Terug
Gepubliceerd op 10/06/2024

2024_CBS_04759 - Omgevingsvergunning - OMV_2023114267. Eugeen Meeusstraat 81-83. District Merksem - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 07/06/2024 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_04759 - Omgevingsvergunning - OMV_2023114267. Eugeen Meeusstraat 81-83. District Merksem - Goedkeuring 2024_CBS_04759 - Omgevingsvergunning - OMV_2023114267. Eugeen Meeusstraat 81-83. District Merksem - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2023114267

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

BV ERP SERVICES (0457137541) met als adres Eugeen Meeusstraat 81-83 te 2170 Merksem (Antwerpen)

Ligging van het project:

Eugeen Meeusstraat 81-83 te 2170 Merksem (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 40 sectie C nrs. 282F45 en 282K53

waarvan:

 

-          20230829-0040

afdeling 40 sectie C nrs. 282K53 en 282F45 (ERP Services)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het exploiteren van een metaalbewerkingsbedrijf

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

De vergunning met referentie OMV_2021084342 werd op 5 november 2021 uitgereikt door het college aan AMS Chemicals. Hierdoor kon de huidige aanvraag niet behandeld worden gezien er mogelijk een vergunning verleend zou worden voor een dubbel ingetekend perceel. De verdere behandeling van het dossier kon mits een stopzetting van de vergunning van AMS Chemicals. De stopzetting kon niet bekomen worden. Na een plaatsbezoek op 21 augustus 2023 stelde milieutoezicht vast dat AMS Chemicals niet meer operatief is op de aangevraagde percelen. Hierdoor vervalt vergunning met referentie OMV_2021084342 en kan de huidige aanvraag verder behandeld worden.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Aangevraagde rubriek(en) ERP Services
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.800,00 liter

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

8 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

12,42 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1,67 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

1.037,40 kg

17.3.2.3.2°a)

opslagplaatsen gelegen in industriegebied voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS02), niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 1 ton tot en met 50 ton;

1,44 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,90 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

930,60 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

8,08 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

3,77 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

6,53 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000,00 liter

23.3.1°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

200,00 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

200,00 kW

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen

6 oktober 2023

12 december 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw

6 oktober 2023

10 oktober 2023

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop, (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 51 Het Dokske, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 8 juni 1995. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: zone voor niet-hinderlijke bedrijven.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een metaalbewerkingsbedrijf.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van het gewestplan Antwerpen, namelijk industriegebied.

 

De aanvraag is conform de afgeleverde stedenbouwkundige vergunning.

 

De aanvraag is gesitueerd op de grens van industriegebied en woongebied. In de omgeving komen magazijnen en woningen voor. De aanvraag is in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Voorliggende aanvraag omvat de exploitatie van een metaalbewerkingsbedrijf gelegen in de Eugeen Meeusstraat 81-83 te 2170 Merksem. De hoofdactiviteit van ERP Services bestaat uit het bewerken van metalen – waaronder het draaien, zagen, frezen, snijden, plooien en lassen van staal en inox – zowel in het eigen werkhuis als herstellingen op verplaatsing. Het bedrijf wil in de toekomst ‘logistieke’ steun leveren aan de maritieme sector, de petrochemische nijverheid en aanverwante bedrijven. Deze nevenactiviteit bestaat onder andere uit de opslag van additieven die door onderaannemers worden toegevoegd aan boord van schepen en landtanks aan wal (terminals). De additieven komen toe per vrachtwagen in vaten van 190 liter (4 per palet), IBC’s van 1.000 liter of vaatjes van 25 liter. Wanneer een onderaannemer een opdracht krijgt, neemt men de gevraagde hoeveelheid additieven mee per bestelwagen om deze toe te voegen op de terminals. Het overschot gaat weer terug mee naar het magazijn. Het bedrijf voorziet een stock te hebben van maximaal 20.000 liter. 

In de grote loods worden de toestellen die betrekking hebben op rubriek 29.5.4 voor het bewerken van metalen geplaatst. De gebruikte toestellen zijn onder andere een snijmachine, een draadsnijmachine, een metaallintzaag en een draaibank. Ook worden de gassen acetyleen, propaan, argon, stikstof en zuurstof in verplaatsbare recipiënten in de grote loods geplaatst. Dit voor een maximale hoeveelheid van 1.000 liter.  
Producten in kleine verpakkingen zoals thinner (25 liter), verf (150 liter), verf in spuitbussen (6 liter) en zinkspray (2 liter) worden in een brandwerende veiligheidskast geplaatst.  
 
Tijdens het plaatsbezoek uitgevoerd door de dienst Milieutoezicht van 21 augustus 2023 bleek dat de opslagplaats voor gassen niet voldeed aan de sectorale voorwaarden van het Vlarem, met name de afstandsregels en de limieten tot het eigendom. De nieuwe locatie, waarbij de gasflessen in de grote loods worden opgeslagen, voldoet aan de afstand tot perceelgrens. De flessen worden opgeslagen in een aparte kooi, verwijderd van alle mogelijke ontstekingsbronnen. Er zijn verschillende vakken én een scherm tussen de brandbare en oxiderende gassen voorzien. De gasflessen hebben verschillende gevaareigenschappen waaronder ontvlambaar en oxiderend. Hieronder een overzicht van de opgeslagen gassen en de groep waartoe deze behoren; 

Gas 

Hoeveelheid 

Groep 

Acetyleen 

2x 50 liter 

Groep 1 

Propaan 

8 x 21 liter 

Groep 1 

Arcal Prime 

4 x 50 liter 

Groep 4 

Arcal Speed 

5 x 50 liter 

Groep 4 

Azote N28 

2 x 50 liter 

Groep 4 

Zuurstof 

2 x 50 liter 

Groep 3 

Totaal 

918 liter 

/ 

Acetyleen en propaan mogen niet naast zuurstof gestockeerd worden en een minimale afstand van 5 meter dient gerespecteerd te worden. De scheidingsafstanden mogen verminderd worden door de constructie van een veiligheidsscherm, op voorwaarde dat de afstand die horizontaal omheen dit scherm wordt gemeten, tussen de beschouwde gashouder(s) en voornoemde zones en elementen, gelijk is aan of meer bedraagt dan de minimale scheidingsafstanden. De exploitant wordt erop gewezen aan deze voorwaarden te voldoen. In de lokalen of op de plaatsen waar gassen gekenmerkt door gevarenpictogram GHS02 (groep 1) worden opgeslagen, is het verboden met motorvoertuigen binnen en buiten te rijden, zie artikel 5.17.3.1.2. § 3. 4°. Omwille van de gasflessen die opgeslagen worden in de grote loods 2, wordt de stockage van voertuigen in de grote loods 2 uitgesloten opdat deze conform Vlarem vergund kan worden. Dit wordt mee opgenomen als bijzondere voorwaarde. 

In de grote loods wordt 2.000 liter afvalolie, 800 liter nieuwe olie en 2.000 liter rode mazout opgeslagen. De rode mazout wordt gebruikt als brandstof voor mobiele stroomgeneratoren en wordt bijgehouden in een bovengrondse dubbelwandige houder. De afvalolie wordt eveneens opgeslagen in een dubbelwandige bovengrondse houder. De opslag van olie en additieven vindt plaats boven een inkuiping (lekbak) zodat eventuele lekken onmiddellijk opgevangen worden en niet op de bodem terecht kunnen komen. De exploitatie is volledig uitgerust met een vloeistofdichte vloer door een vloeistofdichte coating die werd aangebracht op de betonvloer. 
 
Uit de aanvraag is onduidelijk of de mazout conform Vlarem wordt opgeslagen. De dubbelwandige mazouttank moet voorzien zijn van een overvulbeveiliging en- of een beveiligingssysteem ter voorkoming van morsen bij het vullen van de houder.  
 
In de kleinere loods 2 staan de plooibank, de plaatschaar en de platenwalsmachine. In loods 3 worden voornamelijk gevaarlijke producten opgeslagen.

 

Er worden in loods 3 geen ontploffingsgevaarlijke, oxiderende of gasvormige stoffen opgeslagen waardoor de maximale scheidingsafstand voor de opslag van de producten 3 meter bedraagt. Bovendien worden de brandbare producten tegenover de overige producten geplaatst aan weerszijden van de breedtelengte van de loods, die 9 meter bedraagt. De producten worden op het inplantingsplan naast elkaar opgetekend maar de exploitant wordt erop gewezen zich te alle tijden aan de voorrangs- en afstandsregels te houden zoals opgenomen in het Vlarem. De producten die aangevraagd worden onder rubriek 17.4 worden niet onderworpen aan de afstandsregels maar gezien de exploitant een maximale opslag van 5.000 liter heeft aangevraagd, wordt er aangeraden producten die met elkaar zouden kunnen reageren, te voorzien van een gescheiden lekbak. Dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden. De slangen die ingezet worden op terminals op of binnen schepen worden ook opgeslagen in loods 3. De slangen worden gebruikt om benzine, diesel en chemicaliën over te pompen. Ze worden gedraineerd en nadien leeggeblazen met stikstof. Vervolgens wordt er een stop op de slangen geplaatst ter voorkoming van lekkage. De slangen moeten in een vloeistofdichte bak opgeslagen worden, dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden. De membraanpompen die in de loods worden gestockeerd, worden gebruikt om vloeistof van een recipiënt naar een ander recipiënt te sturen volgens een drukpompmechanisme. Ze maken daarbij druk om te zuigen en te persen. De membraanpompen worden niet in de loods gebruikt maar op locatie. Dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden. 

 

In de loods bevinden zich 2 airco-installaties waarbij koelmiddel R22 en R407C worden gebruikt voor de airco’s Klimat UC13RSVC en Technibel GRV122R5TAA met een hoeveelheid koelmiddel van respectievelijk 1.200 kg en 1.150 kg.  
R22 (freon 22 oftewel chloordifluormethaan), is een gechloreerd en gefluoreerd koelmiddel (HCFK) met een GWP-waarde van 1810. Het is een koelmiddel dat zeer schadelijk is voor het milieu. Sinds 1 januari 2015 is het bijvullen van koelinstallaties met Freon verboden (Verordening – 1005/2009 – EN – EUR-Lex (europa.eu)). Dit wordt opgenomen in de bijzondere voorwaarden. Voor R407C geldt nog geen gebruiksverbod maar het koelmiddel heeft een GWP van 1774, hetgeen vrij hoog is gezien de alternatieven op de markt. In het kader van duurzaamheid en het minimaliseren van de impact bij accidentele vrijstelling wordt gevraagd te onderzoeken of een koelmiddel met een lager GWP gebruikt kan worden.  

 
Mobiliteits- impactscore 

Er worden per week maximaal 148 verkeersbewegingen (heen en terug) gemaakt van en naar ERP services waaronder 112 van de eigen werknemers, 6 van de onderaannemers en 30 van de leveranciers.  
Het aantal zware vervoersbewegingen per dag bedraagt 112, hetgeen resulteert in 7.697 vervoersbewegingen per jaar. De 1%-minimisdrempel voor een habitatrichtlijngebied gelegen op afstand 0 meter en met een kritische drempelwaarde van 6 (kgN/ha/jaar) bedraagt 9.000 voor zware voertuigen. Er wordt in deze berekening gerekend met uitsluitend zware voertuigen terwijl er allicht ook lichte voertuigen vervoersbewegingen maken. Hierdoor wordt een worst-case scenario berekend. Hieruit blijkt dat de impactscore ? 1% waardoor er geen passende beoordeling noodzakelijk geacht wordt ter beoordeling van het dossier voor de stikstofimpact.
 

Stationaire bronnen- impactscore 
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag geen project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. Het beoordelingskader uit het decreet is dus niet van toepassing en de opmaak van een passende beoordeling (artikel 28 decreet) is niet vereist.
 

Het op- en afrijden van de voertuigen gebeurt verspreid over de dag, waardoor het geluidseffect eerder beperkt is.  
De voertuigen dienen steeds de motor stil te leggen tijdens de aanwezigheid op de exploitatie. Dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden.  
Alle andere activiteiten die geluid kunnen veroorzaken (het gebruik van de rolbrug en de heftruck, de metaalbewerkingsmachines) vinden plaats binnen in het gebouw met gesloten poorten.  
De werkzaamheden die mogelijks een storend effect kunnen hebben op de omgeving moeten zoveel mogelijk beperkt worden. Daarom dient de exploitant de poorten gesloten te houden tijdens het gebruik van de rolbrug, de heftruck en tijdens het gebruik van de metaalbewerkingsmachines. Dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden. 

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting ERP Services)

2.800,00 liter

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; (inrichting ERP Services)

8 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; (inrichting ERP Services)

12,42 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; (inrichting ERP Services)

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting ERP Services)

1,67 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; (inrichting ERP Services)

1.037,40 kg

17.3.2.3.2°a)

opslagplaatsen gelegen in industriegebied voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS02), niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 1 ton tot en met 50 ton; (inrichting ERP Services)

1,44 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

0,90 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

930,60 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

8,08 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

3,77 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; (inrichting ERP Services)

6,53 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; (inrichting ERP Services)

5.000,00 liter

23.3.1°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; (inrichting ERP Services)

200,00 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; (inrichting ERP Services)

200,00 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De brandweervoorwaarden opgenomen in BW/JM/2023/G.01212.ME.0001 dienen strikt nageleefd te worden.

2. De bedrijfsvoertuigen mogen niet worden opgeslagen in de grote loods 2.

3. De overvulbeveiliging van de twee opslagtanks voor rode mazout en afvalolie dient afgesteld te worden op een niveau dat overeenstemt met een opslag van maximaal 2.000 liter.

4. De opslag van chemicaliën in kleine verpakkingen die mogelijks met elkaar kunnen reageren, worden opvangen in een gescheiden lekbak.

5. De poorten worden gesloten gehouden bij geluidsproducerende activiteiten zoals het gebruik van de rolbrug, de heftruck en bij het gebruik van de metaalbewerkingsmachines.

6. De werknemers, leveranciers, klanten, enzovoort dienen bij het wachten de motorvoertuigen steeds stil te leggen. 

7. De slangen of fenders worden in een vloeistofdichte bak opgeslagen.

8. De membraanpompen worden niet ter plaatse gebruikt maar op locatie en worden louter in de loods gestockeerd.

9. Het bijvullen van een koelinstallatie met koelmiddel R22 is verboden.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

8 september 2023

Volledig en ontvankelijk

6 oktober 2023

Start 1e openbaar onderzoek

16 oktober 2023

Einde 1e openbaar onderzoek

14 november 2023

Beslissing toepassing administratieve lus

5 december 2023

Start laatste openbaar onderzoek

14 december 2023

Einde laatste openbaar onderzoek

12 januari 2024

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

19 maart 2024

 

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

17 juni 2024

Verslag GOA

31 mei 2024

Naam GOA

Bieke Geypens

 

Administratieve lus

Op de aanvraag werd een administratieve lus toegepast, omwille van de volgende reden(en):

 

De aanplakking van het openbaar onderzoek werd niet geregistreerd in het Omgevingsloket Vlaanderen.

 

De stappen in de procedure die verkeerd gelopen zijn werden opnieuw uitgevoerd om te voorkomen dat de eindbeslissing over de aanvraag vernietigd wordt omwille van de vastgestelde procedurefout(en).

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

16 oktober 2023

14 november 2023

0

0

0

0

14 december 2023

12 januari 2024

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

De algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. De brandweervoorwaarden opgenomen in BW/JM/2023/G.01212.ME.0001 dienen strikt nageleefd te worden.

2. De bedrijfsvoertuigen mogen niet worden opgeslagen in de grote loods 2.

3. De overvulbeveiliging van de twee opslagtanks voor rode mazout en afvalolie dient afgesteld te worden op een niveau dat overeenstemt met een opslag van maximaal 2.000 liter.

4. De opslag van chemicaliën in kleine verpakkingen die mogelijks met elkaar kunnen reageren, worden opvangen in een gescheiden lekbak.

5. De poorten worden gesloten gehouden bij geluidsproducerende activiteiten zoals het gebruik van de rolbrug, de heftruck en bij het gebruik van de metaalbewerkingsmachines.

6. De werknemers, leveranciers, klanten, enzovoort dienen bij het wachten de motorvoertuigen steeds stil te leggen. 

7. De slangen of fenders worden in een vloeistofdichte bak opgeslagen.

8. De membraanpompen worden niet ter plaatse gebruikt maar op locatie en worden louter in de loods gestockeerd.

9. Het bijvullen van een koelinstallatie met koelmiddel R22 is verboden.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting ERP Services)

2.800,00 liter

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; (inrichting ERP Services)

8 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; (inrichting ERP Services)

12,42 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; (inrichting ERP Services)

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting ERP Services)

1,67 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; (inrichting ERP Services)

1.037,40 kg

17.3.2.3.2°a)

opslagplaatsen gelegen in industriegebied voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS02), niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 1 ton tot en met 50 ton; (inrichting ERP Services)

1,44 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

0,90 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

930,60 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

8,08 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; (inrichting ERP Services)

3,77 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; (inrichting ERP Services)

6,53 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; (inrichting ERP Services)

5.000,00 liter

23.3.1°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; (inrichting ERP Services)

200,00 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; (inrichting ERP Services)

200,00 kW


Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.