In het verleden werden aanvragen reactief en willekeurig behandeld maar altijd vanuit de vraag: welke meerwaarde kan deze zusterband creëren voor de stad Antwerpen?
Enkele criteria die daarbij gehanteerd werden:
Wanneer een stad de vraag stelde om te verzusteren met de stad Antwerpen werden alle betrokken partijen om advies gevraagd. Bij een positief advies werd het geheel voorgelegd aan het schepencollege waarna een beslissing volgde. In de praktijk komt het erop neer dat de verzusterde steden meestal havensteden zijn die ook cultureel iets te betekenen hebben.
De huidige officiële banden zijn: Rotterdam (Nederland, 1940); Mulhouse (Frankrijk, 1956); Sint-Petersburg (Rusland, 1958); Marseille (Frankrijk, 1958); Rostock (Duitsland, 1963); Shanghai (China, 1984); Haïfa (Israël, 1986); Los Angeles (Verenigde Staten, 1987); Kaapstad (Zuid-Afrika, 1996); Barcelona (Spanje 1997) en Ludwigshafen (Duitsland, 1998). Hierbij is abstractie gemaakt van verdragen afgesloten vanuit de haven of vanuit de districten (voor de fusie in 1983).
In zitting van 10 januari 2014 (jaarnummer 12559) besloot het college over te gaan tot een evaluatie van de bestaande stedenrelaties. In zitting van 12 september 2014 (jaarnummer 9195) nam het college een principebesluit om nieuwe aanvragen tot verzustering in beraad te houden tot er een kader is ontwikkeld waaraan mogelijke aanvragen kunnen getoetst worden. De stad Antwerpen heeft sinds de goedkeuring van de beleidsnota externe relaties op 10 januari 2014 geen verdragen gesloten met nieuwe partnersteden. Wel werd er intensief gewerkt aan de vernieuwing van een - breed gedragen - samenwerkingsovereenkomst met zowel Rotterdam (4 juli 2014) als Shanghai (13 oktober 2014).
De stad Antwerpen heeft ondertussen niet actief andere steden benaderd om soortgelijke partnerschappen aan te gaan, noch heeft ze op inkomende vragen van - veelal kleinere - steden positief geantwoord. In zitting van 12 september 2014 werd reeds geargumenteerd dat “het aantal stedenbanden die de stad optimaal kan beheren in de toekomst in ieder geval beperkt zal zijn”. Er is dus nood aan een duidelijk kader waarvoor in dit besluit een aanzet wordt gegeven.
Bestaande principes
Er bestaat reeds een leidraad voor de bepaling van een geografische focus dewelke kan dienen voor de optimalisatie van de stedenbanden. In volgorde van prioriteit en allocatie van tijd en middelen zijn dit de principes zoals vastgelegd in de beleidsnota van de dienst externe relaties en in het collegebesluit van 10 januari 2014 (jaarnummer 12559).
1. Keuze voor concrete output van de acties vanuit mercantiele drijfveer.
Deze output kan financieel/economisch of maatschappelijk/cultureel van aard zijn, met aandacht voor BRICS landen en de buurlanden:
3. Sociale cohesie/maatschappelijk draagvlak
Steden, regio’s of landen waarvan we in Antwerpen een relevant aantal immigranten hebben. Eerder symbolisch van aard, met bijzondere diplomatieke contacten. Bijvoorbeeld: Nederland, Polen, Marokko, Turkije, Congo, Ghana, Israël.
4. Vanuit public relations of volkskunde
Projectmatig en meestal op basis van een concrete opportuniteit/aanleiding. Zeer weinig tijd en middelen in steken maar wel quick wins. Bijvoorbeeld: branding Metro Anvers in Parijs, het dorp Anversia in Italië, het dorp A in Noorwegen,…
Bovenstaand kader kan aangevuld worden met de primaire, strategische doelmarkten uit het plan voor externe marketing van de stad Antwerpen. Voor de stad zelf zijn dat Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten (oostkust). België en de buurlanden worden als mature markten beschouwd. Voor de haven ligt de geografische focus op Turkije, Canada en Zuid-Afrika. Voor de diamant komen daar de BRIC-landen en de Verenigde Staten bij.
Aanvullende principes
In de toekomst is het nuttig om een meer moderne invulling te geven aan het concept zusterstad door te vertrekken van het bestaande geografische kader en daarmee proactief op zoek gaan naar mogelijke banden.
Hier moet het onderscheid tussen partnerstad en stedenband duidelijk gedefinieerd worden, zoals reeds in het collegebesluit van 21 augustus 2015 (jaarnummer 6906) gebeurde.
Partnerstad = een stad of gemeente waarmee de stad Antwerpen een actieve, brede samenwerkingsovereenkomst heeft. Meestal in de vorm van een MoU (Memorandum of Understanding) of een intentieverklaring. Bijvoorbeeld Rotterdam en Shanghai.
Stedenband = elke stad of gemeente waarmee de stad Antwerpen actief in contact is en/of samenwerkt binnen een specifiek domein. Bijvoorbeeld Breda voor Europese fondsenwerving.
Dit nieuwe onderscheid betekent tevens dat we net niet meer over jumelages, verzusteringen enzovoort spreken. Maar wel van (zakelijkere) stedenrelaties en partnersteden. Eén van de belangrijkste principes daarbij is dat er geen blinde verbintenissen voor het leven meer worden afgesloten. Verzusteringen waren trouwerijen die - helaas - vaak niet geconsumeerd werden. Partnersteden zijn samenlevingsovereenkomsten die gesloten en verbroken kunnen worden. Een relatie met een partnerstad eindigt de facto als de brede samenwerkingsovereenkomst verlopen is.
Het aangaan van een partnerschap brengt een zekere relationele druk met zich mee: wat doe je met die band? Hoe vul je die heel concreet in? Wat zijn de kosten/baten? Hét uitgangspunt om een partnerschap aan te gaan moet daarom zijn of deze past in de concrete beleidsdoelstellingen van de stad. De doelstellingen uit het bestuursakkoord worden de basiscriteria.
Zo kan het inzetten op ecologische leefbaarheid, verduurzaming en verkeersveiligheid leiden tot verzustering met green cities als Kopenhagen. Het Born in Antwerp-jaar kan aanleiding geven tot projectmatig werken/verzustering met creatieve stad Berlijn.
Het toetsingskader
Al het bovenstaande brengt ons tot onderstaand profiel. Het is een ruim toetsingskader met een aantal basiscriteria waaraan een toekomstige partnerstad moet voldoen.
1. Het gaat om een tijdelijke samenwerking op basis van een concrete opportuniteit, overeenkomst of beleidsdoelstelling rond:
2. Met steden uit regio's:
3. Met als doel concrete financiële/economische of maatschappelijke/culturele output te genereren.
Bij elke toetsing gelden alle drie de criteria. Wat het eerste criterium betreft, moet altijd aan categorie economie en bijkomend aan een andere categorie worden voldaan.
Het college beslist om het toetsingskader voor partnersteden, zoals in dit besluit geformuleerd, goed te keuren.