2023/ H.000023.A4.0009). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met als kenmerken, MLAV1-2015-0056, OMV2018070983 en OMV2019082639 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:

1. onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de havenkapitein moet het rioleringssysteem voor de zone voor de kortstondige opslag van IMDG-goederen afgesloten kunnen worden bij calamiteiten;
De IMDG-zones zijn uitgerust met een afsluitbaar rioleringssysteem. Elektromechanische afsluitkleppen sluiten op commando de lozingspunten af. Deze voorwaarde kan behouden blijven;

2. de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem;

3. de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden; de afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende IHM (inzamelaar-handelaar-makelaar) en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

4. de exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;
De drie bijzondere voorwaarden met betrekking tot de KWS-afscheider kunnen geschrapt worden aangezien deze voorwaarden nu vervat zitten in de algemene voorwaarden van VLAREM II.

5. voor het afstomen van de bedrijfsvoertuigen moet er maximaal gebruik gemaakt worden van hemelwater. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige droogte of onverwachte technische problemen, mag er leidingwater gebruikt worden;
Deze voorwaarde kan behouden blijven;

6. er moet een bouwvrije zone gevrijwaard worden van 10 meter ten opzichte van de waterkering (volledig gabarit van dijken, keermuren,…);
Deze voorwaarde kan behouden blijven;

7. alle noodzakelijke maatregelen moeten ondernomen worden om de integriteit en de stabiliteit van de waterkering te vrijwaren;
Deze voorwaarde kan behouden blijven;

8. eventuele gebreken die optreden aan de waterkering na het beëindigen van de werken moeten onmiddellijk aan de Vlaamse Waterweg gerapporteerd worden en in voorkomend geval direct hersteld worden tot de volledige voldoening van de Vlaamse Waterweg.
Deze voorwaarde kan behouden blijven.

 

Advies aan het college

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

De gevraagde wijzigingen in de vergunning verhogen het risico op hinder voor de omgeving of vervuiling van het milieu niet. De vergunning kan dan ook aangepast worden met de gevraagde wijzigingen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

+40,56 m³/uur

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+1x 2.000 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn.

+15 voertuigen

 

Gecoördineerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

40,56 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

4.595 m³/jaar

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

59.175 liter

6.5.2°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen;

16 verdeelslangen

12.1.1.1°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

446,88 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

105.200 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

258 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 stuks

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 stuks

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

475 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

1.922 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

185,20 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

1 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,20 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

6,23 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,45 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

3,20 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

3.669 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

28,20 kW

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

29,26 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

150 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

150 liter

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

720 kW

43.1.2°a)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b);

2.260 kW

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

100 ton

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de havenkapitein moet het rioleringssysteem voor de zone voor de kortstondige opslag van IMDG-goederen afgesloten kunnen worden bij calamiteiten;

2. voor het afstomen van de bedrijfsvoertuigen moet er maximaal gebruik gemaakt worden van hemelwater. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige droogte of onverwachte technische problemen, mag er leidingwater gebruikt worden;

3. er moet een bouwvrije zone gevrijwaard worden van 10 meter ten opzichte van de waterkering (volledig gabarit van dijken, keermuren,…);

4. alle noodzakelijke maatregelen moeten ondernomen worden om de integriteit en de stabiliteit van de waterkering te vrijwaren;

5. eventuele gebreken die optreden aan de waterkering na het beëindigen van de werken moeten onmiddellijk aan de Vlaamse Waterweg gerapporteerd worden en in voorkomend geval direct hersteld worden tot de volledige voldoening van de Vlaamse Waterweg;

6. in afwijking op artikel 4.2.5.1.1§1 van VLAREM II volstaat een controleput voor de lozing van bedrijfswater afkomstig van de was- en tankpiste. 

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

27 januari 2023

Volledig en ontvankelijk

23 maart 2023

Start openbaar onderzoek

31 maart 2023

Einde openbaar onderzoek

29 april 2023

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

4 oktober 2023

Verslag GOA

2 juni 2023

naam GOA

Bieke Geypens en Katrine Leemans

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

31 maart 2023

29 april 2023

1

0

0

0

 

Bespreking bezwaarschriften

Tijdens het openbaar onderzoek werd een brief ontvangen van de provincie Zeeland. Met deze brief reageert de provincie Zeeland op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. De provincie Zeeland geeft aan geen opmerkingen te hebben op de ingediende vergunningsaanvraag.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

 

-          de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-          het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de havenkapitein moet het rioleringssysteem voor de zone voor de kortstondige opslag van IMDG-goederen afgesloten kunnen worden bij calamiteiten;

2. voor het afstomen van de bedrijfsvoertuigen moet er maximaal gebruik gemaakt worden van hemelwater. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige droogte of onverwachte technische problemen, mag er leidingwater gebruikt worden;

3. er moet een bouwvrije zone gevrijwaard worden van 10 meter ten opzichte van de waterkering (volledig gabarit van dijken, keermuren,…);

4. alle noodzakelijke maatregelen moeten ondernomen worden om de integriteit en de stabiliteit van de waterkering te vrijwaren;

5. eventuele gebreken die optreden aan de waterkering na het beëindigen van de werken moeten onmiddellijk aan de Vlaamse Waterweg gerapporteerd worden en in voorkomend geval direct hersteld worden tot de volledige voldoening van de Vlaamse Waterweg;

6. in afwijking op artikel 4.2.5.1.1§1 van VLAREM II volstaat een controleput voor de lozing van bedrijfswater afkomstig van de was- en tankpiste. 

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

40,56 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

4.595 m³/jaar

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

59.175 liter

6.5.2°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen;

16 verdeelslangen

12.1.1.1°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

446,88 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

105.200 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

258 aantal voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 stuks

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 stuks

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

475 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

1.922 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

185,20 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

1 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,20 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

6,23 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,45 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

3,20 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

3.669 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

28,20 kW

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

29,26 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

150 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

150 liter

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

720 kW

43.1.2°a)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b);

2.260 kW

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

100 ton

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

 

1. onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de havenkapitein moet het rioleringssysteem voor de zone voor de kortstondige opslag van IMDG-goederen afgesloten kunnen worden bij calamiteiten;

2. voor het afstomen van de bedrijfsvoertuigen moet er maximaal gebruik gemaakt worden van hemelwater. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige droogte of onverwachte technische problemen, mag er leidingwater gebruikt worden;

3. er moet een bouwvrije zone gevrijwaard worden van 10 meter ten opzichte van de waterkering (volledig gabarit van dijken, keermuren,…);

4. alle noodzakelijke maatregelen moeten ondernomen worden om de integriteit en de stabiliteit van de waterkering te vrijwaren;

5. eventuele gebreken die optreden aan de waterkering na het beëindigen van de werken moeten onmiddellijk aan de Vlaamse Waterweg gerapporteerd worden en in voorkomend geval direct hersteld worden tot de volledige voldoening van de Vlaamse Waterweg;

6. in afwijking op artikel 4.2.5.1.1§1 van VLAREM II volstaat een controleput voor de lozing van bedrijfswater afkomstig van de was- en tankpiste. 

Artikel 4

De omgevingsvergunning wordt verleend voor:

- onbepaalde duur wat betreft de stedenbouwkundige handelingen;
- een termijn verstrijkend op 6 augustus 2035 voor wat betreft de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit. 

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.