Terug
Gepubliceerd op 29/01/2024

2024_CBS_00496 - Omgevingsvergunning - OMV_2023141464. Boterlaarbaan, Jos Van Geellaan, Stevenslei, Florent Pauwelslei, Lizzie Marsilypad, Maria Baerspad, Langveldstraat zonder nummer (zn). District Deurne - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 26/01/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_00496 - Omgevingsvergunning - OMV_2023141464. Boterlaarbaan, Jos Van Geellaan, Stevenslei, Florent Pauwelslei, Lizzie Marsilypad, Maria Baerspad, Langveldstraat zonder nummer (zn). District Deurne - Goedkeuring 2024_CBS_00496 - Omgevingsvergunning - OMV_2023141464. Boterlaarbaan, Jos Van Geellaan, Stevenslei, Florent Pauwelslei, Lizzie Marsilypad, Maria Baerspad, Langveldstraat zonder nummer (zn). District Deurne - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2023141464

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV HOUBEN (0416669933) met als adres Prins-Bisschopssingel 36 bus 5 te 3500 Hasselt

Ligging van het project:

Boterlaarbaan, Jos Van Geellaan, Stevenslei, Florent Pauwelslei, Lizzie Marsilypad, Maria Baerspad, Langveldstraat zonder nummer (zn) te 2100 Deurne (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 31 sectie B nrs. 220F3, 220R3, 220P3, 220Z3, 220Y3, 221F2, 221G2, 221E2, 221H2, 221K2, 221P2, 221V2, 222E5, 222M2, 231C11, 231B11, 232A2, 232N, 232L2, 232S2, 233E3, 233C3, 233M3, 233H3, 233L3, 233K3, 233L2, 233M2, 233D2, 233C2, 233Z2, 233F2, 233H2, 233K2, 446F en 455A

waarvan:

 

-     20231023-0067

afdeling 31 sectie B nrs. 220P3, 221P2, 233L3, 222E5, 233H3, 233K3, 220R3, 446F, 233E3, 233L2, 233M2, 233D2, 221G2, 232A2, 232L2, 233M3, 221K2, 231B11, 233K2, 233F2, 233H2, 220Y3, 220Z3, 221F2, 233Z2, 231C11, 233C3, 222M2, 220F3, 221E2, 232N, 233C2, 221H2, 455A, 221V2 en 232S2 (Werf Houben)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de exploitatie van een bouwwerf en een bemaling

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 20 april 2018 verleende het college een vergunning (dossiernummer 20173319) voor het afbreken van woongebouwen en nieuwbouw van appartementsgebouwen en woningen (99 sociale woningen). Op 31 oktober 2019 nam het college akte van een melding ingediend voor de exploitatie van een bouwwerf (OMV_2019122834).

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat de exploitatie van een bouwwerf en bemaling.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

49 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

49 m³/uur

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1,67 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

2 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

300 liter

30.7.1°b)

inrichtingen voor het bewerken van marmer, natuur- of kunststeen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

11 kW

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

163.000 m³/jaar

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

Werf Houben

1

 

Bij te stellen voorwaarde:

Voor de lozing van het bemalingswater wordt een afwijking gevraagd van de geldende lozingsnormen.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Parameter

Analyse- resultaat (µg/liter)

Gevraagde lozingsnorm (µg/liter)

Indelings-criterium

(µg/liter)

arseen

-

50 (10 x IC)

5

minerale olie

55.000

500 (standaardprocedure BSP)

-

benzeen

17

100 (10 x IC)

10

tolueen

6,2

900 (10 x IC)

90

ethylbenzeen

12

50 (10 x IC)

5

xyleen

14

40 (10 x IC)

4

naftaleen

110

20 (10 x IC)

2

fenantreen

-

1 (10 x IC)

0,1

1,2 - dichlooretheen (cis)

280

100 (10 x IC)

10

PFAS (individueel)

39 (PFOS)

0,1 (huidig handelingskader PFAS)

-

PFAS (som)

 

0,5 (huidig handelingskader PFAS)

-


 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen

10 november 2023

21 december 2023

Geen advies

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

10 november 2023

28 november 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw

10 november 2023

4 januari 2024

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een project waarbij alle aanwezige gebouwen vergund werden. Vanuit ruimtelijk oogpunt is er dan ook geen bezwaar tegen de gevraagde werken.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De aanvraag omvat de exploitatie van een bouwwerf en bemaling voor de verwezenlijking van het nieuwbouwproject Jos Van Geellaan fase 2. Het bouwproject betreft de bouw van blok 3 tot en met 8.

 

Bouwwerf

De exploitatie van de bouwwerf is tijdelijk (periode van 3 jaar).

 

Op de bouwwerf zullen 2.000 liter diesel, 2 ton cement in zakken en 300 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (bekistingsolie, enzovoort) worden opgeslagen. De opslag van diesel vindt plaats in werftanks. De werftanks zijn dubbelwandig, uitgerust met overvulbeveiliging en permanente lekdetectie. Deze tanks worden periodiek gekeurd. Verder zijn er op de werf absorptiemiddelen aanwezig zodat in geval van calamiteiten onmiddellijk ingegrepen kan worden.

Alle gevaarlijke producten moeten op voldoende grote lekbakken worden geplaatst. De afvalstoffen afkomstig van het gebruikte materiaal (absorptiekorrels, bussen, enzovoort) moeten afgevoerd worden naar een erkend afvalstoffenverwerker.

 

Het aantal vrachttransporten op de werf is maximaal 10 per dag en het aantal personenvoertuigen (inclusief onderaannemers) bedraagt ongeveer 6 per dag. De motoren van de vrachtwagens worden stilgelegd tijdens het laden. Verder zal aan de werknemers gevraagd worden om zo stil mogelijk te werken (onder andere geen luide muziek en niet roepen).

Het is aangeraden om waar mogelijk maximaal in te zetten op geluidsarme toestellen en de maximale demping van het geluid naar de omgeving toe.

Tijdens het laden en lossen dienen voertuigen hun motor stil te leggen om geluidshinder naar de omgeving toe te beperken.

 

De bouwwerken en voertuigbewegingen vinden enkel overdag plaats op weekdagen tussen 6.30 uur en 15.30 uur. In sommige gevallen zal er ook op zaterdag worden gewerkt.

Om geluidshinder van de werkzaamheden naar de bewoonde omgeving toe te beperken, moeten werkzaamheden van de inrichting plaatsvinden gedurende de dagperiode van 7.00 uur tot 19.00 uur.

 

Verder zullen er ook 2 steenzaagtafels (á 5,5 kW) aanwezig zijn op de werf. Er zal gewerkt worden met stofafzuiging om stofhinder te voorkomen. De lozing van sanitair afvalwater, de opslag van mortel in 2 mortelsilo’s (2 x 30 ton – mortel heeft geen gevaareigenschap) en de twee houtzaagtafels zijn niet indelingsplichtig.

 

Bemaling

Ter hoogte van blok 3, blok 4 en 5 wordt een ondergrondse technische gang aangelegd, ter hoogte van blok 7 worden liftputten, septische putten en een kelder voorzien. Daarnaast wordt er in de omliggende straten Stevenslei en de Langveldstraat een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. Hiervoor is een bemaling noodzakelijk.

 

Er werden 16 elektrische sonderingen uitgevoerd ter hoogte van de geplande uitgravingen. Om de uitgraving droog uit te kunnen voeren wordt het grondwater tot 0,5 m onder het uitgravingsniveau verlaagd. Er wordt uitgegaan van de hoogst gekende grondwaterstand van 4,65 mTAW.

 

Bemalingsduur

De bemaling voor de gebouwen en de riolering wordt niet gelijktijdig uitgevoerd.

De bemaling voor blok 4 en 5 en blok 7 zal uitgevoerd worden aan het begin van de werken, gedurende circa 4 maanden. Voor de uitgraving van blok 3 is geen afzonderlijke bemaling nodig, omdat het bemalingspeil reeds bereikt zal worden door de bemaling van blok 4 en 5 en blok 7. De bemaling voor de rioleringswerken wordt uitgevoerd aan het einde van de werken, gedurende 2 maanden.

 

De uitgravingsdiepte voor blok 4 en 5 bedraagt 3,69 mTAW (bemalingsdiepte 3,19 mTAW). Voor de kelderverdieping van blok 7 is de uitgravingsdiepte 4,35 mTAW (bemalingsdiepte tot 3,85 mTAW). In tabel 1 wordt een overzicht van de verschillende uitgravings- en bemalingsdieptes voor de verschillende blokken en infrastructuurwerken weergegeven.

 

Tabel 1: Overzicht van de uitgravings- en bemalingspeilen voor de verschillende blokken en infrastructuurwerken.

 

Zone

Diepte uitgraving

(mTAW)

Bemaling

(mTAW)

Grondwater verlaging

(m)

blok 3

5,01

4,51

0,14

blok 4 en 5

3,69

3,19

1,46

blok 7

4,35

3,85

0,80

Langveldstraat

4,20

3,70

0,95

Stevenslei

4,04

3,54

1,11

 

Bemalingsconcept

De bemaling voor blok 4 en 5, blok 7 en de rioleringswerken in de Stevenslei en Langveldstraat zal uitgevoerd worden met een klassieke gravitaire filterbemaling (aanzet op 9 m-mv). De filters worden via een zuigleiding aangesloten op een bovengrondse vacuümpomp. Als alternatief kan de bemaling ook uitgevoerd worden met horizontale drains, in sleuven opgevuld met goed doorlatend draineerzand. De uitgravingen bevinden zich op de overgang tussen een slappe zandhoudende kleilaag (L2) en de onderliggende zandlagen (L3). Hierdoor kan bijkomend een open bemaling door middel van een greppel rondom de bouwput nodig zijn om hangwater (bovenop kleilaag L2) dat uit het talud stroomt, op te vangen en af te voeren.

 

Voor de bemaling van de riolering kan een horizontale drain geplaatst worden aan weerszijden van de rioleringssleuven, circa 1,5 meter onder uitgravingsniveau. Een voorwaarde voor het toepassen van horizontale drains is dat de ondergrond vrij moet zijn van puin. Voor de bemaling van de liftputten of pompputten wordt een lokaal tijdelijk filterkader voorzien.

De onderlinge tussenafstand (m) van de filters voor de gravitaire filterbemaling werd niet vermeld in het aanvraagdossier.

Ingeval de riolering bemaald zal worden met een horizontale drain dan wordt geadviseerd om de bemaling maximaal per 100 meter actief te plaatsen om het oppompen van zeer hoge bemalingsdebieten te vermijden.

 

Het gesimuleerde opstartdebiet van de bemaling voor de bouwputfase bedraagt circa 49 m³/uur waarna een stationair debiet van circa 28 m³/uur bereikt wordt. Tijdens de fases van de liftputten zal het debiet tijdelijk terug stijgen naar 46 m³/uur. Voor de verschillende gebouwen zal er circa 143.000 m³ grondwater worden onttrokken.

Het initiële bemalingsdebiet in de Langveldstraat bedraagt 18 m³/uur maar zal stelselmatig afnemen tot een stationair debiet van 14 m³/uur. Het bemalingsdebiet in de Stevenslei bedraagt 24 m³/uur bij opstart, waarna een stationair debiet van 15 m³/uur bereikt wordt bij een gelijktijdige bemaling per zone van circa 100 m. Voor de aanleg van de rioleringen zal er circa 20.000 m³ grondwater onttrokken worden. In totaal zal 163.000 m³ grondwater opgepompt worden. Voor dit debiet wordt klasse 2 rubriek 53.2.2.b.2 aangevraagd.

 

De invloedstraal van de bemaling voor de bouwputten bedraagt circa 300 meter naar het noorden, 800 meter naar het oosten, 1.030 meter naar het zuiden en 1.000 meter naar het westen.

 

Zettingen

De theoretische zettingen zijn bepaald op basis van 4 sonderingen verspreid over de verschillende uitgravingen. Er werd onderzocht of er overschrijdende zettingen optreden bij een algemene drempelwaarde van 20 mm. In de omgeving van de projectsite bevinden zich tramsporen. Dit zijn zettingsgevoelige structuren en ook werd onderzocht of er overschrijdende zettingen optreden bij een maximale absolute zettingswaarde van 10 mm.

De slappere zandhoudende kleilaag (L2) van gemiddeld 1,21 m dik kan lokaal een veenlaag bevatten. De grondwaterstand bevindt zich onder deze eventueel venige zone, waardoor het veen reeds ontwaterd is en geen aanleiding zal geven tot onaanvaardbare zettingen.

 

Uit de theoretische zettingsberekeningen in de bemalingsstudie blijkt dat er geen onaanvaardbare zettingen worden verwacht onder invloed van de bemaling. Er werd van uitgegaan dat de mogelijke veeninsluitingen in L2 bij een grondwaterstand in rust reeds ontwaterd zijn en niet zullen resulteren in zettingen. Om snel te kunnen anticiperen op gevaren en om schade aan omliggende constructies als gevolg van de zettingen te voorkomen is het van belang om de zettingen te monitoren. Een bijzondere voorwaarde hierover wordt opgelegd.

 

Bodemverontreinigingen

Binnen de invloedstraal van de bemaling zijn er OVAM-bodemdossiers gekend.

Alle dossiers binnen de 0,2 meter grondwaterverlagingscontour werden gescreend. Buiten de 0,2 meter contour werden enkel de dossiers weerhouden en gescreend waarbij het grondwater zich circa 10 meter verplaatst onder invloed van de bemaling en rekening houdend met de natuurlijke grondwaterstroming. Uit verdere analyse en rekening houdend met deze criteria werden 33 OVAM-dossiers weerhouden. In zes dossiers worden concentraties boven de bodemsaneringsnormen (BSN) aangetroffen in het grondwater (Tabel 2).


Tabel 2: De bodemdossiers waarvoor concentraties boven de BSN aangetroffen zijn in het grondwater.

 

OVAM-

dossier

Verschil stroombaan natuurlijk bemaling (m)

Screening

Verplaatsing stof (m)

564

22

1,2-dichlooretheen, cis

10,6

vinylchloride

17,2

5679

11

minerale olie

0,3

21374

25

trichlooretheen

7,7

1,2-dichlooretheen (cis)

12,1

35241

in de sleuf

VOCl

 

bemaling Stevenslei binnen contour VOCl

in de sleuf

minerale olie +

BTEX

-

17

benzeen

6,0

55083

9

VOCl

2,3

35170

9

VOCl

2,3

0

2,8

 

In het onderzoek naar de impact van de bemaling op de verontreinigingen werd rekening gehouden met de retardatiefactoren. De gesimuleerde verplaatsingen van de verontreinigingen zijn minder dan 20 m (Tabel 2). Volgens de bemalingsstudie wordt de mogelijke verplaatsing van de verontreinigingen onder invloed van de bemaling aanvaardbaar geacht en is de impact van de bemaling op de grondwaterverontreinigingen in de omgeving over het algemeen beperkt. Enkel ter hoogte van dossier 35241 dient rekening gehouden te worden met het oppompen en zuiveren van het bemalingswater dat hoogstwaarschijnlijk verhoogde concentraties VOCl en mogelijk minerale olie en BTEX kan bevatten. Een deel van de uitgraving voor de riolering in de Stevenslei bevindt zich in een VOCl pluim (OVAM-dossiers 21374 en 35241).

 

OVAM-dossier 35241

Voor OVAM-dossier 35241 werden verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd waarvan de meest recente een beschrijvend bodemonderzoek (BBO) uit 2021 en een oriënterend bodemonderzoek (OBO) uit 2022. De bodemonderzoeken concludeerden dat er duidelijke aanwijzingen waren dat het om een bodemverontreiniging gaat. Het gaat om VOCl-, minerale olie- en BTEX-verontreinigingen. Voor het OBO van 2022 is het beschrijvend bodemonderzoek reeds afgerond. De geplande ontgraving en grondwaterwinning zullen mogelijk een (gunstig) effect hebben op de verontreiniging. De huidige stand van zaken voor dit dossier werd besproken (telefonisch contact 8 november 2022) met de erkende bodemsaneringsdeskundige (Witteveen+Bos).

 

Volgens de bodemsaneringsdeskundige is de VOCl-verontreiniging saneringsplichtig, maar er zal niet op korte termijn gesaneerd worden. Ook is er nog geen bodemsaneringsproject (BSP) uitgewerkt. Bijgevolg kan de bemaling niet gelijktijdig uitgevoerd worden met de sanering. Hierdoor dient rekening gehouden te worden met de huidige status van de verontreinigingen. Verder werd aangegeven dat de impact van de bemaling op de verontreiniging kleiner zal zijn indien er ondiep bemaald zal worden. Hiermee zal rekening worden gehouden door het bemalingsconcept met drains en korte filters.

 

Om de impact van de bemaling (voor de riolering in de Stevenslei) op VOCl-verontreiniging te beperken dient er ondiep bemaald te worden. Hiervoor dient het bemalingsconcept met drains en korte filters toegepast te worden. Voor de opstart van de werken dient een overleg met de aangestelde erkende bodemdeskundige te gebeuren, om de laatste stand van zaken met betrekking tot de verontreinigingen door te nemen, zodat bij de opmaak van het bodemsaneringsproject hiermee rekening gehouden kan worden.

 

Grondwaterkwaliteit

Op 27 september 2022 werd het grondwater in peilbuis Pb100 bemonsterd en geanalyseerd op het Standaard Analyse Pakket (SAP) en PFAS.

De analysecertificaten werden toegevoegd aan de bemalingsstudie.

Uit de analyseresultaten blijkt dat er geen concentraties boven het indelingscriterium of de grondwaterkwaliteitsnorm werden aangetroffen voor deze staalname. Dit geldt ook voor de concentraties van PFAS, de afzonderlijke parameters < 100 ng/liter en de som van verschillende parameters < 500 ng/liter (huidige lozingsnormen PFAS).

 

Door de omvang van de projectsite wordt er rekening mee gehouden dat de analyseresultaten mogelijk niet representatief zijn voor de hele site en de concentraties in het bemalingswater.

Gelet op de in het OBO 2015 (OVAM-dossiernummer 70804) vastgestelde verontreiniging met benzo(a)pyreen, benzo(a)anthraceen en benzo(b)fluoratheen in het vaste deel van de aarde wordt de BSN overschreden. Er werden geen overschrijdingen van de BSN in het grondwater aangetroffen. In voorgaande onderzoeken werden concentraties voor minerale olie en PAK’s boven de bodemsaneringsnorm waargenomen in het grondwater. Alhoewel deze resultaten niet bevestigd werden door de analyseresultaten uit 2015, kan vanwege de staalnamelocatie (niet in de meest verdachte zone) niet uitgesloten worden dat er nog steeds sprake is van een beperkte restverontreiniging. Ook door de gekende VOCl verontreiniging (OVAM-dossier 35241) en een vlakbij gelegen verontreiniging met minerale olie en BTEX is het te verwachten dat deze ook in het aangetrokken grondwater zal voorkomen.

 

Verder worden er regionaal verhoogde waarden aan arseen teruggevonden in het grondwater met concentraties boven het indelingscriterium. De projectsite ligt binnen de 10 km-straal van de PFAS no regret-zone van 3M in Zwijndrecht en binnen de straal van 500 meter van de PFAS no regret-zone brandweerkazerne Waterbaan.

 

Omwille van de verhoogde concentraties van de verschillende verontreinigingen in het bemalingswater worden er verhoogde lozingsnormen aangevraagd:

 

Parameter

Analyse- resultaat (µg/liter)

Gevraagde lozingsnorm (µg/liter)

Indelings-criterium

(µg/liter)

arseen

-

50 (10 x IC)

5

minerale olie

55.000

500 (standaardprocedure BSP)

-

benzeen

17

100 (10 x IC)

10

tolueen

6,2

900 (10 x IC)

90

ethylbenzeen

12

50 (10 x IC)

5

xyleen

14

40 (10 x IC)

4

naftaleen

110

20 (10 x IC)

2

fenantreen

-

1 (10 x IC)

0,1

1,2 - dichlooretheen (cis)

280

100 (10 x IC)

10

PFAS (individueel)

39 (PFOS)

0,1 (huidig handelingskader PFAS)

-

PFAS (som)

 

0,5 (huidig handelingskader PFAS)

-

 

Indien uit de monitoring blijkt dat het bemalingswater verontreinigd is (boven de geldende/vergunde lozingsnormen), zal het bemalingswater gezuiverd worden met behulp van een waterzuiveringsinstallatie vooraleer het geloosd wordt.

Afhankelijk van de specifieke parameter (waaronder VOCl en PFAS) en concentraties zal de zuivering uitgevoerd worden met een actief koolfilter. Indien dit niet volstaat, zal de waterzuiveringsinstallatie uitgebreid worden met een striptoren.

Gelet op de vastgestelde concentraties van de verontreinigingsparameters zal het grondwater bij de opstart behandeld moeten worden in een waterzuiveringsinstallatie (WZI) die garanties biedt dat de lozingsnormen gerespecteerd worden. Het effluent van de WZI zal periodiek gecontroleerd moeten worden om de werking ervan te verifiëren en om het voorkomen van onverwachte verontreiniging door het aantrekken van grondwater snel op te sporen.

 

Bijzonder beschermde gebieden

Er bevinden zich geen speciale beschermingszones, VEN of IVON-gebieden binnen de invloedstraal van de bemalingen en in de directe omgeving van de site. Er zijn wel twee natuur-en parkgebieden aanwezig in de directe omgeving. Deze betreffen het Rivierenhof ten noorden (circa 200 m) en het Boekenbergpark ten zuiden (circa 700 m) van de site.

 

Het Boekenbergpark bevindt zich op de rand van de invloedstraal. De gesimuleerde maximale grondwaterverlaging betreft circa 0,1 à 0,05 meter. De bemaling heeft nauwelijks invloed op het parkgebied en bovendien wordt de aanwezige vegetatie gekarteerd als nauwelijks of weinig kwetsbaar voor verdroging.

 

De gesimuleerde maximale grondwaterverlaging betreft circa 0,2 à 0,05 meter ter hoogte van het Rivierenhof. Binnen de invloedstraal van deze grondwaterverlaging wordt voornamelijk biologisch waardevolle natuur aangetroffen die weinig kwetsbaar is voor verdroging. Echter wordt één zone ten noordwesten van de projectsite gekarteerd als biologisch zeer waardevol en zeer kwetsbaar voor verdroging. Op de Natura 2000 Habitatkaart wordt de vegetatie beschreven als “Voedselrijke zoomvormende ruigten of regionaal belangrijk biotoop moerasspirearuigte met graslandkenmerken, grote zeggenvegetatie en dotterbloemgrasland”. Dit habitattype is grondwaterafhankelijk. Ter hoogte van deze zone werd een maximale grondwaterverlaging van 0,1 meter berekend.

 

De gemiddelde hoge grondwaterstand voor deze zone (habitattype 6430) mag volgens de NICHE-tabel schommelen tussen 0,45 m-mv en -0,31 m-mv. In het stationaire grondwatermodel werd een rustpeil gesimuleerd van circa 0,2 m-mv (+3,0 mTAW) à - 0,2 m- mv (+3,4 mTAW) met het lokaal maaiveld op circa +3,2 mTAW.

Met een maximale grondwaterverlaging van 0,1 meter als gevolg van de bemaling resulteert dit in een grondwaterpeil van circa 0,3 m-mv à 0,1 m-mv, wat binnen de NICHE grenswaarden valt. De impact van de bemalingen op deze zone is aanvaardbaar.

 

Er werd contact opgenomen met Provincie Antwerpen (20 oktober 2022) om af te toetsen of de gemodelleerde grondwaterverlaging aanvaardbaar is voor deze zone.

De eerste en tweede mailcorrespondentie met Provincie Antwerpen werden toegevoegd in bijlage 14.6 van de bemalingsstudie. De overige correspondenties ten aanzien van de eventuele mogelijkheden, voorstellen en adviezen ontbreken in het aanvraagdossier.

 

Om de grondwaterstand voorafgaand en tijdens de bemaling op te volgen wordt aangeraden om een monitoringspeilbuis ter hoogte van het Rivierenhof tussen de te beschermen zone en de projectsite te plaatsen. Dit wordt als bijzondere milieuvoorwaarde opgenomen.

 

Indien uit de monitoringsresultaten blijkt dat de grondwaterstand te sterk daalt als gevolg van de bemaling dan kunnen de volgende maatregelen getroffen worden om de impact op het park tegen te gaan:

-     Een deel van het (gezuiverde) bemalingswater zou geloosd kunnen worden op de grachten en visvijver in het Rivierenhof zodat deze fungeren als infiltratiezones en de grondwaterstand lokaal op peil gehouden wordt.

-     Het voorzien van een oppervlakkige bevloeiing met (gezuiverd) bemalingswater ter hoogte van de kwetsbare zone. 

 

Het bemalingsdebiet zal zoveel mogelijk beperkt worden door toepassing van horizontale drains en korte filters waar dit mogelijk is. Verder zal er bij voorkeur gewerkt worden met een elektrisch aangedreven pomp en deze zal zodanig worden geplaatst dat geluidshinder naar de omwonenden toe wordt beperkt.

 

Lozing afvalwater

Het grondwater is van onvoldoende kwaliteit en ongeschikt om te retourneren. Verder is er geen infiltratie wadi of bekken op de projectsite aanwezig en gezien de grondopbouw is oppervlakkig infiltratie geen optie. De slappe zandhoudende kleilaag (L2) verhindert infiltratie van grote debieten. Ook bevinden zich er geen RWA of waterlopen in de nabijheid.

Bijgevolg zal het bemalingsdebiet op de gemengde riolering geloosd moeten worden mits toestemming van de rioolbeheerder (water-link) en Aquafin.

Uit het aanvraagdossier blijkt dat er contact is geweest met Aquafin (22 oktober 2022) om af te toetsen of het mogelijk is om de gesimuleerde debieten te lozen op de aanwezige riolering

Deze correspondentie werd toegevoegd in bijlage 14.5 van de bemalingsstudie. Uit de correspondentie blijkt dat hierover geen uitspraak gedaan kan worden zonder een officiële aanvraag via de website van Aquafin.

 

In geval het bemalingsdebiet niet geloosd kan worden op de openbare riolering of de invloed van de bemaling richting het Rivierenhof vermeden dient te worden, is een alternatief om een deel van het (gezuiverde) bemalingswater te lozen in de grachten of visvijver in het Rivierenhof.

 

Vóór de start van de bemalingswerken moet met Aquafin een overeenkomst afgesloten worden om het bemalingsdebiet te lozen in de openbare riolering van de Jos Van Geellaan te Antwerpen (Deurne). Volgens de bemalingscascade dient het bemalingswater eerder geloosd te worden in een waterloop en pas daarna dient het bemalingswater afgevoerd te worden naar de riolering. In het aanvraagdossier wordt niet omschreven hoe de lozing naar het Rivierenhof praktisch uitgevoerd zal worden en lijkt weinig realistisch gezien de afstand en drukke banen die doorkruist dienen te worden. De kwaliteit van het bemalingswater lijkt ook niet te kunnen voldoen aan het lozingswater op oppervlaktewater. Een toestemming van de beheerder van het Rivierenhof is uiteraard ook noodzakelijk alvorens dergelijke lozing zou kunnen plaatsvinden.

 

Advies VMM

 

De Vlaamse Milieumaatschappij dienst Afvalwater en Lucht adviseert gunstig voor:

-     de tijdelijke lozing van bemalingswater met een maximumdebiet van 49 m³/uur –1.176 m³/dag (rubriek 3.4.2.) in de openbare riolering (RWZI Antwerpen Deurne); 

-     de tijdelijke lozing van bemalingswater via een waterzuivering met een maximumdebiet van 49 m³/uur –1.176 m³/dag (rubriek 3.6.3.2.) in de openbare riolering (RWZI Antwerpen Deurne).

 

Volgende bijzondere voorwaarden worden hierbij opgelegd:

 

-     De volgende bijzondere lozingsnormen zijn van toepassing:

 

Parameter (µg/liter)

Norm

arseen

50

minerale olie

500

benzeen

10

tolueen

90

ethylbenzeen

10

xyleen

10

naftaleen

2

fenantreen

0,1

1,2 - dichlooretheen (cis)

50

PFAS (individueel)

0,1

 

-     De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie: 

-     bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt; 

-     bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk. 

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

 

-     In afwijking van artikel 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.

-     Dit advies is slechts gunstig op voorwaarde dat een uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Aquafin bekomen wordt voor de lozing van het bemalingswater op de riolering van de Jos Van Geellaan te Antwerpen (RWZI Antwerpen Deurne).

 

Deze voorwaarden worden opgenomen in bijzondere voorwaarden.

 

Het advies van VMM dienst Grondwater is stilzwijgend gunstig.

 

Bijstelling sectorale voorwaarden

In het onderhavige dossier wordt een afwijking gevraagd van de geldende lozingsnormen.

 

De exploitant vraagt volgende bijstellingen op de sectorale voorwaarden van Vlarem II:

Artikel 4.2.3.1 - lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat.

 

Gezien de bemalingsduur van 6 maanden wordt deze gevraagde bijstelling gunstig geadviseerd.

 

De vergunningverlenende overheid is verplicht om een advies in te winnen bij het Agentschap Onroerend Erfgoed als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan: een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht (decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed artikel 6.4.4§3). Dat is hier niet van toepassing.

 

Overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets. Er dienen geen adviezen gevraagd te worden.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen voor de bouwwerf voor een periode van 3 jaar vanaf de start van de werken. Daarnaast wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven voor de bemaling en een tijdelijke lozing van het bemalingswater met een debiet van 49 m³/uur en 1.176 m³/dag en 163.000 m³/jaar over een periode van 6 maanden na behandeling in een waterzuiveringsinstallatie.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

49 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

49 m³/uur

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1,67 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

2 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

300 liter

30.7.1°b)

inrichtingen voor het bewerken van marmer, natuur- of kunststeen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

11 kW

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

163.000 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De gevaarlijke producten worden boven voldoende grote lekbakken opgeslagen.
  1. De motoren van voertuigen worden stilgelegd tijdens het laden en lossen.
  1. De werkzaamheden van de inrichting vinden plaats gedurende de dagperiode van 7.00 uur tot 19.00 uur (met uitzondering van de bemaling).
  1. Er wordt toelating verleend om de werf te exploiteren voor een periode van drie jaar.
  1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer (OMV_2023141464), de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid.
  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie: 

-     bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt; 

-     bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk. 

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling. 

De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (pfas@antwerpen.be).

  1. Voor de tijdelijke lozing (6 maanden) van het bemalingswater met een debiet van maximaal 49 m³/uur zonder (rubriek 3.4.2°) en met een waterzuivering (rubriek 3.6.3.2°), zijn volgende bijzondere lozingsnormen van toepassing:

 

Parameter (µg/liter)

Norm

Arseen

50

Minerale olie

500

Benzeen

10

Tolueen

90

Ethylbenzeen

10

Xyleen

10

Naftaleen

2

Fenantreen

0,1

1,2 - dichlooretheen (cis)

50

PFAS (individueel)

0,1

  1. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

a)   voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

b)   week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

c)   vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 10 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

  1. Vóór de start van de bemalingswerken moet met Aquafin een overeenkomst afgesloten worden om het bemalingsdebiet te lozen in de openbare riolering van de Jos Van Geellaan te Antwerpen (RWZI Antwerpen Deurne).
  1. Een monitoringspeilbuis wordt geplaatst ter hoogte van het Rivierenhof tussen de te beschermen zone en de projectsite om de grondwaterstand voorafgaand en tijdens de bemaling op te volgen.
  1. Voor het plaatsen van een nieuwe monitoringspeilbuis op het openbaar domein, moet de aanvrager een domeintoelating aanvragen via: herstellingopenbareruimte@antwerpen.be.
  1. De ontgraving en bemaling dienen, met het oog op het nog uit te voeren bodemsaneringsproject, in overleg met een door de onderzoeksplichtige aangestelde erkende bodemdeskundige te gebeuren.
  1. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.
  1. In geval (de leidingen voor) de afvoer van het bemalingswater het openbaar domein doorkruist moet een toelating inname openbaar domein verkregen worden van de dienst Tijdelijke Werfsignalisatie voor de duur van de bemaling.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

25 oktober 2023

Volledig en ontvankelijk

10 november 2023

Start openbaar onderzoek

20 november 2023

Einde openbaar onderzoek

19 december 2023

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

23 februari 2024 

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

24 maart 2024

Verslag GOA

19 januari 2024

Naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

20 november 2023

19 december 2023

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De gevaarlijke producten worden boven voldoende grote lekbakken opgeslagen.
  1. De motoren van voertuigen worden stilgelegd tijdens het laden en lossen.
  1. De werkzaamheden van de inrichting vinden plaats gedurende de dagperiode van 7.00 uur tot 19.00 uur (met uitzondering van de bemaling).
  1. Er wordt toelating verleend om de werf te exploiteren voor een periode van drie jaar.
  1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer (OMV_2023141464), de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid.
  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie: 

-     bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt; 

-     bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk. 

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling. 

De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (pfas@antwerpen.be).

  1. Voor de tijdelijke lozing (6 maanden) van het bemalingswater met een debiet van maximaal 49 m³/uur zonder (rubriek 3.4.2°) en met een waterzuivering (rubriek 3.6.3.2°), zijn volgende bijzondere lozingsnormen van toepassing:

 

Parameter (µg/liter)

Norm

Arseen

50

Minerale olie

500

Benzeen

10

Tolueen

90

Ethylbenzeen

10

Xyleen

10

Naftaleen

2

Fenantreen

0,1

1,2 - dichlooretheen (cis)

50

PFAS (individueel)

0,1

  1. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

a)   voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

b)   week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

c)   vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 10 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

  1. Vóór de start van de bemalingswerken moet met Aquafin een overeenkomst afgesloten worden om het bemalingsdebiet te lozen in de openbare riolering van de Jos Van Geellaan te Antwerpen (RWZI Antwerpen Deurne).
  1. Een monitoringspeilbuis wordt geplaatst ter hoogte van het Rivierenhof tussen de te beschermen zone en de projectsite om de grondwaterstand voorafgaand en tijdens de bemaling op te volgen.
  1. Voor het plaatsen van een nieuwe monitoringspeilbuis op het openbaar domein, moet de aanvrager een domeintoelating aanvragen via: herstellingopenbareruimte@antwerpen.be.
  1. De ontgraving en bemaling dienen, met het oog op het nog uit te voeren bodemsaneringsproject, in overleg met een door de onderzoeksplichtige aangestelde erkende bodemdeskundige te gebeuren.
  1. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.
  1. In geval (de leidingen voor) de afvoer van het bemalingswater het openbaar domein doorkruist moet een toelating inname openbaar domein verkregen worden van de dienst Tijdelijke Werfsignalisatie voor de duur van de bemaling.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

49 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

49 m³/uur

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1,67 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

2 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

300 liter

30.7.1°b)

inrichtingen voor het bewerken van marmer, natuur- of kunststeen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

11 kW

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

163.000 m³/jaar

 

Artikel 4

Het college beslist de omgevingsvergunning te verlenen voor een periode van 3 jaar vanaf de start van de werken. Voor de bronbemaling wordt de vergunning verleend voor een periode van 6 maanden vanaf de start van de werken.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.