Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2024135694 |
Gegevens van de aanvrager: | Antwerpen met als adres Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | Antwerpen met als adres Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: | Kielsbroek 1 te 2020 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 9 sectie I nrs. 2652G, 2652H en 2652D2 |
waarvan: |
|
- 20241009-0035 | afdeling 9 sectie I nrs. 2652G, 2652D2 en 2652H (Kielsbroek) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | de exploitatie van een tijdelijke lijnbemaling tijdens de aanleg van riolering |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat een grondwaterbemaling die technisch noodzakelijk is voor de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel in de omgeving van Kielsbroek.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) Kielsbroek
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 54,90 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 50,00 m³/uur |
53.2.2°a) | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar; | 25.022,00 m³/jaar |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
Kielsbroek
1. |
| Bij te stellen voorwaarde: Artikel 4.2.3.1 3° van Vlarem II Lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Gezien er gevaarlijke stoffen verwacht worden met een concentratie boven het indelingscriterium in het bemalingswater, worden voor het lozen van het onttrokken grondwater volgende lozingsnormen aangevraagd: - 100 ng/liter PFAS individueel; - 50 µg/liter arseen. |
2. |
| Bij te stellen voorwaarde: Bijlage 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater
Voorgesteld alternatief/aanvulling: De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald door middel van een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de meetmethodes voor lozing van afvalwater voorzien volgens artikel 4.2.5.1.1. Bepaling van de kwaliteit van het geloosde grondwater zal kunnen gebeuren via een aftapkraan. Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan van het voorziene buffervat/container. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht | 2 december 2024 | 16 december 2024 | Voorwaardelijk gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen | 19 december 2024 | 15 januari 2025 | Geen advies |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening, (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Specifiek en duurzaam bedrijventerrein Groothandelsmarkt, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 29 augustus 2003. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone a voor voedingsgebonden bedrijvigheid, zone f buffer, zone c voor dienstverlenende activiteiten, zone e voor gegroepeerd parkeren en zone d voor openbare wegenis.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft een tijdelijke bemaling die noodzakelijk is voor de uitvoering van eerder vergunde stedenbouwkundige handelingen. Deze stedenbouwkundige handelingen werden reeds eerder getoetst aan de verenigbaarheid met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. De bemaling zelf is slechts tijdelijk van aard en noodzakelijk voor de uitvoeringsfase van de bouw. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Bemaling
Voor de aanleg van een nieuwe DWA- en RWA-leiding is een tijdelijke verlaging van de grondwatertafel noodzakelijk tot 0,50 m onder de uitgravingsdiepte van de sleuven. Het aanleggen van de riolering zal gefaseerd verlopen en is opgedeeld in drie fases om de toegankelijkheid naar de verschillende terreinen maximaal te garanderen.
Fase | Streng | Lengte (m) | Max dagdebiet (m³/dag) | Max jaardebiet (m³/jaar) | Invloedstraal (m) |
1 | 1 | 184 | 1.214 | 23.424 | 204 |
2 | 233 | 1.318 | 25.022 | 192 | |
3 | 233 | 1.231 | 23.689 | 189 | |
2 | 4 | 137 | 806 | 17.186 | 172 |
5 | 237 | 947 | 19.328 | 167 | |
3 | 6 | 245 | 1.004 | 20.197 | 173 |
Het gehanteerde bemalingsconcept betreft een gravitaire filterbemaling waarbij de filters worden aangezet op 7 m-mv. De bemalingsduur bedraagt telkens een maand per streng. De beoogde verlaging van het grondwater zal maximaal 4,37 m-mv bedragen. Over een volledige bemalingsduur van 6 maanden wordt een totaalvolume van 128.841 m³ opgepompt.
Zettingen
Er werd onderzocht of er zettingen optreden die groter zijn dan de algemene drempelwaarde van 20 mm. Er zijn vier projectspecifieke sonderingen uitgevoerd. De theoretische totale zettingen ten gevolge van de bemaling zijn bij twee van de vier voorziene locaties aanzienlijk hoog, namelijk 62 mm en 58 mm. Er bevinden zich enkele gebouwen vlak aan de bemalingsstreng die mogelijk schade zouden kunnen ondervinden door de zettingen.
De bemalingsstudie stelt volgende mitigerende maatregelen voor welke worden opgelegd in de bijzondere voorwaarden:
- gebruik maken van een monitoringsysteem (peilbuizen en zettingsbakens);
- zettingsbakens gebruiken vlakbij de nabijgelegen constructies om de absolute en differentiële zettingen te kunnen meten;
- bemalen met een peil-/sondesturing om accidenteel, dieper-dan-nodig afpompen te voorkomen;
- herevalueren van de opgetreden zettingen na het opstarten van bemaling. Indien de werkelijke zettingen in dezelfde grootteorde liggen of hoger zijn dan de voorspelling, dienen beschoeiingen voorzien te worden. Anders kunnen de werken uitgevoerd worden met enkel robuuste monitoringscampagne.
Waterkwaliteit
Het projectgebied valt binnen een no regret-zone. De grondwaterkwaliteit werd gecontroleerd in zes peilbuizen langsheen het tracé. Er werd een overschrijding vastgesteld voor enkele PFAS-parameters. De analysecertificaten werden toegevoegd aan de bemalingsstudie.
Er zijn 8 OVAM-dossiers gelegen binnen de invloedstraal van de bemaling waarvan één schadegeval. Deze werden gescreend en besproken in de bemalingsnota. Er kan aangenomen worden dat er geen grondwaterverontreinigingen zullen aangetrokken worden onder invloed van de bemaling.
Verder komen er regionaal van nature verhoogde concentraties aan arseen voor in het grondwater.
Lozing afvalwater
Gelijktijdig met de bemaling zal een gracht aangelegd worden. Zolang de gracht niet is aangelegd, voorziet de exploitant het bemalingswater te lozen op het bufferbekken ten westen van het projectgebied. Van zodra de gracht is aangelegd, zal getracht worden het bemalingswater maximaal te laten infiltreren in de gracht. In de gracht zullen tussenschotten voorzien worden om de infiltratie te bevorderen. Indien de infiltratie in de gracht onvoldoende is, zal het water overgepompt worden naar het bufferbekken.
De afstand van de bemalingsstreng tot het bekken of de gracht is aanzienlijk voor strengen 5 en 6. Wanneer de bemalingswerken aan deze strengen beginnen, zullen de eerdere fases reeds aangelegd zijn. Indien het praktisch moeilijk is om direct te lozen op de gracht of het bekken, wordt het bemalingswater geloosd op de reeds aangelegde RWA-leiding en wordt dit water nadien overgepompt naar de gracht.
Er worden verhoogde lozingsnormen gevraagd voor arseen en PFAS:
parameter | gevraagde lozingsnorm |
arseen | 50 µg/liter |
PFAS (individueel) | 100 ng/liter |
Voor PFAS worden volgende lozingsnormen voor somparameters verleend:
- PFAS (som 20 EU-DWRL): 100 ng/liter;
- PFAS (som kwantitatief): 500 ng/liter.
Ook dan bestaat, gezien de gemeten concentraties, de kans nog steeds dat de normen overschreden zullen worden. Daarom werd eveneens een grondwaterzuiveringsinstallatie aangevraagd. Indien uit de monitoring blijkt dat de aangevraagde lozingsnormen niet gehaald kunnen worden zonder behandeling, zal het bemalingswater gezuiverd worden met behulp van een waterzuiveringsinstallatie vooraleer het geloosd wordt.
Het bemalingswater dient periodiek gecontroleerd te worden via staalname en analyse. Bij opstart van de bemaling dient een staalname en analyse van het effluent op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS te worden uitgevoerd. De opstart van de bemaling wordt stilgelegd totdat de analyseresultaten bekend zijn.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie voor elke fase:
- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling. Dit wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden.
De grondwaterstand en het debiet ter hoogte van de bemaling dienen gemonitord te worden om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient de impact hiervan meteen te worden nagegaan. Dit wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden.
Voor zover voldaan kan worden aan de lozingsvoorwaarden, wordt de lozing in oppervlaktewater gunstig geadviseerd.
Biodiversiteit
Er zijn 8 biologisch waardevolle gebieden volledig of gedeeltelijk gelegen binnen de invloedstraal van de bemaling. Hiervan is één zone kwetsbaar voor verdroging. Deze zone bestaat uit een populierenbestand op vochtige bodem met ondergroei van bomen en struiken. Het populierenbestand ligt binnen de invloedstraal van de bemalingen van strengen 1 en 2. Gezien de verlaging ten gevolge van streng 1 aanzienlijk is, werden in de bemalingsstudie mitigerende maatregelen uitgewerkt.
De grondwaterstand ter hoogte van het populierenbestand dient gemonitord te worden om de grondwaterverlaging te beperken. Dit wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden.
Verder wordt er in de bemalingsstudie aangeraden de populieren oppervlakkig water toe te dienen zodat ze op geen enkel moment droogtestress ervaren ten gevolge van de bemaling. Indien in het bemalingswater concentraties vastgesteld worden boven de lozingsnorm op grondwater, moet overgeschakeld worden naar het gebruik van water dat wel voldoet aan deze kwaliteit. Dit wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden.
Overeenkomstig het stikstofdecreet, het nieuwe beoordelingskader voor alle aanvragen die stikstofemissies veroorzaken, in werking getreden op 23 februari 2024.
- Stationaire bronnen van stikstofoxiden
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. Het beoordelingskader uit het decreet is dus van toepassing. De berekende impactscore is kleiner of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht en ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.
- Mobiliteitsgerelateerde projecten
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een verkeersdragend of een verkeersgenererend project is. Het beoordelingskader uit het decreet is dus van toepassing. De berekende impactscore voor de bemaling is kleiner dan of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.
Bijstelling voorwaarden
De exploitant vraagt volgende bijstellingen op de algemene voorwaarden van Vlarem II:
De bijstelling op artikel 4.2.3.1. van Vlarem II is niet van toepassing gezien dit betrekking heeft op het lozen van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater. De bijstelling van bijlage 4.2.5.1. van Vlarem II is aanvaardbaar gezien het tijdelijke karakter van de bemaling.
Er is opgemerkt dat de exploitant geen bijstellingen op de sectorale voorwaarden van Vlarem II heeft aangevraagd met betrekking tot het terug in de ondergrond brengen van bemalingswater. Bijgevolg worden onderstaande bijstellingen ambtshalve toegevoegd:
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de Vlarem-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen. Het college beslist de vergunning voor de bemaling te verlenen voor een periode van 6 maanden vanaf de start van de bemaling.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Kielsbroek) | 54,90 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Kielsbroek) | 50,00 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; (inrichting Kielsbroek) | 128.841,00 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
2. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt bemaald met een peil-/sondesturing en wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.
3. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
4. De grondwaterstand ter hoogte van de bemaling dient gemonitord te worden tijdens de bemalingsfase om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan.
5. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
6. Er wordt geloosd in het bufferbekken of de gracht ter hoogte van het projectgebied.
7. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1 §4 mag het grondwater dat geïnfiltreerd wordt maximaal volgende concentraties bevatten:
parameter | geadviseerde lozingsnorm |
arseen | 50 µg/liter |
PFAS (som 20 EU-DWRL) | 100 ng/liter |
PFAS (som kwantitatief) | 500 ng/liter |
8. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
9. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
10. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:
- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.
Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie dient de bemaling te worden bijgestuurd. Vanaf 20 mm dient deze te worden stilgelegd.
Indien de werkelijke zettingen in dezelfde grootteorde liggen of hoger zijn dan de voorspelling, dienen beschoeiingen voorzien te worden.
11. De grondwaterstand ter hoogte van het populierenbestand dient wekelijks gemonitord te worden om de grondwaterverlaging te beperken.
12. De populieren worden oppervlakkig water toegediend zodat ze op geen enkel moment droogtestress ervaren ten gevolge van de bemaling. Indien in het bemalingswater concentraties vastgesteld worden boven de lozingsnorm op grondwater, moet overgeschakeld worden naar het gebruik van water dat wel voldoet aan deze kwaliteit.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 6 november 2024 |
Volledig en ontvankelijk | 2 december 2024 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 31 januari 2025 |
Verslag GOA | 16 januari 2025 |
Naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
2. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt bemaald met een peil-/sondesturing en wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.
3. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
4. De grondwaterstand ter hoogte van de bemaling dient gemonitord te worden tijdens de bemalingsfase om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan.
5. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
6. Er wordt geloosd in het bufferbekken of de gracht ter hoogte van het projectgebied.
7. In afwijking van artikel 5.53.6.1.1 §4 mag het grondwater dat geïnfiltreerd wordt maximaal volgende concentraties bevatten:
parameter | geadviseerde lozingsnorm |
arseen | 50 µg/liter |
PFAS (som 20 EU-DWRL) | 100 ng/liter |
PFAS (som kwantitatief) | 500 ng/liter |
8. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
9. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
10. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:
- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.
Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie dient de bemaling te worden bijgestuurd. Vanaf 20 mm dient deze te worden stilgelegd.
Indien de werkelijke zettingen in dezelfde grootteorde liggen of hoger zijn dan de voorspelling, dienen beschoeiingen voorzien te worden.
11. De grondwaterstand ter hoogte van het populierenbestand dient wekelijks gemonitord te worden om de grondwaterverlaging te beperken.
12. De populieren worden oppervlakkig water toegediend zodat ze op geen enkel moment droogtestress ervaren ten gevolge van de bemaling. Indien in het bemalingswater concentraties vastgesteld worden boven de lozingsnorm op grondwater, moet overgeschakeld worden naar het gebruik van water dat wel voldoet aan deze kwaliteit.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Kielsbroek) | 54,90 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Kielsbroek) | 50,00 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; (inrichting Kielsbroek) | 128.841,00 m³/jaar |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een periode van 6 maanden vanaf de start van de bemaling.