Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2018132145 |
Gegevens van de aanvrager: |
de heer Wim Van Lommel met als adres Cuylitsstraat 37 te 2018 Antwerpen (Antwerpen) |
Ligging van het project: |
Pastoor De Conincklaan 61 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 42sectie B nr. 201/2 C2 |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. |
Voorwerp van de aanvraag: |
bouwen van een eengezinswoning (lot 27) |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 24/05/1965: verkavelingsvergunning (196537) voor een nieuwe verkaveling;
- 01/09/1969: vergunning (222#2406) voor het bouwen van een villa op huisnummer 59;
- 28/03/2014: vergunning (20136329) voor het bouwen van een eengezinswoning.
Laatste vergunning
- vrijstaande woning bestaande uit 2 bouwlagen en een flauw hellend dak op 4 meter van de zijdelingse perceelgrenzen.
Bestaande toestand
- het perceel is aangelegd als tuin bij de woning met huisnummer 59.
Inhoud van de aanvraag
- bouwen van een vrijstaande woning van twee bouwlagen onder een plat dak op 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam |
22 november 2018 |
12 december 2018 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit |
22 november 2018 |
30 november 2018 |
stadsontwikkeling/ ontwerp en uitvoering/ ontwerpers |
22 november 2018 |
14 december 2018 |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de stedelijke agglomeratie van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Kleine Ring en respectievelijk de reservatiestrook voor de aanleg van lijninfrastructuur (de A102) tussen Merksem en Wommelgem, de R11 tussen Wommelgem en Mortsel, de oostelijke grens van Mortsel en Hove en de reservatiestrook voor pijpleidingen tussen Hove/Kontich en Hemiksem.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 3 Heistraat en omgeving, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 29 juni 1992. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: zone d voor woningen.
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) en bijzondere plannen van aanleg (BPA) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt in de verkaveling WI/1965/V/0008, goedgekeurd op 24 mei 1965, meer bepaald in lot(en) 27.
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het bijzonder plan van aanleg op volgende punten:
- Algemene voorschriften met betrekking tot in- en uitritten:
de breedte van de oprit in de voortuin is breder dan 1/3 van de perceelsbreedte;
- Artikel 1.2 Voortuinen en zijtuinen:
de verharding in de voortuin en zijtuin is meer dan 30% van deze zone;
- artikel 1.3 Gevelmaterialen:
de gevels worden niet uitgevoerd in baksteen, maar in een grote verscheidenheid aan materialen;
- artikel 4.3 Plaatsing van de gebouwen in zone D voor woningen:
de zijgevels van het hoofdgebouw worden op 3 meter in plaats van 4,00 meter van de zijdelingse perceelgrens geplaatst;
- artikel 4.5a Bedaking op vrijstaande gebouwen:
er wordt een plat dak voorzien op de woning in plaats van een zadel-, tent-, wolfs-, punt- of mansardedak met een helling van 30° tot 60°;
- artikel 4.6 Aanleg van de strook:
de verharding van het terras wordt uitgevoerd in beton. Dit is geen niet-monoliet materiaal.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de hemelwaterverordening.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Overwelven waterlopen: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven of inbuizen van niet geklasseerde waterlopen en waterlopen van 3de categorie (verder genoemd verordening overwelven waterlopen), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2009 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2009.
(De verordening overwelven waterlopen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘overwelven waterlopen’)
De verordening overwelven waterlopen is niet van toepassing op de aanvraag.
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘bouwcode’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
een verscheidenheid aan gevelmaterialen en het voorzien van een plat dak is niet kenmerkend in de omgeving van het perceel;
het vloerniveau van de kelderruimte is dieper dan 1,10 meter onder het niveau van het aangrenzend maaiveld voorzien ondanks het is ingetekend als verblijfsruimte;
het hoogste platte dak wordt niet aangelegd als groendak.
Sectorale wetgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Het bouwen van een eengezinswoning is in overeenstemming met de bestemming van het perceel en de woonfuncties op de omliggende percelen.
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
De omgeving bestaat overwegend uit bakstenen gevels met aandacht voor ritmering en detaillering, uitgewerkt als een geheel. Voorliggend voorstel is eerder vreemd in deze omgeving door de grote verscheidenheid aan materialen in de buitengevels en het gebruik van atypische materialen. Ook het afwerken van het hoofdgebouw met een plat dak is niet kenmerkend in de straat, die hoofdzakelijk bestaat uit woningen met klassieke, schuine dakvormen. Het voorstel is hierdoor in strijd met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg en artikel 6 van de bouwcode. Het voorstel is bijgevolg niet inpasbaar in zijn omgeving.
De inplanting van de zijgevels op 3 meter van de perceelgrens is in strijd met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg. Door voorgestelde bouwdieptes van 18 meter en 17 meter op het gelijkvloers en de verdieping wordt bovendien ook de maximale densiteit op het perceel overschreden. Hierop kan geen afwijking worden toegestaan. Indien een bouwvrije zijtuinstrook van 3 meter gemotiveerd kan worden vanuit de kenmerken van de omgeving, zal de bouwdiepte van de verdiepingen verminderd moeten worden zodat de voorziene densiteit op het perceel gerespecteerd wordt.
Het voorzien van een terras in niet-monoliet materiaal is in strijd met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg. Overeenkomstig artikel 4.4.1 van de VCRO kunnen na het voeren van een openbaar onderzoek beperkte afwijkingen op de voorschriften worden toegestaan. Het voorzien van terras van 30 m² in beton is ruimtelijk aanvaardbaar, waardoor hiervoor een afwijking kan worden toegestaan.
Door het voorzien van een dubbele garage op het gelijkvloers aan de straatzijde is er geen contact mogelijk tussen de gebruikers van het gebouw en de straat. Op de verdieping zijn ook enkel slaapfuncties voorzien achter de voorgevel. Met het oog op creëren van levendige straten kan hierop geen afwijking worden toegestaan en moet er minstens een verblijfsruimte op het gelijkvloers aan de straatzijde grenzen met een representatieve raamopening. Bovendien bepaalt artikel 12.3 dat er per 8 meter gevelbreedte maximaal 1 toegangspoort is toegestaan van maximaal 3 meter breed.
De plannen voorzien in een polyvalente ruimte in de kelder. Deze functie is niet specifiek genoeg om op te nemen in de beoordeling van een vergunning. Gelet op de bepalingen van artikel 21 en 24 kan er geen verblijfsruimte worden voorzien in de kelder.
Visueel-vormelijke elementen
Het voorstel voorziet in een grote verscheidenheid van afwerkingsmaterialen voor de gevels. Er worden ook verschillende materialen gebruikt voor de verschillende gevels.
Dit heeft een ongunstige impact op het straatbeeld dat voornamelijk bestaat uit bakstenen gevels, al dan niet geschilderd. Zowel hout als pleister komen niet voor in het straatbeeld.
Er werd advies gevraagd aan de welstandscommissie. Zij brachten een ongunstig advies uit op 14/12/2018 met volgende beoordeling: “De welstandscommissie is van mening dat het volume als een geheel moet behandeld worden, waar nu de gevels uit elkaar vallen en geen relatie hebben met elkaar. Bovendien wordt er op dit moment een veelheid aan materialen voorgesteld. Vraag is om, zowel in vormgeving als in materiaalgebruik, naar eenvoud te zoeken en in de detaillering en uitwerking een bescheiden en nobel geheel na te streven. De modernistische villa’s in de wijk kunnen hier als voorbeeld dienen.”
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De verschillende leefruimten en slaapkamers beschikken over voldoende grote raamopeningen en hoge plafonds waardoor in deze ruimten de toetreding van rechtstreeks daglicht wordt gegarandeerd en voldoende wooncomfort aanwezig is.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaats.
Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1. Voor de bouw van een eengezinswoning is de parkeerbehoefte 1 parkeerplaats. De werkelijke parkeerbehoefte is 1 parkeerplaats.
|
De plannen voorzien in 2 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1.
Dit aantal is toereikend.
|
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus niet van toepassing.
|
Fietsstalplaatsen
De dienst mobiliteit heeft volgende opgenomen in hun advies met betrekking tot de voorziene fietsenstalplaatsen: “De fietsparkeerbehoefte is 1 x (5 + 1) = 6 fietsenstallingen.
De fietsen worden in de kelder geplaatst. Deze is te bereiken via een schuine helling. Gelet op de beschikbare ruimte op maaiveldniveau zouden we liever zien dat de fietsen op het gelijkvloers worden gestald, inpandig of in een fietsenberging in de tuin. Op die manier zal het fietsgebruik meer gestimuleerd worden. Nu staan de wagens vooraan en zal er eerder voor de wagen gekozen worden. Wanneer de fietsen in de kelder moeten blijven, dient er voldoende aandacht besteed te worden aan de helling. Deze is te steil om zonder treden te voorzien. Er dient dan ook een goot of vlak stuk voor de fiets voorzien te worden op min 25 cm van de muur.”
In de tuinzone is er inderdaad voldoende ruimte beschikbaar voor het voorzien van een overdekte fietsenstalling. De voorschriften van het bijzonder plan van aanleg laten ook toe een bijgebouw voor het stallen van fietsen te voorzien. Bijgebouwen in de tuinzone zijn bovendien niet vreemd in de omgeving. Mits rekening wordt gehouden met de overige standpunten van dit verslag, is ook het voorzien van de vereiste fietsenstalplaatsen in het hoofdvolume niet uitgesloten.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Gelet op de aard van de voorliggende werken werd er advies gevraagd aan de dienst stadsontwikkeling/ontwerp en uitvoering/ontwerpers. Zij brachten volgend advies uit: “De aanvraag vereist de inrichting van een voetpad met afgeschuinde boordsteen om de toegang tot de nieuwe garage mogelijk te maken. Daarbij dient ook een deel van het gras dat uitmaakt van de publieke ruimte gewijzigd te worden in een verharding. De volwassen boom die voor de garage staat maakt deel uit van een bepaalde ritmiek in het straatbeeld hetgeen een grote beeldbepalende waarde heeft. Het is daarom belangrijk om deze boom te behouden. Voor de aanleg van de verharding dient daarom bekeken te worden welke afstand tot de boom bewaard moet blijven. Dit dient verder afgestemd te worden met de dienst SB groen. Voordat de werken starten dient de dienst Beheer & Onderhoud gecontacteerd te worden betreffende de opmaak van een plaatsbeschrijving en voor de herstellingen van het openbaar domein na afloop van de bouwwerken.”
Met het oog op het bewaren van bestaande waardevolle natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke elementen moet de inplanting van de werken zo worden bepaald dat de aanwezige waardevolle landschappelijke en ecologische elementen maximaal behouden kunnen blijven. Het is onduidelijk welke impact de aanvraag heeft op het groen op het eigen perceel.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, hoofdzakelijk omwille van gegronde bezwaren, de onverenigbaarheden met de stedenbouwkundige voorschriften en een goede ruimtelijke ordening én de onduidelijkheden.
Standpunt college
Het college sluit zich aan bij het advies en is van oordeel dat de vergunning geweigerd moet worden. Echter, het bezwaarschrift nummer drie moet ongegrond verklaard worden.
Het klopt dat de verharding in de voortuin en zijtuinstrook 4 m² meer is dan de 30% die volgens de voorschriften mag worden verhard. Het College volgt het oordeel dat dit een aanvaardbare afwijking is.
Echter, wat betreft de breedte van de oprit is gelet op de context een parkeerruimte voor 2 wagens in de voortuin aanvaardbaar. Het betreft een grote voortuin waarbinnen 2 parkeerplaatsen geïntegreerd kunnen worden zonder het groene straatbeeld en groene karakter van de voortuin, die kenmerkend is in deze wijk, te schaden.
De toegang tot de straat mag anderzijds slechts maximaal 3.5m breed zijn. De aanleg moet op voldoende afstand van de straatboom gebeuren, zodoende de wortels niet te beschadigen.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
31 oktober 2018 |
Volledig- en ontvankelijk |
22 november 2018 |
Start openbaar onderzoek |
28 november 2018 |
Einde openbaar onderzoek |
27 december 2018 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
7 maart 2019 |
Verslag GOA |
12 februari 2019 |
naam GOA |
Wim Van Roosendael |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
28 november 2018 |
27 december 2018 |
1 |
0 |
1 |
1 |
Bespreking van de bezwaren
Tijdens de periode van de bevraging van de omwonenden werden er 4 bezwaarschriften ingediend en 1 petitielijst die zich als volgt laten samenvatten:
1. Inplanting zijgevels van de woning: De bezwaarindiener geeft aan dat de zijgevels op minder dan 4 meter van de perceelgrenzen worden voorzien, wat in strijd is met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg en de woonkwaliteit van de buurpanden sterk verminderd.
Beoordeling:
Het klopt dat het voorzien van de zijgevels op 3 meter van de perceelgrens in strijd is met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg en dat dit een onaanvaardbare invloed heeft op de uitzichten vanuit de zijgevels en bijgevolg woonkwaliteit van de buurpanden.
Het bezwaar is gegrond.
2. Bouwdiepte: De bezwaarindiener geeft aan het bijzonder plan van aanleg voorziet in een bouwdiepte van maximaal 15 meter op de verdieping en dat het voorstel hier niet aan voldoet.
Beoordeling:
Het perceel is gelegen in zone D voor woningen volgens het bijzonder plan van aanleg.
De voorschriften van deze zone laten een bouwdiepte toe tot 20 meter op het gelijkvloers en de verdieping.
Het bezwaar is ongegrond.
3. Verharding op het terrein: De bezwaarindiener geeft aan dat de verharde oppervlakte op het perceel in strijd is met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg.
Beoordeling:
Het klopt dat de verharding in de voortuin en zijtuinstrook 4 m² meer is dan de 30% die volgens de voorschriften mag worden verhard. Principieel zou deze beperkte afwijking kunnen worden toegestaan. Het is echter ruimtelijk niet aanvaardbaar een oprit van 6,88 meter breedte te voorzien aangezien er slechts 1 garagepoort kan worden voorzien in de gevelbreedte van 10 meter volgens artikel 12 van de bouwcode. Het linkse deel van de oprit kan ook niet rechtsreeks opgereden worden vanop het openbaar domein gelet op de aanwezigheid van een boom. De verharding in de voortuin is bijgevolg niet aanvaardbaar.
Het bezwaar is gegrond.
4. Afbreuk straatbeeld: De bezwaarindieners zijn bezorgt over de inpassing van de gevels in het straatbeeld. Ze geven aan dat het bijzonder plan van aanleg voorschrijft de gevels af te werken in gevelsteen. Zij geven ook aan dat de gevels overwegend worden voorzien in houten bekleding en dat dit niet voorkomt in de straat en bijgevolg niet kenmerkend is.
Beoordeling:
Het klopt dat de afwerking van de gevels in strijd is met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg en dat de gevels zich niet inpassen in het straatbeeld. Het gebruik van hout als gevelmateriaal is vreemd in de omgeving evenals een grote verscheidenheid aan materialen. Het voorstel is dan ook visueel niet aanvaardbaar.
Het bezwaar is gegrond.
5. Voorzien plat dak: De bezwaarindieners geven aan dat het voorzien van een plat dak in strijd is met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg.
Beoordeling:
Het klopt dat het voorzien van een plat dak in strijd is met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg. De aanvraag bevat geen motivatie waarom hierop een afwijking kan worden toegestaan. De omgeving bestaat ook overwegend uit panden met schuine daken.
Het bezwaar is gegrond.
6. Inplanting van de regenwaterput: De bezwaarindiener geeft aan dat op de plannen de regenwaterput gedeeltelijk wordt ingetekend op het naastliggend perceel en niet volledig op het perceel van de aanvrager.
Beoordeling:
Het klopt dat het funderingsplan niet duidelijk is opgetekend wat betreft de maatvoering.
De architect geeft aan op het plan dat de riolering schematisch is weergegeven en dat de exacte locatie zal worden bepaald tijdens de uitvoering. De riolering en de bijhorende putten zullen moeten worden voorzien op het eigen perceel.
Het bezwaar is deels gegrond.
7. Draagkracht helling fietsenberging: De bezwaarindiener is bezorgt over de draagkracht van de helling naar de fietsenberging. En geeft aan dat hij afziet van schade aan deze helling die zou worden veroorzaakt door het gebruik van zijn eigen oprit.
Beoordeling:
Het bezwaar is niet van stedenbouwkundige aard. De werken zullen volgens de regels van de kunst moeten worden uitgevoerd.
Het bezwaar is ongegrond.
8. Onderbreken van de groenstrook op openbaar domein: De bewaarindiener geeft aan dat er op het openbaar domein een verharding zal moeten worden voorzien in de huidige groenstrook om het perceel toegankelijk te maken voor de wagen. Hij geeft aan dat volgens het bijzonder plan, de breedte van de oprit maximaal 1/3 van de perceelsbreedte kan zijn.
De breedte van de oprit in de aanvraag is groter.
Beoordeling:
Het klopt dat een deel van de groenstrook zal moeten worden verhard voor het oprijden van de oprit. In het advies van stadsontwikkeling/ontwerp en uitvoering/ontwerpers werd opgenomen dat hiervoor contact zal moeten worden opgenomen met de dienst Beheer en Onderhoud van de stad. In het advies is ook opgenomen dat de verharding van de groenstrook moet worden besproken met de dienst stadsbeheer/groen en begraafplaatsen om de juiste afstand tot de bomen in deze groenstrook te bepalen. Er wordt uitgegaan van behoud van de bomen op openbaar domein. Het klopt ook dat de breedte van de oprit in strijd is met de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg en de goede ruimtelijke ordening.
Het bezwaar is gegrond.
9. Afbraak tuinberging: De bezwaarindiener geeft aan dat de aanvraag voorziet in het slopen van een tuinberging op het terrein waaraan de toegangspoort van de bezwaarindiener is bevestigd. De bezwaarindiener geeft aan dat hiervoor een oplossing moet worden gezocht door de architect en de bouwheer.
Beoordeling:
Het bezwaar is niet stedenbouwkundig van aard.
Dit probleem zal tussen de bewoners onderling moeten worden opgelost.
Het bezwaar is ongegrond.
10. Lokaliseren van het project:De bezwaarindiener geeft aan dat het project verkeerd werd gelokaliseerd door de aanvrager/architect en dat zij daardoor geen brief hebben ontvangen over het openbaar onderzoek.
Beoordeling:
Volgens de beschikbare gegevens betreft het perceel van de aanvraag en het perceel met huisnummer 61 nog 1 perceel. Het is mogelijk dat hierdoor geen brief werd verstuurd aan de bezwaarindiener. Echter werden er tijdens het openbaar onderzoek ook een affiche uitgehangen ter kennisgeving van het openbaar onderzoek. Aangezien de bewaarindiener bezwaar heeft ingediend kan ervan worden uitgegaan dat deze op de hoogte was van het openbaar onderzoek.
Het bezwaar is ongegrond.
Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij:
- de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en is van oordeel dat het bezwaar geformuleerd onder nummer 3 ongegrond is.
- Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren.
De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit.