Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019002105 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
NV DIAMUR met als adres Zwarteweg 47 bus K367 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Zwarte Weg 47 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 14 sectie A nr. 447T |
Inrichtingsnummer: |
20190108-0083 (Diamur) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
hernieuwing na verandering |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- op 2 december 1999 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1999/B/0120) voor het bouwen van een mortelcentrale, gelegen Zwarteweg zonder nummer te Antwerpen;
- op 17 februari 2005 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2005/B/0109) voor het bouwen van een werkplaats – bureel en silo’s, gelegen Zwarteweg zonder nummer te Antwerpen.
Voorgeschiedenis milieu
Op 9 maart 2000 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning aan Building Materials of Antwerp nv voor het exploiteren van een mortelcentrale en een op- en overslagbedrijf voor ertsen en minerale producten, voor een termijn verstrijkend op 9 maart 2020. De vergunning voor de mortelcentrale werd in 2004 gedeeltelijk overgenomen door Diamur nv en in 2007 veranderde Building Materials of Antwerp nv van naam in V.V.M. nv. In 2007 werd de vergunning opgesplitst in een gedeelte voor Diamur nv en een gedeelte voor V.V.M. nv. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft het hernieuwen van de vergunning van een mortelcentrale.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.4.1°a) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,5 m³/uur |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
1.000 m³/jaar |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2.400 liter |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
1 verdeelslang |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
1 x 1.250 kVA |
15.1.1° |
het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
15 voertuigen |
15.2. |
werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5; |
1 |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
199 kW |
17.1.2.1.1° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; |
350 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
12,5 ton |
17.3.4.3° |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
13.620 ton |
17.3.6.3°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
13.620 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.000 liter |
24.2. |
geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
30.1.3° |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; |
919,42 kW |
30.10.1° |
inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen of andere minerale producten, met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, met een oppervlakte van 1 tot en met 10 ha; |
2 ha |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW. |
6.835 kW |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf Antwerpen - milieu |
13 maart 2019 |
18 april 2019 |
voorwaardelijk gunstig |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het 5de Havendok en het Industriedok – Gebied voor waterweginfrastructuur. De spoorwegbundel ten zuiden van het goed heeft als bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur. Parallel met de spoorinfrastructuur loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. De Scheldelaan op circa 140 meter ten zuiden van het goed heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur.
Buiten de afbakening Zeehavengebied, op circa 240 meter ten zuiden van het goed, loopt eveneens een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.
Aan de overzijde van de Scheldelaan is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Bestaande waterweg, Natuurgebied (N) en Bijzonder natuurgebied (NH).
Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 20 mei 2015) met, op circa 300 meter ten zuidoosten van het goed, een overdruk met als aanduiding Zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.
Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Het voorwerp van de aanvraag betreft de hernieuwing en uitbreiding van de milieuvergunning door de opslag van cement, ongebluste kalk en mortel in silo’s (13.620 ton). De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund of vergund geacht. Er lijken geen stedenbouwkundige handelingen gepaard te gaan met de aanvraag.
De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Diamur nv is een producent van diverse soorten droge mortel. Onderhavige aanvraag staat in teken van de hernieuwing van de vergunning. Verder worden er ook een aantal veranderingen beoogd.
Het productieproces van droge mortel bestaat uit het mengen van zand, verschillende soorten cement en vulmiddelen (al dan niet nog aangevuld met bepaalde toeslagstoffen) in bepaalde verhoudingen. De vulmiddelen zijn vliegas, hoogovenslak en kalksteenmeel welke niet zijn ingedeeld als gevaarlijke stof.
Het zand wordt aangevoerd per schip en op het bedrijfsterrein in bulk opgeslagen in openlucht. Het cement en de vulmiddelen worden aangevoerd per vrachtwagen en eveneens in bulk opgeslagen in de grondstoffensilo's. De toeslagstoffen worden in zakken opgeslagen in de fabricagetoren. Men is reeds vergund voor de op- en overslag van minerale producten op het bedrijfsterrein met een oppervlakte van 2 hectare.
Als eerste stap wordt het zand gedroogd. Het wordt met de wiellader opgeschept en in een storttrechter gebracht om zo via een transportband naar de drogers gebracht te worden. Het zand wordt gedroogd door middel van directe droging waarbij de rookgassen rechtstreeks in contact komen met het te drogen zand. Het vochtgehalte van het zand wordt op deze manier teruggebracht van circa 6 à 8 % naar 0 %. Voor de zanddroging zijn er twee vergunde branders op aardgas aanwezig met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 3.400 kW elk.
Het aanvraagdossier bevat voor elk van de zanddrogers een emissiemeetrapport opgesteld door een erkend deskundige waaruit blijkt dat de emissies voldoen aan de algemene emissiegrenswaarden voor lucht van titel II van het VLAREM.
Vervolgens wordt het droge zand naar boven getransporteerd in de toren en in één van de 20 grondstoffensilo's in de fabricagetoren opgeslagen. Van daaruit worden de verschillende componenten (zand, vulmiddel en cement) via doseerschroeven en trilgoten naar één van de twee zeven gebracht. Aan het gezeefde materiaal wordt vervolgens één of meer toeslagstoffen toegevoegd alvorens het geheel naar de menger gaat. Na het mengen gaat het product via doseerbanden naar de verschillende opslagsilo's voor het afgewerkte product.
De mortels die in bulk verkocht worden, worden opgeslagen in één van de zes silo's boven het bulkstation. Daar worden vrachtwagens door middel van beladingsbalgen rechtstreeks beladen uit deze silo's. De mortels die in zakken worden verkocht gaan naar één van de vier silo's in de verpakkingsafdeling. Daar wordt de mortel afgevuld in zakken en op paletten gestapeld en verpakt. De paletten worden opgeslagen op het bedrijfsterrein in afwachting van afvoer met vrachtwagens of per schip. Voor de opslag van cement, ongebluste kalk en mortel in silo’s en in zakken worden rubrieken 17.3.4.3 en 17.3.6.3.a aangevraagd gelet op de gevaarseigenschappen van deze stoffen. Deze stoffen waren nog niet eerder in de vergunning opgenomen.
Aangezien op het bedrijf droge mortel wordt vervaardigd is indelingsrubriek 30.1.3 van toepassing en niet rubriek 30.3.c zoals vergund welke eerder bedoeld is voor het gebruiksklaar maken van beton of mortel. Ten opzichte van de vergunde situatie wordt het vermogen van de mortelfabriek uitgebreid met 223,48 kW tot 919,42 kW.
Het bedrijf vervaardigt droge mortel als grondstof. Dit is volgens de exploitant een wezenlijk andere activiteit dan het gebruiksklaar maken van beton of mortel. Het bedrijf is daarom niet ingedeeld onder de rubriek 30.3 (zoals voorheen vergund), maar wel onder de rubriek 30.1.
De lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 0,50 m³/uur blijft behouden. Voor de vergunde lozing van huishoudelijk afvalwater wordt een uitbreiding voorzien van 273,50 m³/jaar tot 1.000 m³/jaar.
Het is niet duidelijk welke activiteit aan de basis ligt van het bedrijfsafvalwater. Het huishoudelijk afvalwater wordt gezuiverd in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater.
Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te hernieuwen:
- opslag van 2.400 liter oliën in vaten;
- één verdeelslang voor rode mazout;
- één transformator van 1.250 kVA;
- stalplaatsen voor 15 bedrijfsvoertuigen;
- één schouwput;
- drie compressoren en 2 airco’s met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 199 kW;
- de opslag van 350 liter gassen in verplaatsbare recipiënten;
- een stookolietank met een volume van 15.000 liter;
- de opslag van 2.000 liter gevaarlijke stoffen in kleine recipiënten;
- een labo.
De gasolietank is een dubbelwandige bovengrondse tank met lekdetectie die binnen opgesteld staat, op een vloeistofdichte vloer. Het dossier bevat een geldig keuringsattest waaruit blijkt dat er voldaan wordt aan de bepalingen van titel II van het VLAREM. De opslag van olie in vaten (200 liter) en van diverse gevaarlijke stoffen in bussen (20 liter) gebeurt volledig op opvangbakken. Deze staan eveneens opgesteld binnen in het gebouw op een vloeistofdichte vloer.
In het aanvraagdossier wordt gesteld dat de vergunde WKK (1.042 kW) niet langer wordt gebruikt en uit de vergunning kan geschrapt worden. Ten gevolge van CLP-verordening is de opslag van cement, ongebluste kalk en mortel niet langer ingedeeld onder rubriek 17.3.3.3 (irriterende stoffen), maar wel onder rubrieken 17.3.4.3 (bijtende stoffen) en 17.3.6.3.a (schadelijke stoffen). De opslag van 10.111 ton irriterende stoffen kan dus uit de vergunning geschrapt worden.
Het bedrijf produceert op jaarbasis circa 250.000 ton droge mortel. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van transporten per schip. Jaarlijks zijn er circa 75 leveringen van grondstoffen per schip en circa 100 schepen zorgen voor de afvoer van afgewerkt product. Verder zijn er jaarlijks circa 3.330 vrachtwagentransporten voor de levering van de grondstoffen en 8.800 vrachtwagentransporten voor het afvoeren van afgewerkt product. In het aanvraagdossier wordt gesteld dat de transportroutes via de ontsluiting van de haven naar de bovenlokale wegen gebeurt. Er worden hierbij geen woongebieden doorkruist.
De zandopslag gebeurt buiten in openlucht waar het zand wordt opgeslagen tussen keermuren. Het betreft vochtig zand dat bijgevolg weinig stuifgevoelig is. Er zijn werkinstructies om bij het lossen en behandelen van het zand stofverspreiding maximaal te beperken. De andere grondstoffen worden binnen opgeslagen, in silo’s die zijn uitgerust met zelfreinigende filters. De productie gebeurt met uitzondering van de zanddroging volledig binnen in de fabrieksgebouwen. In het aanvraagdossier wordt gesteld dat het bedrijf de laatste jaren inspanningen heeft geleverd om de emissies van stof ten gevolge van het productieproces te voorkomen, bijvoorbeeld door de installatie van een stofafzuiging in de productietoren en ter hoogte van de laadplaats voor vrachtwagens. Verder werden alle niet-functionele openingen in het bedrijfsgebouw volledig afgesloten. Op het terrein is een borstelwagen aanwezig en in het productiegebouw zijn er stofzuigers aanwezig. Het afgewerkt product wordt opgeslagen in silo’s en in zakken.
Conform artikel 4.4.7.2.10 van titel II van het VLAREM dient de exploitant geen stofrapport op te stellen. Er worden wel diverse maatregelen genomen om de stofhinder tot een minimum te beperken. Het havengebied is een hotspot zone voor fijn stof. Het beperken van fijn stof is een aandachtspunt in het hele havengebied.
Opgemerkt wordt dat de niet-functionele openingen in de opslagloods moeten gesloten gehouden worden om diffuse stofemissies te beperken.
In het aanvraagdossier wordt melding gemaakt van afgekeurde voeg- en metselmortel die aangewend wordt als grondstof, conform de bepalingen van het Vlarema. De wijze waarop deze afvalstoffen worden hergebruikt wordt niet nader beschreven.
Aangezien het bedrijf zich op circa 350 meter van het habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmestuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ werd er een voortoets opgesteld. Uit de voortoets blijkt dat er geen risico is op een betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats in het habitatrichtlijngebied waardoor de uitwerking van een passende boordeling niet nodig is.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.4.1°a) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,5 m³/uur |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
1.000 m³/jaar |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2.400 liter |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
1 verdeelslang |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
1 x 1.250 kVA |
15.1.1° |
het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
15 voertuigen |
15.2. |
werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5; |
1 |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
199 kW |
17.1.2.1.1° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; |
350 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
12,5 ton |
17.3.4.3° |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
13.620 ton |
17.3.6.3°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
13.620 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.000 liter |
24.2. |
geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
30.1.3° |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; |
919,42 kW |
30.10.1° |
inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen of andere minerale producten, met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, met een oppervlakte van 1 tot en met 10 ha; |
2 ha |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW. |
6.835 kW |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
11 maart 2019 |
Start openbaar onderzoek |
19 maart 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
17 april 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
30 april 2019 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
19 maart 2019 |
17 april 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |