Terug
Gepubliceerd op 17/02/2025

2025_CBS_01011 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024126841. Scheldelaan 447. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 14/02/2025 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Koen Kennis, waarnemend burgemeester; Patrick Janssens, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Lien Van de Kelder, schepen; Johan Klaps, schepen; Ken Casier, schepen; Karim Bachar, schepen; Stijn De Rooster, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Koen Kennis, waarnemend burgemeester
2025_CBS_01011 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024126841. Scheldelaan 447. District Antwerpen - Goedkeuring 2025_CBS_01011 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024126841. Scheldelaan 447. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

De dienst Mer van het departement Omgeving vraagt advies aan het college over een milieueffectenrapport in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.

 

Projectnummer:

OMV_2024126841

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Luminus (0471811661) met als adres Koning Albert II-laan 7 te 1210 Brussel

Ligging van het project:

Scheldelaan 447 te 2040 Antwerpen 

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie F nr. 114Y

Inrichtingsnummer:

20241217-0098 (WT-Project Evonik)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de bouw en exploitatie van een windturbine


Juridische grond

Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectenrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage.

Regelgeving: bevoegdheid

Artikel 12 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 bepaalt dat de dienst Mer van het departement Omgeving het college om advies vraagt.

Argumentatie

Beoordeling MER

Voorliggende aanvraag betreft de bouw en exploitatie van een windturbine gelegen op de site van Evonik in de nabijheid van de Tijsmanstunnel. Deze windturbine heeft een maximale tiphoogte van 210 meter en een maximale rotordiameter van 163 meter.

 

De aanvraag betreft een project als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project valt namelijk onder rubriek 3i:“Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voor zover de activiteit betrekking heeft op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op bijzonder beschermd gebied”.Gelet op de aanwezigheid van 4 andere windturbines in de nabije omgeving, alsook de mogelijke invloed op nabijgelegen VEN- en SBZ-gebied, werd dus een project-MER opgemaakt.

 

De dienst MER van het Departement Omgeving vraagt het college van burgemeester en schepenen om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde project-MER, binnen een termijn van 30 dagen. Het college wordt eveneens om een advies gevraagd, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag, binnen een termijn van 50 dagen. Het advies van het college over de gehele omgevingsvergunningsaanvraag kan pas geformuleerd worden nadat het openbaar onderzoek is afgerond. Onderhavig advies beperkt zich louter tot het opgestelde project-MER.

 

Discipline geluid en trillingen

Tijdens de aanleg van de turbine kunnen verschillende machines, zoals graafmachines, betonmixers, kranen en vrachtwagens, geluidshinder en trillingen veroorzaken. Op basis van literatuur en metingen zijn de te verwachten geluidsniveaus berekend. Deze niveaus liggen op 450 meter afstand (waar de dichtstbijzijnde woningen zich bevinden) onder de gemeten LA95-niveaus in de dagperiode. Dit suggereert dat de aanlegactiviteiten, wanneer overdag uitgevoerd, waarschijnlijk weinig extra hinder zullen veroorzaken voor de dichtstbijzijnde woningen. Gezien de tijdelijke aard van de werkzaamheden (ongeveer 9 maanden), wordt de invloed op het geluidsniveau als verwaarloosbaar (0) beschouwd.

 

De referentiesituatie voor geluid tijdens de exploitatiefase is vastgesteld op het meetpunt Kazerneplein 3 in Lillo, dat representatief is voor woningen met de grootste impact van de geplande windturbine. Vervolgens werden de effecten berekend, waarbij rekening is gehouden met zowel het specifieke geluid van de nieuw te bouwen turbine als het cumulatieve effect van de reeds vergunde turbines in de omgeving. Volgens de studie is de eindbeoordeling voor alle dagdelen licht negatief(-1), vanwege een toename van maximaal 3 dB in geluidsniveau. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze benadering een overschatting van de werkelijkheid is. Er wordt immers verondersteld bij de berekeningen dat er meewindcondities zijn voor elke windturbine en het beoordelingspunt. Desondanks voldoet het project aan de grenswaarden zoals bepaald door VLAREM gedurende zowel dag- als nachtperiode. Aangezien het effect van het project beperkt negatief is (-1), worden er geen verdere milderend maatregelen voorgesteld.

 

Het aspect trillingen werd niet uitgewerkt in het MER, gezien conform het Richtlijnenboek Geluid en Trillingen kan aangenomen worden dat bij een afstand groter dan 110 meter de trillingsniveaus, zelfs in het meest negatieve geval, beneden de gevoeligheidsdrempel van personen liggen en er bijgevolg geen relevante effecten zullen optreden. Binnen deze straal liggen geen woningen. Ook wordt opgemerkt dat het brongeluid van een turbine te vergelijken is met een voorbijrijdende vrachtwagen, maar in dit geval te zwak is om effectief ruiten te laten trillen. Zowel tijdens de aanlegfase als de exploitatiefase is de afstand tussen de woningen en de turbine te groot om een effect te verwachten.

 

Discipline biodiversiteit

De windturbine zal worden gebouwd op een industriële locatie zonder direct ruimtebeslag van SBZ- of VEN-gebieden. De ecologische waarde van het terrein is laag, waardoor het verlies van planten en dieren verwaarloosbaar is. Er zullen drie bomen (twee berken en één els) worden verwijderd. De permanente onverharde oppervlakte die nodig is bedraagt 249 m², met een tijdelijke inname van 281 m². Aangezien de hele locatie als biologisch minder waardevol wordt beschouwd en er al verharding is, is de impact op planten- en dierhabitats verwaarloosbaar (effectscore 0).

 

Tijdens de aanlegfase kunnen verschillende activiteiten verstoringen veroorzaken voor de aanwezige fauna, zoals verlichting tijdens de schemering, graafwerkzaamheden voor de fundering, het aanvoeren van turbine-onderdelen, het plaatsen en aansluiten van leidingen en het hijsen van de turbines. De aanlegfase kan dus leiden tot een verstoring door bijkomend geluid en lichthinder. Echter,   projectgebied bevindt zich in een sterk geïndustrialiseerde omgeving, waardoor de

ecologische waarde van zowel flora als fauna beperkt is. Daarnaast liggen de SBZ-, VEN-, EIN- en Ramsar-gebieden op een aanzienlijke afstand van de turbinelocatie, met de dichtstbijzijnde zones op respectievelijk ongeveer 355 m, 280 m, 205 m en 580 m afstand. Verder is de werkzone visueel afgescheiden van de omgeving door de hoge densiteit aan bebouwing van de Evonik-site en omliggende bedrijven, alsook door verschillende bomenrijen die de site aan de westzijde afschermen. Bovendien biedt de Scheldelaan, gelegen aan de westzijde van deze bomenrijen, extra afscherming tussen het projectgebied en de ecologisch waardevolle gebieden daarachter. Om bovenstaande redenen wordt de verstoring als beperkt negatief (-1) geacht.

 

Voor de bouw van de funderingssokkel is een bemaling nodig. De bemalingsstudie concludeert voor het SBZ-H dat op dag 50, aan het einde van de bemaling,

een verlaging van 10 cm te verwachten is. De aanvrager verwacht omwille van het type vegetatie en de eerder beperkte verlaging geen negatief effect. De aanvrager haalt zelf aan dat de bemalingsstudie worst case werd opgesteld en dat mogelijk zelfs geen bemaling nodig is. De stad wenst te benadrukken dat het vermijden van een bemaling volgens de bemalingscascade uiteraard de voorkeur heeft. De aanleg van de fundering kan indien mogelijk gepland worden in een seizoen met lage grondwaterstanden.

 

Dit project werd afgetoetst aan het beoordelingskader zoals bepaald door het Stikstofdecreet. De windturbine zelf veroorzaakt geen stikstofemissie, maar de aanlegfase wel. Het werfverkeer, dat via de Scheldelaan en prioritair via de toegangsweg bij Advario naar de site zal gaan, wordt geschat op ongeveer 3.660 bewegingen van licht verkeer en 182 van zwaar verkeer over een periode van 9 maanden. De analyse met de Impactscoretool toonde aan dat de impactscore voor vermestende en verzurende deposities tijdens de aanlegfase respectievelijk 0,028% en 0,045% bedraagt, en dat de scores voor deposities op Nederlands grondgebied op 0,005% liggen. Deze waarden liggen onder de 1% de minimis-drempel, wat betekent dat er geen relevante effecten zullen optreden.

 

Om de effecten op avifauna te begroten, zijn er tellingen gebeurd. De locatie van de windturbine ligt immers in een gebied dat volgens de Risico-atlas van INBO een groot risico vormt voor vogels. Zowel tijdens de najaarstrek (november 2023) als tijdens de winter (december 2022 – maart 2023) zijn waarnemingen van vogels geteld. De meeste vogels werden vastgesteld in de zone tot 50 meter hoogte, wat wijst op lokale vliegbewegingen, eerder dan migratie. De najaarstrekstudie concludeert dat, ondanks gunstige weersomstandigheden, geen echte migratie over het gebied werd vastgesteld. Bij de wintertellingen werd geen significante voedsel- of slaaptrek van eenden of steltlopers vastgesteld en een erg laag aantal overvliegende zangvogels. Het aanvaringsrisico, evenals de verstoring, versnippering en barrièrewerking voor vogels worden in het MER als beperkt ingeschat (-1).

 

Naast de impact op vogels, werd ook de impact op vleermuizen onderzocht. Volgens de Risico-atlas van INBO ligt het projectgebied in een zone met laag risico (of geen informatie). Gelet op de nabijheid van de Schelde als belangrijke migratieroute en het fort van Lillo als overwinteringsplaats, zijn er in de zomers van 2023 (september) en 2024 (april-mei-juni) eveneens tellingen gebeurd voor vleermuizen. Uit de inventarisatie van deze waarnemingen blijkt de aanwezigheid van 5 verschillende soorten in de omgeving van de windturbine, voornamelijk bij Fort Lillo en langsheen de Scheldelaan. Twee soorten (ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis) kennen een zeer hoog risico op aanvaring, twee andere soorten (gewone dwergvleermuis en laatvlieger) een hoog risico. De laatste soort (watervleermuis) is een soort met een laag risico op aanvaring. Uit de risicoanalyse blijkt echter slechts een beperkt negatieve (-1) impact voor de lokale populatie van de gewone vleermuis en de migrerende populatie van de ruige dwergvleermuis, tot een verwaarloosbare impact (0) voor de rosse vleermuis, laatvlieger en watervleermuis. Gezien deze beperkte impact, de afstand tot Fort Lillo en de Schelde, alsook de reeds sterk geïndustrialiseerde omgeving, dringen zich geen milderende maatregelen op. Om effecten op de aanwezige vleermuizen uit te sluiten, kan de turbine zo nodig uitgerust worden met een zogenaamde ‘vleermuismodule’, dewelke de turbine stillegt bij waarneming van vleermuisactiviteit in de onmiddellijke nabijheid van de turbine.

 

Het gebrek aan vliegbewegingen over de projectlocatie van zowel vogels als vleermuizen doet concluderen dat het project in aanvraag geen bijdrage levert aan een eventueel cumulatief effect met de reeds aanwezige windturbines in de haven van Antwerpen. Het MER stelt dat het cumulatief effect de gemaakte conclusies niet zal wijzigen.

 

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

De landschappelijke invloedssfeer van de windturbine is veel ruimer dan het projectgebied. Bij helder weer is een windturbine mogelijk tot op 30 km afstand zichtbaar aan de horizon. De visuele invloedzone, waarbij dit een belangrijk deel van het gezichtsveld inneemt, wordt ingeschat op een zone van 2000 meter rondom de turbine. De visuele intrusiezone, waarbij de waarnemer voornamelijk omhoog dient te kijken om de windturbine in zijn geheel te zien, wordt bepaald op 3 keer de maximale hoogte, zijnde ca. 640 meter rondom de turbine. De effecten in deze zones worden besproken.

 

De windturbine wordt ingeplant temidden van een industrieel havenlandschap dat reeds gekenmerkt wordt door hoge structuren zoals hoogspanningslijnen, windturbines, kranen en schouwen. Het effect van de visuele waarneembaarheid wordt dan ook als verwaarloosbaar (0) beoordeeld. 

 

Binnen de invloedssfeer (zowel de visuele invloedzone als de visuele intrusiezone) zijn enkele (al dan niet beschermde) bouwkundige erfgoedelementen aanwezig. Lillofort, een beschermd stadsgezicht met enkele monumenten vormt de laatste geïsoleerde woonkern in het havengebied (rechteroever). Daarnaast vormt de Schelde, met zijn brakwaterschorren en -slikken eveneens een beschermd cultuurhistorisch landschap (Groot-Buitenschoor – Galgeschoor). Ook op grotere afstand liggen verschillende geïnventariseerde woningen. De wijziging van de landschappelijke structuren en relaties wordt als neutraal beoordeeld. De nieuwe windturbine draagt positief bij aan de reeds gevormde industriële typologie, maar biedt geen meerwaarde voor de traditionele landschappen. De impact op de erfgoedwaarden wordt beoordeeld als beperkt negatief/negatief (-1/-2) voor Fort Lillo omwille van de belangrijke visuele impact en als beperkt negatief (-1) tot verwaarloosbaar (0) voor de verder gelegen erfgoedrelicten. Hierbij wordt eveneens verwezen naar de reeds bestaande structuren zoals de hoogspanningsmast nabij Fort Lillo, dewelke de contextwaarden reeds aangetast hebben. Op basis van de toegevoegde visualisaties kan deze conclusie gevolgd worden.

 

De windturbine bevindt zich op opgespoten zandgronden met een dikte tussen 6 en 6,5 meter. Gezien de funderingsputten ongeveer 1 meter diep voorzien worden, is de kans groot dat de onverstoorde bodem niet bereikt wordt. De impact op het archeologisch erfgoed kan dan ook als beperkt negatief tot verwaarloosbaar worden beoordeeld (-1/0).

 

Discipline mens – ruimtelijke aspecten, hinder en gezondheid

De turbine kan impact hebben op de gezondheid van de mens gezien het geluidseffect dat deze teweegbrengt. De studie concludeert dat de windturbine een geluidsverhoging met 2 dB(A) overdag en 3 dB(A) 's nachts met zich meebrengt. Dit blijft binnen de gestelde grenswaarden, wat betekent dat er geen milderende maatregelen nodig zijn, hoewel lichte hinder mogelijk is. Gedurende de nacht worden er 111 extra blootgestelden (48 adressen) geïdentificeerd die boven de 40 dB(A) toetsingswaarde vallen.

 

Verder kan het project ook slagschaduw veroorzaken. Een slagschaduwstudie heeft aangetoond dat de bestaande turbines geen overschrijding van de VLAREM II-normen veroorzaken bij de dichtstbijzijnde woonobjecten, maar wel bij 24 van de 36 bedrijfsobjecten. In een cumulatief scenario, waarin de nieuwe turbine dus wordt toegevoegd, zal de jaarlijkse slagschaduwhinder toenemen. Ondanks dat er bij de woningen geen normoverschrijding wordt verwacht, zullen bij 36 bedrijven de VLAREM II-normen overschreden worden zonder projectgeïntegreerde maatregelen. De effectbeoordeling toont aan dat in het referentiescenario 57% van de bedrijfsobjecten meer dan 30 uur slagschaduw per jaar ondervindt. In het cumulatieve scenario is dit percentage gestegen naar 86%. Zonder maatregelen behalen 36 bedrijven een effectscore van -2. Door de toepassing van een stilstandsregeling op de windturbine kan in exploitatiefase aan de

VLAREM II-regelgeving worden voldaan (max. 8/30 uur slagschaduw per jaar, maximum 30 minuten per dag). Het voorzien van een windturbine met een stilstandsregeling, wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.

 

Daarnaast werd ook onderzocht of de lichtbebakening een effect heeft. De rode lijnen op de wieken zijn beperkt zichtbaar. Overdag is er wit pinklicht en ’s nachts wordt er gebruik gemaakt van een rood pinklicht met beperkte sterkte, wat de visuele impact beperkt. Om deze redenen worden er geen negatieve effecten (0) verwacht.

 

Tevens werd het ruimtegebruik van de windturbine onderzocht. De turbine wordt geplaatst op momenteel onverhard terrein. Tijdens de aanlegfase is er een grote ruimte-inname voor de opbouw van de turbine. Er wordt een tijdelijk verhard werkplatform van circa 2.000 m² aangelegd, terwijl slechts 625 m² permanent behouden zal blijven als onderhoudsplatform. Daarnaast wordt tijdelijk 250 m² waterdoorlatende verharding voorzien voor de waterzuiveringsinstallatie. Deze ruimte-innames worden als beperkt negatief (-1) beoordeeld gezien de relatief beperkte omvang en tijdelijkheid. Het definitieve ruimteverlies wordt als verwaarloosbaar (0) beschouwd.

 

De locatiekeuze volgt de omzendbrief OMV/2024/1, door de ligging binnen het bestaand ruimtebeslag van het havengebied én de bundeling aan de reeds aanwezige hoge landschapsbepalende elementen en markant in het landschap voorkomende lijninfrastructuur (N101 en spoorwegbundel). Windturbines worden daarbij aangestipt als een visueel onderdeel van het Vlaamse energielandschap van de toekomst.

De wijziging van de ruimtelijke structuur wordt, conform deze omzendbrief, als positief (+3) beoordeeld.

 

Een aandachtspunt betreft de (toekomstige) ruimtebeleving. De (her-)aanleg van een randparking in het kader van het Masterplan Lillo (als onderdeel van het Sigmaplan) kan mogelijk leiden tot het (gedeeltelijk) verdwijnen van de momenteel aanwezige groene visuele buffer, waardoor de wieken van de windturbine vanuit de woonkern van Lillo beter zichtbaar worden. Het behoud van hoogopgaand groen is daarom belangrijk. De stad Antwerpen sluit zich hierbij aan.

 

Een windturbine van 7 MW genereert jaarlijks ongeveer 15,2 GWh aan elektriciteit, wat voldoende is voor meer dan 4.300 huishoudens. Dit resulteert in een jaarlijkse vermijding van meer dan 4.300 ton CO2-equivalent, De productie, transport, installatie en recycling van de turbine veroorzaken op korte termijn een kleinere CO2- uitstoot, die binnen enkele maanden wordt terugverdiend. Al het bovenstaande draagt positief bij aan de luchtkwaliteit en het klimaat, wat resulteert in een score van +1. Dit project past binnen het klimaatplan 2030 van stad Antwerpen omdat het bijdraagt aan de productie van hernieuwbare energie, wat essentieel is voor het verminderen van de klimaatinvloed van de havenactiviteiten.

 

Discipline bodem 

Voor de discipline bodem treden voornamelijk effecten op tijdens de aanlegfase ten gevolge van de ontgravingen. Aangezien de windturbine voorzien wordt ter hoogte van een industriële site die opgehoogd werd met opgespoten zanden vanuit de Schelde, en de bodem reeds verstoord en verdicht is ten gevolge van de activiteiten, wordt verwacht dat het project een verwaarloosbare impact zal hebben op de profiel- en structuurwijziging. Het risico op zettingen is eveneens verwaarloosbaar. Het effect op de bodemkwaliteit is verwaarloosbaar indien voldaan wordt aan alle wettelijke bepalingen.

 

Discipline water

Er worden effecten verwacht ten aanzien van het watersysteem ten gevolge van de eventuele tijdelijke bemaling voor de bouw van de funderingssokkel. Het debiet en de duurtijd van de bemaling zullen echter beperkt zijn, waardoor er geen verspreiding van grondwaterverontreiniging zal optreden. Uit het grondwateronderzoek kwamen verhoogde concentraties aan PFAS naar voren, waardoor infiltratie van bemalingswater niet mogelijk is. Het gezuiverde effluent zal daarom eerst in een noodbekken worden geloosd en vervolgens naar de Schelde worden geleid, waarvoor verhoogde lozingsnormen worden aangevraagd. Nadat de bemaling stopt, kan de grondwatertafel zich spontaan herstellen, waardoor de impact beperkt blijft. Ook werd onderzocht of de bijkomende verharding een invloed heeft op het watersysteem: de wijziging in infiltratiecapaciteit is verwaarloosbaar vanwege de beperkte hoeveelheid extra verharding.

 

Discipline externe veiligheid

Voor dit project werd een veiligheidsstudie opgemaakt, waarbij het externe mensrisico werd bepaald. De aanvrager hield voor deze studie rekening met het wijzigingsbesluit voor sectorale normen voor windturbines (23/07/2023).

 

Er worden geen significante effecten (0) verwacht op externe veiligheid, luchtvaart, telecommunicatie of radarwerking door de exploitatie van de windturbine. De veiligheidsnormen worden gerespecteerd, en de risico's zijn aanvaardbaar, met een voorkeur voor de kleinere turbine-opties. Er blijkt geen noodzaak tot milderende maatregelen.

 

Conclusie

Het college onderschrijft de conclusies van het project-MER en sluit zich er bij aan.


Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

17 januari 2025

Uiterste adviesdatum

16 februari 2025

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het MER.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.