Terug
Gepubliceerd op 16/12/2024

2024_CBS_09561 - Omgevingsvergunning - OMV_2021106526. Wilmarsstraat zonder nummer. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 13/12/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Johan Klaps, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_09561 - Omgevingsvergunning - OMV_2021106526. Wilmarsstraat zonder nummer. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_09561 - Omgevingsvergunning - OMV_2021106526. Wilmarsstraat zonder nummer. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2021106526

Gegevens van de aanvrager:

NV NOVA NATIE TERMINALS met als adres Haminastraat 4 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV NOVA NATIE TERMINALS (0690584768) met als adres Haminastraat 4 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Wilmarsstraat zonder nummer te 2030 Antwerpen.

Kadastrale percelen:

afdeling 15 sectie A nrs. 56C, 56F, 56G, 56K, 56L en 575A

waarvan:

 

-          20210619-0008

afdeling 15 sectie A nrs. 56L, 56G, 56F, 575A en 56K (NNT - Churchill Terminal)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Slopen toegangscontrole, aanleggen wasplaats en verharding, plaatsen hoogspanningscabine en bouwen nieuwe toegangscontrole (regularisatie);

uitbreiding logistiek bedrijf.

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-      16/03/2012: stedenbouwkundige vergunning (20116509) voor het slopen van gebouwen van de suikerterminal ter hoogte van Churchilldok kaai 416;

-      5/08/1999: stedenbouwkundige vergunning (HV/1999/B/0006 – 199953) voor het overkappen tussen magazijnen;

-      22/09/1986: stedenbouwkundige vergunning (HV/1986/B/18/68211-18639 – 198643) voor het bouwen van een magazijn;

-      13/09/1968: stedenbouwkundige vergunning (18/51385/B/ - 196836) voor een toegangsgebouw;

-      19/01/1968: stedenbouwkundige vergunning (18/50675/B/ - 196877934) voor een hangar.

 

Vergunde toestand

* functie:

  > terrein met magazijnen en buitenstockage voor doorvoeropslag;

  > ondersteunende faciliteiten zoals kantoorgebouw, toegangscontrole, fietsenstalling,….

 

* inrichting:

  > terrein gelegen tussen Churchilldok en Wilmarsstraat gekenmerkt met magazijnen en buitenstockage;

  > ten zuiden van het terrein, nabij de in- en uitrit, is een kantoorgebouw en toegangscontrole ingeplant.

Opgemerkt wordt dat voor de toegangscontrole geen vergunning werd teruggevonden.

 

Bestaande toestand

Het kantoorgebouw en de toegangscontrole zijn reeds gesloopt. Ter hoogte van het gesloopte kantoorgebouw is een asfaltverharding aangelegd. Ten noorden daarvan is een wasplaats aangelegd. Aan de westzijde van de uitrit is een nieuwe toegangscontrole gebouwd. Aan de oostzijde van de inrit is een hoogspanningscabine geplaatst. Al deze handelingen werden uitgevoerd zonder voorafgaande vergunning. Met voorliggende aanvraag wenst de aanvrager zich in regel te stellen.

 

Nieuwe toestand

* functie: 

  > idem als vergunde toestand.

 

* bouwvolume:

  > toegangscontrole:

 - oppervlakte bedraagt 90,51 m²;

 - hoogte bedraagt 2,80 meter.

 

  > hoogspanningscabine:

 - oppervlakte bedraagt 9,32 m²;

 - hoogte bedraagt 2,44 meter.

 

* gevelafwerking:

  > toegangscontrole:

- aluminium gevelbeplating in een witte kleur met aluminium schrijnwerk in een antracietgrijze kleur.

 

  > hoogspanningscabine:

 - grijs beton met stalen schrijnwerk in lichtgrijze kleur.

 

* inrichting:

  > in het zuiden van het terrein, nabij de in- en uitrit is een gebouw voor toegangscontrole geplaatst;

  > ten zuiden daarvan wordt een infiltratiebekken aangelegd;

  > ter plaatse van het afgebroken kantoorgebouw is een asfaltverharding aangelegd die gebruikt wordt voor opslag, hier wordt bijkomend een aanpalende groenstrook voorzien;

  > ten zuiden daarvan wordt de bestaande verharding gebruikt als aanmeldzone voor vrachtwagens;

  > ten zuiden van het magazijn (schrijnwerkerij) is een betonverharding aangelegd die gebruikt wordt als wasplaats;

  > aan de oostzijde van inrit, nabij de terreingrens, is een hoogspanningscabine geplaatst.


Inhoud van de aanvraag

-          Plaatsen van een hoogspanningscabine;

-          Slopen van een kantoorgebouw;

-          Bouwen van een nieuw gebouw voor toegangscontrole;

-          Aanleggen van een wasplaats;

-          Aanleggen van verharding voor opslag;

-          Reliëfwijziging (aanleggen van een infiltratiebekken);

-          Gebruiken verharding als aanmeldzone voor vrachtwagens.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 28 maart 2014 werd door het college een vergunning verleend aan Nova & Hesse-Noord Natie Stevedoring voor een logistiek bedrijf. Op 24 mei 2018 werd deze vergunning overgenomen door Nova Natie Terminal, met een termijn verstrijkend op 28 maart 2034.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft een uitbreiding van een logistiek bedrijf.

 

Aangevraagde rubriek(en)

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

3,33 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

-439 m³/jaar

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

0,68 m³/uur

4.3.a)2°i)

inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen: inrichtingen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsook inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 60 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

76,60 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+2.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

+21 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 werkplaatsen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

2 wasplaatsen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+12,60 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

+16,26 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

-548 kg

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,15 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,04 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+4.000 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

20,35 kW

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

+686 m³

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

10,79 kW

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

5,50 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

160 liter

29.5.7.1°a)1)

Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55 °C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

160 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

+60 kW

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen;

1 doorvoer-opslagplaats

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

1.000 ton

 

CLP-tabel

Zie bijlage CLP_tabel_OMV2021106526

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Departement Zorg afd preventief gezondheidsbeleid

2 oktober 2024

28 november 2024

Geen bezwaar

Havenbedrijf Antwerpen-Brugge, Permits&Advice

2 oktober 2024

24 oktober 2024

Voorwaardelijk gunstig

Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu

3 oktober 2024

13 november 2024

Voorwaardelijk gunstig

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen

2 oktober 2024

15 november 2024

Voorwaardelijk gunstig

Infrabel Antwerpen, Limburg, Vlaams Brabant

2 oktober 2024

30 oktober 2024

Geen bezwaar

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

2 oktober 2024

25 november 2024

Voorwaardelijk gunstig

Water-link

2 oktober 2024

 Geen tijdig advies uitgebracht.

 

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De verordening hemelwater is van toepassing op de aanvraag daar er nieuwe dakoppervlakte en verharding voorzien wordt. Bij het nieuwe gebouw wordt een hemelwaterput, met een inhoud van 15.000 liter, geplaatst waarbij het opgevangen hemelwater wordt hergebruikt als sanitair spoelwater. Voor de overloop van de hemelwaterput wordt een infiltratiebekken aangelegd met, volgens de aanvrager, een volume van 3.387,40 liter en een oppervlakte van 11,71 m². Deze zijn echter niet correct berekend. Het betreft een infiltratievoorziening met een diepte van 25 cm onder de overloop (bodem 50 cm onder maaiveld), een volume van 1.323,75 liter en een oppervlakte van 3,4 m² volgens de toegevoegde plannen (buitenafmetingen bekken 4 op 2,36 meter, bodem 3 op 1,36 meter). Voor het dak van het gebouw dat aangesloten wordt op een hemelwaterput dient een infiltratievoorziening van 1993 liter en 4,8 m² geplaatst te worden. Door de lange zijde van het infiltratiebekken te verlengen van 4 tot 6 meter, kunnen een infiltratievolume van 2.128 liter en een infiltratieoppervlakte van 4,8 m² behaald worden. Deze uitbreiding wordt opgelegd als voorwaarde.

 

De aanvrager geeft aan dat de infiltratievoorziening eveneens rekening houdt met de dakoppervlakte van de hoogspanningscabine, dewelke hier echter niet op aangesloten wordt. De aanvrager wenst hiervoor een afwijking te bekomen. Gezien de geïsoleerde ligging van de hoogspanningscabine is een aansluiting op de voorzieningen bij de toegangscontrole inderdaad niet evident. Echter kan hier eenvoudig onthard worden om het hemelwater ter plekke te laten infiltreren, zonder enige impact op de exploitatie van de site. Gelet op de dakoppervlakte van 10,3 m², volstaat een aangrenzende groenzone van minstens 2,6 m² waarnaar het hemelwater afgeleid wordt. Dit wordt opgelegd als voorwaarde om te voldoen aan de hemelwaterverordening.

 

De nieuwe asfaltverharding zal afwateren naar de naastliggende nieuw aan te leggen groenstrook en valt aldus niet onder de toepassing van de verordening.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).

De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Publiciteit: het besluit van de Vlaamse regering van 12 mei 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor publiciteitsinrichtingen.

De gewestelijke publiciteitsverordening is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale regelgeving

MER-screening: het komt toe aan de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag om te beslissen of er een project-MER moet worden opgesteld.

Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport), meer bepaald op rubriek 4 e) installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé (projecten die niet onder bijlage II vallen). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 (verder genoemd Waterwetboek), dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets. Deze wordt uitgevoerd overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 (verder genoemd Watertoetsbesluit).

Het project is deels gelegen in een zone met een kleine pluviale overstromingskans (T1000) onder toekomstig (2050) klimaat (score B). Ten zuiden van het terrein bevindt zich een zone met een middelgrote pluviale overstromingskans (T100) onder huidig klimaat (score D).

 

Voor het project is geen fluviale overstromingskans gemodelleerd (score A).

Het project is niet gelegen in een signaalgebied.

 

Na onderzoek blijkt echter dat het project waarschijnlijk geen schadelijke effecten op het watersysteem veroorzaakt.

 

Programmatische Aanpak Stikstof: overeenkomstig het stikstofdecreet, het nieuwe beoordelingskader voor alle aanvragen die stikstofemissies veroorzaken, in werking getreden op 23 februari 2024.

Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. De berekende impactscore is kleiner dan of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.

 

Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een verkeersdragend of een verkeersgenererend project is. Het beoordelingskader uit het decreet is dus van toepassing. De berekende impactscore is kleiner dan of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen.

Het voorliggende project betreft geen ingrepen in de bodem waarvoor een archeologienota waarvan akte is genomen van toepassing is.

 

Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Op een ontwikkeld industrieterrein gelegen ten zuiden van het Churchilldok werden stedenbouwkundige handelingen uitgevoerd zonder voorafgaande vergunning. De aanvrager wenst zich met voorliggende aanvraag in regel te stellen. Het betreft volgende werken:

-      Het slopen van een uit dienst genomen kantoorgebouw: ten zuiden van het terrein bevond zich een kantoorgebouw met een oppervlakte van circa 590 m². Het kantoorgebouw werd reeds eerder uit dienst genomen en vervolgens afgebroken. Na de sloop werd de bouwput aangevuld en verhard met asfalt. Deze verharding wordt nu tevens gebruikt voor opslag zoals de zone rondom. Een deel van deze verharding zal nog terug opgebroken worden om een groenstrook aan te leggen.

-      Ten noorden van deze verharding (en ten zuiden van een bestaand magazijn) werd een wasplaats aangelegd in beton met een oppervlakte van circa 215 m².

-      Ter hoogte van het gesloopte kantoorgebouw werd een nieuw gebouw geplaatst dat dienst doet als toegangscontrole. In het gebouw is een aanmeldzone, kantoorruimte, kitchenette, sanitair en berging voorzien. Ten zuiden van dit gebouw wordt het reliëf gewijzigd voor de aanleg van een infiltratiebekken.

-      Langs de oostzijde van de inrit werd langs de terreingrens een nieuwe hoogspaningscabine geplaatst. Het betreft een prefabcabine.

-      In het zuiden van het terrein, buiten de draadafsluiting maar nabij het nieuwe gebouw met toegangscontrole, werd de bestaande verharding ingericht als wachtzone voor vrachtwagens. De zone telt 26 plaatsen.

 

De nieuwe gebouwen en constructies dragen bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Het nieuwe gebouw en de nieuwe constructies zijn relatief beperkt qua omvang en worden geplaatst binnen een reeds ontwikkeld industrieterrein waardoor geen extra ruimte wordt ingenomen.

 

Visueel-vormelijke elementen

De gebruikte materialen en gevelkleuren zijn neutraal en aanvaardbaar binnen deze industriële omgeving.

 

Bodemreliëf

Ten zuiden van het nieuwe gebouw wordt een infiltratiebekken aangelegd met een diepte van 25 cm onder de overloop (bodem 50 cm onder maaiveld), een volume van 1.323,75 liter en een oppervlakte van 3,4 m² volgens de toegevoegde plannen (buitenafmetingen bekken 4 op 2,36 meter, bodem 3 op 1,36 meter). Om in overeenstemming te zijn met de verordening hemelwater dient deze verruimd te worden (zie deel Toetsing aan de regelgeving en beleidslijnen).

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Advies werd gevraagd aan de Brandweerzone Antwerpen. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit waarbij zij tevens voorwaarden opleggen met betrekking tot het nemen van de nodige brandvoorzorgsmaatregelen en compartimentering bij het bestaande magazijn 1. Het voorzien van deze voorzorgsmaatregelen maakt mee deel uit van de stedenbouwkundige vergunning. De voorwaarden en opmerkingen uit het advies kunnen worden gehecht aan de vergunning.

 

Advies werd gevraagd aan het Havenbedrijf Antwerpen-Brugge, als gebiedsbeheerder. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit waarbij als voorwaarde wordt opgelegd om de vergunningstermijn voor het gebouw met toegangscontrole te beperken tot 8 jaar. Gelet op de kenmerken van deze prefabcontainers, met onder andere een beperkte vrije hoogte (2,48 meter) en een dunne wandopbouw, is het gebruikscomfort eerder beperkt. Ook zijn deze weinig visueel aantrekkelijk, gezien de technische installaties niet ingewerkt werden en de verschillende modules onderscheidbaar blijven. Deze prefabconstructies zijn daarom enkel geschikt voor tijdelijk gebruik. Het is aangewezen in te zetten op duurzamere constructies in geval van permanent gebruik. De voorwaarde uit het advies van het Havenbedrijf kan aldus worden overgenomen in de vergunning.

 

Omwille van de nabijheid van spoorwegen werd het advies gevraagd aan Infrabel, als spoorwegbeheerder. Zij hebben geen bezwaar tegen de aanvraag.

 

Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Water-link. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte noch automobiliteit.

 


Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Nova Natie Terminals is een logistiek bedrijf gelegen aan het Churchilldok in de Antwerpse haven. Op de terminal is zowel een administratieve zone als een operationele zone aanwezig. De operationele zone omvat de kortstondige opslag van allerlei niet-gevaarlijke goederen. Het laden en lossen van schepen gebeurt met behulp van mobiele kranen. Voor het verplaatsen van goederen binnen de terminal wordt gebruik gemaakt van reachstackers, vorkliften en andere havenvoertuigen.

 

De terminal kwam tot stand door een overname van twee milieuvergunningen in 2018 met een afzonderlijke eindtermijn. De eindtermijn van één van beide vergunningen (12 april 2021) is inmiddels verstreken waardoor dit gedeelte van de exploitatie nu als nieuw wordt aangevraagd.

Het gaat meer bepaald om magazijnen 3, 4 en 5 waarin volgende activiteiten plaatsvinden: een luchtcompressor van 55 kW en de opslag van 100 m³ hout en 1.000 ton strooizout in een lokaal. De opslagactiviteiten zijn verplaatst binnen de site, de compressor is niet meer aanwezig. De drie magazijnen zullen gebruikt worden als doorvoermagazijnen.

 

Voorliggende aanvraag betreft het exploiteren van een nieuwe receptiedesk en de omvorming van twee opslagmagazijnen naar werkplaatsen en wasplaatsen. Verder worden nog enkele ondersteunende activiteiten aangevraagd.

 

De terminal bestaat uit:

- 9 loodsen (loods A-F en magazijnen 3-5): doorvoeropslagplaatsen voor de op- en overslag van niet-gevaarlijke goederen;

- een administratief gebouw, burelen in magazijn 1 en een receptiedesk;

- twee magazijnen waar de werkplaatsen en de wasplaatsen zich bevinden.

 

Op- en overslag

In de negen opslagloodsen worden stukgoederen, hout en niet-IMDG-goederen opgeslagen onder rubriek 48.1.2.

Een doorvoeropslagplaats dient te voldoen aan de algemene veiligheidseisen gesteld door de havenkapitein. Dit wordt tevens benadrukt in het voorwaardelijk gunstig advies van Haven van Antwerpen-Brugge van 13 november 2024.

 

Verder wordt volgende opslag van gevaarlijke stoffen aangevraagd:

- 2.000 liter afvalolie in IBC’s of vaten op lekbakken in een container voor magazijn 2;

- 500 liter motorolie en hydraulische olie in IBC of vaten op lekbakken in magazijn 2;

- 5.000 kg gevaarlijke producten in kleine verpakkingen in een container in magazijn 2;

- 52 kg thinner op een lekbak aan het verflaboratorium in magazijn 1;

- 2,15 ton bijtende en 1,04 ton schadelijke detergenten op lekbakken in een technisch lokaal bij de waterzuivering in magazijn 1.

Uit het plan blijkt dat de bijtende detergenten op een afstand van 1 meter worden opgeslagen van de schadelijke detergenten. Alle gebruikte detergenten zijn biologische afbreekbaar.

 

In Loods E wordt de gevraagde opslag van 1.000 ton strooizout opgeslagen en wordt ook een tankplaats ingericht met één verdeelslang en bijhorende opslagtank voor 16,26 ton dieselolie.

De opslagtank is bovengronds, dubbelwandig en is voldoende gekeurd. De tankpiste is overdekt (in een loods) en er zijn absorptiematerialen aanwezig om eventuele calamiteiten op te vangen.

 

Administratieve gebouwen

Het gaat hier enerzijds om bestaande kantoren in het administratief gebouw en de burelen in magazijn 1 en anderzijds om een nieuwe receptiedesk.

De receptiedesk wordt afgebroken en er wordt een nieuwe geplaatst. Het huishoudelijk afvalwater afkomstig van deze drie locaties is voorzien van een IBA en afzonderlijk lozingspunt voor een totaal debiet van 985 m³/jaar. Het reeds vergunde debiet van 1.424 m³/jaar wordt bijgevolg verminderd met 439 m³/jaar.

 

De airconditioninginstallaties in de bestaande gebouwen werken met het koelmiddel R410a, het nieuwe receptiegebouw zal uitgerust worden met airconditioning met koelmiddel R32.

 

In het kader van duurzaamheid en het minimaliseren van de impact bij accidentele vrijstelling van gefluoreerde gassen voerde de Europese Unie verstrengde regels in rond het gebruik van koelmiddelen om zodoende de invloed ervan op de opwarming van de aarde te beperken. Voor een aantal toepassingen wordt een maximum toelaatbaar aardopwarmingsvermogen (GWP) opgelegd, voor een aantal toepassingen wordt op termijn een totaalverbod op F-gassen vooropgesteld (met uitzonderingen in geval van veiligheidseisen). De exploitant dient daarom warmtepompen te selecteren met een voldoende laag global warming potential (GWP). Meer informatie over in de toekomst toegelaten koelmiddelen en hun eventuele uitfaseringstermijn kan teruggevonden worden op https://www.vlaanderen.be/veka/energie-en-klimaatbeleid/energie-en-klimaatbeleid-voor-ondernemingen/f-gassen/20-februari-2024-nieuwe-f-gassenverordening-gepubliceerd.

 

Ter hoogte van het administratief gebouw wordt een bijkomende stalplaats voorzien voor 19 terminal voertuigen. Bij magazijn 2 worden bijkomend 2 stalplaatsen voor heftrucks voorzien wat het totaal op 7 stalplaatsen brengt in dit magazijn.

 

Werk- en wasplaatsen

Magazijnen 1 en 2 deden voorheen dienst als opslagmagazijnen maar worden nu ingericht als twee werkplaatsen en twee wasplaatsen.

 

In magazijn 1 bevindt zich het Vehicle Processing Center (VPC), waar nieuwe elektrische personenwagens worden gewassen, nagekeken en zo nodig gerepareerd worden met het oog op de verkoop ervan. Bij het binnenrijden gaat de wagen eerst door de volautomatische carwash en vervolgens naar de voorbereidingszone. Deze werkplaats is voorzien van 5 hefbruggen om carrosseriebeschadigingen te behandelen zoals uitdeuken, bijplamuren en afschuren. Vervolgens wordt de batterij nagekeken en de lak geïnspecteerd en gaat de wagen naar de schuur- en poliercabine (5,5 kW) en ten slotte naar de spuitcabine (76,6 kW). In het verflaboratorium bij de spuitcabine worden de kleuren gemengd en worden de onderdelen van de spuitcabine gereinigd met thinner.

Zowel de schuur- en poliercabine als de spuitcabine zijn uitgerust met de nodige ventilatie en luchtafzuigsystemen met een actief koolfilter. Het afvalwater van het reinigen van de borstels en spuitonderdelen wordt opgevangen en afgevoerd naar een erkende verwerker. Er is tevens een opslagzone voorzien voor de opslag van reserveonderdelen.

 

Het Departement Zorg stelt dat de gevraagde activiteiten medisch milieukundig verenigbaar zijn met de omgeving en dat de risico’s voor mens en milieu aanvaardbaar geacht worden. Het Departement Zorg heeft geen bezwaar tegen de aanvraag.

 

Voor het bedrijfsafvalwater van de volautomatische carwash in Magazijn 1 (VPC) wordt een afvalwaterzuivering voorzien waarbij het afvalwater achtereenvolgens een cyclonenfilter, een bioreactor, een nabeluchting en een separator doorloopt. Het gefilterde water stroomt vervolgens naar een recuperatiereservoir van 10.000 liter. Van hieruit wordt het water hergebruikt in de carwash. Er zullen circa 240 voertuigen per dag gewassen worden. Het aangevraagde debiet is 0,68 m³/uur, 10,8 m³/dag en 2.250 m³/jaar.

In deze carwash zullen 50.000 personenwagens per jaar of 240 wagens per dag gewassen worden. Door de aanwezige waterzuiveringsinstallatie kan volgens de aanvrager voldaan worden aan de sectorale lozingsnormen van sector 59 volautomatische car- en truckwashinstallaties voor lozing in oppervlaktewater.

 

In het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) van 25 november 2024 wordt gunstig geadviseerd voor deze lozing mits voldaan wordt aan de algemene en sectorale voorwaarden (sector 59a) en een lozingsnorm voor nikkel totaal van 300 µg/liter. Verder geeft VMM ook aan dat de gebruikte detergenten moeten voldoen aan de bepalingen van verordening (EG) 648/2004.

 

In magazijn 2 zijn de werkplaatsen voor hout- en metaalbewerking gesitueerd. Hier wordt tevens 1.000 m³ hout opgeslagen. Het eigen wagenpark en het mobiel hijsgereedschap zal hier worden onderhouden en hersteld. Ter hoogte van de wasplaats wordt een warmwaterboiler voorzien van 60 kW.

Het zaagsel van de schrijnwerkerij wordt opgezogen, verzameld in zakken en afgevoerd naar een erkende verwerker.

 

De wasplaats in openlucht aan magazijn 2 zal worden gebruikt voor de bedrijfseigen voertuigen en havenwerktuigen. Er zal hemelwater gebruikt worden en het bedrijfsafvalwater zal worden geloosd via een KWS-afscheider met coalescentiefilter. Het aangevraagde debiet is 3,33 m³/uur, 8,46 m³/dag en 245 m³/jaar. Er wordt een stookinstallatie van 60 kW aangevraagd om met warm water te kunnen wassen.

 

In het advies van VMM wordt benadrukt dat de lozing van deze wasplaats in openlucht enkel mag gebeuren via een KWS-afscheider met coalescentiefilter en mits voldaan kan worden aan de algemene voorwaarden voor lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater. De exploitant geeft zelf in de aanvraag aan dat een KWS-afscheider met coalescentiefilter aanwezig is.

 

Ten slotte zijn de transformatoren met een vermogen kleiner dan 1.000 kVA en de batterijladers niet meer ingedeeld sinds de VLAREM-trein 2019.

 


Advies aan het college

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. De infiltratievoorziening dient uitgebreid te worden naar 6 meter lengte, zodat een infiltratievolume en -oppervlakte van respectievelijk 2.128 liter en 4,8 m² bekomen wordt;

2. Naast de hoogspanningscabine dient minstens 2,6 m² onthard te worden om het hemelwater van het dak te laten infiltreren ter plaatse.

3. De vergunning wordt verleend voor een termijn van 8 jaar voor het toegangscontrolegebouw.


Geadviseerde brandweervoorwaarden

Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

3,33 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

-439 m³/jaar

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

0,68 m³/uur

4.3.a)2°i)

inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen: inrichtingen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsook inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 60 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

76,60 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+2.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

+21 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 werkplaatsen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

2 wasplaatsen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+12,60 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

+16,26 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

-548 kg

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,15 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,04 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de mamimale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+4.000 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

20,35 kW

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

+686 m³

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

10,79 kW

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

5,50 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

160 liter

29.5.7.1°a)1)

Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55 °C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

160 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

+60 kW

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen;

1 doorvoeropslagplaats

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

1.000 ton

 

Gecoördineerde rubriek(en) 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

3,33 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

985 m³/jaar

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

0,68 m³/uur

4.3.a)2°i)

inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen: inrichtingen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsook inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 60 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

76,60 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.500 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

1 x 1.250 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

26 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 werkplaatsen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

2 wasplaatsen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

107,60 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

20,83 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

52 kg

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,15 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,04 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

20,35 kW

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

1.000 m³

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

10,79 kW

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

5,50 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

160 liter

29.5.7.1°a)1)

Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55 °C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

160 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

467 kW

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen;

1 doorvoeropslagplaats

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

1.000 ton

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De lozing van het bedrijfsafvalwater van de wasplaats aan magazijn 2 gebeurt via een KWS-afscheider met coalescentiefilter;

2. Het bedrijfsafvalwater van de carwash in magazijn 1 moet voldoen aan de algemene en sectorale voorwaarden (59a) voor lozing in oppervlaktewater alsook volgende bijzondere lozingsnorm:

- 300 µg/liter voor nikkel totaal.

 

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

12 juli 2024

Volledig en ontvankelijk

2 oktober 2024

Start openbaar onderzoek

10 oktober 2024

Einde openbaar onderzoek

8 november 2024

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum

15 januari 2025

Verslag GOA

2 december 2024

Naam GOA

Katrine Leemans en Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek. Er werden geen standpunten, opmerkingen of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.


Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De infiltratievoorziening dient uitgebreid te worden naar 6 meter lengte, zodat een infiltratievolume en -oppervlakte van respectievelijk 2.128 liter en 4,8 m² bekomen wordt;

2. Naast de hoogspanningscabine dient minstens 2,6 m² onthard te worden om het hemelwater van het dak te laten infiltreren ter plaatse.


Brandweervoorwaarden

Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. De lozing van het bedrijfsafvalwater van de wasplaats aan magazijn 2 gebeurt via een KWS-afscheider met coalescentiefilter;

2. Het bedrijfsafvalwater van de carwash in magazijn 1 moet voldoen aan de algemene en sectorale voorwaarden (59a) voor lozing in oppervlaktewater alsook volgende bijzondere lozingsnorm:

- 300 µg/liter voor nikkel totaal.


Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

3,33 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

985 m³/jaar

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

0,68 m³/uur

4.3.a)2°i)

inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen: inrichtingen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsook inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 60 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

76,60 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.500 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

1 x 1.250 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

26 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 werkplaatsen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

2 wasplaatsen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

107,60 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

20,83 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

52 kg

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,15 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1,04 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

20,35 kW

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

1.000 m³

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

10,79 kW

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

5,50 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

160 liter

29.5.7.1°a)1)

Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55 °C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

160 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

467 kW

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen;

1 doorvoeropslagplaats

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

1.000 ton

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

 

1. De lozing van het bedrijfsafvalwater van de wasplaats aan magazijn 2 gebeurt via een KWS-afscheider met coalescentiefilter;

2. Het bedrijfsafvalwater van de carwash in magazijn 1 moet voldoen aan de algemene en sectorale voorwaarden (59a) voor lozing in oppervlaktewater alsook volgende bijzondere lozingsnorm:

- 300 µg/liter voor nikkel totaal.


Artikel 4

De omgevingsvergunning wordt verleend voor:

- een termijn van 8 jaar voor het toegangscontrolegebouw;

- een termijn verstrijkend op 28 maart 2034 voor de ingedeelde inrichtingen of activiteiten.


Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.