Terug
Gepubliceerd op 27/02/2024

2024_CBS_01511 - Nationaal programma Landelijk Gebied Nederland en plan-MER - Advies - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
ma 26/02/2024 - 14:30 Extra digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Tom Meeuws, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_01511 - Nationaal programma Landelijk Gebied Nederland en plan-MER - Advies - Goedkeuring 2024_CBS_01511 - Nationaal programma Landelijk Gebied Nederland en plan-MER - Advies - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Het Ontwerp Nationaal Programma Landelijke Gebied Nederland (NPLG) beoogt een duurzame toekomst voor het landelijk gebied. Voor natuur, klimaatverandering en water zijn keuzes in en ten behoeve van het landelijk gebied nodig, dit om de kwaliteit van de leefomgeving en het milieu te garanderen. Het geeft overheden en andere betrokkenen duidelijkheid over wat er moet gebeuren en geeft een stevig fundament voor de aanpak van de komende jaren. Verder gaat het NPLG in op de beperkte fysieke ruimte in Nederland, meer specifiek op het feit dat niet alles overal kan.

Juridische grond

Art. 4.2.4.§1 het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) :

Ingeval het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben voor mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie, en/of in verdragspartijen bij Verdrag, en/of in andere gewesten, of als bevoegde autoriteiten van deze lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten daarom verzoeken, wordt het onderzoek tot milieueffectrapportage of het ontwerp van plan-MER samen met het ontwerpplan of ontwerpprogramma voor raadpleging ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, verdragpartijen en/of gewesten.

Argumentatie

Toetsing MER-plicht

Voor het NPLG is een plan-MER opgesteld. Hierbij is vanuit een breed perspectief onderzocht wat de mogelijke effecten van het NPLG zijn op het milieu, met name de effecten op de fysieke leefomgeving. Het plan-MER laat zien hoe voor de onderzochte indicatoren de huidige situatie is, wat de trend is en welke knelpunten er zijn. Voor die indicatoren wordt het effect van structurerende keuzes beschreven op de knelpunten en de trend. Het onderzoek heeft een strategisch en globaal niveau, passend bij het abstractieniveau van het NPLG. Waar beleidskeuzes globaal zijn, zijn de effecten ook globaal in beeld gebracht. Het Rad van de Leefomgeving vormt de basis voor de effectbeschouwing. Het plan-MER heeft vooral uitwerking gegeven aan het bovenste deel van het Rad, omdat ook de doelen van het NPLG voor natuur, water, klimaat en groenblauwe-dooradering met name gericht zijn op het beschermen van de fysieke leefomgeving. De effecttoetsing in het plan-MER is een kwalitatieve beschouwing van kansen en risico’s en waar mogelijk van aannemelijke effecten. Deze effecten, kansen en risico’s zijn ‘gewaardeerd’ op basis van expert judgement, met gebruik van alle beschikbare informatie

 

In het plan-MER zijn elf structurerende keuzes onderzocht op effecten. Deze vormen de kern van het voornemen. Het plan-MER onderzoekt de (milieu-)effecten van de structurerende keuzes, maar beoordeelt niet of de doelen van het NPLG hiermee worden gehaald. Omdat het halen van de doelen af zal hangen van de maatregelen die genomen zullen worden in de gebiedsuitwerkingen.

Het betreft de volgende structurerende keuzes:

  1. Overgangsgebieden zijn gebieden die grenzen aan Natura 2000-gebieden waarbinnen de activiteiten en het landgebruik zijn afgestemd op de instandhoudingsdoelen van het aangrenzende Natura 2000-gebied. Opgave voor natuur, water en klimaat zijn hier in samenhang met de landbouw uitgewerkt zodat systeemherstel van het betreffende Natura 2000-gebied gerealiseerd kan worden. 
  2. Inpassing van natuur en natuurinclusieve landbouwnieuwe natuur en agrarische natuur wordt gepland op locaties die op fysisch-geografische, hydrologische en ecologische aspecten optimaal geschikt zijn, ook na 2030.
  3. Invulling 10% groenblauwe dooradering is vooral bedoeld om natuurgebieden met elkaar te verbinden. Dit sluit optimaal aan op de bestaande fysische, geografische, hydrologische en ecologische omstandigheden van het gebied.
  4. Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren van water. Hiermee wordt de veerkracht van het hoofdwatersysteem als regionale watersystemen vergroot.
  5. Peilopzet veenweide beoogt vernatting van veenweidegebied om CO2 emissie en bodemdaling te beperken.
  6. Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden: alle watergebruikers worden gevraagd om maatregelen te nemen om beter bestand te zijn tegen extreme droogte, watertekorten en verzilting.
  7. Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden gaat over herstel van de sponswerking van de bodem en bereiken van een robuust grondwatersysteem. Deze keuze is gericht op hoge zandgronden. 
  8. Verhogen grondwaterpeilen op hoge zandgronden zorgt voor minder verdroging.
  9. Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden zorgt voor een betere waterkwaliteit en dragen bij aan de infiltratie van grondwater.
  10. Beperken grondwateronttrekkingen rond Natura 2000-gebieden op hoge zandgronden zorgt voor het voorkomen van verdroging van deze gebieden.
  11. Zorgvuldig omgaan met areaal landbouwgrond gaat over het bewust omgaan met een functiewijziging van agrarische grond op basis van een afwegingskader zorgvuldig omgaan met areaal landbouwgrond.

Uitwerking advies

Uit het plan-MER komt naar voor dat de structurerende keuzes ten aanzien van natuur, klimaat en water vooral kansen op positieve effecten laten zien binnen Nederland. Hierbij dient de kanttekening gemaakt te worden dat milieueffecten niet ophouden aan de landsgrenzen. Afhankelijk van de toepassing van de structurerende keuze (waar, hoe en in welke mate) kunnen effecten grensoverschrijdend zijn. In het algemeen kan gesteld worden dat er vanuit de structurerende keuzes enige kansen liggen voor positieve effecten die voornamelijk in de grensstreek soms tot (lokaal) positieve grensoverschrijdende effecten kunnen leiden. De mate waarin dit het geval zal zijn is op dit moment niet aan te geven. Daar waar (tijdelijk) negatieven effecten te verwachten zijn, zullen internationale afspraken gemaakt moeten worden.

Het advies is als bijlage toegevoegd aan dit besluit.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college keurt het advies op het Nationaal programma Landelijk Gebied Nederland en het plan-MER goed.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.