Terug
Gepubliceerd op 19/02/2024

2024_CBS_01174 - Omgevingsvergunning - OMV_2023014602. Groenendaallaan 381-389. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 16/02/2024 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Bart De Wever, burgemeester; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur
2024_CBS_01174 - Omgevingsvergunning - OMV_2023014602. Groenendaallaan 381-389. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_01174 - Omgevingsvergunning - OMV_2023014602. Groenendaallaan 381-389. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2023014602

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV BUS DE POLDER (0435646004) met als adres Groenendaallaan 387 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Groenendaallaan 381-389 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 7 sectie G nr. 2126S

waarvan:

 

-          20230201-0047

afdeling 7 sectie G nr. 2126S (De Polder)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het actualiseren van een omgevingsvergunning voor busbedrijf De Polder

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 10 augustus 2012 werd aan het busbedrijf Bus De Polder een milieuvergunning uitgereikt met kenmerk AN2012/269, voor een periode van 240 maanden.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van voorliggende aanvraag betreft een actualisatie van de bestaande milieuvergunning.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Aangevraagde rubriek(en) De Polder
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

10,00 m³/uur

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

3.000 kVA (fase 1), 1.600 kVA (fase 2)

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

+11 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

+17 schouwputten of hefbruggen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+24,49 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

371,00 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+170,00 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c);

+678,10 kW

53.5.2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, noodzakelijk om het gebruik of de exploitatie van gebouwen of bedrijfsterreinen mogelijk te maken of houden, met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar;

87.600,00 m³/jaar

  

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

De Polder

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 4.2.3.1.2°Voor de lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen van bijlage 2C bevat gelden dezelfde algemene emissiegrenswaarden als in de afdeling 4.2.2. voorgeschreven voor de lozing van bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat, behoudens het bepaalde onder 3° hierna.

Artikel 4.2.3.1.3°:Van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 [...], enkel die stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling

De exploitant wenst voor verschillende individuele PFAS en voor de som van de perfluorverbindingen bijzondere lozingsvoorwaarde voor het lozen van het water afkomstig van de permanente grondwaterwinning. 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen

18 oktober 2023

30 oktober 2023

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen

18 oktober 2023

21 december 2023

Ongunstig

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

18 oktober 2023

4 december 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw

18 oktober 2023

20 oktober 2023

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Op basis van het dossier is het project verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het voorwerp omvat volgende veranderingen aan ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

  • een transformator met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA (nieuw);
  • stalplaats voor motorvoertuigen en aanhangwagens (verandering);
  • werkplaatsen voor het nazicht, herstellen het onderhouden van motorvoertuigen, met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen (verandering);
  • koel- en vriesinstallaties en luchtcompressoren met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW (verandering);
  • de opslagplaats voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter (nieuw);
  • de opslagplaats voor gevaarlijke producten in kleine verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram (verandering);
  • stookinstallaties op mazout, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW (verandering);
  • bronbemaling die noodzakelijk is om het gebruik of de exploitatie van gebouwen of bedrijfsterreinen mogelijk te maken of houden (regularisatie).

De volgende inrichtingen en activiteiten zijn niet langer indelingsplichtig en worden geschrapt:

  • een oliegekoelde transformator van 250 kVA;
  • metaalbewerkingsmachines met een totaal geïnstalleerd vermogen van 4,58 kW;
  • het ontvetten van metalen met een totaal inhoudsvermogen van een (spoel)bad van 209 liter is eveneens niet langer van toepassing.

Verder werd voor het drooghouden van de kelderverdieping, een regularisatie van een permanente bronbemaling aangevraagd. De verlaging van de grondwatertafel gebeurt via twee pompputten van 15 m diep. Het grondwater wordt vervolgens overgepompt naar de openbare riolering in de Galjoenstraat en de Groenendaallaan. Uit staalanalyse van het grondwater blijkt dat de PFAS-concentraties er boven de richtwaarde liggen. Een sanering voor de lozing is volgens de aanvrager geen optie wegens een te hoge kostprijs.

 

Omwille van de te beperkte onderbouwing van de aanvraag bracht de Vlaamse Milieumaatschappij ongunstig advies uit met volgende motivatie:

“VMM is van mening dat dit geen duurzame manier van omgaan met grondwater betreft. Er kunnen zich vragen gesteld worden bij het aanleggen van de kelder op die locatie en op die diepte. VMM verwijst hiervoor ook naar de Richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu (VVM, 2021), waarin vermeld staat dat permanente bemalingen voor niet-openbare infrastructuur enkel nog kunnen aanvaard worden om een lekdebiet te verpompen nadat alle redelijke maatregelen zijn genomen om dit lekdebiet zo klein mogelijk te maken. Dat is hier niet het geval. Bij elk renovatieplan aan de constructie van het gebouw moeten er maatregelen genomen worden om de kelder maximaal waterdicht te maken.”

 

“De site bevindt zich binnen de no-regret-zone (zone 5-10 km) rond de bevestigde PFAS-verontreiniging van bedrijf 3M in Zwijndrecht. Er zijn geen no-regret-maatregelen met betrekking tot het grondwater van kracht. Er werd een analyse uitgevoerd op het bemalingswater voor de PFAS-componenten. De som van de kwantitatieve PFAS-componenten bedraagt 1.200 ng/l. De hoogste concentratie voor een PFAS-component bedraagt 645 ng/l PFOA. 

Op de site zelf is er een bodemsaneringsproject gekend waarvoor nog geen eindevaluatieonderzoek werd afgeleverd. In de omgeving van de bemaling bevinden zich nog verschillende decretale bodemonderzoeken. Er werd nog geen invloedstraal van de bemaling bepaald. De impact van de bemaling op de mogelijk aanwezige verontreiniging in de omgeving werd niet besproken in de aanvraag. Er kan bijgevolg niet beoordeeld worden of de impact van de bemaling op de omgeving aanvaardbaar is. Bovendien kan het bemalingswater verontreinigd zijn met nog andere parameters dan PFAS. Voor alle decretale bodemonderzoeken gelegen binnen de invloedzone van de bemaling moet nagegaan worden of er vervuiling van het grondwater aanwezig is en of de impact van de bemaling op de verspreiding pagina 3 van 3 aanvaardbaar is. Voor lopende bodemsaneringsprojecten is het aangewezen dat er in overleg gegaan wordt met de bodemsaneringsdeskundige van het saneringsproject om uit te maken of er bijkomende preventieve maatregelen nodig zijn om ongewenste interferentie tussen de sanering en de bemaling te voorkomen. De bemaling bevindt zich in mogelijk verzilt gebied. Het bemalingswater zal bijgevolg mogelijk een verhoogde geleidbaarheid hebben.”

 

Gelet op de gebrekkige onderbouwing van de verlaging van de grondwatertafel; het ontbreken van een screening en de evaluatie van de voortvloeiende milieueffecten op de onmiddellijke omgeving, wordt aan het college geadviseerd de watergebonden ingedeelde inrichtingen of activiteiten te weren uit de vergunning. Dit betreft het permanent onttrekken van grondwater à rato van circa 10 m³/uur en de lozing van het waterbezwaar in de openbare riolering aan de Galjoenstraat en de Groenendaallaan. De overige aanpassingen met betrekking schouwputten, stallen van de bussen, opslag van gevaarlijke stoffen -en gassen (zover de afstandsregels in achtgenomen worden) en de hoogspanningscabine (transformator) nodig voor de verdere elektrificatie van de busvloot, worden gunstig geadviseerd.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt geadviseerd de vergunning gedeeltelijk toe te kennen. Met uitzondering van het permanent onttrekken en lozen van grondwater (rubrieken 3.4.2° en 53.5.2°), worden de overige aanpassingen met betrekking schouwputten, stallen van de bussen, opslag van gevaarlijke stoffen -en gassen (zover de afstandsregels in achtgenomen worden) en de hoogspanningscabine (transformator) nodig voor de verdere elektrificatie van de busvloot, gunstig geadviseerd.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gunstig geadviseerd voor

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

3.000 kVA (fase 1), 1.600 kVA (fase 2)

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

+11  voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

+17 schouwputten of hefbruggen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+24,49 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

371,00 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+170,00 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c);

+678,10 kW

  

Rubriek

Omschrijving

Ongunstig geadviseerd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

10,00 m³/uur

53.5.2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, noodzakelijk om het gebruik of de exploitatie van gebouwen of bedrijfsterreinen mogelijk te maken of houden, met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar;

87.600,00 m³/jaar

 

Gecoördineerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

700,00 m³/jaar

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

1,23 m³/uur

4.3.a)2°ii)

inrichtingen, niet volledig gelegen in industriegebied, voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, en inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 25 kw tot en met 200 kW;

30,00 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

23.236,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

3.000 kVA (fase 1), 1.600 kVA (fase 2)

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

191 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

33 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°b)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

100 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

69,12 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

371,00 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

114,71 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

1,94 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

540,00 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c);

1.342,10 kW

 

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

27 september 2023

Volledig en ontvankelijk

18 oktober 2023

Start openbaar onderzoek

28 oktober 2023

Einde openbaar onderzoek

26 november 2023

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

31 januari 2024

 

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

1 maart 2024

Verslag GOA

8 februari 2024

Naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

28 oktober 2023

26 november 2023

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren met uitzondering van rubrieken 3.4.2° en 53.5.2° en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

De algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.


Brandweervoorwaarden
De brandweervoorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

700,00 m³/jaar

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

1,23 m³/uur

4.3.a)2°ii)

inrichtingen, niet volledig gelegen in industriegebied, voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, en inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 25 kw tot en met 200 kW;

30,00 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

23.236,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

3.000 kVA (fase 1), 1.600 kVA (fase 2)

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

191 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

33 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°b)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

100 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

69,12 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

371,00 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

114,71 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

1,94 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

540,00 liter

43.1.2°b)

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c);

1.342,10 kW


Artikel 4

Het college beslist de omgevingsvergunning te weigeren voor volgende rubriek(en):

Geweigerde rubriek(en)


Rubriek

Omschrijving

Geweigerd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

10,00 m³/uur

53.5.2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, noodzakelijk om het gebruik of de exploitatie van gebouwen of bedrijfsterreinen mogelijk te maken of houden, met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar;

87.600,00 m³/jaar

 

Artikel 5

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is tot en met 10 augustus 20232, de einddatum van de lopende vergunning.

Artikel 6

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.