Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen;
- het dossier aan de gemeenteraad voor te leggen voor beslissing over de zaak van de wegen.
Projectnummer: | OMV_2024141549 |
Gegevens van de aanvrager: | AUTOGEMB AUTONOOM GEMEENTEBEDRIJF VOOR VASTGOEDBEHEER EN STADSPROJECTEN - VESPA met als adres Paradeplein 25 te 2018 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | AUTOGEMB AUTONOOM GEMEENTEBEDRIJF VOOR VASTGOEDBEHEER EN STADSPROJECTEN - VESPA (0267402076) met als adres Paradeplein 25 te 2018 Antwerpen |
Ligging van het project: | Havanastraat 3-5, Noorderlaan 500, Singaporestraat 99, Vancouverstraat 1 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 7 sectie G nrs. 2341T7, 2341V7, afdeling 17 sectie E nrs. 386Z en 386B2 |
waarvan: |
|
- 20241212-0003 | afdeling 7 sectie G nrs. 2341T7, afdeling 17 sectie E nrs. 386Z en 386B2 (Technische Cluster Noord) |
Vergunningsplichten: | stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | bouw en exploitatie van “Technische Cluster Noord”, met het tijdelijk exploiteren van een bemaling voor de verbouwing en een verzoek tot bijstelling van sectorale voorwaarden van Vlarem II |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 13/12/2024: vergunning (OMV_2024116351) voor slopen van gebouwen, rooien van bomen en verwijderen van verhardingen; het exploiteren van breekwerken en opslag van puin in het kader van sloopwerken;
- onvolledig dossier (OMV_2024094676) voor het aanleggen van een warmtenet in Luchtbal en Luithagen, met slopen van bestaande wegenis, vellen van bomen en de exploitatie van de bemaling voor de ondergrondse werken voor de aanleg van dit warmtenet;
- 08/11/2024: vergunning (OMV_2024080919) voor slopen van een vrijstaand gebouw op de Havanasite;
- 14/05/2020: vergunning (OMV_2019095598) voor aanleggen van een fietspad;
- 29/03/2019: vastgesteld bouwkundig erfgoed: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/aanduidingsobjecten/102752
- 30/11/2018: vergunning (OMV_2018026019) voor Wijzigingen aan Park + Ride Luchtbal Antwerpen (vorige vergunning 20171690);
- 06/02/2018: vergunning (20172849) voor Aanleggen van een ontsluitingsweg voor het nieuwe containerpark en voor de parking van de politie op de Havanasite;
- 20/09/2017: vergunning (20171690) voor Aanleggen van een open Park+Ride gebouw en tijdelijke parking op de Noorderlaan zn te Antwerpen;
- 19/12/2014: vergunning (20141674) voor het realiseren van het project Brabo 2 (Noorderlijn met tramlus en P&R).
Vergunde toestand/ Bestaande toestand
- het projectgebied “de Havanasite” begrenst in het noorden door:
- het projectgebied zelf is bouwrijp gemaakt (zie OMV_2024116351).
Nieuwe toestand
- op het projectgebied “de Havanasite”:
- betonnen keermuren voor bulkopslag (KBO);
- opslag van diverse materialen;
- parking voor diverse voertuigen en aanhangwagens voor de technische diensten;
- aanleg van een bijgebouw en omheining.
- uiterst oostelijk een wadi met grachten (reliëfwijziging);
- een zoutsilo;
- een bijgebouw met luifel (klein gevaarlijk afvallokaal en Recupel-huisje mini-containerpark;
- een reliëfwijziging (ophoging);
- verhardingen.
- een vrijstaand nieuwbouwvolume voor Technische Cluster Noord (TCN):
- 3 aaneengesloten balkvormige volumes:
- een maximale (algemene) kroonlijsthoogte van 20,64 m;
- maximaal 4 bouwlagen met platte daken en flauw hellend zadeldak (dak magazijn).
- zandkleurige betonelementen met geprofileerd oppervlak en groenkleurig aluminium buitenschrijnwerk;
- groenkleurige geprofileerde metaalpanelen en gladde betonelementen met groenkleurig buitenschrijnwerk;
- gladde betonelementen met groenkleurige sectionaalpoorten.
- een bijgebouw voor verplaatsbare dierenhokken.
Inhoud van de aanvraag
- bouwen van centrale werkplaats voor technische dienst;
- bouwen van een bijgebouw met luifel;
- bouwen van een vrijstaand bijgebouw voor verplaatsbare dierenhokken;
- bouwen van een zoutsilo;
- gebruiken van grond voor opslag van materiaal en afval;
- gebruiken van grond als parking voor specifieke voertuigen;
- wijzigen van het reliëf;
- aanleggen van verhardingen;
- bouwen van betonnen keermuren;
- plaatsen afsluiting rondom projectsite.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
- Op 15 juli 2004 werd er aan stad Antwerpen een milieuvergunning verleend door de deputatie voor een termijn verstrijkend op 15 juli 2024 voor de exploitatie van een schietstand van de politie (kenmerk MLAV1/03-472);
- Op 24 december 2004 nam het college akte van een melding voor stad Antwerpen voor de exploitatie van activiteiten horende bij een administratief gebouw met loods (kenmerk AN2004/662);
- Op 3 mei 2012 werd er aan stad Antwerpen een milieuvergunning verleend door de deputatie voor een termijn verstrijkend op 2 mei 2032 voor het tijdelijk huisvesten van kleine dieren en de opslag van dierlijk afval (kenmerk MLAV1/11-431);
- Op 26 november 2015 werd er aan stad Antwerpen een milieuvergunning verleend door de deputatie voor een termijn verstrijkend op 26 november 2035 voor de exploitatie van een depot en atelier (kenmerk MLAV1-2015-0253);
- Op 26 februari 2016 nam het college akte van een melding voor stad Antwerpen voor de exploitatie van lokalen met muziekactiviteiten en een polyvalente zaal (kenmerk MV2016/063/PV);
- Op 2 maart 2017 werd er aan stad Antwerpen een milieuvergunning verleend door de deputatie voor onbepaalde duur voor het exploiteren van een dienstgebouw (kenmerk MLAV1-2016-0374);
- Op 15 juni 2017 werd er aan stad Antwerpen een milieuvergunning voorleend door de deputatie voor onbepaalde duur voor de exploitatie van een dienstgebouw en magazijn (kenmerk MLAV1-2017-0125);
- Op 13 december 2024 verleende het college een omgevingsvergunning voor de opslag van puin in het kader van sloopwerken (kenmerk OMV_2024116351).
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de exploitatie van een bemaling en technische diensten van Technische Cluster Noord.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) Technische Cluster Noord
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
2.1.2.d)2° | opslag en overslag van andere afvalstoffen dan vermeld in e) (asbesthoudend afval) of f) (gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) niet aan verwerking verbonden, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 110,00 ton |
2.2.1.c)1° | opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton; | 24,00 ton |
2.2.1.d)2° | opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 206,00 ton |
2.2.1.e)3° | opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is; | 20,00 ton |
2.2.2.f)1° | opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van maximaal 100 ton; | 80,00 ton |
2.2.3.a)2° | opslag en biologische behandeling van compostering van uitsluitend groenafval met opslag- of composteerruimte van meer dan 25 m³ tot en met 2000 m³; | 25,00 m³ |
2.2.4.1° | op- en overslag van dierlijke bijproducten zoals vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen; | 1,00 ton |
2.2.5.a)3° | opslag en fysisch-chemische behandeling van niet gevaarlijke slibs van meer dan 25 ton; | 100,00 ton |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 6.000,00 m³/jaar |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 20,00 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 25,00 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 18.790,00 liter |
7.1.1° | niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit tot 1.000 ton; | 500,00 ton/jaar |
9.1.4. | dieren in een publiek toegankelijke inrichting: dierenasiel; | 1 dierenasiel |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 500,00 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 327 voertuigen |
15.3.2° | werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied; | 9 schouwputten of hefbruggen |
15.4.2°b) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 180 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 284,00 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 2.750,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1,67 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; | 5,95 ton |
17.3.4.2°b) | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 5,40 ton |
17.3.6.2°b) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied; | 6,46 ton |
17.3.7.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 1,06 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 kg |
19.3.1°b) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 100,00 kW |
23.2.1°b) | inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 100,00 kW |
28.4.a)1° | opslagplaats van andere meststoffen, niet gelegen in woongebied met landelijk karakter, agrarisch gebied of industriegebied, van 2 m³ tot en met 10 m³; | 10,00 m³ |
29.5.2.2°b) | diverse metaalbewerkingstoestellen zoals boor- , zaag- en freesmachine; | 200,00 kW |
29.5.7.1°a)2) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 200,00 liter |
29.5.7.2°a)2) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 300 liter, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 60,00 liter |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 1.000,00 kW |
33.4.2°c) | opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton in ander dan industriegebied met een capaciteit van meer dan 20 ton in een lokaal; | 30,00 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 20,00 ton |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton; | 308,00 ton |
53.2.2°a) | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar; | 13.844,00 m³/jaar |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
Technische Cluster Noord
1. |
| Bij te stellen voorwaarde: Bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het Vlarem Artikel 4.2.3.1. van Vlarem II - lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat
Bijlage 4.2.5.1. van Vlarem II - controle-inrichting voor lozingen van afvalwaters
Artikel 5.53.6.1.1. van Vlarem II - het terug in de ondergrond brengen van bemalingswater
Afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het Vlarem Artikel 4.2.3.1. van Vlarem II - lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat
Artikel 5.2.1.2§2 van Vlarem II - geijkte weegbrug met automatische registratie
Artikel 5.2.1.2§3 van Vlarem II - tijden afvalstoffenaanvoer
Artikel 5.2.1.5. van Vlarem II – groenscherm
Artikel 5.2.1.6. van Vlarem II - rustverstorende werkzaamheden
Artikel 5.3.2.4. van Vlarem II - sectorale emissiegrenswaarden voor de lozingen van bedrijfsafvalwaters in openbare riolering
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het Vlarem Artikel 4.2.3.1.: gezien er gevaarlijke stoffen verwacht worden met een concentratie boven het indelingscriterium in het bemalingswater, wordt gevraagd om de voorgestelde lozingsnormen op te nemen als bijzondere voorwaarde in de vergunning: - PFAS (individueel): 100 ng/liter.
Bijlage 4.2.5.1.: de plaatsing van een meetgoot past niet met het tijdelijke karakter van een bemaling. De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald door middel van een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de meetmethodes voor lozing van afvalwater voorzien volgens bijlage 4.2.5.1. De bepaling van de kwaliteit van het geloosde grondwater zal kunnen gebeuren via een aftapkraan.
Artikel 5.53.6.1.1.: gezien er gevaarlijke stoffen verwacht worden met een concentratie boven het indelingscriterium in het bemalingswater, wordt gevraagd om de voorgestelde lozingsnormen op te nemen als bijzondere voorwaarde in de vergunning: - PFAS (som 20 EU-DWRL): 100 ng/liter; - PFAS (som kwantitatief): 500 ng/liter.
Afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het Vlarem Artikel 4.2.3.1. en artikel 5.3.2.4.: gezien er gevaarlijke stoffen verwacht worden in het bedrijfsafvalwater met concentraties boven het indelingscriterium en boven de sectorale emissiegrenswaarden, wordt gevraagd om de voorgestelde lozingsnormen op te nemen als bijzondere voorwaarde in de vergunning:
Artikel 5.2.1.2§2: Op de site van TCN wordt geen weegbrug voorzien, gezien de site van TCN vooral een logistieke hub is waar materialen opgeslagen en afgevoerd worden. De binnenkomende stromen zijn te beschouwen als “eigen” stromen gezien deze afkomstig zijn van de activiteiten van de stadsdiensten zelf. Wanneer de stromen afgezet worden bij de (externe) erkende verwerkers zullen de weegbruggen op de site van de verwerkers gebruikt worden.
Artikel 5.2.1.2§3.: het gros van de transporten zal normaliter in de daguren gebeuren, toch zullen er ook 's nachts georganiseerd worden. Om de geldende geluidsnormen te respecteren zal het aantal verplaatsingen beperkt worden tot maximaal 11 vervoersbewegingen per uur.
Artikel 5.2.1.5.: de visuele afscheiding zoals bedoeld in het artikel van de Vlarem II wordt niet bekomen op de site van TCN zelf, maar wel deze van het aanpalende containerpark. Het uiteindelijk resultaat voor de omgeving is bijgevolg identiek.
Artikel 5.2.1.6.: het gros van de transporten zal normaliter in de daguren gebeuren, toch zullen er ook 's nachts georganiseerd worden. Om de geldende geluidsnormen te respecteren zal het aantal verplaatsingen beperkt worden tot maximaal 11 vervoersbewegingen per uur. De cleaningdiensten zullen ‘s nachts niet operationeel zijn, waardoor de rustverstorende werkzaamheden tot een minimum beperkt blijven.
|
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Aquafin | 21 januari 2025 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
|
Fluvius System Operator | 21 januari 2025 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
|
Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie | 21 januari 2025 | 31 januari 2025 | Voorwaardelijk gunstig |
De Lijn Entiteit Antwerpen | 21 januari 2025 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
|
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen (VESPA) | 21 januari 2025 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie | 21 januari 2025 | 7 februari 2025 |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering | 21 januari 2025 | 23 januari 2025 |
Sporting A & Sociaal Ruimtelijke Veiligheid - Trage wegen | 21 januari 2025 | 29 januari 2025 |
Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen | 21 januari 2025 | 24 januari 2025 |
Stadsontwikkeling/ Mobiliteit | 21 januari 2025 | 28 januari 2025 |
Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie | 21 januari 2025 | 14 februari 2025 |
Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg | 21 januari 2025 | 7 februari 2025 |
Stadsontwikkeling/ Publieke Ruimte | 21 januari 2025 | 30 januari 2025 |
Gemeentewegen
Artikel 31 van het Omgevingsvergunningendecreet stelt dat indien de vergunningsaanvraag de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg omvat, de gemeenteraad een beslissing over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg neemt, alvorens de bevoegde overheid een beslissing neemt over de vergunningsaanvraag.
De gemeenteraad moet nog een beslissing nemen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg.
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Havana, goedgekeurd op 26 september 2016. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: artikel 10: overdruk - parking, artikel 11: overdruk - zone non-aedificandi, artikel 12: lijn symbolisch - langzaamverkeersroute (lr), artikel 7: overdruk - logistiek verkeer, rup contour - algemene voorschriften, artikel 1: zone voor centrumfuncties - p&r (ce1), artikel 9: zone voor groen (gr), artikel 8: zone voor publiek domein (pu) en artikel 2: zone voor gemengde functies (ge).
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Havana, goedgekeurd op 26 september 2022. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: indicatieve aanduiding - toegang, overdruk - laad- en loszone, overdruk - zone non-aedificandi, rup contour - algemene voorschriften en artikel 1. zone voor gemengde functies: maatschappelijke functies en bedrijven (ge1).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de stedelijke agglomeratie van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Kleine Ring en respectievelijk de reservatiestrook voor de aanleg van lijninfrastructuur (de A102) tussen Merksem en Wommelgem, de R11 tussen Wommelgem en Mortsel, de oostelijke grens van Mortsel en Hove en de reservatiestrook voor pijpleidingen tussen Hove/Kontich en Hemiksem.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan Havana op volgend(e) punt(en):
- artikel 1 Zone voor gemengde functies - maatschappelijke functies en bedrijven (Ge1):
§ 1.2 Inrichting:
Bouwhoogte: Binnen het plangebied dient minimaal één constructie te worden opgericht die dienstdoet als geluidsscherm. Deze dient aan volgende voorwaarden te voldoen:
Aan de westzijde is de constructie met 4,1 m ingekort ten behoeve van de aanleg van een fietspad;
Over een lengte van 41,1 m heeft de constructie een hoogte van 4,2 m. De overige 159,9 m heeft een hoogte tussen 12 m en 25 m.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 25 maart 2024 en in werking getreden op 15 juli 2024.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend(e) punt(en):
§ 1. Elke verblijfsruimte moet openingen hebben voor de toetreding van daglichten en het bieden van uitzicht.
De vergaderruimtes en gesprekshoeken op verdieping 1 en 2 van zone subsysteem kantoor hebben geen openingen voor de toetreding van daglicht en bieden van uitzicht.
§ 2. Elke verblijfsruimte moet minimaal één opening hebben in één gevel- of dakdeel zodat de ruimte op natuurlijke wijze geventileerd kan worden.
De vergaderruimtes en gesprekshoeken op verdieping 1 en 2 van zone subsysteem kantoor grenzen niet aan een gevel of dakdeel, waardoor deze niet geventileerd kunnen worden volgens de bepalingen van dit artikel.
§3. Bovengrondse geveluitsprongen moeten begrepen zijn tussen twee verticale vlakken onder een hoek van 45° ten opzichte van elke erfscheiding en de kroonlijst en een schuin vlak onder een hoek van 45° ten opzichte van de kroonlijst. Bijkomend mogen ze in geen geval een negatieve invloed hebben op het gebruik en de bezonning van naast- of onderliggende verblijfsruimten en buitenruimten.
De luifel aan de westzijde en de uiterst linkse zonneweringen zijn niet volledig binnen de hoek van 45° ten opzichte van de erfscheiding gelegen.
§6. Geveluitsprongen boven het openbaar domein en de voortuin:
Mogen niet meer dan 1,25 meter uitkragen ten opzichte van het gevelvlak. De uitkraging moet bovendien minstens 0,75 meter (horizontaal gemeten) van de voetpadrand verwijderd blijven.
De 2 luifels aan de westzijde en centraal aan de zuidzijde van het kantoorgebouw springen 2,1 m uit tegenover het gevelvlak.
Indien op het dak energieopwekkende systemen geplaatst worden dan vervalt de verplichting om een groendak te plaatsen voor de oppervlakte die deze voorzieningen innemen op het dak. De verplichting vervalt ook voor dat deel van de dakoppervlakte waarvan het regenwater wordt gerecupereerd voor hergebruik minstens voor toiletspoeling en/of wasmachine.
De daken op niveau +2 en +4 van het parkeervolume zijn ingericht als parkeerdaken.
- Stedenbouwkundige lasten: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’ (verder genoemd verordening stedenbouwkundige lasten), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 29 april 2024.
(De verordening stedenbouwkundige lasten kan u raadplegen via HYPERLINK “https://www.antwerpen.be/nl/overzicht/vergunningen/regelgeving”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de verordening stedenbouwkundige lasten.
Sectorale regelgeving
- Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex wonen van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.
- Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Artikel 4.3.8 is van toepassing op de aanvraag. Verwezen wordt naar een latere uitspraak door de gemeenteraad.
Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen
- Transformatieleidraad: Transformatieleidraad Ruimte geven aan de stad van morgen. Op 21 mei 2024 keurde de gemeenteraad dit plan goed.
Je kan hem raadplagen via Transformatieleidraad.
- Strategische Ruimteplan Antwerpen (SRA): Op 21 mei 2024 keurde de gemeenteraad het nieuwe plan goed.
Je kan meer info raadplegen via Strategisch Ruimteplan Antwerpen.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
De luifels boven de uitgangen aan de west ingang en centraal aan de zuidzijde kragen 2,1 m uit het gevelvlak waardoor afgeweken wordt van artikel 13 (Ondergrondse en bovengrondse uitsprongen) van de bouwcode. Omdat deze luifels zich op een hoogte van meer dan 3 m bevinden en zelfdragend zijn kan ervan uitgegaan worden dat de aanleg en het onderhoud van het publiek domein hierdoor niet belemmerd wordt. De luifels zijn in overeenstemming met de schaal van het gebouw en benadrukken de toegangen wat de afleesbaarheid van de functie ten goede komt.
Een afwijking kan toegestaan worden met toepassing van artikel 3 van de bouwcode.
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag werd ter advies voorgelegd aan de stedelijke dienst Business en Innovatie. Dit advies is gunstig en laat zich als volgt lezen:
“De aanvraag omvat de realisatie van een technische cluster voor de stedelijke diensten.
De site is gelegen binnen het RUP Havanna.
Het project voorziet in de bouw van kantoorfuncties, werkplaatsen en stallingen voor de diverse diensten. Vanuit duurzaam ruimtegebruik is er voor geopteerd om ook de technische functies gestapeld uit te voeren.
De aanvraag bevat zowel bouwtechnische als milieutechnische elementen.
Het project past binnen de visie van de beleidsnota ruimtelijke economie inzonderheid verweving van functies.
Voor de aanvraag kan gunstig advies gegeven worden.”
Het advies wordt bijgetreden.
De voorgestelde functies zijn functioneel inpasbaar in de omgeving en kunnen bijgevolg gunstig geadviseerd worden.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag omvat drie geschakelde volumes met 4 bouwlagen en een plat dak. Deze constructie doet tevens dienst als geluidsscherm zoals in de voorschriften van het RUP Havana werd opgenomen. Omwille van de stedenbouwkundige en architecturale kwaliteit wordt een afwijking gevraagd voor wat betreft de lengte en hoogte van dit geluidsscherm. Akoestische studies tonen aan dat door zowel aan de westzijde als aan de oostzijde het inkorten en verlagen van de geluidsmuur de akoestische eisen van zowel VLAREM als de uitgangspunten van het RUP Havana kunnen behaald worden waardoor een afwijking kan toegestaan worden.
Ook worden dierenhokken, bulkopslag, een mini-containerpark en parkeerplaatsen op het terrein ingericht, in overeenstemming met het RUP.
In hoogte verschillen de gebouwen, ook deze met hetzelfde aantal bouwlagen, beperkt van elkaar om hun eigenheid te versterken. De voorgestelde volumes zijn in overeenstemming met het RUP.
Geconcludeerd wordt dat de schaal van de gebouwen in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening van de plaats.
Visueel-vormelijke elementen
De drie geschakelde volumes krijgen elk een andere geveluitwerking waardoor de verschillende functies leesbaar zijn in de gevels.
De differentiatie van de gebouwen wordt bereikt aan de hand van een variatie in wisselende kleurtonen (zandkleur, groen en grijs), materialen (gladde en geprofileerde betonelementen en gevelbeplating) en door een verschil in kroonlijsthoogte en gevelvlak.
De bouwhoogte is afgestemd op de zuidelijk gelegen S.B. Housmanskazerne.
De architecturale uitwerking werd na de gunningsprocedure verder besproken met de stadsbouwmeester en gunstig geadviseerd. In functie van beeldkwaliteit en verdere verfijningsdetails wordt gevraagd na verdere uitwerking van de materialen, kleuren en details terug in overleg te gaan met het team stadsbouwmeester, losstaand van de vergunningsprocedure.
De voorgestelde architecturale uitwerking van de gevels kan positief geadviseerd worden. De gebouwen passen zich visueel in hun omgeving in.
Er werd voor deze aanvraag advies ingewonnen bij de stedelijke dienst Archeologie en dat luidt als volgt:
Het projectgebied bevindt zich buiten een vastgestelde archeologische zone. Het projectgebied is gelegen binnen een woon- en recreatiegebied met een oppervlakte boven de 3000 m² (19.2 ha) en een vergunningsplichtige ingreep boven de 1000 m² (ca. gelijk aan projectgebied). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.
De archeologienota werd opgemaakt door Monument (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/32350) en ingediend bij het loket Onroerend Erfgoed op 12/02/2025 . Er werd een programma van maatregelen opgesteld in de vorm van een uitgesteld vooronderzoek met landschappelijke boringen, eventueel gevolgd door verkennende/ waarderende boringen, landschappelijke proefputten en een proefsleuvenonderzoek. Nadien maakt de erkende archeoloog een nieuwe nota op met een daaruit voortvloeiend programma van maatregelen.
Het gunstig advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd, er de voorwaarden die eraan gekoppeld werden, worden overgenomen bij vergunning.
Cultuurhistorische aspecten
De dienst stadsontwikkeling/onroerend erfgoed/monumentenzorg adviseert voorwaardelijk gunstig en luidt als volgt:
“Er is geen principieel bezwaar tegen de voorgestelde sloop en nieuwbouw, dit voldoet aan de voorwaarden uit het RUP.
Als voorwaarde zal wel opgelegd worden om een slooprapport op te maken van de te slopen volumes zoals vooraf besproken.”
De voorwaarde wordt toegevoegd aan het advies.
Bodemreliëf
Rekening houdend met de overstromingsgevoeligheid van het gebied wordt in het RUP Havana een minimaal dorpelpeil van 30cm boven het huidige maaiveld opgelegd.
Hiermee rekening houdend en vanwege de intentie een nul balans te realiseren voor wat betreft het grondverzet wordt het dorpelpeil van voorliggende aanvraag op 60 à 70 cm voorzien.
Op basis van de huidige pluviale kaarten is geen overstroming gemodelleerd op de plaats van de werken waardoor een dergelijke verhoging niet strikt noodzakelijk is.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De nieuw ingerichte vergaderruimtes en gesprekshoeken op verdieping 1 en 2 van zone subsysteem kantoor voldoen niet aan artikel 10 (Daglichttoetreding, uitzicht en minimale luchttoevoer) van de bouwcode.
Een beperkte afwijking op dit artikel kan toegestaan worden aangezien deze ruimtes niet gebruikt worden voor het langdurig verblijf van personen.
Kwaliteit en veiligheid buitenruimte
Trage wegen
Vanuit Sociaal Ruimtelijke Veiligheid - Trage Wegen wordt geadviseerd dat de Shanghaistraat en Seattlestraat publiek doorwaadbaar worden en verbonden worden met de Singaporestraat en evt. de fietssnelweg.
Het voorwaardelijk gunstig advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd, er werden geen voorwaarden toegevoegd aan het advies.
Groenaanleg
Voor de voorliggende aanvraag werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen. De dienst geeft voor de plannen een gunstig advies.
Publieke ruimte
Het advies van Publieke Ruimte luidt:
Het voorwaardelijk gunstig advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd, de voorwaarden worden toegevoegd aan het advies.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 32 van de bouwcode van kracht sinds 15 juli 2024, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding, wijzigen van het aantal wooneenheden en wijziging tussen de gedefinieerde subfuncties in paragraaf 3. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 220 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op de nieuwbouw van ‘Technische Cluster Noord’ (kortweg: TCN) : een nieuwe centrale werkplaats voor de technische diensten van de Stad Antwerpen. Deze centrale werkplaats omvat onder meer kantoren, kleedkamers, magazijnen, een voertuigencentrum, een bedrijfsrefter, buitenopslag, een mini-containerpark, een fietsenstalling en parkeerplaatsen voor de diverse voertuigen van de technische stadsdiensten.
Voor deze ontwikkeling werd een mober opgemaakt. Vanuit de Technische Cluster Noord zullen, op basis van de gegevens uit het RUP Havana, in totaal 602 werknemers worden tewerkgesteld. Niet al deze verplaatsingen gebeuren met de wagen. Qua modal split wordt er voor het woon-werkverkeer nl. uitgegaan van een verdeling van 33,5% autoverplaatsingen, 37,5% fietsverplaatsingen en 29% verplaatsingen met het openbaar vervoer en/of te voet. Deze verdeling werd bepaald door het gemiddelde te nemen tussen de effectieve modal split uit 2016 (zoals bepaald in kader van een eerdere MOBER voor de Technische Cluster Noord) en een in 2016 geformuleerde duurzamere modal-split ambitie die toen als streefdoel werd vooropgesteld. Hieruit volgt een geraamde verkeersgeneratie woon-werkverkeer van 403 autoverplaatsingen per dag (in + uit samen). De fietsverplaatsingen worden geraamd op ongeveer 452 verplaatsingen per dag (in + uit samen).
Gegeven de geraamde verkeersgeneratie woon-werkverkeer van 403 autoverplaatsingen per dag (in + uit samen), zullen er in totaliteit ongeveer 200 parkeerplaatsen nodig zijn. Mits inrekening van een comfortmarge van 10%, wordt dan ook uitgegaan van een parkeerbehoefte woon-werkverkeer van 220 parkeerplaatsen.
De werkelijke parkeerbehoefte is 220. |
De plannen voorzien in 250 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
De stad Antwerpen heeft een overeenkomst met de eigenaar en exploitant van het naastgelegen P+R gebouw voor 250 parkeerplaatsen, waardoor er nog een veilige marge is van 10% boven op de berekende parkeerbehoefte.
Het project huisvest ook de specifieke werkvoertuigen van de stadsdiensten. In totaal gaat het om ca 290 werkvoertuigen, personenwagens en tal van aanhangwagens. De werkvoertuigen omvatten zowel maaimachines, veegwagens, verhuiswagens, containerwagens, huisvuilwagenwagens, etc. Voor deze voertuigen wordt parkeerplaats op eigen terrein voorzien.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 220.
Dit aantal is toereikend.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.
|
Ontsluiting/bereikbaarheid:
De parking voor werknemers is de P&R en wordt via die weg ontsloten.
Het werkverkeer ontsluit via Havanastraat.
De verkeerslichtenregeling op dit kruispunt is momenteel niet conflictvrij. Gezien de toename van het vrachtverkeer van en naar de site is het gewenst dit kruispunt aan te passen zodat er geen conflicten mogelijk zijn tussen afslaand (vracht)verkeer en het dubbelrichtingsfietspad.
Deze wijzigingen moeten gebeuren voor de site operationeel wordt.
Fietsvoorzieningen:
In termen van fietsverplaatsingen blijkt uit het RUP dat er qua woon-werkverkeer 400 à 500 fietsverplaatsingen (in + uit samen) zullen plaatsvinden. Om deze fietsen te kunnen stallen wordt bijgevolg een fietsenstallingsbehoefte van 250 fietsparkeerplaatsen aangenomen.
In de fietsenstalling op het gelijkvloers worden 186 dubbelhoge stallingen, 55 gewone en 9 voor bakfietsen voorzien voor werknemers.
Daarnaast zijn nog 45 stallingen voorzien voor dienstfietsen.
Er mogen maximum 50% van de stallingen als dubbelhoog voorzien worden. Niet alle fietsen kunnen hiervan gebruik maken. De gewone stallingen moeten een minimumafstand hebben van 60cm
Verder moet ook 10% van de fietsstalplaatsen bruikbaar zijn voor buitenmaatse fietsen (cargofiets, bakfiets,…). Voor dit project zijn dat 25 stallingen (er zijn er slechts 9 voorzien)
Laden en lossen:
Laden en lossen gebeurt op eigen terrein.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De voorliggende vergunningsaanvraag behelst het voorzien van Technische Cluster Noord (TCN) op de site van de Havanastraat in Antwerpen. Deze zal dienst doen als logistiek centrum waarin een gedeelte van de technische diensten van stad Antwerpen gebundeld kunnen worden.
Bemaling
Voor de aanleg van verschillende voorzieningen is een tijdelijke verlaging van de grondwatertafel noodzakelijk tot 0,50 m onder de uitgravingsdiepte van de bouwputten. Het gehanteerde bemalingsconcept betreft een filterbemaling of gelijkaardig met filters tot 8 m-mv. De bemaling wordt uitgevoerd in 3 fasen.
De eerste fase betreft een bemaling van 5 dagen die noodzakelijk is voor de aanleg van de pompput voor de sprinkler. De bouwput heeft een maximale afmeting van 2 m bij 5 m en een diepte van 2,85 m-mv. Het grondwaterpeil wordt verlaagd tot 3,35 m-mv. Het maximale onttrekkingsdebiet bedraagt 134 m³ per dag. De invloedstraal bedraagt 34,56 m.
De tweede fase betreft een bemaling van 33 dagen die noodzakelijk is voor de aanleg van hemelwaterputten en cleaning. De bouwput heeft een maximale afmeting van 103 m bij 12 m en een diepte van 3,05 m-mv. Het grondwaterpeil wordt verlaagd tot 3,55 m-mv. Het maximale onttrekkingsdebiet bedraagt 536 m³ per dag, aflopend tot 184 m³ per dag. De invloedstraal bedraagt 292,42 m.
De derde fase betreft een bemaling van 33 dagen die noodzakelijk is voor de aanleg van werkputten. De bouwput heeft een maximale afmeting van 28 m bij 21 m en een diepte van 2,85 m-mv. Het grondwaterpeil wordt verlaagd tot 3,35 m-mv. Het maximale onttrekkingsdebiet bedraagt 327 m³ per dag, aflopend tot 133 m³ per dag. De invloedstraal bedraagt 248,15 m.
Over een volledige bemalingsperiode van 4 maanden wordt een totaalvolume van 13.844 m³ opgepompt.
Zettingen
Er werd onderzocht of er zettingen optreden die groter zijn dan de algemene drempelwaarde van 20 mm. Op basis van de beschikbare gegevens wordt er een mogelijk zettingsrisico verwacht voor gebouwen en constructies in de omgeving onder invloed van de bemalingen. Er wordt een zettingsrisico verwacht binnen een afstand van 52 m vanaf de rand van de bouwputten. Op basis van de beschikbare informatie lijkt er mogelijks veen aanwezig te zijn in de ondergrond. Er zijn nieuwe sonderingen en ten minste één boring nodig om de aanwezigheid van een veenhoudende laag te onderzoeken. Met de nieuwe meetgegevens kan het zettingsrisico opnieuw geëvalueerd worden. Indien er geen bijkomende sonderingen en een boring worden uitgevoerd is een plaatsbeschrijving noodzakelijk van de omliggende gebouwen en constructies voordat de bemaling wordt opgestart alsook een monitoring van zettingen door een landmeter:
- Als de grenzen van 15 mm absolute zettingen en 1/1000 differentiële zettingen niet overschreden worden, kan de frequentie van de metingen tot wekelijkse metingen afgebouwd worden na evaluatie van de reeds uitgevoerde metingen en na overleg met de betrokken partijen.
- Als de grenzen van 15 mm absolute zettingen en/of 1/1000 differentiële zettingen wel overschreden worden, moet de bemaling bijgestuurd worden. Vanaf de grenzen van 20 mm absolute zettingen en/of 1/700 differentiële zettingen, moet de bemaling stilgelegd worden.
Het college stelt voor dit op te nemen in de bijzondere milieuvoorwaarden.
Waterkwaliteit
Binnen de invloedstraal van de bemaling zijn er 8 OVAM-bodemdossiers gekend. Deze werden allen gescreend en besproken in de bemalingsnota. Door het toedoen van de bemalingen zal er slechts een beperkte versnelling ten opzichte van de natuurlijke verspreiding veroorzaakt worden. De berekende verplaatsingen van de aanwezige grondwaterverontreinigingen blijven binnen de percelen van waar de bodemonderzoeken hebben plaatsgevonden.
De bemaling is gelegen binnen een no regret-zone voor PFAS. In de rechtstreekse omgeving van de projectlocatie werden er overschrijdingen van de rapportagegrens voor PFAS aangetroffen in het grondwater.
Lozing afvalwater
De exploitant voorziet het bemalingswater maximaal te lozen in de grachten en in de wadi's indien deze aanwezig zullen zijn tijdens het uitvoeren van de bemalingen. Indien het volledige debiet niet kan infiltreren naar de ondergrond zal het gedeelte van het bemalingswater dat niet kan infiltreren geloosd worden op de DWA van de Shanghaistraat. Er worden verhoogde lozingsnormen voor PFAS (individueel) aangevraagd indien er geloosd wordt op de DWA.
parameter | indelingscriterium | gevraagde lozingsnorm |
PFAS (individueel) | 20/50 ng/liter | 100 ng/liter |
Voor het bemalingswater dat geïnfiltreerd wordt in de grachten en wadi’s stelt het college voor volgende voorwaarden op te nemen:
- PFAS (som 20 EU-DWRL): 100 ng/liter;
- PFAS (som kwantitatief): 500 ng/liter.
Ook dan bestaat, gezien de gemeten concentraties, de kans nog steeds dat de normen overschreden zullen worden. Daarom werd een grondwaterzuiveringsinstallatie aangevraagd. Bij aanvang van de bemaling van elke fase zal steeds een staalname en -analyse van het bemalingswater uitgevoerd worden. Indien uit de monitoring blijkt dat de aangevraagde lozingsnormen niet gehaald kunnen worden zonder behandeling, zal het bemalingswater gezuiverd worden met behulp van een waterzuiveringsinstallatie vooraleer het geloosd wordt.
Het bemalingswater dient periodiek gecontroleerd te worden via staalname en analyse. Bij opstart van de bemaling dient een staalname en analyse van het effluent op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS te worden uitgevoerd. De opstart van de bemaling wordt stilgelegd totdat de analyseresultaten bekend zijn.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
De grondwaterstand en het debiet ter hoogte van de bemaling dienen gemonitord te worden om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan. Dit wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden.
Bijstelling voorwaarden
De exploitant vraagt volgende bijstellingen op de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II:
De bijstellingen zijn aanvaardbaar gezien het tijdelijke karakter van de bemaling.
Exploitatiefase
Voertuigencentrum
In het voertuigencentrum worden al de nodige faciliteiten voorzien voor het onderhouden en herstellen van de wagens welke nodig zijn voor het uitvoeren van de stadsdiensten.
Er is een werkplaats voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met 9 hefbruggen. Verder is er opslag van 20 ton banden, verschillende soorten olie (onder andere afvalolie, motorolie, hydraulische olie, smeerolie), 5 ton benzine in bussen van 25 liter, 1.000 liter ruitensproeivloeistof en 1.000 liter koelvloeistof. Alle vulpunten van gevaarlijke stoffen zijn voorzien boven verharde oppervlak. De tanks/vaten waarin gevaarlijke stoffen opgeslagen worden zijn dubbelwandig uitgevoerd, of worden boven een lekbak geplaatst. Uit de plannen kan niet worden afgeleid of er voldaan wordt aan de scheidingsafstanden zoals bepaald in bijlage 5.17.1. van Vlarem II. Hier dient te allen tijde aan voldaan te worden.
het huisvuil/GFT dat opgehaald wordt zal niet getransporteerd worden naar TCN. Dit wordt steeds rechtstreeks afgezet bij de uiteindelijke erkende verwerkers. Eens het afval bij de erkende verwerkers afgezet is rijden de huisvuil/GFT-wagens terug naar TCN. Ook de rolcontainers welke uitgeleend worden voor activiteiten/evenementen kunnen gereinigd worden op de site van TCN. De inhoud van de rolcontainers is steeds beperkt tot niet-gevaarlijke huisvuilfracties, zoals restafval, GFT of PMD. In TCN worden de veegwagens en huisvuil- en GFT-recipiënten gereinigd, gestald en onderhouden. De veegwagens worden zowel intern als extern gereinigd. Er wordt voor de reiniging maximaal gebruik gemaakt van het opgevangen hemelwater, aangevuld met leidingwater.
De interne reiniging omvat de slibontwateringscontainers. De veegwagens lossen dagelijks minstens éénmaal hun lading in de één van de vijf slibontwateringscontainers. De slibontwateringscontainers dienen voor het maximaal scheiden van de vloeibare en de vaste fractie van het veegvuil. De vloeibare fractie zal na passage over een KWS-afscheider en een slibvangput geloosd worden op de DWA van de Shanghaistraat via lozingspunt 2. Jaarlijks wordt er 4.700 m³ afvalwater geloosd. De vaste fractie wordt afgevoerd naar een erkende verwerker.
De externe reiniging van de veegwagens gebeurt in de voorziene wasstraten en omvat het afspuiten van zand en oppervlakkig vuil afkomstig van de straat. Voertuigen kunnen gereinigd worden in een gesloten systeem (roll-over) of in een overdekte wasstraat (self-service). In de roll-over kunnen de voertuigen enkel extern gereinigd worden. Het afvalwater wordt hier opgevangen en gezuiverd aan de hand van een biologische waterzuivering zodat maximaal hergebruik van afvalwater kan gerealiseerd worden. Er blijft een fractie over die geloosd moet worden. In de self-service kan de reiniging van zowel de buiten- als de binnenkant van voertuigen gebeuren. Dit afvalwater wordt zonder hergebruik geloosd. Op elk van de afvalwaterstromen wordt er een slibvang en een KWS-afscheider voorzien alvorens het afvalwater geloosd wordt in de DWA van de Shanghaistraat via lozingspunt 1. Jaarlijks wordt er 7.300 m³ geloosd afvalwater geloosd.
Technische stadsdiensten
De site beschikt over een pekelmenginstallatie met een productiecapaciteit van 500 ton per jaar. Het strooizout wordt opgeslagen in 4 silo’s van 50 ton, een pekelvat van 52 ton, overdekte bulkopslag van 6 ton en 50 ton zoutzakken.
Er wordt een zone voorzien waarin levende dieren tijdelijk gehouden kunnen worden. Dit betreft pluimvee (maximaal 40 stuks) en zoogdieren (maximaal 19 stuks). De dieren worden in de voorziening gehouden totdat ze opgehaald worden door hun eigenaars, of totdat ze terecht kunnen in effectieve dierenasielen.
Op de site van TCN wordt een metaalatelier voorzien voor de bewerking van metalen, hout en kunststoffen. Daarnaast worden ook ontvettingsbaden voorzien van 200 liter en 60 liter. Hier wordt eveneens 400 kg ontvetter opgeslagen.
Op- en overslag van afvalstromen
Op de site ontstaan zowel huishoudelijke afvalstromen als afvalstromen komende van de technische dienstverlening in de stad of bij werken in het voertuigencentrum. De op- en overslag van afvalstromen behelst enkel de afvalstromen afkomstig van de eigen diensten. Er wordt geen afval van derden op- of overgeslagen. De afvalstromen worden apart gesorteerd en opgeslagen in het “mini-containerpark”. Van hieruit worden de gesorteerde stromen op regelmatige basis afgezet naar een vergunde verwerker.
Het gaat om onderstaande indelingsplichtige afvalstromen met bijhorende opslagcapaciteit en verwerkingscapaciteit. Daarnaast zijn er ook nog niet-indelingsplichtige afvalstromen aanwezig.
type afval | opslagcapaciteit | verwerkingscapaciteit |
papier | 80 m³ | 5.280 ton/jaar |
frituurolie | 1.500 liter | 330 m³/jaar |
afvalolie | 4.950 liter | 1.090 m³/jaar |
AEEA | 45 m³ | 4.400 ton/jaar |
klein gevaarlijk afval (KGA) | 45 m³ | 4.400 ton/jaar |
groenafval dat verhakseld wordt | 80 ton | 4.400 ton/jaar |
groenafval dat gecomposteerd wordt | 25 m³ | |
slib uit veegwagens | 100 ton | 7.000 ton/jaar |
kadavers | 1 ton | 365 ton/jaar |
Technische installaties en ondersteuning van de activiteiten aanwezig in het gebouw
Er wordt jaarlijks 6.000 m³ huishoudelijk afvalwater geloosd via lozingspunten 3 en 4 in de openbare riolering van de Shanghaistraat. Er wordt zoals hoger vermeld ook 12.000 m³ bedrijfsafvalwater per jaar geloosd afkomstig van de wasstraat en de slibzone. Voor het bemonsteren en opvolgen van het bedrijfsafvalwater worden er 2 lozingspunten voorzien (lozingspunten 1 en 2). Na deze lozingspunten kan het afvalwater vermengd worden met huishoudelijk afvalwater voordat het geloosd zal worden op de openbare riolering via lozingspunt 4. Op lozingspunt 4 zal er dus zowel huishoudelijk als bedrijfsafvalwater geloosd worden met een totaal debiet van maximaal 16.000 m³ per jaar. Het afvalwater afkomstig van de bedrijfskeuken wordt ook voorbehandeld in een vetvang alvorens geloosd te worden.
Er is een noodstroomgroep aanwezig met een schijnbaar elektrisch vermogen van 1.000 kVA en een thermisch ingangsvermogen van 2.000 kW. Gezien deze groep enkel als noodgroep dienstdoet, zal deze minder dan 500 draaiuren per jaar hebben. Horende bij deze noodstroomgroep bevindt zich een dieseltank van 2.000 liter.
Verder zijn er compressoren, koelinstallaties, airconditioningsinstallaties en warmtepompen aanwezig met een gezamenlijk vermogen van 284 kW. Voor de koeling en verwarming van de gebouwen wordt een geothermisch systeem gebruikt, gekoppeld aan een warmtepompsysteem. De 2 warmtepompen hebben elks een vermogen van 100 kW en maken gebruik van het koelmiddel R410A. Dit heeft een Global Warming Potential (GWP) van 2.088. Gelieve er rekening mee te houden dat sommige koelmiddelen aan uitfasering onderworpen zijn om in het kader van duurzaamheid en in geval van accidentele vrijstelling, de impact op het milieu te milderen. Meer informatie over in de toekomst toegelaten koelmiddelen en hun eventuele uitfaseringstermijn kan teruggevonden worden op https://www.vlaanderen.be/veka/energie-en-klimaatbeleid/energie-en-klimaatbeleid-voor-ondernemingen/f-gassen/20-februari-2024-nieuwe-f-gassenverordening-gepubliceerd.
Tot slot is er op de site opslag van 2.750 liter gassen in verplaatsbare recipiënten en 5.000 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen. Uit de plannen kan niet worden afgeleid of er voldaan wordt aan de scheidingsafstanden zoals bepaald in bijlage 5.17.1. van Vlarem II. Hier dient te allen tijde aan voldaan te worden.
De transportbewegingen zorgen voor geluid en trillingen. Het aantal transportbewegingen op de piekuren wordt beperkt om te voldoen aan de Vlarem-normen. Ook voor de transportbewegingen ’s nachts geldt een beperking tot 11 vervoersbewegingen per uur. De exploitant wordt erop gewezen te allen tijde te voldoen aan de richtwaarde voor geluid in open lucht zoals vastgelegd in bijlage 4.5.4.
Afwijking algemene en sectorale voorwaarden
De exploitant vraagt volgende afwijkingen op de sectorale voorwaarden van Vlarem II:
Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.
Advies van het college
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de Vlarem-wetgeving. Het advies werd gegeven op basis van PIV3.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
2.1.2.d)2° | opslag en overslag van andere afvalstoffen dan vermeld in e) (asbesthoudend afval) of f) (gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) niet aan verwerking verbonden, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 110,00 ton |
2.2.1.c)1° | opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 24,00 ton |
2.2.1.d)2° | opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 206,00 ton |
2.2.1.e)3° | opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is; (inrichting Technische Cluster Noord) | 20,00 ton |
2.2.2.f)1° | opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van maximaal 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 80,00 ton |
2.2.3.a)2° | opslag en biologische behandeling van compostering van uitsluitend groenafval met opslag- of composteerruimte van meer dan 25 m³ tot en met 2000 m³; (inrichting Technische Cluster Noord) | 25,00 m³ |
2.2.4.1° | op- en overslag van dierlijke bijproducten zoals vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1,00 ton |
2.2.5.a)3° | opslag en fysisch-chemische behandeling van niet gevaarlijke slibs van meer dan 25 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 100,00 ton |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; (inrichting Technische Cluster Noord) | 6.000,00 m³/jaar |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Technische Cluster Noord) | 20,00 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Technische Cluster Noord) | 25,00 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 18.790,00 liter |
7.1.1° | niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit tot 1.000 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 500,00 ton/jaar |
9.1.4. | dieren in een publiek toegankelijke inrichting: dierenasiel; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1 dierenasiel |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 500,00 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; (inrichting Technische Cluster Noord) | 327 voertuigen |
15.3.2° | werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 9 schouwputten of hefbruggen |
15.4.2°b) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 180 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; (inrichting Technische Cluster Noord) | 284,00 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; (inrichting Technische Cluster Noord) | 2.750,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1,67 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 5,95 ton |
17.3.4.2°b) | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 5,40 ton |
17.3.6.2°b) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 6,46 ton |
17.3.7.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1,06 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; (inrichting Technische Cluster Noord) | 5.000,00 kg |
19.3.1°b) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 100,00 kW |
23.2.1°b) | inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 100,00 kW |
28.4.a)1° | opslagplaats van andere meststoffen, niet gelegen in woongebied met landelijk karakter, agrarisch gebied of industriegebied, van 2 m³ tot en met 10 m³; (inrichting Technische Cluster Noord) | 10,00 m³ |
29.5.2.2°b) | diverse metaalbewerkingstoestellen zoals boor- , zaag- en freesmachine; (inrichting Technische Cluster Noord) | 200,00 kW |
29.5.7.1°a)2) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 200,00 liter |
29.5.7.2°a)2) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 300 liter, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 60,00 liter |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1.000,00 kW |
33.4.2°c) | opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton in ander dan industriegebied met een capaciteit van meer dan 20 ton in een lokaal; (inrichting Technische Cluster Noord) | 30,00 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; (inrichting Technische Cluster Noord) | 20,00 ton |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 308,00 ton |
53.2.2°a) | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar; (inrichting Technische Cluster Noord) | 13.844,00 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum. 2. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden. 3. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is. 4. De grondwaterstand ter hoogte van de bemaling dient gemonitord te worden tijdens de bemalingsfase om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan. 5. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden. 6. Er wordt geloosd de grachten en in de wadi's indien deze aanwezig zullen zijn tijdens het uitvoeren van de bemalingen. Indien het volledige debiet niet kan infiltreren naar de ondergrond zal het gedeelte van het bemalingswater dat niet kan infiltreren geloosd worden op de DWA van de Shanghaistraat. 7. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1 §4 mag het grondwater dat geïnfiltreerd wordt maximaal volgende concentraties bevatten:
8. De lozingsnormen voor het lozen in de DWA van de Shanghaistraat worden vastgesteld op:
9. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie: - bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt; - bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk. Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling. 10. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be). 11. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie: - voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting); - week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting; - vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie dient de bemaling te worden bijgestuurd. Vanaf 20 mm dient deze te worden stilgelegd. |
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 10 januari 2025 |
Start openbaar onderzoek | 20 januari 2025 |
Einde openbaar onderzoek | 18 februari 2025 |
Uiterste adviesdatum | 1 maart 2025 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek. Er werden geen standpunten, opmerkingen of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
2.1.2.d)2° | opslag en overslag van andere afvalstoffen dan vermeld in e) (asbesthoudend afval) of f) (gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) niet aan verwerking verbonden, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 110,00 ton |
2.2.1.c)1° | opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 24,00 ton |
2.2.1.d)2° | opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 206,00 ton |
2.2.1.e)3° | opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is; (inrichting Technische Cluster Noord) | 20,00 ton |
2.2.2.f)1° | opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van maximaal 100 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 80,00 ton |
2.2.3.a)2° | opslag en biologische behandeling van compostering van uitsluitend groenafval met opslag- of composteerruimte van meer dan 25 m³ tot en met 2000 m³; (inrichting Technische Cluster Noord) | 25,00 m³ |
2.2.4.1° | op- en overslag van dierlijke bijproducten zoals vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1,00 ton |
2.2.5.a)3° | opslag en fysisch-chemische behandeling van niet gevaarlijke slibs van meer dan 25 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 100,00 ton |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; (inrichting Technische Cluster Noord) | 6.000,00 m³/jaar |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Technische Cluster Noord) | 20,00 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Technische Cluster Noord) | 25,00 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 18.790,00 liter |
7.1.1° | niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit tot 1.000 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 500,00 ton/jaar |
9.1.4. | dieren in een publiek toegankelijke inrichting: dierenasiel; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1 dierenasiel |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 500,00 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; (inrichting Technische Cluster Noord) | 327 voertuigen |
15.3.2° | werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 9 schouwputten of hefbruggen |
15.4.2°b) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 180 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; (inrichting Technische Cluster Noord) | 284,00 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; (inrichting Technische Cluster Noord) | 2.750,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1,67 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 5,95 ton |
17.3.4.2°b) | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 5,40 ton |
17.3.6.2°b) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 6,46 ton |
17.3.7.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1,06 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; (inrichting Technische Cluster Noord) | 5.000,00 kg |
19.3.1°b) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 100,00 kW |
23.2.1°b) | inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 100,00 kW |
28.4.a)1° | opslagplaats van andere meststoffen, niet gelegen in woongebied met landelijk karakter, agrarisch gebied of industriegebied, van 2 m³ tot en met 10 m³; (inrichting Technische Cluster Noord) | 10,00 m³ |
29.5.2.2°b) | diverse metaalbewerkingstoestellen zoals boor- , zaag- en freesmachine; (inrichting Technische Cluster Noord) | 200,00 kW |
29.5.7.1°a)2) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 200,00 liter |
29.5.7.2°a)2) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 300 liter, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; (inrichting Technische Cluster Noord) | 60,00 liter |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; (inrichting Technische Cluster Noord) | 1.000,00 kW |
33.4.2°c) | opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton in ander dan industriegebied met een capaciteit van meer dan 20 ton in een lokaal; (inrichting Technische Cluster Noord) | 30,00 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; (inrichting Technische Cluster Noord) | 20,00 ton |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton; (inrichting Technische Cluster Noord) | 308,00 ton |
53.2.2°a) | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar; (inrichting Technische Cluster Noord) | 13.844,00 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum. 2. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden. 3. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is. 4. De grondwaterstand ter hoogte van de bemaling dient gemonitord te worden tijdens de bemalingsfase om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan. 5. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden. 6. Er wordt geloosd de grachten en in de wadi's indien deze aanwezig zullen zijn tijdens het uitvoeren van de bemalingen. Indien het volledige debiet niet kan infiltreren naar de ondergrond zal het gedeelte van het bemalingswater dat niet kan infiltreren geloosd worden op de DWA van de Shanghaistraat. 7. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1 §4 mag het grondwater dat geïnfiltreerd wordt maximaal volgende concentraties bevatten:
8. De lozingsnormen voor het lozen in de DWA van de Shanghaistraat worden vastgesteld op:
9. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie: - bij concentraties hoger dan 80 % van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80 % van de norm bedraagt; - bij concentraties lager dan 80 % van de norm: geen herhaling noodzakelijk. Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling. 10. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be). 11. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie: - voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting); - week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting; - vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie dient de bemaling te worden bijgestuurd. Vanaf 20 mm dient deze te worden stilgelegd. |