De Vlaamse Regering wil inplantingsmogelijkheden van hernieuwbare energie-installaties in de Vlaamse Codex voor Ruimtelijke Ordening (VCRO) naar bestemming toe uitbreiden. Deze Plan-milieueffectrapportage (MER) bespreekt de verschillende scenario’s die het Departement Omgeving met betrekking tot bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie voorstelt.
Bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie betekent dat de ruimtelijke bestemming van een gebied op zich geen weigeringsgrond vormt voor de inplanting van allerhande productie-installaties van de verschillende vormen van hernieuwbare energie en de opslag en de ontsluiting die de lokale productie met zich meebrengt. In concreto houdt het in dat het winnen van hernieuwbare energie door middel van windturbines, zonneparken en batterijparken in het geval van bestemmingsneutraliteit (planologisch gezien) binnen elke bestemmingscategorie kan gebeuren. Door de invoering van de bestemmingsneutraliteit zullen meer locatiemogelijkheden gecreëerd worden om hernieuwbare energie kansen te bieden.
Het plan heeft tot doel om een versnelde omschakeling naar hernieuwbare energie te realiseren en om de klimaatdoelstellingen te behalen.
In een eerste fase van de plan-MER procedure werd een kennisgevingsnota opgemaakt, dewelke op 28 januari 2025 volledig werd verklaard door het Team Omgevingseffecten. Deze kennisgevingsnota wordt nu voorgelegd voor advies.
Art. 4.2.8 §4 van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) stelt dat de kennisgeving van de reikwijdte, het detailleringsniveau en de aanpak van het plan-MER ter beschikking worden gesteld van de provincie en/of gemeente waarvoor het plan relevant is.
Op 12 mei 2023 heeft de Vlaamse Regering het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 (VEKP) goedgekeurd, waarin de doelstelling voor hernieuwbare energie tegen 2030 is opgenomen.
Artikel 4.4.9 van de VCRO stimuleert reeds een beperkte bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie-installaties. Daarnaast is het ook mogelijk om onder de voorwaarden van artikel 4.4.7 VCRO met betrekking tot “handelingen van algemeen belang” hernieuwbare energie-installaties toe te staan of vergund te krijgen, zelfs als deze normaal gezien niet passen binnen de geldende ruimtelijke voorschriften.
Naast de juridische bepalingen uit de VCRO stelde de Vlaamse Overheid ook een omzendbrief op die de goede ruimtelijke ordening in kader van de inplanting van windturbines beschrijft. De omzendbrief beschrijft de principes voor goede ruimtelijke ordening voor kleine, middelgrote en grote windturbines. De laatste versie van de omzendbrief werd begin 2024 gepubliceerd (OMG/2024/1).
De focus van het plan-MER ligt op bestemmingsneutraliteit die van toepassing is op hernieuwbare energieprojecten in heel Vlaanderen en niet de specifieke hernieuwbare energieprojecten zelf. De meeste milieueffecten van hernieuwbare energieprojecten zijn zeer plaats-afhankelijk en worden op projectniveau in de omgevingsvergunningsaanvraag steeds op basis van de nodige onderzoeken beoordeeld. Hierbij dient opgemerkt te worden dat windturbines heden onder het MER-besluit vallen, meer specifiek:
bijlage II, rubriek 3i): wanneer het gaat over een project van 20 windturbines of meer (project-MER).
bijlage II, rubriek 3i): wanneer het gaat over een project van 4 windturbines of meer die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied (project-MER).
bijlage III, rubriek 3i): installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken) (project-m.e.r.-screening).
Na de implementatie van de m.e.r.-modernisering (voorzien einde 2025), zal de huidige bijlage II vervallen en inkantelen in bijlage III waardoor windturbineprojecten, ongeacht de schaal, slechts m.e.r.-screeningsplichtig zijn.
Zonneparken en batterijparken vallen heden niet onder het MER-besluit, waardoor er geen MER- of m.e.r.-screeningsplicht van toepassing is.
Stad Antwerpen vraagt om bij de scoping van voorliggend plan-MER rekening te houden met de m.e.r.-modernisering en pleit ervoor om de huidige bijlage III te hernoemen zodat installaties voor het winnen van hernieuwbare energie steeds op basis van de nodige onderzoeken op projectniveau beoordeeld kunnen worden.
Ingreep-effect analyse / milieudisciplines
De ingreep-effectanalyse geeft per discipline een overzicht van de potentiële ingreep-effectrelaties. Deze analyse bepaalt in welke mate een discipline nader onderzoek vereist in het verzoek tot ontheffing.
In de kennisgeving worden de disciplines bodem en water, biodiversiteit, landbouw en bouwkundig erfgoed, mens ruimtelijke aspecten en klimaat beschouwd als kerndisciplines.
Met het voorliggend advies wenst stad Antwerpen aandachtspunten en bezorgdheden onder de aandacht te brengen in de disciplines water, biodiversiteit en mens-ruimtelijke aspecten.
Discipline biodiversiteit
In het plan-MER wordt vooral de nadruk gelegd op het in stand houden van de planologische bescherming voor ruimtelijk kwetsbare gebieden bepaald in artikel 1.1.2 van VCRO. Dit artikel integreert echter niet alle ruimtelijke bestemmingen of gebieden die van belang zijn voor huidig natuurbehoud en natuurherstel en -creatie met het oog op lange termijndoelstellingen. Het neutraliseren van bovenlokale planologische beschermingen mag het nastreven en behalen van Europese, Vlaamse, provinciale en lokale korte en lange termijndoelstellingen op vlak van soortenbescherming, natuurbehoud en -herstel dan ook niet hypothekeren.
Hiertoe dient het plan-MER ook de planologische beschermingen vanuit sectorale regelgeving (bijvoorbeeld beschermde SBZ-gebieden en cultuurhistorische landschappen) in scenario’s 3 en 4 mee te nemen. Verder zou de plan-MER ook in rekening moeten brengen dat andere waardevolle percelen die geen juridische bescherming genieten (met name Natura 2000 habitats buiten SBZ-, VEN- en IVON-gebieden; historisch permanente graslanden; biologisch waardevolle en zeer waardevolle habitats die buiten natuur- of parkbestemmingen vallen) een belangrijke aanvulling kunnen betekenen voor het behalen van lange termijndoelstellingen op vlak van natuurbescherming en -herstel.
Discipline bodem en water
Voor de discipline bodem en water richt de voorgestelde scoping zich nu enkel tot het vermijden of mitigeren van negatieve effecten van de constructies eigen aan windturbines, zonneparken en batterijparken. De inname van open ruimte door deze infrastructuur, kan evenwel ook het potentieel ontnemen – geheel of gedeeltelijk – die intrinsiek verbonden is aan de bestemming van een gebied als open ruimte, namelijk om deze gebieden in te schakelen om de waterzekerheidsdoelstellingen te halen. Op niveau van het plan-MER dient eveneens onderzocht te worden welke impact het planvoornemen heeft op de mogelijkheden tot vernatting van open ruimte in de strijd tegen droogte en buffercapaciteit in de strijd tegen wateroverlast.
Discipline mens-ruimtelijke aspecten
Huidig ruimtebeslag
De kennisgeving bevat geen scenario waarin wordt onderzocht hoe het huidige ruimtebeslag efficiënter kan worden ingezet voor hernieuwbare energie. Het verhogen van het ruimtelijk rendement van het bestaand ruimtebeslag is nochtans een belangrijke doelstelling van het beleidsplan ruimte Vlaanderen (BRV). Stad Antwerpen wenst daarom volgende aanbevelingen tot verder onderzoek aan te reiken.
Aanbeveling:
Inventariseren groeipotentieel hernieuwbare energie in harde bestemmingen volgens de principes van het verhogen van het ruimtelijk rendement;
Afwegen verschillende klimaatdoelstellingen: Het aansnijden van extra open en groene ruimte moet duidelijk gemotiveerd en afgewogen worden tegen andere (klimaat)doelstellingen die net ijveren voor minder verharding en meer open ruimte. Dit ontbreekt momenteel in de kennisgeving;
Compensatie voor aansnijden extra open en groene ruimte: Uit de kennisgeving is niet duidelijk of de inname van gebieden voor hernieuwbare energie planologisch gecompenseerd zal worden. In het geval van zonnepanelen en zonnebatterijen worden oppervlaktes ingenomen die niet meer ingevuld kunnen worden met de oorspronkelijke bestemming.
Ruimtelijk kwetsbare gebieden
Het voorgestelde ‘uitgebreide scenario’ dat hernieuwbare energie in elke bestemming mogelijk maakt, ook in ruimtelijk kwetsbare gebieden, roept een aantal vragen op.
Ruimtelijk kwetsbare gebieden, zoals natuurgebieden, bossen en parken zijn, zoals de naam suggereert, ruimtelijk kwetsbaar. De kennisgeving geeft geen inzicht in de reden waarom ruimtelijk kwetsbare gebieden worden ingezet en waarom de juridische bescherming die de kwetsbaarheid bewaakt, wordt verlaten. Het is belangrijk om op Vlaams niveau te onderzoeken of het inzetten van deze gebieden een meerwaarde biedt voor het behalen van de klimaatdoelstellingen, zonder daarbij hun kwetsbaarheid te verhogen en de huidige waarde van de gebieden te verminderen. Ruimtelijk kwetsbare gebieden hebben nu immers al een belangrijke rol binnen het klimaat- en milieubeleid. Daarnaast hebben ze een belangrijke maatschappelijke waarde. Zeker in een stedelijke context is de nood aan groene ruimte voor ontspanning en beweging groot. Stad Antwerpen heeft zich in het Strategisch Ruimteplan Antwerpen tot doel gesteld om de stad verder te vergroenen en groen- en koeltetekorten weg te werken. Daarom worden volgende aanbevelingen tot verder onderzoek aangereikt.
Aanbevelingen:
In kaart brengen van ruimtelijk kwetsbare gebieden: voordat het ruimtelijk beleid voor kwetsbare gebieden versnipperd wordt en afhankelijk wordt gemaakt van lokale initiatieven voor hernieuwbare energie, wordt er eerst een grondige inventarisatie gevraagd van deze gebieden. Enkel wanneer de mogelijke meerwaarde wordt afgewogen tegen de mogelijke minwaarde van het inzetten van ruimtelijk kwetsbare gebieden voor hernieuwbare energie, kan worden overwogen of een dergelijk uitgebreid scenario nuttig is.
Rekening houden met de rol en nood aan groen binnen een stedelijke context: het ontbreekt momenteel aan een afweging die rekening houdt met de inname van ruimtelijk kwetsbaar gebied waardoor het groenaanbod verdwijnt. Dit is vooral in stedelijke context belangrijk omwille van de sociale rol van groen en de ambities om groentekorten weg te werken.
Hinder van tijdelijke aard en permanente verstoring: de veronderstelling dat hinder tijdens de aanlegfase van zonne- en batterijparken slechts tijdelijk van aard is, vraagt extra aandacht. In ruimtelijk kwetsbare gebieden kan tijdelijke verstoring mogelijk ook langdurige effecten hebben, zoals verstoring van ecosystemen of schade aan de bodem en waterhuishouding. Het is van belang om te onderzoeken of tijdelijke verstoringen kunnen leiden tot permanente schade. Dit ontbreekt momenteel.
Veiligheidsaspecten en risicobeheer: in de scoping wordt een aantal keer verwezen naar veiligheidsprotocollen voor zonne- en batterijparken. Zonneparken zouden daarbij meestal effectief worden beheerd. Voor batterijparken kunnen bij beschadiging of storing mogelijk schadelijke chemische stoffen lekken. Deze risico’s, hoe klein ook, kunnen ernstige gevolgen hebben, zeker in kwetsbare gebieden. Het is van belang om deze risico’s in de scoping op te nemen.
Conclusie
Stad Antwerpen steunt het uitbreiden van de mogelijkheden om hernieuwbare energie-installaties te plaatsen. Dit mag echter niet ten koste gaan van streefdoelen en toekomstvisies uit andere beleidsdomeinen. Het plan-MER dient het behoud van het positieve potentieel van planologische bestemmingen voor het realiseren van toekomstvisies te garanderen -of waar relevant te compenseren- bij het neutraliseren van bestemmingen. Daarnaast dient het plan-MER ook het vrijwaren van kwetsbare gebieden die buiten het artikel 1.1.2, 10° van de VCRO vallen of geen planologische bescherming genieten te overwegen.
Het college keurt het advies op de kennisgeving van het plan-MER voor ‘bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie’ goed.