Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019134286 |
Gegevens van de aanvrager: |
mevrouw Greet Aelter met als adres Motstraat 20 te 2800 Mechelen, de heer Ivan Brijsse met als adres Motstraat 20 te 2800 Mechelen en VLGEWGEM Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn met als adres Motstraat 20 te 2800 Mechelen |
Gegevens van de exploitant: |
VLGEWGEM Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn met als adres Motstraat 20 te 2800 Mechelen |
Ligging van het project: |
Vaartkaai 44 te 2170 Antwerpen en Vaartkaai 44 te 2170 Merksem (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 40 sectie C nrs. 597B4 en 608L2 |
Inrichtingsnummer: |
20180522-0094 (Stelplaats Vaartkaai) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
Stelplaats voor bussen: verandering door uitbreiding |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 06/11/2007: Bouwvergunning (3184#769) voor het oprichten tijdelijke busstelplaats inclusief was- en tankstraat en parkeerplaatsen;
- 06/09/2007: Milieuvergunning (1254#12334) voor het exploitatie stelplaats voor bussen;
- 20/10/2006: Bouwvergunning (3166#48) voor het slopen gebouwen Tabacofina.
Vergunde/vergund geachte toestand
- een stelplaats voor bussen.
Huidige toestand
- een stelplaats voor bussen van het openbaar vervoer geplaatst met een tijdelijke vergunning voor 5 jaar.
Gewenste toestand
- regularisatie van de vergunning voor het inrichten van een stelplaats voor bussen:
- uitbreiden van de huidige bedrijfsactiviteiten met een waterstofinstallatie voor opslag en verdeling geplaatst in een aangepaste zeecontainer;
- plaatsen van een verharding in beton en afsluitingen rond deze waterstofinstallatie.
Inhoud van de aanvraag
- stelplaats voor bussen: aanpassingen door uitbreiding.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 15 juni 2017 werd er door de Deputatie aan de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn een vergunning verleend voor de verdere exploitatie na verandering van een stelplaats voor bussen. Deze vergunning is geldig tot 15 juni 2037 (MLAV1-2016-0417).
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft de bouw van een verdeelinstallatie voor waterstof op de stelplaats van De Lijn aan de Vaartkaai in Merksem. De nieuwe installatie zal instaan voor de verdeling van waterstof als brandstof aan vijf waterstofbussen die sinds december 2014 door De Lijn worden ingezet in de regio Antwerpen.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
-2 x 250kVA kVA + 1 x 630 kVA |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
+110,00 kW |
16.4.1° |
inrichtingen voor het niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en voor de bevoorrading van motorvoertuigen, met uitzondering van deze vermeld in rubriek 16.9, met gevaarlijke gassen gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 of GHS06; |
1 verdeelinstallatie |
17.1.2.2.3° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; |
40.000,00 l |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
lokale politie/ verkeerspolitie (LP/VK/SE) |
6 december 2019 |
12 december 2019 |
Gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ mobiliteit |
6 december 2019 |
10 januari 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
de platte daken van de personeelsruimten, de wasstraat en de hangar worden niet uitgevoerd in een groendak;
Sectorale regelgeving
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen.
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De voorziene infrastructuur wordt geplaatst in het industriegebied volgens het gewestplan en in een omgeving die in de praktijk reeds als industrie werd ontwikkeld. De aanvraag integreert zich binnen de bestaande omgeving en de bestaande configuratie van de bebouwing in de onmiddellijke omgeving.
Volgens het Kaderplan ‘Albertkanaal: Antwerpen – Schoten – Wijnegem, visienota’ moet de kop van Merksem, waarbinnen de aanvraag gelegen is, worden ingericht voor watergebonden activiteiten. Een permanente vergunning voor onbepaalde duur voor een stelplaats van bussen, hypothekeert de gewenste functie op deze locatie en druist daarmee in tegen deze beleidsvisie. Daarom wordt voorgesteld om de aanvraag opnieuw tijdelijk te vergunnen voor een periode van 5 jaar.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen het beoordelingskader voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op de omvang van de Stelplaats. Deze biedt plaats aan 121 bussen. De parkeerbehoefte voor personeel wordt berekend op basis van het aantal personeelsleden dat tegelijkertijd aanwezig is op de site. Op piekmomenten zullen er maximaal 41 chauffeurs uitgereden zijn. Daarnaast werken er op de site zelf nog 8 mensen in administratie en onderhoud. In totaal zijn dit 49 personen. Hiervan wordt er aangegeven dat 45% met de auto komt. Voor piekmomenten is er dus nood aan minstens 22 parkeerplaatsen.
|
De plannen voorzien in 48 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 48.
Dit aantal is toereikend.
|
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 22 – 48 = 0. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.
|
Ontsluiting/bereikbaarheid
De site ontsluit voor de bussen via de Vaartkaai. De parking voor personenwagens via de Carrettestraat.
Fietsvoorzieningen
Er dient minstens voor 1/3de van het aanwezige personeel fietsenstallingen worden voorzien. Op 49 personeelsleden bedraagt dit 16 fietsenstallingen. De aanvraag voldoet hier aan.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
Het betreft de aanleg van een parking voor bussen van de vervoersmaatschappij De Lijn. Naast de stalplaatsen voor de bussen wordt op de site een compressielokaal, 2 containers, een wasstraat, een hangaar, een waterstof-laadstation, een tankluifel met brandstoftanks voorzien. Tevens wordt er accommodatie voor het personeel voorzien in de vorm van een containergebouw, een fietsenberging en een parking voor personenwagens.
Naar ruimtegebruik toe, het stallen van autobussen, is het aangewezen dat de grond optimaal wordt ingericht. De aanvraag bundelt het parkeren waardoor het ruimtegebruik beperkt wordt en de circulatie optimaal kan verlopen.
Visueel-vormelijke elementen
Aan de ingang van de site bevindt zich het langwerpige containergebouw voor het personeel. Het gebouw is opgetrokken in grijs geprofileerde staalplaat en grijs buitenschrijnwerk. In de nabijheid staan de twee containers. Beide bestaan uit een klein rechthoekig volume en zijn afgewerkt in ivoorkleurige sandwichpanelen met aluminium buitenschrijnwerk.
De fietsenberging wordt opgetrokken in verticale houten latten.
Het compressielokaal bevindt zich eveneens aan de ingang van de site en bestaat uit een rechthoekig volume afgewerkt in grijze industrieel panelen.
Het waterstof-laadstation staat midden op de site. Het bestaat uit een container afgewerkt in wit geprofileerde staalplaten. De H2-tube trailers worden geplaatst achter een stalen hekwerk.
De wasstraat en de hangaar zijn beide een langwerpig volume en staan naast elkaar op de site. De wasstraat wordt afgewerkt in grijze staalplaat en de hangaar in grijze geïsoleerde wandpanelen.
Achter de wasstraat staan de horizontale cilindervormige brandstoftanks. Hiernaast bevindt zich de tanklocatie overdekt met een luifel. De luifel wordt afgewerkt met een grijze geprofileerde staalplaat.
Het betreft een aanvraag in een industriële omgeving en dan primeert de functionaliteit van de gebruikte materialen, niet zozeer het esthetisch aspect.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Op 6 november 2007 werd een tijdelijke vergunning verleend voor een busstelplaats met kantoorruimten voor een periode van 5 jaar. Vermits de aanvraag toen voor tijdelijk gebruik werd aangevraagd, werden alle constructies demontabel voorzien. De personeelsruimten werden toen opgetrokken in tijdelijke containerunits.
De personeelsruimten worden opgetrokken in een soort van containerunits aan elkaar geschakeld en bestaan uit geprofileerde staalplaten met 10 cm isolatie. De twee containers bestaan eveneens uit geprofileerde staalplaten met een isolatie van 5 cm. Dergelijke constructies/containers zijn niet geschikt voor langdurig verblijf en gebruik.
Tevens wijkt de aanvraag af van artikel 38 van de bouwcode. De platte daken worden niet voorzien in groendak. Zowel vanuit duurzaamheid als vanuit beeldkwaliteit heeft een groendak een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van een gewoon dak. Ze zorgen voor een kleinere hoeveelheid afgevoerd regenwater en beperken gelijktijdig het piekdebiet bij stortbuien. Ook verminderen ze het “urban heat island” effect en werken ze als (extra) dakisolatie. Door hun groene karakter zijn ze aangenamer om op te kijken en verhogen ze de biodiversiteit. De platte daken van de wasstraat, de hangar en de personeelsruimten worden niet uitgevoerd in een groendak. Aangezien de wasstraat en de hangar van technische aard zijn en deze onderhevig zijn aan aanpassingen voor gebruik, is een groendak niet wenselijk. De afwijking is aanvaardbaar.
De personeelsruimten daarentegen zijn niet onderhevig aan aanpassingen. Vanuit dit opzicht is de aanleg van een groendak mogelijk en is dus de afwijking stedenbouwkundig niet wenselijk.
Omdat de personeelsruimten hier ruim 13 jaar staan, dringt zich vermoedelijk vernieuwing op. Uit de aard van de constructies (containerunits) en de gebruikte materialen (niet duurzaam) blijkt ook hier de tijdelijkheid van de aanvraag. Een periode van 5 jaar wordt voorgesteld.
De aanvraag wijkt af van artikel 30 van de bouwcode. Alle bovengrondse parkeerplaatsen voor personenvoertuigen moeten worden ingericht met waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal. De stad hecht belang aan een duurzame waterhuishouding en een vermindering van de stedelijke opwarming. Water- en hitteproblematieken komen dan ook vaak voor door de grote bodemafdichting door weginfrastructuur en parkeerfaciliteiten. Daarom zijn zowel groene invulling als waterdoorlatende materialen te verkiezen bij het ontwerp van de open ruimte. De stalplaatsen voor personenvoertuigen zijn echter volledig verhard. Als voorwaarde wordt opgenomen dat deze stalplaatsen in waterdoorlatend materiaal moeten worden aangelegd.
De aanvraag wijkt af van artikel 44 van de bouwcode. Alle openlucht parkings moeten voorzien worden van olieafscheiders. Uit de plannen kan niet worden opgemaakt of hieraan wordt voldaan. Daarom wordt dit opgenomen in de voorwaarden voor de ingeplande busstelplaatsen.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De aanvraag omvat enerzijds een verandering (uitbreiding) van de rubriek 12.2.1 (nieuwe transformator) en anderzijds de uitbreiding met enkele activiteiten, specifiek voor de opslag en de verdeling van waterstof als brandstof voor de bussen (rubrieken 16.3.2.a, 16.4.1° en 17.1.2.2.3). De aanvraag houdt in dat de inrichting verhoogt van klasse 2 naar klasse 1. De overige activiteiten op de stelplaats blijven ongewijzigd.
De Lijn maakt momenteel gebruik van het waterstoftankstation op locatie ‘Lillo’ in de haven van Antwerpen. In de huidige situatie kunnen de bussen niet volledig worden ingezet in de dienstregeling omdat ze te ver om moeten rijden om te kunnen tanken. In het geval van verplaatsing van het huidige waterstoftankstation zal de waterstof geleverd worden door Air Liquide middels tube trailers (vrachtwagens).
Bij een waterstofverdeelinstallatie wordt gasvormig waterstof onder druk aangeleverd op het station (200 bar), vervolgens wordt het via één of meerdere compressoren op een hogere druk gebracht (450 bar), daarna wordt het lokaal gestockeerd in een buffer om tenslotte via een verdeelzuil gecontroleerd te kunnen worden afgeleverd op een druk van maximum 350 bar.
In eerste instantie zal de installatie worden gebruikt voor het bevoorraden van vijf waterstofbussen met een overeenkomstig verbruik van 175 kg per dag (= 5 x 35 kg/dag) of 63,9 ton per jaar. Met het oog op een mogelijk grotere inzet van waterstofbussen in de regio Antwerpen in de nabije toekomst, wordt een vergunning aangevraagd voor het verdelen van maximaal 146 ton waterstof per jaar (of 400 kg per dag).
De waterstofverdeelinstallatie wordt bevoorraad via tubetrailers. De stelplaats Vaartkaai voorziet in de mogelijke aanwezigheid van twee tube-trailers op de stelplaats. Een eerste tube-trailer wordt in verbinding gesteld met de vaste waterstofinstallatie en voorziet op die manier in de voeding van de verdeelinstallatie. Een tweede tube-trailer fungeert als bijkomende voorraad. De druk in de eerste tube-trailer wordt daarbij op pijl gehouden door de inhoud van de tweede tube-trailer via een kleine boostercompressor te transfereren naar de eerste tube-trailer. Wanneer de druk in de tweede trailer is gezakt tot 10 bar, wordt deze gewisseld door een nieuwe tube-trailer op 200 bar. De kleine boostercompressor staat opgesteld in een technische ruimte voorzien van gasdetectie en geforceerde ventilatie.
Via één of twee grote boostercompressoren wordt het waterstof uit de tube-trailer vervolgens opgedrukt tot op een druk van maximaal 450 bar. Het gecomprimeerde waterstofgas wordt via een bovengrondse leiding naar de opslagbuffer of de afleverzuil geleid. Aangezien compressie van waterstof leidt tot een temperatuursverhoging wordt het gecomprimeerde waterstofgas gekoeld aan de uitlaat van de compressoren. De grote compressoren staan ook opgesteld in een technische ruimte, eveneens voorzien van gasdetectie en geforceerde ventilatie.
Om de duur van een tankbeurt tot een aanvaardbaar niveau te beperken wordt het gecomprimeerde waterstofgas op het station opgeslagen in een buffer (maximum 450 bar). Na elke tankbeurt wordt de buffer via de boostercompressoren aangevuld. De buffer bevat maximaal 94 kg waterstof bij een druk van 450 bar. De opslagbuffer wordt gemonteerd op het dak van de technische ruimte en bevindt zich derhalve in open lucht op circa 3,5 m boven het grondniveau.
Het afleveren van waterstof als brandstof voor bussen verloopt via een verdeelslang aan een afleverdebiet van maximum 60 g/s (3,6 kg/min). De maximale vuldruk bedraagt 350 bar. Het gecomprimeerde waterstofgas stroomt in eerste instantie gecontroleerd onder invloed van een drukverschil vanuit de buffer naar de brandstoftanks van de te bevoorraden bus. Wanneer de inhoud van de buffer ontoereikend is, worden de brandstoftanks van de bus verder aangevuld via een rechtstreekse verbinding met de boostercompressoren van de installatie.
Na het aansluiten van de verdeelslang zal eerst een automatische dichtheidstest volgen waarmee de dichtheid van de tot stand gebrachte verbinding tussen de afleverzuil en de brandstoftanks van de te bevoorraden bus wordt gecontroleerd. Na de tankbeurt wordt de druk in de slang en de koppeling op een gecontroleerde wijze afgelaten, zodat de verdeelslang op een veilige manier kan worden ontkoppeld. Een accidentele breuk van de afleverslang wordt gedetecteerd via een drukmeting in de slang en resulteert in het automatisch afbreken van de aflevering (reactietijd: maximum 2 seconden).
Een gemiddelde tankbeurt van een bus waarbij ongeveer 30 kg waterstof wordt afgeleverd neemt circa 10 minuten in beslag aan een gemiddeld afleverdebiet van 50 g/s.
Er werd een veiligheidsstudie aan de aanvraag toegevoegd waarin de verschillende veiligheidsmaatregelen voorzien om een ongewenste vrijzetting (lekkage) van waterstof te voorkomen, om in geval van een lek accumulatie van waterstof in een besloten ruimte te vermijden en om de gevolgen van een vrijzetting te beperken door het vermijden van ontstekingsbronnen, worden beschreven. De exploitant dient alle preventieve en mitigerende maatregelen toe te passen die in de veiligheidsstudie beschreven staan.
Bijkomend wordt in de veiligheidsstudie het extern mensrisico dat uitgaat van een geplande waterstofverdeelinstallatie op de stelplaats berekend en geëvalueerd. Op basis van de uitgevoerde risicoanalyse wordt besloten dat het plaatsgebonden mensrisico en het groepsrisico dat uitgaat van de bestudeerde installatie voldoen aan alle risicocriteria die in Vlaanderen van toepassing zijn, op voorwaarde dat de jaarlijkse doorzet van de installatie beperkt blijft tot 146 ton per jaar (400 kg per dag). Met betrekking tot het optreden van mogelijke domino-effecten op de stelplaats is aan de scheidingsafstand tot de interne dieselverdeelinstallatie en de nabije hoogspanningslijn voldaan om de kans op optreden van domino-effecten op de stelplaats tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
Effecten op mobiliteit
Volgens de exploitant zal de uitbreiding van de stelplaats met een waterstofverdeelinstallatie geen extra busverkeer veroorzaken aangezien deze bussen al op de site aanwezig zijn.
Het effect van het aan- en afrijden van de vrachtwagens met tube trailers wordt echter niet besproken.
Advies van het college
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de wetgeving. Er wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. een olieafscheider plaatsen conform artikel 44 van de bouwcode voor de afwatering van de busstelplaatsen.
Geldigheidsduur
3. de handelingen waarvoor vergunning is verleend, mogen niet langer dan 5 jaar na de datum waarop de huidige vergunning een definitief en niet langer voor administratief beroep vatbaar karakter verkrijgt, in stand blijven. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning moet de begunstigde het terrein herstellen in de staat waarin het zich bevond vóór de tenuitvoerlegging van de vergunning van bepaalde duur.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
-2 x 250kVA kVA + 1 x 630 kVA |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
+110,00 kW |
16.4.1° |
inrichtingen voor het niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en voor de bevoorrading van motorvoertuigen, met uitzondering van deze vermeld in rubriek 16.9, met gevaarlijke gassen gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 of GHS06; |
1 verdeelinstallatie |
17.1.2.2.3° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter. |
40.000,00 l |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
26 november 2019 |
Start openbaar onderzoek |
6 december 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
4 januari 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
15 januari 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
6 december 2019 |
4 januari 2020 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een voorwaardelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
Stadsontwikkeling/Vergunningen | het advies over te maken aan de voorzitter van de provinciale omgevingsvergunningscommissie |