Terug
Gepubliceerd op 02/04/2024

2024_CBS_02873 - Omgevingsvergunning - OMV_2023164076. Bredastraat 51-57, Smallestraat 6. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 29/03/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_02873 - Omgevingsvergunning - OMV_2023164076. Bredastraat 51-57, Smallestraat 6. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_02873 - Omgevingsvergunning - OMV_2023164076. Bredastraat 51-57, Smallestraat 6. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2023164076

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

BV SYUS (0598726065) met als adres Zoutleeuwse steenweg 14 bus C te 3440 Zoutleeuw

Ligging van het project:

Bredastraat 51-57, Smallestraat 6 te 2060 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 7 sectie G nrs. 53S, 54G en 56M

waarvan:

 

-          20231211-0021

afdeling 7 sectie G nrs. 54G, 56M en 53S (Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de exploitatie van een tijdelijke bemaling

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Project OMV_2023086046 omvat de nieuwbouw voor studentenhuisvesting en vijf wooneenheden met bijhorende ondergrondse parkeergarage.

 

Inhoud van de aanvraag

In het kader van de bouw van een ondergrondse bouwlaag waarop een studentenhuis zal opgetrokken worden, wordt er een bemaling aangevraagd.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

 

Aangevraagde rubriek(en) Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

13,33 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

13,33 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

34.837,00 m³/jaar

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II: Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan van het voorziene buffervat/container. De exploitant voorziet hiervoor 1 monsternamepunt (effluentwater) en 1 waterteller. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater volgens artikel 4.2.5.1.1.

 

2.

 

Bij te stellen voorwaarde:

artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II: van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1. enkel stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

We verwijzen naar het rapport ORTEC2301910 en ORTEC2301972 voor de impactstudie van de erkend bodemsaneringsdeskundige (Group Van Vooren) betreffende de verontreinigingen op en rond het terrein.

Volgende verhoogde lozingsnormen (R3.4.2°) worden geadviseerd door de bodemsaneringsdeskundige:
·         arseen 50 µg/liter
·         zink       1.000 µg/liter
·         nikkel    300 µg/liter
·         lood      500 µg/liter
·         PFAS     100 ng/liter per individuele parameter

 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen

9 januari 2024

26 februari 2024

Geen advies

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

9 januari 2024

7 februari 2024

Voorwaardelijk gunstig

 

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

8 januari 2024

10 januari 2024

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Dam-West, goedgekeurd op 6 januari 2011. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone voor wonen-art. 1 en zone voor publiek domein-art. 7.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De beoordeling van de stedenbouwkundige handelingen voor de bouw en exploitatie gebeurt in project OMV_2023086046. De bemaling zelf is slechts tijdelijk van aard en noodzakelijk voor de uitvoeringsfase van de bouw. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening voor zover een vergunning bekomen wordt voor de bouw.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Voorliggende aanvraag betreft een bemaling in het kader van de nieuwbouw van een studentenhuisvesting. De bemalingsstudie gaat uit van 2 situaties waarbij in situatie 1 het concept open bouwput wordt gebruikt en in situatie 2 een bemaling met waterkerende wanden. De afmetingen van de bouwput zijn 42 meter op 18 meter en voor de liftputten, die overigens iets dieper worden uitgegraven, bedragen de afmetingen 2,50 meter op 2,50 meter. De afmetingen voor de autolift bedragen 6 meter op 3,50 meter. Voor de bemaling zal er voor de kelder tot op 4 m-mv bemaald moeten worden en voor de autolift en liftputten tot op 5,20 m-mv. 
Voor de kortstondige diepere bemaling van de liftputten, wordt de invloedszone van de bemaling niet uitgebreid gezien deze bemaling van korte duur is. Idealiter worden de liften prefab uitgevoerd zodat een bijkomende bemaling vermeden kan worden en eventueel bijkomende zettingsrisico’s beperkt kunnen worden. 

 

Situatie 1: open bouwput 

Het totaal waterbezwaar dat wordt opgepompt bedraagt 55.060 m³/jaar. De bemaling duurt 180 dagen. Het onvolkomen debiet bedraagt 21,4 m3 per uur, het stationaire debiet bedraagt 9,5 m³ per uur. De maximale invloedstraal van de bemaling bedraagt 210 meter. De speciale beschermingszones liggen buiten de invloedstraal van de bemaling op 1.400 meter. 
De zettingsrisico’s die gepaard gaan met de open bemaling zijn groter dan de toegelaten 20 mm. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde gebouwen bedragen ze 30 à 40 mm naargelang de diepere liftputbemaling mee in rekening wordt gebracht.

 

Situatie 2: waterremmende wand 

Dit bemalingsconcept wordt uitgewerkt met een waterschoeiiende wand die tot een diepte van minstens 14 meter onder het maaiveld wordt gelegd.  
Het totale waterbezwaar dat wordt opgepompt bedraagt 34.837 m³ per jaar. De bemaling duurt 180 dagen en de maximale invloedstraal bedraagt 115 meter. Het gemiddeld debiet bedraagt 194 m³ per dag. De hydraulische weerstand van de wand bedraagt 600 dagen. De uitvoerder van de wand moet deze weerstand kunnen bevestigen en hieromtrent adviseren. 

De zettingsrisico’s die hierbij berekend werden, bedragen maximaal 2,50 mm ter hoogte van de dichtstbijzijnde gebouwen en liggen ruim onder de grens van 20 mm.

Gezien het totale waterbezwaar beduidend lager is in het bemalingsconcept waar met de waterremmende wand wordt gewerkt en de invloedstraal van de bemaling minder ver reikt, wordt aangeraden om de gehele bemaling met behulp van een waterremmende wand uit te voeren. Bovendien wordt het zettingsgevaar zo ruim ingeperkt. Het zettingsrisico dat genomen wordt door te bemalen in een open bouwput is ontoelaatbaar. Bij voorkeur worden de liftputten prefab uitgevoerd zodat een bijkomende bemaling in het geheel kan vermeden worden en eventueel bijkomend zettingsrisico beperkt kan worden.
Bij de gesimuleerde berekeningen in de bemalingsstudie ontbreken er enkele parameters zoals de doorlatendheid van de diverse grondlagen, de samendrukeigenschappen en een nauwkeurig grondwaterpeil. De doorlaatbaarheid van de grond heeft een grote impact op het berekend pompdebiet. Gezien deze parameters ontbreken, is het belangrijk de actuele grondwaterstand op het terrein periodiek op te meten zodanig dat er niet te veel grondwater wordt weggepompt en de grond te diep wordt drooggemaakt. Hiervoor wordt een sondegestuurde bemaling aangeraden. Dit wordt mee opgenomen als bijzondere voorwaarde. 

 

OVAM-dossiers 

Binnen de maximale invloedstraal van de bemaling van 115 meter liggen er 9 OVAM-dossiers. Het betreffen 4 oriënterende bodemonderzoeken, 3 beschrijvende bodemonderzoeken en 2 eindevaluatieonderzoeken.   
 
In de bemalingsstudie worden de OVAM-dossiers besproken die onder de invloedsfeer van het bemalingsconcept met de waterschoeiiende wand vallen.  
In de nabijheid van de omgeving zijn 9 OVAM-dossiers met verontreinigingen vastgesteld. Uit de bemalingsstudie is niet op te maken op welke wijze deze verontreinigingen zijn nagegaan en/of deze voldoende zijn nagegaan. Een niet-verontreinigd perceel (grond) kan namelijk een wel verontreinigde grondwaterlaag bevatten. De verschillende OVAM-dossiers werden louter opgesomd, waarvan eentje deels besproken werd. Dit is niet afdoende om een beoordeling te maken. In de bespreking van het OVAM-dossier wordt verwezen naar het advies van de bodemsaneringsdeskundige om verhoogde lozingsnormen aan te vragen voor volgende parameters; arseen, zink, nikkel, lood en PFAS voor respectievelijk 50 µg/l, 1.000 µg/l, 300 µg/l, 500 µg/l en 100 ng/l per individuele parameter. Het advies is gebaseerd op analyseresultaten uit een peilbuis waaruit een staal is genomen op 30 november 2023 ter hoogte van de Smallestraat 6, in het kader van de bronbemaling.
In de bemalingsstudie wordt geconcludeerd dat er volgens de huidige resultaten geen zuivering noodzakelijk is gezien er geen overschrijding van de lozingsnormen werd teruggevonden op het perceel. Er wordt toegevoegd dat omwille van andere verontreinigingen in de buurt er alsnog een waterzuivering (rubriek 3.6.3.2°) moet worden gevraagd.
Om uit te sluiten dat er verontreinigd bemalingswater geloosd wordt op de riolering, zal de exploitant een proefbemaling moeten uitvoeren waarbij de pomp een korte periode wordt aangezet en er een staal wordt genomen van het opgepompte water. Bij uitvoering wordt een proefbemaling uitgevoerd waarbij de pomp gedurende een korte periode wordt aangezet. Hiervan wordt dan een staal genomen om na te gaan of de lozingsnormen gehaald worden, waarna de pomp terug wordt afgezet. 
Er dient minstens geanalyseerd te worden op het SAP-pakket (MO, ZM, BTEX en VOCl), PFAS, MTBE en dimethylsulfide. Afhankelijk van het type overschrijdende parameters, wordt de best beschikbare zuiveringstechniek ingezet. Dit wordt mee opgenomen als bijzondere voorwaarde.  

 

Bijstelling voorwaarden 
Er wordt een afwijking gevraagd op artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II voor het plaatsen van een controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in het kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot. 
De exploitant zal een meetmethode voorzien conform artikel 5.53 van Vlarem II. Om de kwaliteit van het grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan van het voorziene buffervat en de exploitant voorziet hiervoor een monsternamepunt voor het effluent.  
Er kan afgeweken worden van het plaatsen van een meetgoot gezien de exploitant een meetmethode voorziet die voldoet aan artikel 5.53. uit het Vlarem. 
Ook wordt er een afwijking gevraagd op artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II dat betrekking heeft op het lozen van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1.


Volgende verhoogde lozingsnormen worden geadviseerd:

Parameter 

Gevraagd 

Norm (IC) 

Geadviseerd 

arseen 

50 µg/liter 

5 

30 µg/liter 

zink 

1000 µg/liter 

200 

200 µg/liter 

nikkel 

300 µg/liter 

30 (PS) 

30 µg/liter 

lood 

500 µg/liter 

50 (PS) 

50 µg/liter 

PFAS 

100 ng/liter (ind.) 

rapportagegrens 

100 ng/liter (ind) 

 

In het toetsingsrapport van peilbuis P1 (ORTEC2301910 van Group Van Vooren) ter hoogte van de werf wordt voor arseen en zink een concentratie gemeten van respectievelijk 17 µg/liter en 12 µg/liter. Gezien de bemaling in een gesloten bouwput zal plaatsvinden, hierdoor een minimum aan water uit de omgeving wordt aangetrokken en de gemeten (staalname P1) concentratie van arseen en zink redelijk laag is, wordt een concentratie van respectievelijk 30 µg/liter en 200 µg/liter vergund. 
Lood en nikkel zijn prioritaire stoffen waarvoor maatregelen getroffen moeten worden ter vermindering van deze stoffen in het milieu conform artikel 1.2.2, eerste lid, 2°, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid. Bovendien wordt er in het toetsingsrapport van de peilbuis P1 ter hoogte van Bredastraat 51-57 voor nikkel en lood een waarde van respectievelijk 6,9 µg/liter en <3,0 µg/liter gevonden. Daarom wordt er voor zowel nikkel als lood een lozingsnorm vergund die niet hoger is dan het indelingscriterium. 
Conform het eindrapport PFAS geldt voor sommige PFAS-parameters de rapportagegrens (20 of 50 ng/liter). Voor lozing van bemalingswater wordt een lozingsnorm gehanteerd van 100 ng/liter per individuele stof.  
Deze bijstellingen wordt opgenomen in de bijzondere voorwaarden.  
Het bemalingswater zal geloosd worden in de gemengde riolering in de straat, via een nabijgelegen straatkolk of bestaande huisaansluiting. Gezien de aangevraagde hoeveelheid te lozen bemalingswater meer dan 10 m³ per uur bedraagt, dient de aanvrager een schriftelijke toelating te verkrijgen van de waterbeheerder. Dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden. 
  
De pompen dienen steeds te voldoen aan de milieuvoorwaarden ter beheersing van de geluidshinder opgenomen in artikel 4.5. van Vlarem II. Dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden.  
De grondwaterverlaging zal opgevolgd worden zodoende enkel het meest noodzakelijke grondwater op te pompen. Er zal getracht worden over de volledige bemalingsperiode zo min mogelijk grondwater op te pompen. Dit wordt opgenomen in de bijzondere voorwaarden.  

 

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen)

13,33 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen)

13,33 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; (inrichting Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen)

34.837,00 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De bemalingspompen worden zo ver mogelijk van bewoning en, indien nodig, in een geluidsdichte kast geplaatst. De geluidshinder die door de bemalingspompen wordt geproduceerd, dient steeds te voldoen aan de milieuvoorwaarden ter beheersing van de geluidshinder opgenomen in artikel 4.5. van Vlarem II.

2. Bij uitvoering wordt een proefbemaling uitgevoerd waarbij de pomp gedurende een korte periode wordt aangezet. Hiervan wordt dan een staal genomen om na te gaan of de lozingsnormen gehaald worden, waarna de pomp terug wordt afgezet.
Er dient minstens geanalyseerd te worden op het SAP-pakket (MO, ZM, BTEX en VOCl), PFAS, MTBE en dimethylsulfide. De analyseresultaten worden opgestuurd naar milieuvergunningen@antwerpen.be en mi@antwerpen.be met vermelding van het projectnummer. Afhankelijk van het type overschrijdende parameter(s), wordt de best beschikbare zuiveringstechniek ingezet.

3. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

4. De aanvrager dient een schriftelijke toestemming te bekomen van de waterbeheerder alvorens de werken aan te vatten. Deze schriftelijke toelating wordt voor de start van de werken opgestuurd naar milieuvergunningen@antwerpen.be.

5. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.

6. De bemaling wordt vergund voor een periode van 180 dagen na de start van de bemaling.

7. Om het grondwaterpeil te kunnen monitoren, worden er peilbuizen geplaatst die periodiek (daags) worden opgemeten. De grondwaterstanden worden in een logboek genoteerd en ter beschikking gesteld voor de toezichthouders.

8. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.

9. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid.

10. De stand van elke debietmeter wordt genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgende frequentie:

- in de eerste week: vijfmaal;

- tot alle onttrekkingsbronnen operationeel zijn: wekelijks;

- voor de overige periode: maandelijks.

11. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd in de bemalingsfilter/put (na schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 1 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 maart 2023), en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.

De verdere monitoring gebeurt aan volgende frequentie:

- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse voor lozingspunt in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse maximaal 80% van de norm bedraagt;

- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

12. Lozingsnormen 

In afwijking van artikel 4.2.3.1 3° worden volgende bijzondere voorwaarden als gunstig geadviseerd: 

Parameter 

Vergund 

arseen 

30 µg/liter 

zink 

200 µg/liter 

nikkel 

30 µg/liter 

lood 

50 µg/liter 

PFAS 

100 ng/liter (ind) 

13. De pompen dienen steeds te voldoen aan de milieukwaliteitsvoorwaarden ter beheersing van geluidshinder zoals opgenomen in artikel 4.5 van Vlarem II.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

11 december 2023

Volledig en ontvankelijk

8 januari 2024

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

8 maart 2024

 

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

7 april 2024

Verslag GOA

21 maart 2024

Naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. De bemalingspompen worden zo ver mogelijk van bewoning en, indien nodig, in een geluidsdichte kast geplaatst. De geluidshinder die door de bemalingspompen wordt geproduceerd, dient steeds te voldoen aan de milieuvoorwaarden ter beheersing van de geluidshinder opgenomen in artikel 4.5. van Vlarem II.

2. Bij uitvoering wordt een proefbemaling uitgevoerd waarbij de pomp gedurende een korte periode wordt aangezet. Hiervan wordt dan een staal genomen om na te gaan of de lozingsnormen gehaald worden, waarna de pomp terug wordt afgezet.
Er dient minstens geanalyseerd te worden op het SAP-pakket (MO, ZM, BTEX en VOCl), PFAS, MTBE en dimethylsulfide. De analyseresultaten worden opgestuurd naar milieuvergunningen@antwerpen.be en mi@antwerpen.be met vermelding van het projectnummer. Afhankelijk van het type overschrijdende parameter(s), wordt de best beschikbare zuiveringstechniek ingezet.

3. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

4. De aanvrager dient een schriftelijke toestemming te bekomen van de waterbeheerder alvorens de werken aan te vatten. Deze schriftelijke toelating wordt voor de start van de werken opgestuurd naar milieuvergunningen@antwerpen.be.

5. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.

6. De bemaling wordt vergund voor een periode van 180 dagen na de start van de bemaling.

7. Om het grondwaterpeil te kunnen monitoren, worden er peilbuizen geplaatst die periodiek (daags) worden opgemeten. De grondwaterstanden worden in een logboek genoteerd en ter beschikking gesteld voor de toezichthouders.

8. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.

9. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid.

10. De stand van elke debietmeter wordt genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgende frequentie:

- in de eerste week: vijfmaal;

- tot alle onttrekkingsbronnen operationeel zijn: wekelijks;

- voor de overige periode: maandelijks.

11. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd in de bemalingsfilter/put (na schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 1 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 maart 2023), en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.

De verdere monitoring gebeurt aan volgende frequentie:

- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse voor lozingspunt in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse maximaal 80% van de norm bedraagt;

- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

12. Lozingsnormen 

In afwijking van artikel 4.2.3.1 3° worden volgende bijzondere voorwaarden als gunstig geadviseerd: 

Parameter 

Vergund 

arseen 

30 µg/liter 

zink 

200 µg/liter 

nikkel 

30 µg/liter 

lood 

50 µg/liter 

PFAS 

100 ng/liter (ind) 

13. De pompen dienen steeds te voldoen aan de milieukwaliteitsvoorwaarden ter beheersing van geluidshinder zoals opgenomen in artikel 4.5 van Vlarem II.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen)

13,33 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen)

13,33 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; (inrichting Bemaling – Bredastraat 51-Smallestraat, Antwerpen)

34.837,00 m³/jaar

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

 

1. De bemalingspompen worden zo ver mogelijk van bewoning en, indien nodig, in een geluidsdichte kast geplaatst. De geluidshinder die door de bemalingspompen wordt geproduceerd, dient steeds te voldoen aan de milieuvoorwaarden ter beheersing van de geluidshinder opgenomen in artikel 4.5. van Vlarem II.

2. Bij uitvoering wordt een proefbemaling uitgevoerd waarbij de pomp gedurende een korte periode wordt aangezet. Hiervan wordt dan een staal genomen om na te gaan of de lozingsnormen gehaald worden, waarna de pomp terug wordt afgezet.
Er dient minstens geanalyseerd te worden op het SAP-pakket (MO, ZM, BTEX en VOCl), PFAS, MTBE en dimethylsulfide. De analyseresultaten worden opgestuurd naar milieuvergunningen@antwerpen.be en mi@antwerpen.be met vermelding van het projectnummer. Afhankelijk van het type overschrijdende parameter(s), wordt de best beschikbare zuiveringstechniek ingezet.

3. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

4. De aanvrager dient een schriftelijke toestemming te bekomen van de waterbeheerder alvorens de werken aan te vatten. Deze schriftelijke toelating wordt voor de start van de werken opgestuurd naar milieuvergunningen@antwerpen.be.

5. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.

6. De bemaling wordt vergund voor een periode van 180 dagen na de start van de bemaling.

7. Om het grondwaterpeil te kunnen monitoren, worden er peilbuizen geplaatst die periodiek (daags) worden opgemeten. De grondwaterstanden worden in een logboek genoteerd en ter beschikking gesteld voor de toezichthouders.

8. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.

9. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid.

10. De stand van elke debietmeter wordt genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgende frequentie:

- in de eerste week: vijfmaal;

- tot alle onttrekkingsbronnen operationeel zijn: wekelijks;

- voor de overige periode: maandelijks.

11. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd in de bemalingsfilter/put (na schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 1 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 maart 2023), en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.

De verdere monitoring gebeurt aan volgende frequentie:

- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse voor lozingspunt in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse maximaal 80% van de norm bedraagt;

- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

12. Lozingsnormen 

In afwijking van artikel 4.2.3.1 3° worden volgende bijzondere voorwaarden als gunstig geadviseerd: 

Parameter 

Vergund 

arseen 

30 µg/liter 

zink 

200 µg/liter 

nikkel 

30 µg/liter 

lood 

50 µg/liter 

PFAS 

100 ng/liter (ind) 

13. De pompen dienen steeds te voldoen aan de milieukwaliteitsvoorwaarden ter beheersing van geluidshinder zoals opgenomen in artikel 4.5 van Vlarem II.

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor 180 dagen vanaf de start van de bemaling.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.