Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019033174 |
Gegevens van de aanvrager: |
NV HOLCIM (BELGIQUE) - HOLCIM (BELGIE) met als adres Boterhamvaartweg 8 te 2030 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: |
NV HOLCIM (BELGIQUE) - HOLCIM (BELGIE) met als contactadres Avenue Robert Schuman 71 te 1400 Nijvel |
Ligging van het project: |
Boterhamvaartweg 8 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 7 sectie G nr. 1595/73 D |
Inrichtingsnummer: |
20180919-0024 (HOLCIM) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
een wijziging van de gasopslagplaats |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- Op 27 augustus 1990 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/76137-90/231) voor een cementfabriek en maalinstallatie.
- Op 30 december 1999 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1999/B/0153) voor het bouwen van een industriële loods.
- Op 11 juni 2003 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2002/B/0155) voor het bouwen van een meng- en betoncentrale.
- Op 20 augustus 2004 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2003/B/0056) voor het bouwen van een berging, het plaatsen van filters op silo 7 en het plaatsen van firmalogo over silo’s 4-6-7.
Voorgeschiedenis milieu
De deputatie van de provincie Antwerpen verleende op 6 maart 2003 een milieuvergunning voor de exploitatie van een meng- en betoncentrale, met als eindtermijn 6 maart 2023. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft een wijziging van de exploitatiezone en een verplaatsing van een vergunde opslagplaats van gassen in verplaatsbare recipiënten.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter. |
verplaatsing van een vergunde gasopslagplaats |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf Antwerpen - milieu |
11 april 2019 |
/ |
Geen advies |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het 2de Havendok en het Albertdok – Gebied voor waterweginfrastructuur.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening lijkt in eerste instantie niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel ingedeelde inrichtingen of activiteiten omvat. Echter blijkt niet uit de aanvraag hoe de te verplaatsen afgesloten opslagplaats wordt uitgevoerd en of deze uitvoeringswijze voor deze opslagplaats, met een oppervlakte van circa 84 m² in overeenstemming is met de verordening.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft het wijzigen van de opslagplaats van gasflessen. Er worden geen stedenbouwkundige handelingen aangevraagd.
Aangezien niet duidelijk is hoe de verplaatste afgesloten opslagplaats precies zal worden uitgevoerd, al dan niet overdekt en al dan niet inclusief de plaatsing van brandwerende wanden waardoor de opslagplaats de vorm van een gebouw aanneemt, kan echter niet met zekerheid worden gesteld dat er geen sprake is van onlosmakelijk verbonden vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen.
De plaatsing van gebouwen en andere constructies andere dan gebouwen en verhardingen is slechts vrijgesteld van de vergunningsplicht voor stedenbouwkundige handelingen voor zover de bereikbaarheid voor hulpdienstvoertuigen met inbegrip van brandweerwagens niet verminderd wordt. Voor de plaatsing van gebouwen geldt bovendien dat de afstand tussen het gebouw en andere gebouwen minstens 5 meter moet bedragen om van een vrijstelling te genieten.
Hoewel de aanvraag aangeeft dat de opslagplaats zal voldoen aan de afstandsregels vervat in het Vlarem, dewelke hoofdzakelijk gericht zijn op het beperken van de risico’s naar de naburige percelen, stelt zich toch tevens een vraag naar de oordeelkundige inplanting van de opslagplaats op beperkte, circa 3,50 meter van een bestaand gebouw vanuit het oogpunt van het beperken van het risico op brandoverslag.
Er is geen advies van de territoriaal bevoegde brandweer ingewonnen binnen deze vereenvoudigde procedure. De basisnormen ter preventie van brand en ontploffing waarnaar nieuwe gebouwen moeten voldoen zijn wegens de beperkte oppervlakte van de aangevraagde opslagplaats strikt genomen niet van toepassing, maar deze wetgeving verbiedt in artikel 6.3. en 6.1. van bijlage 6 voor industriegebouwen de opslag van brandbare goederen op een afstand kleiner dan 16 meter tot een gevel die geen brandweerstand EI (i<>o)60 heeft.
De aanvraag is wel principieel verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is verder geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Holcim baat een meng- en betoncentrale uit aan de Boterhamvaartweg 8 te 2030 Antwerpen. Het bedrijf draagt een strook van circa 1.233 m² aan de westzijde van hun concessie over aan Zuidnatie. Hierdoor verkleint de exploitatiezone van Holcim en moet de vergunde gasopslagplaats die in deze zone gelegen was, verplaatst worden.
Het gaat om een gesloten opslagplaats voor 1.680 liter gassen in verplaatsbare recipiënten, meer bepaald 448 liter acetyleen, 336 liter helium en 896 liter zuurstof. In de oorspronkelijke opslagplaats stonden de volle en lege recipiënten per gassoort samen in een compartiment. In de nieuwe opslagplaats is er een afzonderlijk compartiment voorzien voor de opslag van de lege flessen.
Opgemerkt wordt dat ook lege gasflessen aan de afstandsregels moeten voldoen. Bijgevolg mogen de lege flessen van acetyleen en zuurstof niet bij elkaar in dat compartiment worden geplaatst. Helium is een inert gas en mag bij de twee andere gassen worden opgeslagen.
Aan de overige afstandsregels wordt voldaan. De opslagplaats wordt voorzien op een voldoende afstand van de limieten eigendom en de opslagtank voor 2.500 liter mazout ligt op een afstand van vier meter en wordt bovendien van de gasopslag gescheiden door een muur.
Gelet op de aard van de voorliggende beperkte verandering wordt er geen bijkomend risico voor de mens of het milieu verwacht, bovendien wordt er geoordeeld dat de hinder niet vergroot ten opzichte van de vergunde situatie.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter. |
verplaatsing van een vergunde gasopslagplaats |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
Lege gasflessen van acetyleen en zuurstof mogen niet samen in een compartiment worden geplaatst. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
9 april 2019 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
9 mei 2019 |
De aanvraag moet niet onderworpen worden aan een openbaar onderzoek.
Het college beslist een voorwaardelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter. |
verplaatsing van een vergunde gasopslagplaats |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
Lege gasflessen van acetyleen en zuurstof mogen niet samen in een compartiment worden geplaatst. |
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |