Terug
Gepubliceerd op 04/03/2024

2024_CBS_01554 - Omgevingsvergunning - OMV_2023102355. Vijfde Havendok 387. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 01/03/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_01554 - Omgevingsvergunning - OMV_2023102355. Vijfde Havendok 387. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_01554 - Omgevingsvergunning - OMV_2023102355. Vijfde Havendok 387. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2023102355

Gegevens van de aanvrager:

NV ANTWERP TERMINAL & PROCESSING COMPANY - TERMINAL met als adres Beliweg 20 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV ANTWERP TERMINAL & PROCESSING COMPANY - TERMINAL (0428806613) met als adres Beliweg 20 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Vijfde Havendok 387 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 14 sectie A nrs. 410B, 417M, 417K en 426C

waarvan:

 

-          20230728-0007

afdeling 14 sectie A nrs. 410B, 426C, 417K en 417M (tijdelijke bemaling)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Een tijdelijke bronbemaling

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft de uitvoering van een grondwaterbemaling met lozing en indien nodig voorafgaande zuivering van potentieel verontreinigd bemalingswater met mogelijk verhoogde concentraties aan arseen, geleidbaarheid en PFAS.

 

Aangevraagde rubriek(en)
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

4,20 m³/uur

3.6.3.1°b)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater één of meer gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II., met een effluent tot en met 5 m³/uur;

4,20 m³/uur

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m3 per jaar.

2.957,00 m³/jaar

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

tijdelijke bemaling


 

1.


2.




1.





2.

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 4.2.3.1.3° (Lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat)

 

Artikel 4.2.5.1.1. § 1 (Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater)

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Artikel 4.2.3.1.3°: Er worden verhoogde lozingsnormen aangevraagd voor :

-          arseen 50 µg/l 

-          geleidbaarheid 10.000 µS/cm

-          PFAS individueel 100 ng/l

 

Artikel 4.2.5.1.1. § 1: De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald d.m.v. een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater. De hoeveelheid opgepompt grondwater, gemeten conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II, is gelijk aan de hoeveelheid water die geloosd zal worden. Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan.

 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu

11 januari 2024

30 januari 2024

Gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

11 januari 2024

9 februari 2024

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen


Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Volgende bestemmingsvoorschriften zijn van toepassing:

- Gebied voor zeehaven- en watergebonden activiteiten;

- Gebied voor waterweginfrastructuur;

- Overdruk Leidingenstraat.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Uit de aanvraag is af te leiden dat de bemaling onder andere noodzakelijk is voor het verleggen van een bestaande pijpleiding. De leiding ligt momenteel binnen de inkuiping van een tankput en wenselijk is om deze buiten de inkuiping te leggen.

De aanvraag bevat verder geen gegevens over de exacte gewenste ligging van de pijpleiding en er kan bijgevolg niet worden nagegaan of deze werken in aanmerking komen voor een vrijstelling van de stedenbouwkundige vergunningsplicht.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Onderhavige aanvraag voorziet een tijdelijke bemaling voor de aanleg van enkele putten voor inspectie en onderhoud van een bestaande pijpleiding en het verplaatsen van deze leiding langsheen de Industrieweg te Antwerpen. Gezien het bemalingswater mogelijke verhoogde concentraties van arseen, geleidbaarheid en PFAS kan bevatten wordt de bijhorende lozing en indien noodzakelijk zuivering van het potentieel verontreinigde bemalingswater aangevraagd.

 

De aanvraag heeft betrekking op enerzijds het realiseren van twee werkputten langsheen de Industrieweg en anderzijds het maken van een sleuf voor het verplaatsen van de leiding nabij het Hansadok. Wat betreft de werkputten wordt aangenomen dat elke werkput 3 m op 6 m bedraagt (afmetingen op maaiveldniveau). De diepte van de werkput wordt op maximaal 2 m-mv beschouwd. Rekening houdende met een extra verlaging van 0,5 m dient het grondwater verlaagd te worden tot 2,5 m-mv. Voor het verplaatsen van de leiding is voorzien in het aanleggen van een sleuf. De sleuf heeft een lengte van 50 m en wordt 1,5 m breed ingeschat. De diepte van de sleuf wordt op maximaal 2 m-mv beschouwd. Rekening houdende met een extra verlaging van 0,5 m dient het grondwater verlaagd te worden tot 2,5 m-mv. De duurtijd van de werken wordt in totaal geschat op 70 dagen (21 dagen per werkput en 28 dagen voor de sleuf voor het verplaatsen van de leiding). Het bemalingsdebiet bedraagt maximaal 4,2 m3/uur, 100,8 m3/dag en 2.957 m3/jaar, uitgaande van een opeenvolgende uitvoering van de afzonderlijke werkputten en de sleuf.

 

De start- en einddatum van de bemaling dient gemeld te worden aan de dienst vergunningen van de stad Antwerpen.

 

Bij de aanvraag werd een bemalingsstudie toegevoegd. Er wordt geconcludeerd dat de bemaling geen beduidende invloed zal hebben op de omgeving wat betreft speciale beschermingszones of verplaatsing van de aanwezig, gekende grondwaterverontreinigingen. Wat betreft mogelijke zettingen is de potentiële impact te verwaarlozen gezien de aard van het terrein (leidingenzone waarin verschillende bemalingen reeds plaatsvonden) en de aard van de bemaling (beperkte omvang en duur).

 

De exploitant vraagt de lozing van potentieel verontreinigd bemalingswater met een maximaal debiet van 4,2 m3/uur op oppervlaktewater.

 

Voor lozing worden in de aanvraag volgende bijzondere lozingsnorm voorgesteld:

 

Parameter

Norm

Arseen

50 µg/l

Geleidbaarheid

10.000 µS/cm

PFAS individueel

100 ng/l

 

Voor lozing worden twee indelingsrubrieken aangevraagd. Enerzijds rubriek 3.4.2° voor het lozen van het bemalingswater, zonder behandeling in een waterzuiveringsinstallatie, op voorwaarde dat de staalname van het bemalingswater aantoont dat er geen overschrijdingen zijn van de vergunde lozingsnormen. En anderzijds rubriek 3.6.3.1°b) indien uit staalname blijkt dat het bemalingswater verontreinigd is (boven de vergunde lozingsnormen), zal het bemalingswater voorafgaand aan de lozing gezuiverd worden.

 

De VMM adviseerde de bemaling op 9 februari 2024 gunstig mits voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater en de voorgestelde bijzondere lozingsnormen.

 

De gevraagde lozingsnorm wordt verleend.

 

De VMM stelt in haar advies voor de kwaliteit van het bemalingswater te analyseren voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:

-          bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: wekelijkse analyse of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;

-          bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

 

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

 

Het is aangewezen de wijze van monitoring zoals voorgesteld door de VMM op te leggen als bijzondere voorwaarde. Analyse dient te gebeuren op arseen, geleidbaarheid en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De analyseresultaten dienen bijgehouden te worden in een register en overgemaakt te worden aan de dienst vergunningen van de stad Antwerpen.

 

In het dossier wordt een bijstelling aangevraagd van artikel 4.2.5.1.1 §1 van VLAREM II dat stelt dat er een meetgoot moet voorzien worden.

 

Gezien het voorwerp van de aanvraag volstaat een aftapkraan waarbij een schepstaal kan genomen worden. De debietsmeter die geplaatst wordt, dient conform artikel 5.53.3. van VLAREM II te zijn.

 

Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

De aanvraag heeft betrekking op een project als vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, meer bepaald op rubriek 10.j). Bijgevolg moest een m.e.r.-screening gebeuren. Op basis van de m.e.r.-screening in het dossier, werd bij de volledig- en ontvankelijkheidsverklaring reeds geoordeeld dat de aanvraag niet moet vergezeld worden van een milieueffectenrapport, aangezien geen aanzienlijke negatieve effecten worden gegenereerd.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

4,20 m³/uur

3.6.3.1°b)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater één of meer gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II., met een effluent tot en met 5 m³/uur;

4,20 m³/uur

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m3 per jaar.

2.957,00 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de dienst vergunningen van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_ 2023102355, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van VLAREM II dient er geen meetgoot geïnstalleerd te worden. Er dient wel een aftapkraan voorzien te worden.
  1. Aanvullend op de algemene normen voor de lozing van het bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater gelden de volgende bijzondere lozingsnormen:

 

Parameter

Norm

Arseen

50 µg/l

Geleidbaarheid

10.000 µS/cm

PFAS

100 ng/l

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025, arseen en geleidbaarheid. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:

-          bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: wekelijkse analyse of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;

-          bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

  1. Alle analyseresultaten dienen bijgehouden te worden in een register en dienen bezorgd te worden aan de dienst vergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_ 2023102355.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

31 oktober 2023

Volledig en ontvankelijk

11 januari 2024

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

11 maart 2024

 

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

10 april 2024

Verslag GOA

21 februari 2024

Naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de dienst vergunningen van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_ 2023102355, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van VLAREM II dient er geen meetgoot geïnstalleerd te worden. Er dient wel een aftapkraan voorzien te worden.
  1. Aanvullend op de algemene normen voor de lozing van het bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater gelden de volgende bijzondere lozingsnormen:

 

Parameter

Norm

Arseen

50 µg/l

Geleidbaarheid

10.000 µS/cm

PFAS

100 ng/l

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis max. 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025, arseen en geleidbaarheid. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:

-          bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: wekelijkse analyse of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;

-          bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

  1. Alle analyseresultaten dienen bijgehouden te worden in een register en dienen bezorgd te worden aan de dienst vergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_ 2023102355.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

4,20 m³/uur

3.6.3.1°b)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater één of meer gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II., met een effluent tot en met 5 m³/uur;

4,20 m³/uur

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m3 per jaar.

2.957,00 m³/jaar

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat voor een periode van 70 dagen vanaf de start van de werken.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.