Op 1 juli 2024 verscheen in het staatsblad de wet houdende boek 6 van het nieuwe burgerlijk wetboek over de buitencontractuele aansprakelijkheid. Hierdoor wordt de aansprakelijkheidsregeling ingrijpend gewijzigd. Op 1 januari 2025 treedt die in werking.
Elke contractant kan uitvoeringsagenten (in de wet van juli 2024 “hulppersonen” genoemd) hebben die de contractuele verbintenis (mee) uitvoeren. Een hulppersoon is iedere (rechts)persoon die in opdracht van een contractant diens verbintenis in de overeenkomst geheel of gedeeltelijk uitvoert. Ook medewerkers zijn hulppersonen. De hulppersoon is zelf geen contractant bij de overeenkomst. Wanneer de hulppersoon door zijn fout schade veroorzaakt aan een contractant bij die overeenkomst, in de uitvoering van die overeenkomst, veroorzaakt hij bijgevolg buitencontractuele schade aan de benadeelde en is hij mogelijk buitencontractueel aansprakelijk. Volgens de nieuwe aansprakelijkheidsregeling kunnen deze hulppersonen in bepaalde gevallen rechtstreeks worden aangesproken door de benadeelde contractant.
Met dit besluit worden hulppersonen bedoeld die in de ruime zin van het woord als “personeel” van AGSO kunnen worden gekwalificeerd: contractuele en statutaire personeelsleden, gesubsidieerd of niet-gesubsidieerd, vrijwilligers, stagiairs in het kader van hun studie, uitzendkrachten, andere natuurlijke personen wiens juridische positie vergelijkbaar is met die van personen die onder het werkgeversgezag van AGSO vallen en andere aangestelden. Al deze categorieën worden in dit besluit gezamenlijk “personeelsleden” genoemd. Uitgesloten zijn rechtspersonen en natuurlijke personen die als zelfstandige belast zijn met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van een verbintenis van AGSO, zoals consultants, advocaten, onderaannemers … en hun respectievelijke hulppersonen.
Art. 6.3 van het Burgerlijk Wetboek, boek 6 van 27 februari 2024 "Buitencontractuele aansprakelijkheid" (publicatie BS 1 juli 2024, inwerkingtreding 1 januari 2025).
Overeenkomstig artikel 15 §1 van de statuten beschikt de raad van bestuur over de volheid van bevoegdheid.
De bepalingen van de wet van 1 juli 2024 zijn van aanvullend recht en kunnen door een wet en/of een overeenkomst buiten toepassing worden gesteld.
In de “nieuwe” regeling voor contractuele schade die geldt vanaf 1 januari 2025 kan een personeelslid, al dan niet samen met AGSO, door de benadeelde contractant rechtstreeks worden gedagvaard voor diens contractuele schade. De benadeelde vordert rechtstreeks van het personeelslid de betaling van de contractuele schade op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid van het personeelslid.
Met dit besluit wenst de raad van bestuur rechtstreekse vorderingen van benadeelde contractanten van AGSO tegen haar personeelsleden billijkerwijze te vermijden. Bijgevolg zullen personeelsleden van AGSO zoveel als mogelijk gevrijwaard worden voor de vergoeding van contractuele schade op grond van hun buitencontractuele aansprakelijkheid.
AGSO houdt zich wel het recht voor om, als er na onderzoek van de concrete omstandigheden voldoende grond is en als AGSO dit verantwoord vindt, een regresvordering in te stellen tegen het personeelslid om de betaalde schadevergoeding en de kosten van de rechtsbijstand terug te vorderen van het personeelslid, als het personeelslid de schade heeft veroorzaakt door bedrog te plegen of een zware of herhaaldelijke lichte fout te maken.
Dit principe heeft uitwerking vanaf 1 januari 2025, met de inwerkingtreding van de nieuwe regeling in het Burgerlijk Wetboek.
Deze principebeslissing komt bovenop de bescherming die voortvloeit uit de specifieke bescherming van artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet en artikel 17bis van het Decreet Rechtspositie.
De raad van bestuur beslist dat voor de toepassing van dit besluit onder “personeelsleden” wordt verstaan: de contractuele en statutaire personeelsleden, gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde personeelsleden, vrijwilligers, stagiairs in het kader van hun studie, uitzendkrachten, andere natuurlijke personen wiens juridische positie vergelijkbaar is met die van personen die onder het werkgeversgezag vallen en andere aangestelden. Rechtspersonen en natuurlijke personen die als zelfstandige zijn belast met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van een verbintenis van AG Stedelijk Onderwijs en hun hulppersonen, worden niet beschouwd als “personeelsleden”.
De raad van bestuur beslist dat AG Stedelijk Onderwijs al het redelijke zal doen om in zijn overeenkomsten met derden te bedingen dat zijn personeelsleden, binnen de wettelijke grenzen, niet rechtstreeks zullen kunnen worden aangesproken door benadeelde contractanten voor de niet nakoming van de contractuele verplichtingen van AG Stedelijk Onderwijs waarvan die personeelsleden (een deel van) de uitvoering voor hun rekening nemen. Enkel AG Stedelijk Onderwijs zelf zal kunnen worden aangesproken.
De raad van bestuur beslist dat in het geval een personeelslid op grond van zijn buitencontractuele aansprakelijkheid rechtstreeks een vordering voor de vergoeding van contractuele schade ontvangt van een of meerdere derden, wegens het niet nakomen van een verplichting in de uitvoering van een overeenkomst van die derde(n) met AG Stedelijk Onderwijs, AG Stedelijk Onderwijs vrijwillig in rechte zal tussenkomen, de eventuele schadevergoeding na veroordeling zal betalen en de personeelsleden rechtsbijstand zal verlenen. Voormelde bepaling geldt slechts op voorwaarde dat het personeelslid AG Stedelijk Onderwijs (of de door haar aangewezen verzekeraar) onmiddellijk en alleszins zo snel als mogelijk schriftelijk inlicht over de aanspraken van de derde(n) en over het instellen van rechtsvorderingen, alsmede aan AG Stedelijk Onderwijs (of de door haar aangewezen verzekeraar) alle redelijke medewerking verleent en zo snel als mogelijk alle informatie en stukken bezorgt om in rechte op te kunnen treden, desgevallend tussen te komen in procedures en de aanspraken en vorderingen van de derde(n) te kunnen betwisten. In geval het personeelslid de genoemde verplichting in de uitvoering van een overeenkomst van die derde(n) met AG Stedelijk Onderwijs niet nakomt en daarbij bedrog, een zware fout of een herhaaldelijke lichte fout heeft gepleegd of begaan, kan door het directiecomité na onderzoek worden besloten om niet in rechte op te treden, en de betaalde schadevergoeding en de kosten van de rechtsbijstand van het personeelslid terug te vorderen.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.
Taak | Verantwoordelijke | Timing |
communicatie aan personeel via het medewerkersportaal | JUR | december 2024 |
aanpassing van overeenkomsten met derden | JUR | januari 2025 |
aanpassing rechtspositieregeling | JUR | januari 2025 |