Terug
Gepubliceerd op 10/06/2024

2024_CBS_04758 - Omgevingsvergunning - OMV_2024007950. Spinnakerlaan zonder nummer (zn), Pluvierstraat zn. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 07/06/2024 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_04758 - Omgevingsvergunning - OMV_2024007950. Spinnakerlaan zonder nummer (zn), Pluvierstraat zn. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_04758 - Omgevingsvergunning - OMV_2024007950. Spinnakerlaan zonder nummer (zn), Pluvierstraat zn. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2024007950

Gegevens van de aanvrager:

NV REGATTA-L.O. met als adres Leopold de Waelplaats 26 te 2000 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV REGATTA-L.O. (0818494809) met als adres Leopold de Waelplaats 26 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Spinnakerlaan zonder nummer (zn), Pluvierstraat zn te 2050 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 13 sectie N nr. 204D32

waarvan:

 

-     20231204-0036

afdeling 13 sectie N nr. 204D32 (W/GRa2 MILIEU)

-     20231204-0067

afdeling 13 sectie N nr. 204D32 (W/GRa2 BEMALING)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het bouwen van 2 meergezinswoningen met 17 en 18 wooneenheden, het aanleggen van een gemeenschappelijke tuin en de exploitatie van warmtepompen en een bronbemaling

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis 

-     er werd geen relevante voorgeschiedenis teruggevonden.

 

Bestaande toestand

-     braakliggend terrein. 

 

Nieuwe toestand

-     functie: wonen;

  • blok D: meergezinswoning met 18 wooneenheden;
  • blok E: meergezinswoning met 17 wooneenheden;

-     bouwvolume: 

  • blok D: 

-     pand met 4 bouwlagen en teruggetrokken daklaag onder plat dak;

-     maximale bouwhoogte 17,24 m;

-     voetafdruk 38 op 15,5 m (exclusief terrassen);

  • blok E: 

-     pand met 6 bouwlagen onder plat dak;

-     maximale bouwhoogte 20,46 m;

-     voetafdruk 19,8 op 27,1 m;

-     gevelafwerking 

  • blok D: 

-     gevel in beige metselwerk en bruin aluminium;

-     bruin aluminium buitenschrijnwerk;

-     bruine stalen balustrades;

  • blok E:

-     gevel in grijs metselwerk met detaillering in architectonisch beton;

-     bruin aluminium buitenschrijnwerk;

-     glazen balustrades;

-     inrichting: 

  • gemeenschappelijke ondergrondse bouwlaag met een inrit via blok E;
  • 2 vrijstaande gebouwen met gedeelde tuinzone;
  • collectieve hemelwatervoorzieningen.

 

Inhoud van de aanvraag 

-     bouwen van 2 meergezinswoningen met 17 en 18 wooneenheden en een gedeelde ondergrondse parking;

-     aanleggen van een gemeenschappelijke tuinzone.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Er werd geen relevante voorgeschiedenis teruggevonden.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorliggende project is gelegen in de ontwikkeling Regatta Linkeroever Antwerpen en heeft betrekking op het bouwen van 35 appartementen, over 2 gebouwen met enerzijds 18 appartementen in gebouw D (zogenaamde Kopgebouw) en 17 appartementen in gebouw E (zogenaamde Residentie). De aanvraag heeft betrekking op het plaatsen van een tijdelijke bemaling voor de uitvoering van één ondergrondse verdieping enerzijds en de exploitatie van warmtepompen anderzijds.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Aangevraagde rubriek(en) W/GRa2 MILIEU
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW.

91,00 kW

 

 Aangevraagde rubriek(en) W/GRa2 BEMALING
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

50,00 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

282.000,00 m³/jaar

 

 Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

 

W/GRa2 BEMALING

1.

Bij te stellen voorwaarde:

De exploitant vraagt een bijstelling aan op bijlage 4.2.5.1 van Vlarem II - 'Controle-inrichting voor lozingen van afvalwaters'. Aangezien het een tijdelijke bemaling en tijdelijke lozing betreft wordt er geen meetgoot en speciale meetapparatuur geplaatst, enkel een staalnamekraan voorzien, de debietmeter die geplaatst wordt is conform Vlarem II artikel 5.53.3.2. §12 (meetinrichting tijdelijke bemaling). 

 

De exploitant vraagt een afwijking op bijlage 4.2.5.2. van Vlarem II - 'Controle en beoordeling van de meetresultaten op lozingen van bedrijfsafvalwater en koelwater'. De staalname van het bemalingswater zal gebeuren bij opstart en gedurende de bemalingsfasen en dit door middel van het staalnamekraantje op de collector.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling

Staalnamekraantje en debietmeter worden voorzien. 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Aquafin

6 maart 2024

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Provincie Antwerpen - Dienst Integraal Waterbeleid

6 maart 2024

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Fluvius System Operator

6 maart 2024

18 maart 2024

Voorwaardelijk gunstig

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen

6 maart 2024

22 april 2024

Voorwaardelijk gunstig

Proximus

6 maart 2024

10 mei 2024

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen

6 maart 2024

23 mei 2024

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM)  - Advies lucht – stedenbouwkundig aspect

6 maart 2024

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

30 mei 2024

5 juni 2024 

Voorwaardelijk gunstig 

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen (VESPA)

6 maart 2024

12 maart 2024

Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering

6 maart 2024

8 maart 2024

Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen

6 maart 2024

15 maart 2024

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

6 maart 2024

27 mei 2024

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Ruimtelijke Planning/ SOK

 

29 februari 2024

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

6 maart 2024

2 april 2024

Stadsontwikkeling/ Publieke Ruimte

6 maart 2024

20 maart 2024

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor stedelijke ontwikkeling. Dit gebied is bestemd voor industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten, kantoren, kleinhandel, dienstverlening, recreatie, wonen, verkeer en vervoer, openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, en dit voor zover deze functies verenigbaar zijn met hun onmiddellijke multifunctionele stedelijke omgeving. De stedenbouwkundige aanleg van het gebied, de bijhorende voorschriften betreffende terreinbezetting, vloeroppervlakte, hoogte, aard en inplanting van de gebouwen met bijhorende voorzieningen, en de verkeersorganisatie in relatie met de omringende gebieden, worden vastgesteld in een bijzonder plan van aanleg vooraleer het gebied kan ontwikkeld worden. Ook het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen kan pas na goedkeuring van een bijzonder plan van aanleg.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Galgenweel-Borgerweert, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 2 mei 2007. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone voor park pa (bestemmingszone galgenweelpark) en zone voor wonen en groen  w/gra (bestemmingszone parkrand west).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het bijzonder plan van aanleg op volgende punten:

-     artikel 2.9.4 Bebouwing:
De toegang tot blok E bevindt zich niet aan de kant van de bestemmingszone Wijk.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-     Hemelwater: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > Hemelwaterverordening 2023.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening hemelwater.

-     Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgend(e) punt(en):

  • artikel 5:
    De tellerlokalen in de kelder maken mee deel uit van de publiek toegankelijke delen van het gebouw. Echter zijn deze niet toegankelijk gezien de afwijkingen op artikel 15, 24 en 25;
  • artikel 19:
    De hellingen voor blok D beschikken niet over een minimale breedte van 1,45 m. Bovendien werden deze niet voorzien van een leuning conform de voorschriften van dit artikel en is het niet duidelijk of de hellingen voorzien werden van een afrijdbeveiliging;
  • artikel 20:
    De buitentrappen voor blok D werden niet voorzien van een trapleuning;
  • artikel 22:
    Het is onduidelijk of de deuren die uitgeven op de gesloten trappenhallen beschikken over een minimale breedte van 100 cm zodat na afwerking een minimale doorgangsbreedte van 85 cm gegarandeerd kan worden;
  • artikel 24:
    De plaatsing van de toegangsdeuren tot de appartementen in het muurvlak en de diepte waarop deze voorzien worden zorgen ervoor dat het niet mogelijk is een draaicirkel te voorzien die het duwvlak van de deur raakt.
    Blok D: De toegangsdeuren tot de appartementen op de vierde verdieping komen uit in een gesloten trappenhal. Gezien de beperkte oppervlakte van het bordes is het niet mogelijk een draaicirkel te voorzien die de trekzijde van de deur raakt;
  • artikel 25:
    Blok D: Naast de krukzijde van de toegangsdeuren tot de appartementen op de vierde verdieping werd geen vrije en vlakke opstelruimte van 45 cm (50 na afwerking) voorzien.

 

Algemene bouwverordeningen

-     Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening voetgangersverkeer op volgend punt:

  • artikel 3:
    Het nieuw voorziene looppad beschikt niet over een minimale breedte van 1,50 m.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-     Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 12 Levendige plint:
    Blok E beschikt aan de straatzijde (zijde Spinnakerlaan) niet over een verblijfsruimte.
    De toegangspoort naar de ondergrondse parking heeft een breedte van circa 6,4 m in tegenstelling tot de maximaal toegestane breedte van 6 m;
  • artikel 29 Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen:
    de stalplaatsen dienen collectief voorzien te worden en er dienen buitenmaatse fietsen voorzien te worden.

 

Sectorale regelgeving

-     MER-screening:
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving besluit de toegevoegde project-MER-screeningsnota dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

-     Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 (verder genoemd Waterwetboek), dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets. Deze wordt uitgevoerd overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 (verder genoemd Watertoetsbesluit). 
Voor het project is geen pluviale overstromingskans gemodelleerd (score A). 

Voor het project is geen fluviale overstromingskans gemodelleerd (score A). 

Het project is niet gelegen in een signaalgebied.

Na onderzoek blijkt dat het project waarschijnlijk geen schadelijke effecten op het watersysteem veroorzaakt.

(Kijk de score van uw project na op (https://www.waterinfo.be/informatieplicht)

-     Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021. 

-     Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen 
Van de archeologienota werd akte genomen door het agentschap Onroerend Erfgoed op 4 april 2024.
De nota toont gemotiveerd aan dat er geen verder archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

-     Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Artikel 4.3.8 is niet van toepassing op de aanvraag.

-     Effecten op de biodiversiteit:
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag geen project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. Het beoordelingskader uit het decreet is dus niet van toepassing en de opmaak van een passende beoordeling (artikel 28 decreet) is niet vereist.
Er werd geen impactscore berekening aan het dossier toegevoegd. Na onderzoek kan echter in alle redelijkheid worden geconcludeerd dat de impactscore voor dit project de drempelwaarde van 1% niet overschrijdt. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.

       

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag wordt gesitueerd in de bestemmingszone Parkrand West (W/GRa2) zoals beschreven in het BPA Galgenweel-Borgerweert. De aanvraag is functioneel inpasbaar binnen het stadsontwikkelingsproject en verenigbaar met de bestemmingsvoorschriften van het BPA. De aanvraag omvat de bouw van 2 meergezinsgebouwen met een totaal van 35 wooneenheden met een mix van twee- en drieslaapkamerappartementen.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

Parkrand Midden (W/GM) en Parkrand West (W/GRa1) zijn zones die de overgang maken tussen de uitgestrektheid van het Galgenweelpark en de geborgenheid van de centrale woonwijk van Regatta. In 2018 werd een masterplan opgemaakt waarin krachtlijnen voor de bouwvolumes en de buitenaanleg werden vastgelegd voor deze zones. De ontwikkeling van Parkrand Midden en Parkrand West bestaat uit 3 fases. Twee fases werden reeds vergund en de werken zijn in uitvoering.

Voorliggende aanvraag vormt het sluitstuk van de uitwerking van het masterplan. Het project omvat twee gebouwen, D en E. Gebouw D wordt uitgewerkt als een rechthoekig volume parallel aan de Spinnakerlaan, terwijl gebouw E een compacter volume betreft op het kruispunt van de Corry Lievenslaan met de Leo J. Krynlaan. Beide volumes kijken uit over het Galgenweelpark ten zuiden van het project. Gebouw D is verwant aan gebouw B in de zone W/GRa1 (Parkrand West). Het betreft een middelhoogbouw van 4 bouwlagen en teruggetrokken daklaag. Gebouw E leunt eerder aan bij het project in de zone W/GM (Parkrand Midden) en telt 6 volwaardige bouwlagen. De gebouwen staan ingeplant in een collectieve groene ruimte. De inrichting van deze ruimte wordt afgestemd op de reeds vergunde fase van Parkrand West. De groene ruimte wordt afgeboord met een vegetatief lint van verschillende soorten haagstructuren afgewisseld met pockets van bloemrijke beplanting. Centraal in de groene ruimte wordt een intieme binnentuin aangelegd voor de bewoners. Aan de oostkant van het project wordt een publiek toegankelijk pad aangelegd tussen de infiltratiekommen. De wadi’s worden bekleed met waterminnende vegetatie en voorzien van speelaanleidingen.

 

Gebouwen D en E zijn onderling verbonden door een gemeenschappelijke ondergrondse parking. De toegang tot de parking gebeurt via gebouw E aan westelijke zijde. Ook de hoofdtoegang van gebouw E is gelegen aan de westelijke zijde, in de zijstraat richting Galgenweelpark. Dit is strijdig met artikel 2.9.4 van het BPA dat stelt dat de toegangen langs de “wijkzijde” moeten worden gesitueerd. Ook in de eerdere vergunningen voor de zones Parkrand Midden en Parkrand West worden de toegangen in de zijstraten voorzien op vraag van de Kwaliteitskamer. Dit zorgt voor een grotere levendigheid in deze zijstraten, wat op zich conform is met de geest van de voorschriften van het BPA. De afwijking kan gunstig beoordeeld worden.

 

Visueel-vormelijke elementen

Gebouw D wordt vormgegeven met twee verschillende gezichten. De noordelijke kant gericht op de wijk heeft een meer ingetogen karakter terwijl de zuidelijke kant die uitkijkt over het park een open karakter heeft. De overgang wordt opgevangen in de oost- en westgevel. De materialisatie van de ingetogen geveldelen bestaat uit lichtbeige gevelsteen. De open geveldelen bestaan uit doorlopende terrassen met terugliggende schrijnwerkgehelen in een bruine kleur. De balustrades zijn uitgewerkt in spijlenwerk in dezelfde kleur als het schrijnwerk. De teruggetrokken bouwlaag wordt bekleed met een bruine aluminium gevelbekleding.

 

Gebouw E is opgebouwd uit een strak gevelgrid in een uitwendige betonnen structuur met achterliggende metselwerkgevels in een grijze kleur. Het gevelgrid volgt per gevel een regelmatig ritme met gelijke tussenafstanden. Enkel in de westgevel is er een anomalie ingelast. Ter plaatse van de inrit naar de ondergrondse garage volgt het ritme een dubbelbrede travee. De ramen worden opgespannen tussen vloer en plafond en zijn aan de bovenkant voorzien van een terugliggend linteel in dezelfde bruine kleur als het schrijnwerk. Het uitwendig betonnen skelet vormt langs de oost-, zuid- en westgevel terrassen. De borstwering bestaat uit glas. In de noordgevel wordt de gevel onmiddellijk achter de betonstructuur geplaatst.

 

Het project werd voorgelegd aan de Kwaliteitskamer en voorwaardelijk gunstig geadviseerd. De voorwaarden werden verwerkt in de aanvraag met uitzondering van de suggestie om de terrassen bij gebouw E rondomrond te laten lopen. De aanvrager motiveert deze keuze vanuit de functionaliteit. In de noordgevel vormen de terrassen geen meerwaarde gezien de inkijk van de overliggende gebouwen en de oriëntatie. De afwijking op het advies van de Kwaliteitskamer vormt echter geen aanleiding om de aanvraag te weigeren.

 

De visueel-vormelijke inpassing van de aanvraag is verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Voorliggende aanvraag werd voorwaardelijk gunstig beoordeeld door de stedelijke dienst Ruimtelijke Planning / SOK en leest als volgt:

“De stedenbouwkundige lasten voor het volledige projectgebied Regatta werden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst voorgelegd aan de gemeenteraad op 25 april 2006 (jaarnummer 1016), gewijzigd en/of aangevuld in een eerste en tweede addendum op deze overeenkomst, respectievelijk voorgelegd aan de gemeenteraad op 5 maart 2012 (jaarnummer 220) en op 30 mei 2016 (jaarnummer 301).”

 

Ook het Autonoom Gemeentebedrijf voor Vastgoed en Stadprojecten in Antwerpen geeft gunstig advies.

 

De aanvraag werd ter advies voorgelegd aan de stedelijke dienst Stadsbeheer/Groen en Begraafplaatsen. Zij geven voorwaardelijk gunstig advies:

“De standaardvoorwaarden voor de bescherming van bestaande bomen in de onmiddellijke omgeving alsook de richtlijnen voor de aanplant van nieuwe bomen moeten gevolgd worden. Er mag geen werfmateriaal worden gestockeerd op het openbaar domein.

De plantmaat voor de nieuw aan te planten bomen dient ten minste 18/20 cm te bedragen.”

Het advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt bijgetreden. Vanuit het advies worden volgende voorwaarden opgenomen:

  • Maatregelen bij te behouden bomen:  

-     In het ontwerp van gebouwen en infrastructuur mogen wortels of kroon van te behouden bomen niet onaanvaardbaar beschadigd worden:

  • geen afgraving of verhoging van het bestaande maaiveld in de wortelzone; 
  • geen graafwerken waarbij wortels dikker dan 5 cm moeten doorgestoken worden en/of waarbij 20% van het totale wortelpakket moet verwijderd worden; 
  • het bestaande doorwortelbaar volume van de bomen niet verminderen; 
  • geen drastische snoei (dit wil zeggen hoger opkronen dan het huidig eindbeeld of toppen of kandelaren of verwijderen van takken dikker dan 8 cm).

-     Bij werken in de omgeving van te behouden bomen moeten zowel wortels, als stam, als kroon beschermd worden:

  • Is er voldoende ruimte rond de boom, inclusief de volledige wortelzone, dan wordt de wortelzone volledig afgesloten met een niet verplaatsbare afsluiting. De grootte van de wortelzone is even groot is als de diameter van de kroonprojectie +2 m. In de volledig afgebakende zone mag niets gebeuren. (niet graven, niet stockeren, geen afvalwater of spoelwater lozen enzovoort).
  • Is er onvoldoende ruimte rond de boom om de werken te kunnen uitvoeren, dan moeten er beschermingsmaatregelen op maat genomen worden, zodat de ruimte onder de boom toch geheel of gedeeltelijk kan gebruikt/bewerkt worden zonder dat er schade berokkend wordt:
    • het gebruiken van rijplaten om bodemverdichting door machines voorkomen;
    • het stockeren enkel voorbehouden voor licht materieel, op rijplaten; 
    • het voorzien van een beluchtings- en bevloeiingssysteem onder rijplaten als deze langer dan drie weken in een groot deel (meer dan 20%) van de wortelzone komen te liggen;
    • het handmatig uitvoeren van graafwerken tot op minstens 1 m uit de stam;
    • het afkasten van de stam, inclusief de bredere stamvoet. Tussen de boom en de afkasting moet een schokdemper worden voorzien;
    • het preventief snoeien van lichte takken om aanrijschade te voorkomen;
    • het afbakenen van dikke (diameter groter dan 8 cm) laaghangende takken om aanrijschade te voorkomen.

-     Volgende bijkomende beschermingsmaatregelen zijn altijd van toepassing:

  • het geven van water aan alle bomen die in de invloedssfeer van een droogzuiging staan;
  • het voorzien van een voldoende hoge bouwkraan om schade aan het bovenste deel van de kroon te voorkomen. De kraan met last mag de top van een boom niet raken.
  • Het is aangewezen, zeker voor complexe werven, om voor de nodige onderzoeken en voor het opstellen van beschermingsmaatregelen op maat, een gecertificeerd boomverzorger te raadplegen.
  • Maatregelen bij nieuw aan te planten bomen:

-     Voorzie een groeiplaats die ondergronds voldoende geschikt doorwortelbaar volume heeft zodat de boom zijn natuurlijke grootte en leeftijd kan halen, en waar er ook bovengronds voldoende ruimte is voor zijn natuurlijke grootte.

 

De aanvraag werd ter advies voorgelegd aan de stedelijke dient Stadsontwikkeling/Publieke Ruimte. Zij geven gunstig advies:

“De aanvraag bebouwing situeert zich in het goedgekeurde infrastructuurproject (wegen-riolering-nuts). Alle aanpassingen (inritten voor parking, boomvakken, fietsbeugels enzovoort) zullen door ontwikkelaar op de werfvergadering infrastructuur voorgelegd worden. Alle aanpassingen zullen later in regularisatiedossier doorgegeven worden. Voor uitvoering worden de hoogtepassen door alle betrokken partijen nagekeken en goedgekeurd. Er zal voor dit deelproject advies opgevraagd worden bij de rioleringsbeheerder Stad Antwerpen.”

 

Tevens wordt opgemerkt dat de doorsteek door de publiek toegankelijke groenzone langs de wadi’s niet over de noodzakelijke 1,50 m beschikt waardoor de doorsteek afwijkt van de verordening voetgangersverkeer. Dit wordt als voorwaarde bij de vergunning opgenomen.

 

Blok E beschikt niet over een levendige plint aan de zijde van de Spinnakerlaan (bouwcode, artikel 12). De voorgevel van de blok E is echter gericht op de zijstraat. De gevel aan de Spinnakerlaan is de noordgevel en dus de minst interessante gevel om een verblijfsruimte te organiseren. Het plan maakt een weloverwogen keuze om de toegang tot de parking aan deze gevel te leggen. De toegangspoort naar de parking heeft een breedte van circa 6,4 m in tegenstelling tot de maximaal toegestane breedte van 6 m. Dit is een gevolg van het uitsplitsen van een helling voor fietsers en een helling voor auto’s zoals door de dienst Mobiliteit gevraagd wordt. De afwijkingen kunnen gunstig beoordeeld worden.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

De aanvraag betreft de nieuwbouw van 2 meergezinswoningen met 17 en 18 wooneenheden.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 42 parkeerplaatsen.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de nieuwbouw van 35 appartementen. (W/Gra2):

  • 35 woningen met parkeernorm 1,2 (conform BPA): 35 x 1,2 = 42.

 

De plannen voorzien in 42 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Er wordt een ondergrondse parking voorzien met 42 plaatsen.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 42.

Dit aantal is toereikend.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 42 – 42 = 0.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus niet van toepassing.

 

 

Verder bevat het advies van de stedelijke dienst Stadsontwikkeling/Mobiliteit volgende aspecten over de ontsluiting/bereikbaarheid en de fietsvoorzieningen:

 

Ontsluiting/bereikbaarheid:

De parking wordt ontsloten via de westkant van gebouw E.

De inrit is te smal om auto’s te laten kruisen. Er moet een verkeerslicht voorzien worden zodat auto’s niet tegelijk kunnen in- en uitrijden.

 

Fietsvoorzieningen:

Voor de 35 appartementen moeten voldoende fietsenstallingen voorzien worden:

-     14 appartementen met 2 slaapkamers : 14 x 3 = 42;

-     21 appartementen met 3 slaapkamers : 21 x 4 = 84.

Er moeten 126 fietsenstallingen voorzien worden. De fietsenstallingen worden ingericht in de ondergrondse parking in aparte bergingen per 3 of 4.

De fietsenstallingen moeten collectief ingericht worden en moeten voldoen aan de inrichtingsprincipes uit de bouwcode. Verder moet ook 10% van de fietsstalplaatsen bruikbaar zijn voor buitenmaatse fietsen (cargofiets, bakfiets enzovoort). De fietsenstalling is bereikbaar via een trap met fietsgoten. Onderaan de helling moeten auto’s en fietsers elkaar kruisen. Er moet duidelijk aangegeven worden dat dit de route voor fietsers is.

 

De dienst Mobiliteit geeft advies met volgende voorwaarden:

-     Er moet een verkeerslicht voorzien worden aan de inrit van de parking zodat auto’s niet tegelijk kunnen in- en uitrijden.

-     De fietsenstallingen moeten collectief ingericht worden en moeten voldoen aan de inrichtingsprincipes uit de bouwcode.

-     10% van de fietsstalplaatsen moet bruikbaar zijn voor buitenmaatse fietsen.

-     Bij de kruising voor auto’s en fietsen in de parking moet duidelijk aangegeven worden dat dit de route voor fietsers is.

 

Het advies van de stedelijke dienst Mobiliteit wordt bijgetreden en wordt als voorwaarden aan de vergunning gekoppeld.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Aanlegfase

 

Er wordt een bemaling aangevraagd voor de aanleg van een kelder (85x27 m²) met drie liftputten in het kader van project WGRa2. De bemaling wordt aangevraagd voor een debiet van maximaal 282.000 m³/jaar en 1.927 m³/dag. De bemaling wordt aangevraagd voor onbepaalde duur. De ingeschatte duurtijd van de bemaling bedraagt 1 jaar. Het grondwaterpeil dient verlaagd te worden tot 1,05 mTAW (circa 5 m-mv) voor de kelder en 0,53 mTAW (circa 5,5 m?mv) voor de liftputten.

 

De ingeschatte duurtijd van de bemaling bedraagt 1 jaar. Het grondwaterpeil dient verlaagd te worden tot 1,05 mTAW (circa 5 m-mv) voor de kelder en 0,53 mTAW (circa 5,5 m-mv) voor de liftputten. De projectsite grenst in het zuiden aan het Galgenweel. Het grondwaterpeil wordt meer dan 4 meter verlaagd waardoor de bemaling vergunningsplichtig is.. De bemaling in de bovenste zandige deklaag wordt uitgevoerd door middel van horizontale drains boven de polderklei. Onder de polderklei wordt een beperkte spanningsbemaling uitgevoerd om het opbarstrisico te minimaliseren. Het maximaal toegelaten grondwaterpeil onder deze laag werd berekend op basis van de beschikbare informatie uit omliggende projecten. Het is ten sterkste aan te raden om voorafgaand en tijdens de uitgraving de grondwaterstand in de zanden onder de zandhoudende kleilaag te monitoren. De grondwaterspanning moet immers voldoende verlaagd worden om het risico op opbarsten te vermijden. Echter mag de grondwaterspanning ook niet te sterk verlaagd worden, om het zettingsrisico in te perken.

Om het risico op opbarsten accurater te berekenen, wordt bovendien aangeraden om elektrische 20 ton-sonderingen uit te voeren op het projectgebied.

 

Het maximale debiet bedraagt 80,3 m³/uur. Na 365 dagen bemalen bedraagt het totaal opgepompt volume 282.000 m³. De grondwaterpeilen werden niet opgemeten op het terrein zelf. Op basis van informatie uit naburige projecten en uit het nabijgelegen meetpunt PB212 van het grondwatermeetnet van stad Antwerpen, werd in de bemalingsnota een inschatting gemaakt van de grondwaterstand in rust. Indien tijdens de uitvoering van de bemaling blijkt dat het grondwaterpeil significant hoger ligt dan vooropgesteld in de bemalingsnota, dient de exploitant het bemalingsconcept te herbekijken, inclusief het zettingsrisico. Desgevallend dient een bijstelling van de vergunning aangevraagd te worden.

 

Omdat er nog geen grondonderzoek werd uitgevoerd op de projectsite, werden de theoretische zettingen berekend op basis van het grondonderzoek voor project Westville, op circa 250 m ten noordwesten van het projectgebied. Bij de berekening van de absolute zettingen werd rekening gehouden met een drukverloop over de slecht doorlatende afzettingen van de zandhoudende kleilaag. Er werd met andere woorden aangenomen dat de grondwaterverlagingen die zich voordoen in de zandlagen zich niet volledig doorzetten in de polderklei.

 

De maximaal berekende absolute zetting bedraagt minder dan 20 mm voor de verlaging nodig voor de uitgraving van de kelder en iets meer dan 20 mm voor de verlaging nodig voor de uitgraving voor de liftputten. De bemaling van de liftputten is echter slechts kortstondig en de verlaging ter hoogte van de bebouwing van derden zal steeds beperkter zijn dan ter hoogte van. de bouwput zelf. Er worden geen onaanvaardbare differentiële zettingen verwacht (<1/700).

De effectief optredende zettingen dienen opgevolgd te worden. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie van derden wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. VMM verwijst hiervoor ook naar artikel 5.53.1.3 van Vlarem II waarin staat dat de exploitant alle voorzorgen neemt ter voorkoming van schade aan onroerende goederen binnen de invloedstraal van een grondwaterwinning.

 

Het bemalingswater wordt geloosd via een systeem van wadi's op de projectsite zodat het maximaal kan infiltreren op eigen terrein. Op deze wadi’s zijn overstorten voorzien die via het bestaand RWA-stelsel uitmonden in de Middenvijver gelegen ten noorden van de projectsite. Uit de naburige gekende OVAM-dossiers blijkt dat er op de aangrenzende percelen verhoogde concentraties arseen gemeten worden. Daarnaast is de projectsite gelegen binnen de PFAS no regret-zone van 3M. De kwaliteit van het bemalingswater zal gecontroleerd worden op concentraties zware metalen, minerale olie, PAKs en PFAS. De exploitant analyseert het grondwater op alle parameters van het SAP-pakket alsook op PFAS. Indien de grondwaterkwaliteitsnormen overschreden worden, zal een zuivering van het bemalingswater plaatsvinden vooraleer het geloosd wordt. Een zuiveringsinstallatie voor maximaal 50 m³/uur wordt voorzien wat ruimschoots voldoende is gezien het stationaire debiet circa 28 m²/uur bedraagt. Conform de bepalingen van artikel 5.53.6.1.1§ 3 van Vlarem II, heeft het bemalingswater dat terug in de grond wordt ingebracht geen behandeling ondergaan, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning. Gezien het onttrokken grondwater mogelijk verhoogde concentraties aan arseen en PFAS bevat, dient het bemalingswater gezuiverd (of behandeld) te worden. Er zijn geen bezwaren om het te behandelen afvalwater te infiltreren én dus een afwijking op de bepaling vervat in artikel 5.53.6.1.1§ 3 toe te staan.

 

Voor PFAS wordt een afwijking aangevraagd van 100 ng/liter voor de som van de 20 PFAS risicovol voor water bestemd voor menselijke consumptie en van 500 ng/liter voor de som van alle afzonderlijke perfluorverbindingen opgenomen in het WAV/IV/25.

 

De entiteit van VMM bevoegd voor grondwater adviseert voorwaardelijk gunstig voor de aangevraagde bemaling voor een project gelegen tussen de Spinnakerlaan en de Pluvierstraat te Antwerpen voor een periode van 1 jaar vanaf de opstart van de bemaling en een debiet van maximaal 282.000 m³/jaar en 1.927 m³/dag. De geformuleerde voorwaarden worden integraal toegevoegd aan dit besluit.

 

Daarnaast vraagt de exploitant een bijstelling van volgende voorwaarden:

-     bijlage 4.2.5.1 – ‘Controle-inrichting voor lozingen van afvalwater’. Aangezien het een tijdelijke bemaling en tijdelijke lozing betreft, wordt er geen meetgoot en speciale meetapparatuur geplaatst, enkel een staalnamekraan voorzien. De debietmeter die geplaatst wordt is conform Vlarem II artikel 5.53.3.2. §12 (meetinrichting tijdelijke bemaling). In afwijking van artikel 5.2.5.1.1§1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden. De bijstelling kan ingewilligd worden.

-     Bijlage 4.2.5.2 –‘Controle en beoordeling van de meetresultaten op lozingen van bedrijfsafvalwater en koelwater’. De staalname van het bemalingswater zal gebeuren bij opstart en gedurende de bemalingsfasen en dit door middel van het staalnamekraantje op de collector. De sectorale bepalingen vervat onder 5.53 vangen de bepalingen van bijlage 4.2.5.2 ruimschoots op. Er dient wel een bijkomende afwijking gegeven te worden op artikel 5.53.6.1.1§3. Indien het behandelde bemalingswater geloosd wordt in de ondergrond, dienen de milieukwaliteitsnormen voor grondwater wel behaald te worden.

 

Exploitatiefase

 

Er worden 35 lucht-waterwarmtepompen voor de verwarming en sanitair warm water voorzien. Het totaal geïnstalleerd vermogen bedraagt 91 kW. Iedere woonunit wordt voorzien van een individuele warmtepomp van circa 2,6 kW. Gezien het over een residentieel project gaat met enkel privatieve appartementen waarvan het maximaal totaal geïnstalleerd vermogen van de individuele warmtepompen de grenswaarde van 5 kW niet overschrijdt, is de vergunde rubriek niet langer van toepassing en mag deze geschrapt worden. De exploitant dient de geldende milieukwaliteitsnormen voor geluid – zowel inpandig als in openlucht – in acht te nemen.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

  1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie na te leven.
  1. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van Fluvius dienen nageleefd te worden.
  1. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van Proximus dienen nageleefd te worden.
  1. De in de beoordeling opgenomen voorwaarden van de dienst Stadsbeheer/Groen en Begraafplaatsen dienen nageleefd te worden.
  1. Conform de verordening voetgangersverkeer moet de doorsteek door de publiek toegankelijke groenzone langs de wadi’s minstens 1,50 m breed zijn.
  1. De in de beoordeling opgenomen voorwaarden van de dienst Mobiliteit dienen nageleefd te worden.
  1. Na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld een gunstig advies te verlenen mits rekening gehouden wordt met de bijzondere voorwaarden.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; (inrichting W/GRa2 MILIEU)

91,00 kW

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting W/GRa2 BEMALING)

50,00 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. (inrichting W/GRa2 BEMALING)

282.000,00 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De start- en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan stad Antwerpen en VMM. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be), de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) en grondwater.ant@vmm.be  met vermelding van het projectnummer (OMV_204007950, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in een peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten met minstens één filter in elke laag waaruit gepompt wordt. De noodzakelijke verlaging wordt zowel voor de freatische bemaling als voor de spanningsbemaling per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.
  1. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten van derden aan elke zijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

-     voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-     week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

-     vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-verbindingen opgenomen in het WAC_IV_A_025 en arseen. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring gebeurt aan volgende frequentie:

-     Voor PFAS:

-      Bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse van het opgepompte bemalingswater in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt.

-     Bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de PFAS-analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

-     Voor arseen: maandelijkse analyse voor lozingspunt tot het einde van de bemaling.

  1. In uitvoering van de afwijkingsmogelijkheid op artikel 5.53.6.1.1§3 van titel II van VLAREM is toegestaan dat het bemalingswater dat terug in de ondergrond gebracht wordt, behandeld is in een waterzuivering.
  1. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II mag het bemalingswater dat terug in de ondergrond gebracht wordt, volgende concentraties bevatten:

-     voor de som van de 20 PFAS die risicovol worden geacht voor water bestemd voor menselijke consumptie (zie bijlage I bij het Besluit van de Vlaamse Regering over de kwaliteit, kwantiteit en levering van water bestemd voor menselijke consumptie): maximaal 100 ng/liter;

-     voor de som van alle afzonderlijke perfluorverbindingen die opgenomen zijn in het WAC/IV/A/025 en die bij monitoring worden opgespoord en gekwantificeerd: maximaal 500 ng/liter.

  1. Het bemalingswater moet, indien de kwaliteit voldoet aan het normenkader voor infiltratie van bemalingswater (artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II) of eventueel vergunde afwijkingen hierop, maximaal geïnfiltreerd worden in (een) eventueel nog aan te leggen (tijdelijke) infiltratievoorziening(en).
  1. De bemaling wordt vergund voor een periode van 12 maanden vanaf de start van de bemaling.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II dient er geen meetgoot geplaatst te worden.
  1. De bemalingspompen worden zo ver mogelijk van bewoning en, indien nodig, in een geluidsdichte kast geplaatst. De geluidshinder die door de bemalingspompen wordt geproduceerd, dient steeds te voldoen aan de milieuvoorwaarden ter beheersing van de geluidshinder opgenomen in artikel 4.5. van Vlarem II.

Lasten

Artikel 75 van het Omgevingsvergunningendecreet bepaalt dat de vergunningverlener lasten bij vergunningen kan opleggen.

 

De last kan de vorm aannemen van een louter financiële last of een realisatie in natura door de ontwikkelaar. In elk geval kan ingespeeld worden op maatschappelijke noden en behoeften op buurt- en wijkniveau. Het is aan de vergunningverlenende overheid om te bepalen of een louter financiële last aan de ontwikkelaar wordt opgelegd of een realisatie in natura door de ontwikkelaar wordt geëist. De inkomsten voor de stad van lasten moeten vanuit de regelgeving een expliciete bestemming krijgen met een link in de nabijheid van het project. Bij beslissing van de lasten moet dit meteen vastgelegd worden. Het kaderbesluit van 9 maart 2018 (jaarnummer 2203) legde de principes voor de lasten vast.

 

De stedenbouwkundige lasten voor het volledige projectgebied Regatta werden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst voorgelegd aan de gemeenteraad op 25 april 2006 (jaarnummer 1016), gewijzigd en/of aangevuld in een eerste en tweede addendum op deze overeenkomst, respectievelijk voorgelegd aan de gemeenteraad op 5 maart 2012 (jaarnummer 220) en op 30 mei 2016 (jaarnummer 301).

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

9 februari 2024

Volledig en ontvankelijk

6 maart 2024

Start openbaar onderzoek

16 maart 2024

Einde openbaar onderzoek

14 april 2024

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum

19 juni 2024

Verslag GOA

31 mei 2024

Naam GOA

Axel Devroe en Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

16 maart 2024

14 april 2024

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

  1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie na te leven.
  1. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van Fluvius dienen nageleefd te worden.
  1. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van Proximus dienen nageleefd te worden.
  1. De in de beoordeling opgenomen voorwaarden van de dienst Stadsbeheer/Groen en Begraafplaatsen dienen nageleefd te worden.
  1. Conform de verordening voetgangersverkeer moet de doorsteek door de publiek toegankelijke groenzone langs de wadi’s minstens 1,50 m breed zijn.
  1. De in de beoordeling opgenomen voorwaarden van de dienst Mobiliteit dienen nageleefd te worden.
  1. Na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De start- en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan stad Antwerpen en VMM. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be), de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) en grondwater.ant@vmm.be  met vermelding van het projectnummer (OMV_204007950, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in een peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten met minstens één filter in elke laag waaruit gepompt wordt. De noodzakelijke verlaging wordt zowel voor de freatische bemaling als voor de spanningsbemaling per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.
  1. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten van derden aan elke zijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

-          voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-          week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

-          vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de installatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-verbindingen opgenomen in het WAC_IV_A_025 en arseen. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring gebeurt aan volgende frequentie:

-     Voor PFAS:

-     Bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse van het opgepompte bemalingswater in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt.

-     Bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de PFAS-analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

-     Voor arseen: maandelijkse analyse voor lozingspunt tot het einde van de bemaling.

  1. In uitvoering van de afwijkingsmogelijkheid op artikel 5.53.6.1.1§3 van titel II van VLAREM is toegestaan dat het bemalingswater dat terug in de ondergrond gebracht wordt, behandeld is in een waterzuivering.
  1. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II mag het bemalingswater dat terug in de ondergrond gebracht wordt, volgende concentraties bevatten:

-     voor de som van de 20 PFAS die risicovol worden geacht voor water bestemd voor menselijke consumptie (zie bijlage I bij het Besluit van de Vlaamse Regering over de kwaliteit, kwantiteit en levering van water bestemd voor menselijke consumptie): maximaal 100 ng/liter;

-     voor de som van alle afzonderlijke perfluorverbindingen die opgenomen zijn in het WAC/IV/A/025 en die bij monitoring worden opgespoord en gekwantificeerd: maximaal 500 ng/liter.

  1. Het bemalingswater moet, indien de kwaliteit voldoet aan het normenkader voor infiltratie van bemalingswater (artikel 5.53.6.1.1§4 van Vlarem II) of eventueel vergunde afwijkingen hierop, maximaal geïnfiltreerd worden in (een) eventueel nog aan te leggen (tijdelijke) infiltratievoorziening(en).
  1. De bemaling wordt vergund voor een periode van 12 maanden vanaf de start van de bemaling.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II dient er geen meetgoot geplaatst te worden.
  1. De bemalingspompen worden zo ver mogelijk van bewoning en, indien nodig, in een geluidsdichte kast geplaatst. De geluidshinder die door de bemalingspompen wordt geproduceerd, dient steeds te voldoen aan de milieuvoorwaarden ter beheersing van de geluidshinder opgenomen in artikel 4.5. van Vlarem II.

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; (inrichting W/GRa2 MILIEU)

91,00 kW

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting W/GRa2 BEMALING)

50,00 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. (inrichting W/GRa2 BEMALING)

282.000,00 m³/jaar

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur. De bemaling wordt vergund voor een periode van 12 maanden vanaf de start van de bemaling.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.