Terug

2018_CBS_09399 - Duurzame stad - Klimaatbeleid. Emissie-inventaris. Resultaten 2016 - Kennisneming

college van burgemeester en schepenen
vr 26/10/2018 - 09:00 Digitaal
Kennis genomen

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Caroline Bastiaens, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Claude Marinower, schepen; Marc Van Peel, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2018_CBS_09399 - Duurzame stad - Klimaatbeleid. Emissie-inventaris. Resultaten 2016 - Kennisneming 2018_CBS_09399 - Duurzame stad - Klimaatbeleid. Emissie-inventaris. Resultaten 2016 - Kennisneming

Motivering

Gekoppelde besluiten

Argumentatie

1. Resultaten op hoofdlijnen

Deze emissie-inventaris kadert in de ondertekening van het Europees Burgemeestersconvenant. Hierin wordt gesteld dat er een nulmeting van de CO2-emissies dient te gebeuren voor een gekozen referentiejaar. Voor de stad Antwerpen is 2005 het referentiejaar. Om de voortgang in het stedelijk energie- en klimaatbeleid in kaart te brengen publiceert stad Antwerpen jaarlijks de cijfers voor het Burgemeesterconvenant en tweejaarlijks voor de volledige inventaris. 

Het voorliggend rapport is de actualisering van de emissie-inventaris voor het volledige stedelijk grondgebied van de stad Antwerpen voor het jaar 2016. Het bevat ook beperkte updates van de CO2-emissie-inventarissen 2005, 2007, 2010,2012, 2014 en 2015. Deze updates betreffen cijfers met betrekking tot de luchtvaart, de productie van zonnepanelen, de nationale emissiefactor electriciteit, de ETS-industrie en de niet-ETS energieproductie.

De emissie-inventaris 2016 wordt op twee manieren gepresenteerd. De eerste presentatievorm bevat de cijfers die aan het Europese bureau van het Burgemeestersconvenant overgemaakt zullen worden. De tweede presentatievorm bevat de totale uitstoot van broeikasgassen op het stedelijk grondgebied, inclusief de uitstoot van de ETS-industrie (ETS = emissions trading scheme, het systeem van verhandelbare emissierechten voor energie-intensieve industrie), van de lokale energieproductie bij deze bedrijven en van de zeevaart, de luchtvaart, de natuur en de landbouw. Deze sectoren zijn niet vereist voor de rapportage voor het Burgemeestersconvenant aangezien ze grotendeels buiten het bereik van stedelijk beleid vallen en minder geschikt zijn om de voortgang van dat stedelijk beleid op te volgen. 

Rapportage voor Burgemeestersconvenant (exclusief ETS, zee- en luchtvaart, natuur en landbouw)

kiloton CO2-equivalent 2005 2007 2010 2012 2014 2015* 2016 2016 tov 2005
residentieel 1.092 1.064 960 852 873 837  684  -37%
handel en diensten (excl. stedelijke diensten) 694 814 713 690 680 730  554  -20%
transport (excl. stedelijke vloot, zee- en luchtvaart) 811  849  793  781  813 844  839  +4%
industrie (niet-ETS) 555 349 300 351 369 296  274  -51%
lokale energieproductie (niet-ETS) 258 277 223 334 227 228  217  -16%
stedelijke diensten 130 118 100 81 84 76  74  -43%
stedelijke vloot 8 8 9 10 10 10  11  +30%
totaal 3.547 3.479 3.100 3.099 3.056 3.021  2.653  -25,2%

*: 2015 is beschikbaar voor het Burgemeesterconvenant, niet voor de volledige inventaris

Totale rapportage (inclusief ETS, zee- en luchtvaart, natuur en landbouw)

kiloton CO2-equivalent 2005 2007 2010 2012 2014 2016 2014 tov 2005
residentieel 1.044 967 910 805 866 670  -36%
handel en diensten (incl. stedelijke diensten) 747 895 718 685 752 600  -20%
transport (incl. stedelijke vloot, zee- en luchtvaart) 1.087 1.128 1.078 1.072 1.086 1.123  +3%
industrie (ETS en niet-ETS) 13.435 11.141 11.948 11.418 13.626 12.310  -8 %
lokale energieproductie (ETS en niet-ETS) 906 1.558 1.538 1.567 827 1.158  +28%
natuur en landbouw 7 6 16 13 14 13  + 84
totaal 17.226 15.695 16.207 15.624 17.172  15.874  -7.8%

Het verschil tussen de twee tabellen van (vooral) de residentiële sector vindt zijn oorsprong in de wijze waarop de emissies van al dan niet lokale elektriciteitsproductie verrekend moeten worden. De hogere lokale productie (in de volledige rapportage 25% van totale elektriciteitsverbruik, 13% onder het Burgemeesterconvenant) weegt door in de totale rapportage.   

2. Bespreking per sector

De totale uitstoot in 2016 op het volledige stedelijk grondgebied Antwerpen bedroeg 15.874 kTon (kiloton) CO2. In 2005 was deze 17.226 kTon. Ten opzichte van het referentiejaar 2005 stellen we een totale daling vast van -7,8%.  
De totale emissies van stedelijk grondgebied Antwerpen die onder de rapportering van de Burgemeestersconvenant vallen, bedroegen 2.653 kTon in 2016. Dit is een daling met 25,2 % ten opzichte van het referentiejaar 2005. 

Residentieel / huishoudens

De sector huishoudens heeft een resultaat dat 37,4 % lager ligt dan in 2005. Dit resultaat is opmerkelijk aangezien de bevolking in Antwerpen met 10,7% toenam sinds 2005. Verklaringen voor deze daling zijn:

  • 27% daling door een reductie van het graadgecorrigeerde energieverbruik de huishoudens; 
  • 38% daling van de Belgische emissiefactor voor elektriciteitsproductie; 
  • stijging van de lokale electriciteitsproductie van 4% naar 13% in 2016; 
  • verdere stijging van aardgas ten nadele van stookolie. 

Mogelijke verklaringen voor de daling in energieverbruik zijn te vinden in de renovatiegraad (onder andere in sociale woningbouw) , verbeterde performantie bij (ver)nieuwbouw, de actieve stedelijke werking via het Ecohuis.  

Handel en diensten

Het resultaat van de sector handel en diensten ligt 24% lager ligt dan in 2005, ondanks een hoger energieverbruik (+1%). Verklaringen voor deze daling zijn:

  • de switch van stookolie (-56%) naar aardgas (+11%);
  • de daling (-38%) van de  Belgische emissiefactor voor elektriciteitsproductie;
  • de toename van lokale energieproductie van 4% naar 13%. 

Zonder stedelijke diensten stijgt het totale energieverbruik van de sector handel en diensten met 3%. Bij de stedelijke diensten is er een daling van 21%. In de sector handel en diensten is er duidelijk nog potentieel voor wat betreft reductie van emissies door het voeren van een gericht beleid. Om die reden startte stad Antwerpen in 2017 het instrument Samen Klimaatactief op.

Transport

De uitstoot van de sector transport onder de Burgemeestersconvenant (zonder lucht- en zeevaart) stijgt met 4% ten opzichte van 2005. De totale emissies voor wegverkeer zijn met 9% toegenomen  ten opzichte van 2005. Het aandeel van het wegverkeer bedraagt 92% van de totale transportemissies.

De totale afgelegde kilometers op grondgebied Antwerpen zijn ten opzichte van 2012 toegenomen met 8,7% of een stijging met 268 miljoen voertuigkilometers. 60% van de totaal afgelegde kilometers vond plaats op snelwegen. Lichte voertuigen (personenwagens en bestelwagens)  zijn verantwoordelijk voor 88% van de totale afgelegde kilometers.

De emissies van tramverkeer zijn weggevallen door de overschakeling op 100% hernieuwbare energie. Binnenvaart en spoorverkeer tekenen voor een significante reductie op in emissies.

In de totaalrapportage (inclusief lucht- en zeevaart) stijgt de transportsector met 3% ten opzichte van 2005. Wegverkeer blijft verantwoordelijk voor de grootste emissies binnen de categorie transport met 69% van de totale emissies (inclusief stedelijke vloot). De emissies voor wegverkeer zijn met 9% gestegen ten opzichte van 2005.

Industrie

De emissies van de sector industrie (niet-ETS) zijn ten opzichte van 2005 met 51% afgenomen. Verklaringen hiervoor zijn:

  • een daling bij de niet-energetische emissies;
  • reductie in energieverbruik (21%);
  • daling van de Belgische emissiefactor voor elektriciteitsproductie (38%);
  • stijging van de lokale elektriciteitsproductie;
  • een mogelijke verschuiving van de emissies naar de ETS-fractie. Op basis van de beschikbare data is het niet mogeljk verdere conclusies over deze mogelijke verschuivingen te trekken.

Met 12.044 kTon aan CO2-emissies is de Antwerpse ETS-industrie veruit de grootste bron van broeikasgassen op stedelijk grondgebied. In 2012 tekende de sector industrie nog voor een reductie van 16% ten opzichte van 2005. In 2013 startte echter de derde handelsperiode van ETS. Dit hield een verdere uitbreiding (meer gassen en meer activiteiten) in van de activiteiten die onder het ETS-systeem vallen. Deze uitbreiding van het toepassingsgebied betekent voor Vlaanderen een niet onbelangrijke verschuiving van emissiebronnen (en emissies) naar het ETS, die vooral merkbaar is in de deelsector chemie. Een groot deel van die sector chemie is aanwezig op het Antwerps grondgebied. De totale uitstoot van de industrie daalde met 7% in 2016 t.o.v. 2005. 

Lokale energieproductie

De emissies van de sector energieproductie onder het Burgemeesterconvenant zijn ten opzichte van 2005 met 16% afgenomen. De hoofdreden is de daling van CO2-emissies uit biogas, afval- en stortgasinstallaties (-33%), terwijl ze 3% meer energie produceerden vergeleken met 2005. Opvallend is de productie van windenergie die met 686% gestegen is in vergelijking met 2005. 

De emissies uit lokale energieproductie namen in de inventaris voor het volledige stedelijk grondgebied toe met 28%. De lokale energieproductie steeg met 53%. Dit betekent dat er verhoudingsgewijs meer energie geproduceerd is voor de uitgestoten emissies. De emisiefactore van een lokaal opgewektte megawattuur energie (electriciteit en warmte) is met 17% afgenomen ten opzichte van 2005. 

Landbouw en natuur

Landbouw en natuur hebben in Antwerpen geen significant aandeel in de CO2-emissies en -opname.

Stedelijke diensten en vloot

De stedelijke diensten (inclusief vloot) tekenen een CO2-reductie op van 39%. Dit is te danken aan de afname van brandstofverbruiken door inspanningen inzake energie-efficiëntie en aan de overschakeling op een contract voor CO2-neutrale stroom. Zonder de stedelijke vloot bedraagt de emissiereductie 43%. In vergelijking met 2005 kent de vloot  een stijging van 31%, hoofdzakelijk door de verbruiken van vuilnis- en veegwagens en de uitbreiding van het wagenpark van brandweer en politie.

Het energieverbruik zelf (inclusief vloot) nam af met 18% ten opzichte van 2005. 

3. Conclusie

Uit de rapportage voor het Burgemeestersconvenant blijkt voor 2016 een totale uitstoot van 2.653 kTon CO2-equivalenten. Dit is een daling van 25,2% in vergelijking met 2005. In de totaalrapportage (inclusief ETS) is er in 2014 7,8% minder CO2 uitgestoten dan in 2005.

De ambitie van Stad Antwerpen voor het totaal van broeikasgassen conform het Burgemeestersconvenant is een reductie met 20% tegen 2020 ten opzichte van de emissies in 2005. Deze doelstelling is met andere woorden bereikt in 2016.

De stad Antwerpen besliste in september 2017 om de vernieuwde Burgemeestersconvenant te ondertekenen en zich op die manier te engageren om tegen 2030 haar broeikasgassen met minstens 40% te reduceren. Het collegebesluit van 7 juli 2018 (jaarnummer 6376) over het voortraject van het nieuwe klimaatplan 2030 gaat uit van 50% tot 55 %. Waneer die reductiedoelstelling lineair uitgezet wordt, zou in 2016 een minimale reductie van respectievelijk  17,6% (bij 40%-doelstelling) en 22% (bij 50-55% doelstelling) moeten gemeten zijn. Met de reductie van 25,2% is de stad op koers om ook die doelstelling te halen.

Tijdens de opmaak van het volgende klimaatactieplan verdienen de volgende factoren de aandacht: 

  • De Belgische emissiefactor voor elektriciteitsproductie is gedaald met 38%. De verdere evolutie van deze emissiefactor heeft een zekere invloed op het resultaat en wordt mee bepaald door externe marktomwentelingen zoals wijzigingen in het productieapparaat voor energie of een stijging van het aandeel hernieuwbare energie;
  • Een groot aandeel in de behaalde resultaten is dankzij een shift in het brandstofgebruik van stookolie naar aardgas. Deze shift is eindig en kan in de toekomst niet voor nog grote bijkomende reducties zorgen;
  • Alle sectoren tekenen reducties op ten opzichte van 2005, uitgezonderd de transportsector en specifiek het wegverkeer.

De ambitie van de stad Antwerpen voor de stedelijke diensten en stedelijke vloot is een halvering (-50%) van de emissies van de stedelijke diensten. Om die doelstelling over een periode van 15 jaar (2005-2020) te halen zou, in een lineaire vertaling, in 2016 een reductie van -37% moeten vastgesteld zijn om op koers te zitten. Dit is nu -39% voor diensten en vloot samen, wat betekent dat de stad momenteel op koers zit om de doelstelling van -50% te behalen.

4. Verder gebruik van de gegevens

De resultaten van de emissie-inventaris zullen ontsloten worden voor de stedelijke diensten en het grote publiek. De cijfergegevens worden overgemaakt aan de Europese Commissie in het kader van het Burgemeestersconvenant.

Aanleiding en context

Op 9 januari 2009 ondertekende de stad Antwerpen het Europese Burgemeestersconvenant of ‘Covenant of Mayors’. Dit convenant is een initiatief van de Europese Commissie. Het heeft tot doel om steden te verenigen in een permanent netwerk voor de uitwisseling van goede praktijken ter bevordering van energie-efficiëntie in de stedelijke omgeving. Van de deelnemende steden wordt verwacht dat zij op lokaal vlak de Europese klimaatdoelstellingen nastreven. In het kader van het Burgemeestersconvenant heeft de stad een stedelijk klimaatplan opgesteld en rapporteert ze periodiek over de evolutie van de broeikasgassen op het grondgebied. 

Het college nam kennis van de resultaten van de emissie-inventarissen op 17 mei 2013 (jaarnummer 4880, emissie-inventaris 2010), 6 juni 2014 (jaarnummer 6029, emissie-inventaris 2012), 16 december 2016 (jaarnummer 11072, emissie-inventaris 2014) en 12 januari  2018 (jaarnummer 308, emissie-inventaris 2015).

Het college keurde op 8 september 2017 (jaarnummer 9156) de gunning goed voor het opmaken voor de jaren 2015 (uitvoering in 2017), 2016 (uitvoering in 2018), 2017 (uitvoering in 2019) en 2018 (uitvoering in 2020).

Beleidsdoelstellingen

1 - Woonstad
1HWN01 - Antwerpen is een duurzame stad
1HWN0101 - De ecologische duurzaamheidsambities zijn maximaal gerealiseerd met het oog op een hoge levenskwaliteit voor iedereen en economische waardecreatie
1HWN010101 - Met een lager energieverbruik, duurzaam geproduceerde energie en schone technologie evolueren we naar klimaatneutraliteit in 2050

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college neemt kennis van de resultaten van de emissie-inventaris van broeikasgassen voor het jaar 2016.

Artikel 2

Het college geeft volgende opdracht:

Dienst Taak
SW/EMA rapportering van de cijfergegevens aan de Europese Commissie in het kader van het Burgemeestersconvenant 

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Bijlagen

  • Emissie-inventaris 2016.pdf