Artikel 36,4° van Vlarem I bepaalt dat het college een uitspraak dient te doen over een milieuvergunningsaanvraag klasse 2.
Aanvrager: Femm bvba - Boterhamvaartweg 2 - haven 138 - 2030 Antwerpen. De aanvraag omvat een inrichting voor de opslag en verkoop van scheepsbenodigdheden.
Het college beslist op basis van het verslag van de dienst milieuvergunningen, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Het milieuvergunningendecreet van 28 juni 1985, meermaals gewijzigd, en haar uitvoeringsbesluiten (Vlarem I en II) bepalen dat niemand zonder vergunning of melding een hinderlijk inrichting mag exploiteren.
Het college beslist een milieuvergunning klasse 2 goed te keuren aan Femm bvba, Boterhamvaartweg 2, 2030 Antwerpen, om op de percelen gelegen te 2030 Antwerpen, Boterhamvaartweg 2, haven 138, een inrichting voor de opslag en verkoop van scheepsbenodigdheden te exploiteren.
Het college wijst erop dat de volgende algemene en sectorale milieuvoorwaarden van toepassing zijn:
Algemene milieuvoorwaarden:
algemene milieuvoorwaarden – hoofdstuk 4.1, 4.7, 4.9 en bijlagen 4.1.9.1.6, 4.1.9.2.3.1, 4.1.9.2.3.2, 4.1.9.2.3.4 en 4.8; |
algemene milieuvoorwaarden, oppervlaktewater – hoofdstuk 4.2. en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4; |
algemene milieuvoorwaarden – lucht – hoofdstuk 4.4 en bijlagen 4.4.1 tot 4.4.6. en hoofdstuk 4.10; |
algemene milieuvoorwaarden, geluid – hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2,4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6; |
algemene milieuvoorwaarden, licht – hoofdstuk 4.6. |
Sectorale voorwaarden:
opslag van gevaarlijke stoffen / ondergrondse en bovengrondse houders – hoofdstuk 5.17.1 en bijlage 5.17.1; |
opslag van gevaarlijke stoffen / bovengrondse houders – hoofdstuk 5.17.3 en bijlagen 5.17.2 tot 5.17.4 en bijlage 5.17.7; |
beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen bij opslag en verlading van benzine – hoofdstuk 5.17.4 en bijlage 5.17.9, 5.17.10, 5.17.11 en 5.17.12. |
Het college beslist dat de exploitant de volgende bijzondere en brandweervoorwaarden dient na te leven:
Bijzondere milieuvoorwaarde:
Brandweervoorwaarden:
Snelblustoestellen
Snelblustoestellen van minstens anderhalf bluseenheid conform NBN EN 3-7 - bij voorkeur 9 kg poeder type ABC - dienen goed verdeeld aangebracht à rato van 1 toestel per 150 m² (binnenruimte). Voor brandcompartimenten kleiner dan 300 m² dienen er in elk geval minstens twee toestellen aanwezig te zijn.
Muurhaspels + muurhydrant
Muurhaspels met axiale voeding (conform NBN EN 671-1) + muurhydrant (volgens de norm NBN 571 en voorzien van vaste koppelstukken doormeter 45 mm volgens Koninklijk Besluit van 30 januari 1975) met gemeenschappelijke watertoevoer met een binnendiameter van tenminste 70 mm dienen op oordeelkundig gekozen plaatsen opgesteld zodanig dat elk punt van de inrichting kan bespoten worden.
Hun aantal wordt zodanig bepaald dat de af te leggen afstand vanaf om het even welk punt tot het dichtst bijgelegen toestel niet meer bedraagt dan de lengte van de gebruikte haspels.
De haspels dienen gevoed met een leiding onder druk zodanig dat het debiet bij de minst bedeelde haspel gelijk is aan of groter dan 24 liter per minuut.
De leidingen voor bluswater dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt.
De geplaatste muurhaspels dienen voorzien van een vergrendeling derwijze dat men het afsluitmondstuk niet kan verwijderen zonder het openen van een handbediende afsluiter op de watertoevoer.
De waterlevering moet te allen tijde, ook tijdens vorstperiode, gewaarborgd zijn.
Het college beslist dat de milieuvergunning ingaat op 29 november 2013 en eindigt op 29 november 2033.