Samenstelling
Aanwezig
Bart De Wever, burgemeester;
Koen Kennis, schepen;
Ludo Van Campenhout, schepen;
Claude Marinower, schepen;
Rob Van de Velde, schepen;
Nabilla Ait Daoud, schepen;
Liesbeth Homans, schepen;
Roel Verhaert, stadssecretaris
Afwezig
Philip Heylen, schepen;
Marc Van Peel, schepen;
Serge Muyters, waarnemend korpschef
Secretaris
Roel Verhaert, stadssecretaris
Voorzitter
Bart De Wever, burgemeester
2013_CBS_11994 - Milieuvergunningen Vlarem klasse 2 - Hilton International Co bvba, Groenplaats 32, 2000 Antwerpen. Dossiernummer AN2013/587/AV - Goedkeuring
Motivering
Gekoppelde besluiten
Vlarem. District Antwerpen. Vergunningsplichtige inrichting klas
Vlarem. District Antwerpen. Vergunningsplichtige inrichting klas
Regelgeving: bevoegdheid
Artikel 36, 4° van Vlarem I bepaalt dat het college een uitspraak dient te doen over een milieuvergunningsaanvraag klasse 2.
Aanleiding en context
Aanvrager: Hilton International Co bvba - Groenplaats 32 - 2000 Antwerpen. De aanvraag omvat de verdere exploitatie van een hotel.
Argumentatie
Het college beslist op basis van het verslag van de dienst milieuvergunningen, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Juridische grond
Het milieuvergunningendecreet van 28 juni 1985, meermaals gewijzigd, en haar uitvoeringsbesluiten (Vlarem I en II) bepalen dat niemand zonder vergunning of melding een hinderlijke inrichting mag exploiteren.
Besluit
Het college van burgemeester en schepenen beslist:
Artikel 1
Het college beslist een milieuvergunning klasse 2 goed te keuren aan Hilton International Co bvba, Groenplaats 32, 2000 Antwerpen, voor de inrichting gelegen op hetzelfde adres. De vergunning heeft als voorwerp: de verdere exploitatie van een hotel.
Artikel 2
Het college wijst erop dat voor de exploitant de volgende algemene en sectorale voorwaarden van toepassing zijn:
algemene milieuvoorwaarden – algemeen
|
hoofdstuk 4.1 , 4.7, 4.9 en bijlagen 4.1.9.1.6, 4.1.9.2.3.1, 4.1.9.2.3.2, 4.1.9.2.3.4 en 4.8;
|
algemene milieuvoorwaarden – geluid
|
hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6;
|
algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater
|
hoofdstuk 4.2 en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4;
|
algemene milieuvoorwaarden - lucht
|
hoofdstuk 4.4 en bijlagen 4.4.1 tot 4.4.6. en hoofdstuk 4.10;
|
algemene milieuvoorwaarden – licht
|
hoofdstuk 4.6;
|
elektriciteit
|
hoofdstuk 5.12;
|
gassen – gemeenschappelijke bepalingen
|
hoofdstuk 5.16.1 en bijlage 5.16.5;
|
gassen – koelinrichtingen / compressoren
|
hoofdstuk 5.16.3;
|
opslag van gevaarlijke stoffen / ondergrondse en bovengrondse houders
|
hoofdstuk 5.17.1 en bijlage 5.17.1;
|
inrichtingen met muziekactiviteiten
|
hoofdstuk 5.32.2;
|
niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures
|
hoofdstuk 5.43.1 + 5.43.4;
|
niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en stoom- en gasturbine-installaties - kleine stookinstallaties (300 kW - 5 MW)
|
hoofdstuk 5.43.2.3.
|
Artikel 3
Het college beslist dat de exploitant volgende bijzondere voorwaarden en brandweervoorwaarden dient na te leven:
1. Bijzondere voorwaarden:
- het maximum aantal bezoekers wordt voor de foyer, de balzaal, de zalen Lijn en Teun gezamenlijk vastgesteld op 1 000 personen op basis van het brandweerverslag;
- bij gebruik van de inrichting als lokaal met muziekactiviteiten moet de exploitatie gebeuren met gesloten ramen en deuren;
- de exploitant dient eventuele afgeleide hinder te beperken, vermits er inpandig geen rokersruimte voorzien is;
- het volledig akoestisch onderzoek dient bezorgd te worden aan de dienst milieuvergunningen, p/a Grote Markt 1, 2000 Antwerpen, uiterlijk bij het ingaan van de hervergunning. Er wordt hierbij verwezen naar de bijlage bij het aanvraagdossier, bestaande uit een brief de dato 24 december 2012 waarin gesteld wordt dat er binnenkort een maatschappij onder de arm genomen wordt om het geluidsplan op te stellen. Tot op heden mochten wij dit nog niet ontvangen.
2. Brandweervoorwaarden:
- muurhaspels met axiale voeding (conform NBN EN 671-1) aangesloten via een aangepaste leiding op de openbare waterbedeling of ander gelijkwaardig voedingssysteem, dienen op oordeelkundig gekozen plaatsen opgesteld zodanig dat elk punt van de inrichting kan bespoten worden. Hun aantal wordt zodanig bepaald dat de af te leggen afstand vanaf om het even welk punt tot het dichtst bijgelegen toestel niet meer bedraagt dan de lengte van de gebruikte haspels. De haspels dienen gevoed met een leiding onder druk zodanig dat het debiet bij de minst bedeelde haspel gelijk is aan of groter dan 24 liter per minuut. De leidingen voor bluswater dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. De geplaatste muurhaspels dienen voorzien van een vergrendeling derwijze dat men het afsluitmondstuk niet kan verwijderen zonder het openen van een handbediende afsluiter op de watertoevoer. De waterlevering moet te allen tijde, ook tijdens vorstperiode, gewaarborgd zijn.
- snelblustoestellen van minstens één bluseenheid conform NBN EN 3-7 - bij voorkeur 6 kg poeder type ABC - dienen aangebracht in de gehele inrichting à rato van 1 toestel per 150 m². Voor brandcompartimenten kleiner dan 300 m² dienen er in lek geval minstens 2 toestellen aanwezig te zijn. Bij elk punt of lokaal met verhoogd risico, zoals onder meer pompen, compressoren, belangrijke elektriciteitsborden, enzovoort, dient er minstens 1 toestel te worden voorzien. Er mogen nochtans gedeeltelijk mobiele bluseenheden of snelblustoestellen van een ander type aangewend worden op de plaatsen waar ze meer aangewezen zijn, voor zover de aangebrachte blusmiddelen minstens eenzelfde bluseenheid conform NBN EN 3-7 bezitten en evenwaardig zijn aan de bovenvermelde.
- een snelblustoestel van 5 kg CO2 -½ bluseenheid conform NBN EN 3-7- dient aangebracht nabij de toegang tot de hoogspanningscabine.
- de inrichting moet voorzien worden van veiligheidsverlichting, die onmiddellijk en automatisch in dienst treedt bij het uitvallen van de stroom. Minimaal dienen armaturen aangebracht te worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), in de nabijheid van de brandbestrijdingsmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht bediend worden. De veiligheidsverlichting dient verder uitgebreid te worden zodanig dat de plaatsing en de verlichtingssterkte voldoende is om een gemakkelijke ontruiming te waarborgen. De veiligheidsverlichting moet tenminste gedurende 1 uur zonder onderbreking kunnen functioneren.
Artikel 4
Het college beslist dat de milieuvergunning ingaat op 29 november 2013 en eindigt op 29 november 2033.
Artikel 5
Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen voor de stad of het OCMW.