Terug
Gepubliceerd op 29/04/2019

2019_CBS_03532 - Omgevingsvergunning. Melding overdracht - OMV_2019032649. Boerinnestraat 2 District Antwerpen - Kennisneming

college van burgemeester en schepenen
vr 26/04/2019 - 09:00 Hofstraat
Kennis genomen

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Ludo Van Campenhout, schepen; Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_03532 - Omgevingsvergunning. Melding overdracht - OMV_2019032649. Boerinnestraat 2 District Antwerpen - Kennisneming 2019_CBS_03532 - Omgevingsvergunning. Melding overdracht - OMV_2019032649. Boerinnestraat 2 District Antwerpen - Kennisneming

Motivering

Juridische grond

De melding van overdracht wordt getoetst aan de bepalingen die zijn opgenomen in de hierna vermelde wetgeving:

  • het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, zoals gewijzigd bij latere decreten;
  • het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van bovenvermeld decreet betreffende de omgevingsvergunning, zoals gewijzigd bij latere besluiten.

Argumentatie

Het college heeft deze melding onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het omgevingsvergunningsdecreet en -besluit en de latere decreten en uitvoeringsbesluiten.

De laatste vergunning voor de ingedeelde inrichting en activiteit werd op 2 februari 2018 verleend door het college met referentie MV2017/560. Eerder werden nog drie vergunningen verleend, met als kenmerk AN2008/596; MV2015/435 en MV2017/070.

Het college actualiseert hierna de vergunningen als gevolg van de melding van overdracht. In het kader van deze melding werd de geldigheid van de vergunningen niet onderzocht. Dit besluit is bijgevolg geen bewijs van geldigheid van vergunningen.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen.

 

Projectnummer:

OMV_2019032649

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV SAMGA met als adres Boerinnestraat 2 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Boerinnestraat 2 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 7 sectie G nr. 1331D2

Inrichtingsnummer:

20190311-0072 (Samga NV)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

overdracht van de vergunningen van Vijfde Havendok nv door Samga nv

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 97 van het omgevingsvergunningenbesluit is het college de overheid die bevoegd is voor het project vóór de overdracht conform artikel 15 van het omgevingsvergunningendecreet.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college actualiseert de vergunningsbesluiten met referenties AN2008/596; MV2015/435; MV2017/070 en MV2017/560 als gevolg van de melding van overdracht en brengt de melder hiervan op de hoogte:

  1. Dossiernummer: OMV_2019032649
    Melder: SAMGA NV
    Inrichtingsnummer: 20190311-0072 (Samga NV)
    Omschrijving: overdracht van de vergunningen van Vijfde Havendok nv door Samga nv
    Locatie: Boerinnestraat 2 te 2030 Antwerpen
    Datum ontvangst: 4 april 2019

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1.600 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1.000 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

1.250 kVA

15.1.1°

het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

20 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

1

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

180 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

790 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4.250 kg

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

550 kg

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in in­dustrie­gebied;

1.000 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1.550 kg

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1.000 kg

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

1.550 kg

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

450 liter

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

5 kW

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

188.100 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

27,7 kW

45.14.1°b)

opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijv. niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten), in een gebied ander dan woongebied met landelijk karakter en agrarische gebieden, met een capaciteit van meer dan 10 m³;

181.000 m³

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

 

Artikel 2

Het college wijst erop dat de vergunning geldt tot 12 december 2028, de einddatum van de lopende vergunningen.

Artikel 3

Het college wijst erop dat de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II, verbonden aan de overgedragen Vlaremrubrieken, van toepassing zijn.

Artikel 4

Het college beslist dat de opgelegde brandweervoorwaarden en bijzondere voorwaarden, opgelegd in de milieuvergunningen met referenties AN2008/596; MV2015/435; MV2017/070 en MV2017/560 van toepassing blijven.

Gecoördineerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. de exploitant dient de nodige maatregelen te treffen om het ontstaan van vonken binnen de silogebouwen te vermijden. Er mag  geen gebruik gemaakt worden van een open vlam voor het uitvoeren van herstellingswerkzaamheden binnen de silogebouwen;
  2. de aanbevelingen zoals vermeld in de veiligheidsstudie Debeil-Myren (18 maart 2000); in het zoneringsverslag Technisch bureau Verbrugghen (28 maart 2006); in het explosieveiligheidsdocument van SGS (8 juli 2008) en in de ontwerpveiligheidsstudie BAM (oktober 2008) dienen opgevolgd te worden;
  3. de overslaghoeveelheid wordt gedurende drie opeenvolgende exploitatiejaren (2018-2019-2020) bijgehouden en bezorgd aan de dienst milieuvergunningen 3 jaar na beslissing van deze vergunning. Indien er een stofrapport moet opgesteld worden, wordt dit ook aan de dienst milieuvergunningen bezorgd (milieuvergunningen@stad.antwerpen.be);
  4. er dient standaard met gesloten transportbanden gewerkt te worden om enerzijds de stofemissies te beperken en anderzijds contaminatie door stuifgevoelige stoffen van andere bedrijven te vermijden.

Artikel 5

Het college beslist dat volgende slotbepalingen van toepassing zijn:

  1. voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 6 van het omgevingsvergunningsdecreet;
  2. elke overdracht die betrekking heeft op een vergunningsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit moet vooraf worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 97 van het omgevingsvergunningsbesluit; 
  3. een hernieuwing van een omgevingsvergunning of van een gedeelte ervan dat voor bepaalde duur is verleend, moet worden aangevraagd overeenkomstig artikel 70 van het omgevingsvergunningsdecreet uiterlijk tussen de 24 en 12 maanden vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.

Artikel 6

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.