Het college beslist op basis van het verslag van de dienst milieuvergunningen, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd en sluit zich aan bij deze motivatie.
Het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; het besluit van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming.
OVAM vraagt advies aan het college over een bodemsaneringsproject met als opdrachtgever Total Olefins Antwerp nv - Scheldelaan 10 - 2030 Antwerpen (kenmerk 10701).
Het college beslist het gunstige advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, goed te keuren onder volgende voorwaarden:
1. bij onttrekking van grondwater mag, in afwijking van de algemene en sectorale bepalingen, de concentratie voor de volgende verontreinigende gevaarlijke stoffen in het geloosde afvalwater niet hoger zijn dan:
| Parameter | Voorstel lozingsvoorwaarde |
| BTEX(som) | 20µg/l |
| benzeen | 10 µg/l |
| tolueen | 10 µg/l |
| ethylbenzeen | 10 µg/l |
| xylenen | 10 µg/l |
| cumeen | 300 µg/l |
| minerale olie | 500 µg/l |
2. het afvalwater moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde water te controleren;
3. het debiet van het opgevangen grondwater moet worden geregistreerd;
4. bij de sanering dienen de aangrenzende nutsleidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon...) op het openbaar domein gecontroleerd te worden op mogelijke aantasting. De saneerder dient hiervoor contact te nemen met de desbetreffende uitbaters;
5. de saneringsverantwoordelijke nodigt op de eerste voorbereidende werfvergadering de betrokken stadsdiensten of diensten van het havenbedrijf uit om de nodige praktische afspraken te maken rond werfinrichting, het gebruik van het openbaar domein en dergelijke. U meldt dit aan (voor haven: Joris Vanderhallen op milieu@portofantwerp.com - 03 205 24 04);
6. alle voorzieningen worden getroffen teneinde bevuiling van de openbare weg door het transport van de vuile grond te voorkomen. De wielen en buitenzijde van de vrachtwagens en van het werfmateriaal dienen indien nodig ter plaatse gereinigd te worden. De vervuilde grond wordt onmiddellijk afgevoerd naar een erkend verwerker. De vrachtwagens dienen te beschikken over vloeistofdichte en afdekbare laadruimtes;
7. de zuiveringsinstallaties dienen op de bronpercelen geplaatst te worden;
8. indien tijdens de werken de stofconcentraties in de lucht hinderlijk zijn voor de omgeving, zullen onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen worden om de stofontwikkeling te verminderen;
9. gezien de risico’s die uitgaan van de verontreiniging, dient de monitoringsfase opgestart te worden binnen de maximale termijn van 3 jaar naar analogie met de Vlarem-wetgeving waarin gesteld wordt dat een vergunde inrichting in gebruik moet worden genomen binnen deze maximale termijn, op straffe van verval van de vergunning. Bovendien zorgt deze voorwaarde voor een aanvaardbare periode tussen de bekendmaking van de noodzaak tot bodemsanering en de werkelijke uitvoering hiervan.
Het college geeft opdracht aan:
| Dienst | Taak |
| Stadsontwikkeling/vergunningen | het advies over te maken aan OVAM. |