Toelichting:
Gelet op de noodzaak tot handhaving van de openbare orde;
Gelet op het feit dat de voorzitter van de raad instaat voor de handhaving van de orde in de raad;
Gelet op het feit dat een raadslid de orde in de raad niet mag verstoren noch beledigende taal mag spreken;
Gelet op het verbod op discriminatie;
Gelet op de gelijkheid der burgers, waardoor het dragen van vrouwonvriendelijke en vrouwdiscriminerende symbolen in de raad niet toelaatbaar is;
Overwegende dat de hoofddoek een dergelijk symbool is;
Overwegende dat de hoofddoek tevens het symbool is van de radicale islam, een ideologie wiens vertegenwoordigers zich wereldwijd openlijk kanten tegen democratie en mensenrechten;
Overwegende dat het toelaten van de hoofddoek erop neerkomt dat men promotie van de radicale islam in de raad toelaat;
Overwegende dat de vrijheid van godsdienst niet geschonden wordt door een hoofddoekenverbod;
Overwegende dat een hoofddoek niets met vrijheid van godsdienst te maken heeft, maar wel met vrouwendiscriminatie en onverdraagzaamheid.”
Voorstel:
In ‘hoofdstuk 4. Werking van de raden.’ onder punt ‘4.5.5. ordehandhaving’ wordt een artikel 56 bis ingevoegd luidende:
“Het is de leden van de raad verboden een hoofddoek te dragen tijdens de werkzaamheden van de raad.
Hij/zij die dit doet, krijgt een waarschuwing van de voorzitter van de raad. Wordt daaraan geen gevolg gegeven dan schorst of sluit hij/zij de vergadering.”