1. Onderzoeksopzet
Voor de impactanalyse is een vergelijking gemaakt tussen de samenstelling en het gebruik van het Vlaamse wagenpark eind 2016 en eind 2017 enerzijds en de samenstelling en het gebruik van het wagenpark in de LEZ eind 2017 anderzijds. Op die manier kunnen 3 evoluties bepaald worden:
Om het wagenpark in de LEZ te bepalen zijn de ANPR-camerascans van 1 tot en met 7 december 2017 gebruikt. Het ging om 1,54 miljoen camerabeelden, goed voor in totaal 323.227 unieke Belgische nummerplaten. Dit vertegenwoordigt 56% van de unieke nummerplaten van heel december. Voor de samenstelling van het wagenpark in Vlaanderen zijn de voertuiggegevens van de DIV-databank van 31/12/2016 en van 31/12/2017 gebruikt;
Voor elke nummerplaat zijn voertuigcategorie (personenwagen, bus, lichte vracht, middelzware vracht, zware vracht), brandstof (diesel, benzine/gas, andere) en euronorm bepaald. Dit gebeurde op basis van DIV-gegevens. Ontbrekende gegevens (bvb. euronorm) zijn op basis van andere DIV-gegevens aangevuld aan de hand van de Vlaamse LEZ-verrijkingslogica. Voor het bepalen van voertuigkilometers, verkeersvolumes en aantal roetfilters per vloot werden een aantal onderbouwde aannames gemaakt.
Op basis van deze gegevens (aantallen voertuigen, voertuigkilometers, brandstof en euronorm) en de emissiegegevens van voertuigen zoals gekend in het emissiemodel FASTRACE is per wagenpark (Vlaams eind 2016, Vlaams eind 2017, in LEZ eind 2017) de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door wegverkeer. Deze berekening gebeurde voor roet (elementair koolstof of EC), stikstofoxiden (NOx), stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2.5).
FASTRACE is het Vlaamse referentiemodel voor voertuigemissies om luchtkwaliteitskaarten te maken over Vlaanderen. De berekeningen in FASTRACE houden rekening met verschillende snelheden per wegsegment. Het baseert zich op emissiefactoren (dit is de gemiddelde uitstoot van een voertuig per voertuigkilometer) uit COPERT. COPERT is een veel gebruikt emissiemodel binnen de Europese Unie voor de berekening van de emissies van wegtransport. De COPERT-emissiefactoren zijn snelheidsafhankelijk, waarbij voor elke snelheid bovendien rekening gehouden is met het typisch rijpatroon bij deze snelheid (onder andere start/stopgedrag, dat meer voorkomt bij lagere snelheden dan bij hogere snelheden). Daarnaast zijn de COPERT-emissiefactoren bepaald op basis van voertuigmetingen in werkelijk verkeer. Het gaat dus niet om emissiefactoren in labo-omstandigheden, afkomstig van typegoedkeuringen die vaak een onderschatting zijn van de reële uitstoot. De hogere uitstoot van wagens buiten het labo is dus wel degelijk gekend en verwerkt in de emissiefactoren.
2. Algemene conclusies
De uitstoot door wegverkeer is op 1 jaar gedaald voor alle polluenten (vergelijking Vlaams wagenpark van 31/12/2016 met wagenpark in LEZ eind 2017). Meest opvallend is de daling van roet (elementair koolstof) met 33,7%. Ook de dalingen van stikstofoxiden (-17,7%) en fijn stof PM2.5 (-16,2%) zijn betekenisvol.
Een deel van de dalingen is toe te schrijven aan de autonome verjonging van het wagenpark. Wanneer we daarvan abstractie maken (vergelijking Vlaams wagenpark van 31/12/2017 met wagenpark LEZ eind 2017), blijft de netto-impact van de LEZ groot: de uitstoot van roet daalt met 21,9%, die van stikstofoxiden met 11,9% en die van fijn stof PM2.5 met 10,2%.
|
Uitstoot in ton per jaar |
Daling in % |
|||
|
Vlaams eind 2016 |
Vlaams eind 2017 |
LEZ eind 2017 |
LEZ vs Vlaams 2016 |
LEZ vs Vlaams 2017 |
Roet EC |
7,7 |
6,5 |
5,1 |
-33,7% |
-21,9% |
Stikstofoxiden (NOx) |
301,9 |
282,3 |
248,6 |
-17,7% |
-11,9% |
Stikstofdioxide (NO2) |
100,7 |
93,2 |
85,8 |
-14,8% |
-8,0% |
Fijn stof (PM10) |
23,5 |
22,4 |
20,7 |
-11,9% |
-7,4% |
Fijn stof PM2.5) |
17,3 |
16,1 |
14,5 |
-16,2% |
-10,2% |
De vermindering in uitstoot is toe te schrijven aan de stijging van het aantal voertuigen dat voldoet aan de LEZ-toegangsvoorwaarden. Voldoen aan de LEZ-toegangsvoorwaarden betekent dat het voertuig de juiste euronorm heeft om in de LEZ te rijden (diesel: minimum euro 3 met roetfilter / benzine: minimum euro 1). Voertuigen met een vrijstelling, tijdelijke toelating of dagpas of die in overtreding zijn worden bij de niet-conforme voertuigen gerekend. Op 1 jaar tijd (vergelijking aantallen van Vlaams wagenpark van 31/12/2016 met unieke nummerplaten in LEZ eind 2017) is de conformiteit van het wagenpark aan de LEZ-toegangsvoorwaarden gestegen van 85,2% naar 97,7%. Vooral bij diesels is de stijging groot: van 80,4% naar 96,7%.
Verschuiving |
Vlaams eind 2016 |
LEZ eind 2017 |
Diesel |
80,4% |
96,7% |
Benzine |
94,1% |
99,8% |
Totaal |
85,2% |
97,7% |
De 2,28% niet-conforme wagens die in de eerste week van december 2017 in de LEZ reden, zijn onderverdeeld als volgt:
De conformiteit aan de LEZ-toegangsvoorwaarden wordt bereikt doordat minder oudere wagens in de LEZ rijden. Er zijn opvallend meer voertuigen met euro 5 of euro 6 in de LEZ gesignaleerd (69,5%) dan in het Vlaamse wagenpark aanwezig zijn (55,7%, Vlaams wagenpark eind 2017). Opvallend is ook dat in de LEZ meer voertuigkilometers met benzine worden afgelegd dan in Vlaanderen, namelijk 32,7% in de LEZ tegen 22,3% gemiddeld in Vlaanderen (cijfers Vlaams wagenpark eind 2017).
3. Toetsing berekende uitstootvermindering aan gemeten luchtkwaliteit
Dit onderzoek berekent de vermindering van uitstoot door het wegverkeer. Wat niet in dit onderzoek vervat is, is het effect van de LEZ op de gemeten luchtkwaliteit. Hiervoor zijn de gegevens van de meetstations voor luchtkwaliteit van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) nodig.
De meetstations meten de concentratie aan vervuilende stoffen in de lucht. In die metingen is de bijdrage van het wegverkeer één onderdeel van de uiteindelijke luchtkwaliteit. Ook andere bronnen (gebouwverwarming, industrie, niet-stedelijke bronnen …), meteorologische omstandigheden en andere beleidsmaatregelen spelen hierin een rol. Daarom zullen de relatieve concentratieveranderingen in de gemeten luchtkwaliteit uiteraard kleiner zijn dan de emissieveranderingen binnen het gebied. In de agglomeratie Antwerpen was in 2015 35% van de uitstoot van roet toe te schrijven aan wegverkeer, voor NOx/NO2 was het aandeel van het wegverkeer in de uitstoot ongeveer 59%. Voor PM2.5 was dit ongeveer 13%, wat aantoont dat fijn stof een slechte parameter is om de effectiviteit van de LEZ af te meten.
De VMM is bezig met de validatie van de meetresultaten van 2017 en communiceert daar op een later tijdstip over. Vooral de resultaten van de verkeersgerelateerde meetstations (Plantin en Moretuslei, Belgiëlei) en de verkeersgerelateerde polluenten (roet, stikstofoxiden en stikstofdioxide) zullen een goede indicatie geven of de LEZ een positieve impact heeft op de gemeten luchtkwaliteit.
Op 1 februari 2017 voerde de stad Antwerpen als eerste Belgische stad een lage-emissiezone (LEZ) in.
Om de impact van de LEZ te kunnen bepalen is berekend in welke mate de LEZ heeft gezorgd voor een verjonging van het wagenpark en welk vermindering van uitstoot van luchtverontreinigende stoffen daarmee gepaard gaat. Het onderzoek werd in opdracht van de stad uitgevoerd door Transport & Mobility Leuven (TML) en VITO.
Het college neemt kennis van de resultaten van het onderzoek van TML en VITO naar de impact van de lage-emissiezone op het wagenpark en vermindering van uitstoot van luchtverontreiniging door het wegverkeer.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
Stadsontwikkeling / Energie en Milieu | Publiekelijk ontsluiten van de resultaten van het onderzoek |