Terug
Gepubliceerd op 03/06/2024

2024_CBS_04667 - Meerjarenplan 2020-2025 - Opvolgingsrapportering 1ste semester 2024. Timing - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 31/05/2024 - 09:00 Stadhuis- afsluit
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Koen Kennis, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_04667 - Meerjarenplan 2020-2025 - Opvolgingsrapportering 1ste semester 2024. Timing - Goedkeuring 2024_CBS_04667 - Meerjarenplan 2020-2025 - Opvolgingsrapportering 1ste semester 2024. Timing - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Vanaf 1 januari 2020 voorziet het Decreet Lokaal Bestuur dat er minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering, met een stand van zaken van de uitvoering van het meerjarenplan, over het eerste semester van het boekjaar wordt voorgelegd.

Het college keurde in de zitting van 27 maart 2020 (jaarnummer 2852) de werkwijze van opvolgingsrapportering goed.

Juridische grond

Artikel 263 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (DLB) bepaalt dat er minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar moet worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

Artikel 143, 241 en 489 DLB bepalen dat de verplichte opvolgingsrapportering in artikel 263 DLB ook van toepassing is op respectievelijk de districten, de autonome gemeentebedrijven en de welzijnsverenigingen. 

Artikel 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen (BBC 2020) bepaalt dat de opvolgingsrapportering minstens volgende elementen bevat:

1° een stand van zaken van de prioritaire acties of actieplannen van het meerjarenplan;
2° een overzicht van de geraamde en de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven voor het lopende jaar;
3° in voorkomend geval, de wijzigingen in de assumpties die gekozen werden bij de opmaak van het meerjarenplan of de aanpassing ervan;
4° in voorkomend geval, de wijzigingen in de financiele risico's.

Argumentatie

Alle raadsleden krijgen een aantal maal per jaar een rapportering over de beleidsdoelstellingen en de uitvoering ervan: 
1. bij de aanpassing(en) van het meerjarenplan 
2. bij de vaststelling van de jaarrekening (in het voorjaar) 
3. bij de tussentijdse opvolgingsrapportering (in september)

De tussentijdse rapporteringsverplichting  geldt ook voor de districten, de autonome gemeentebedrijven en de welzijnsverenigingen. Zij rapporteren aan hun districtsraad respectievelijk raad van bestuur.

Om tijdig de correcte informatie te kunnen aanleveren zodat de opvolgingsrapportering aan de raadsleden kan worden bezorgd is het noodzakelijk dat de timing tijdig meegedeeld kan worden. De districten, autonome gemeentebedrijven en welzijnsverenigingen stellen zelf een timing op voor de opmaak en kennisname van de opvolgingsrapportering met inachtneming van de wettelijke termijnen die zijn verbonden aan deze procedure.

Beleidsdoelstellingen

8 - Sterk bestuurde stad
2SBS04 - Financiën
2SBS0401 - Financiële administratie
2SBS040103 - Meerjarenplan

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college keurt het voorstel van timing voor de opvolgingsrapportering van stad en OCMW over het eerste semester 2024 van meerjarenplan 2020-2025 goed:

 

Orgaan Datum
Financiën en Personeel & Organisatie - Voorbereiden en samenstellen rapporten Administratie  19/08/2024 -  30/08/2024 
Managementteam - Goedkeuring opvolgingsrapportering   Managementteam  04/09/2024
College/Vast Bureau - Goedkeuring opvolgingsrapportering College/Vast Bureau  06/09/2024
Gemeenteraad/Raad voor Maatschappelijk Welzijn - Kennisname opvolgingsrapportering     30/09/2024

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.