Terug
Gepubliceerd op 17/06/2019

2019_CBS_04955 - Omgevingsvergunning - OMV_2019032306. Antwerpsebaan 9-15. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 14/06/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_04955 - Omgevingsvergunning - OMV_2019032306. Antwerpsebaan 9-15. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_04955 - Omgevingsvergunning - OMV_2019032306. Antwerpsebaan 9-15. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2019032306

Gegevens van de aanvrager:

NV Zuidnatie met als adres Antwerpsebaan 1 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV Zuidnatie met als adres Antwerpsebaan 1 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Antwerpsebaan 9-15 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie B nrs. 164D, 164C, 164D2, 164K2, 164E2, 176C, 176B, 176D, 186C en 186E

Inrichtingsnummer:

20190211-0091 (BECOMAR)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Aanleggen en exploiteren van een nieuwe terminal Becomar

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Bestaande toestand

Volledig verhard terrein met een magazijn, een bureelgebouw en enkele kleinere gebouwen en constructies.


Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft het bouwen van een nieuwe containerterminal en omvat volgende werken:

-          het slopen van een gebouw;

-          het slopen van de bestaande verharding;

-          het aanleggen van nieuwe verharding;

-          het bouwen van een nieuwe luifelconstructie;

-          het bouwen van twee kiosken;

-          het renoveren van de gevels van een bestaand magazijn;

-          het plaatsen van nieuwe lichtmasten.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat een nieuwe containerterminal.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

1.800 m³/jaar

3.6.3.1°b)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater  één of meer gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/u;

1,80 m³/uur

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

56.021 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1.000 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

5.000 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

15.000 VAh

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

40 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

1 werkplaats

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

35.000 containers per jaar

16.3.1.2°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

254,70 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

17.1.2.2.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt ≤ 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

35,77 ton

17.3.2.1.2.2°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton; 

10,90 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

1.100 kg

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in in­dustrie­gebied; 

9,02 ton

17.3.6.2°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

58,98 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

0,86 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

51,38 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

8,56 kW

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

350 kW

 

CLP-tabel

Zie bijlage

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

5.15.0.6§2: Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 4.5 zijn rustverstorende werkzaamheden verboden op werkdagen tussen 19.00 uur en 7.00 uur alsmede op zon- en feestdagen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Voorgestelde bijstelling:

Volgende bijzondere voorwaarde wordt aangevraagd: “Het lossen en laden van schepen kan 24 uur / 24 uur doorgaan, maar het lossen en laden van vrachtwagens kan enkel tijdens de openingsuren van de terminal, zijnde tussen 6.00 uur en 20.45 uur.”

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

26 maart 2019

26 april 2019

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen

26 maart 2019

14 mei 2019

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen - watertoets

26 maart 2019

9 mei 2019

Gunstig

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

26 maart 2019

2 mei 2019

Gunstig

INFRABEL

26 maart 2019

25 april 2019

Geen bezwaar

lokale politie/ verkeerspolitie (LP/VK/SE)

26 maart 2019

8 april 2019

Geen bezwaar

Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht

26 maart 2019

26 april 2019

Voorwaardelijk gunstig

Water-link (AWW)

26 maart 2019

10 april 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

26 maart 2019

5 april 2019

 

Toetsing voorschriften

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden grotendeels de bestemmingsvoorschriften Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Delwaidedok en het Kanaaldok B2 – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Kruisweg, op circa 330 meter ten zuiden van de aanvraag, heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Op circa 370 meter ten zuiden van de aanvraag loopt een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel ten zuiden van de Kruisweg en het Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur loopt een overdruk met als aanduiding Verbinding voor fietsers.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag.
Er wordt een hemelwaterput voorzien met een totale inhoud groter dan bepaald door de verordening, namelijk met een inhoud van 40.000 liter. Tevens wordt er een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd op het aspect infiltratie en buffering. De aanvraag motiveert het groter nuttig hergebruik van hemelwater daar het opgevangen water gebruikt kan worden voor het afspuiten en wassen van voertuigen.

De aanvrager vraagt tevens een afwijking op de aspecten infiltratie en buffering met als motivatie de onmiddellijke nabijheid van de dokken waardoor er weinig meerwaarde is om te infiltreren vermits er weinig invloed is op grondkwaliteit en grondwaterreserves.
Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.

De verordening voorziet in de verplichte plaatsing van een hemelwaterput voor de opvang van hemelwater afkomstig van nieuwe dakoppervlakte van de luifel in het zuiden van het goed, met een inhoud van maximaal 10.000 liter.
Tijdens het plaatsbezoek gaf de exploitant aan dat het hemelwater toch niet gebruikt zal worden voor het wassen. Enkel de wasplaats zelf zal gereinigd worden met het opgevangen hemelwater. De geplande hemelwaterput wordt voorzien bij de heraanleg van de verharding ten oosten van het bestaande magazijn, waarvan enkel de gevels gerenoveerd worden. De bestaande sanitaire ruimten bevinden zich in het westelijk gedeelte van het gebouw en er worden geen wijzigingen gepland aan de afvoer van dat gebouw. In de onmiddellijke nabijheid van de nieuwe dakoppervlakte van de luifel in het zuiden van het terrein lijkt geen nuttig hergebruik mogelijk. Het bestaande kantoorgebouw centraler op het terrein gelegen, dat ongewijzigd behouden blijft, lijkt ook reeds voorzien van bestaande hemelwaterputten. Het plaatsen van een hemelwaterput lijkt bijgevolg thans nog weinig toegevoegde waarde te hebben. De gevraagde afwijking om een hemelwaterput te plaatsen met een groter volume dan wettelijk verplicht kan bijgevolg enkel worden toegestaan, voor zover deze hemelwaterput wordt uitgevoerd op dergelijke wijze dat het volume wordt afgestemd op het daadwerkelijk nuttig hergebruik. Om een groter hergebruik naar de toekomst toe niet uit te sluiten, is de hemelwatervoorraad bijgevolg uit te voeren door minstens twee hemelwaterputten in serie te plaatsen. Daarbij heeft de eerst aangewende put een volume van 10.000 liter en wordt (worden) de andere put(ten) slechts in gebruik genomen bij een daadwerkelijk aangetoond nuttig groter hergebruik.

De aangevraagde afwijking op vlak van infiltratie alsook een buffering in de dokken als collectieve buffervoorziening kunnen wel worden toegestaan aangezien het grondwater plaatselijk stroomt in de richting van de onmiddellijk nabijgelegen dokken, voor zover het advies van de beheerder van de ontvangende waterloop gunstig is.

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.

Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.

Het voorliggende project veroorzaakt geen toename aan bebouwde of verharde oppervlakte, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.De beheerder van de ontvangende waterloop is het Havenbedrijf Antwerpen. Het wateradvies van het Havenbedrijf Antwerpen is gunstig.

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een bekrachtigde archeologienota worden toegevoegd.

Gelet op het programma van maatregelen in de archeologienota bekrachtigd op 19 februari 2019 met referentienummer https://id.erfgoed.net/archeologie/archeologienotas/10122 zijn er geen bijkomende maatregelen met betrekking tot archeologisch erfgoed noodzakelijk voor zover de geplande werken en bodemingrepen worden uitgevoerd zoals beschreven in de bekrachtigde archeologienota.

Opgemerkt wordt dat de bouwheer verplicht is om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4).

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid – visueel-vormelijke elementen

Op het reeds verharde terrein  van een voormalige containerterminal ten zuiden van het Delwaidedok wordt een nieuwe containerterminal gebouwd.

 

Op het terrein worden eerst een bestaand gebouw voor container-repair en een luifelconstructie afgebroken. Het te slopen gebouw heeft een oppervlakte van circa 1.300 m² en de luifel heeft een oppervlakte van circa 390 m².

 

De volledige bestaande verharding in beton en asfalt wordt eveneens mee uitgebroken, inclusief sokkels, boordstenen, dals, en dergelijke. Een nieuwe verharding van circa 170.000 m² wordt voornamelijk aangelegd in asfalt. Ter hoogte van de repair- en waszone, in het noorden van het terrein, en de tankplaats, ten oosten van het bestaande magazijn, wordt een betonverharding voorzien. De nieuwe verharding zal voornamelijk dienst doen als circulatieruimte en opslagplaats voor containers met een stapelhoogte van circa 17,5 meter.

 

In het zuidoosten van het terrein nabij de gate-in wordt een nieuwe luifelconstructie gebouwd die voorzien wordt van twee loketten en drie doorgangen voor vrachtwagens. De luifel heeft een oppervlakte van circa 410 m² en een maximale hoogte van circa 8,5 meter. De luifel wordt opgetrokken in een staalstructuur met een metalen dakbekleding in een grijze kleur.

 

De gevels van het bestaand magazijn in het noorden op het terrein worden vernieuwd. De nieuwe gevelbekleding wordt uitgevoerd in stalen wandbekleding in een zilvergrijze kleur. De rode bakstenen plint blijft behouden. De dakafvoeren worden aangesloten op een nieuwe hemelwaterpunt ten noordoosten van de tankplaats ten oosten van dit magazijn. Tevens worden de beige metalen deuren vervangen door grijze metalen deuren en de grijze poorten door groene poorten. Intern blijft het bestaande magazijn ongewijzigd.

 

Op de parkings voor vrachtwagens voor inkomende en uitgaande transporten worden twee kiosken geplaatst. Deze kiosken hebben een oppervlakte van circa 16 m² en een maximale hoogte van circa 3,10 meter. Deze prefab kiosken worden uitgevoerd in een witte stalen wandbekleding.

 

Verspreid op het terrein worden eveneens 12 nieuwe lichtmasten geplaatst. De lichtmasten worden opgetrokken uit een staalstructuur, gefundeerd op een betonnen sokkel. De sokkels hebben een grondoppervlakte van circa 9 m² (3,6 meter x 2,4 meter) en de masten hebben een hoogte van circa 30 meter.

 

De aanvrager diende op 13 mei 2019 een wijzigingsverzoek in. Aanleiding is volgens bijgevoegde nota een verzoek van het Havenbedrijf.

Het verzoek betreft twee aanpassingen, enerzijds een aanpassing aan de westzijde van het terrein langs het Kanaaldok (genaamd zone ‘Brabo’), en anderzijds een aanpassing aan de uitvoegstrook aan de nieuwe weg op de Antwerpsebaan.

 

Een strook van 16,47 meter breed en - gemeten op de kaaimuur vanaf meerpaal 81 - circa 24 meter lang wordt volgens het wijzigingsverzoek niet langer begrepen in de nieuwe containerterminal. Met uitzondering van een noodpoort en een verharding, die enkel dienstig is als doorgang en als manoeuvreerruimte, voorzag de oorspronkelijke aanvraag hier geen constructies of activiteiten.

Aangezien de noodpoort echter voorzien is als toegangspoort in de stedenbouw­kundige vergunning van 28 april 2017 voor het bouwen van een tankterminal op het terrein ten noorden van het terrein waarop voorliggende aanvraag betrekking heeft, kan deze wijziging niet geheel zoals voorgesteld worden aanvaard. 

Het uitgesloten deel moet behouden blijven als een vrije doorgang en er moet een poort voorzien blijven die toegang geeft tot het aanpalende terrein.

De wijziging noodzaakt mits inachtname van de gestelde voorwaarden geen nieuwe inwinning van adviezen, noch de organisatie van een nieuw openbaar onderzoek.

Aangezien in het wijzigingsverzoek sprake is van een wijziging van de concessiegrens en de aanvrager aangeeft dat het wijzigingsverzoek is ingediend op verzoek van het Havenbedrijf Antwerpen, komt het verzoek allicht tegemoet aan de bekommernissen van één van de adviesverlenende instanties, zijnde het Havenbedrijf Antwerpen en anticipeert het verzoek op een opmerking die anders in het advies namens het Havenbedrijf zou worden opgenomen.

Deze wijziging kan onder de gestelde voorwaarden worden toegestaan.

 

Een strook van 2 meter over een lengte van circa 100 meter langs de invoegstrook van de nieuwe weg naar Antwerpsebaan wordt niet mee in concessie gegeven omdat deze mee beschouwd wordt als leidingenstrook langs de Antwerpsebaan, die zo in totaal een 5-tal meter breed is. De gewijzigde terreinconfiguratie maakt dat de nieuwe luifelconstructie die gepland was op een afstand van slechts 3 meter van de oorspronkelijke terreingrens licht gewijzigd ingeplant moet worden. Dit impliceert ook een lichte aanpassing van de terreinaanleg in de directe omgeving van deze constructie, met een verschuiving over enkele meters van één ondergrondse afvoer­leiding met bijbehorende afvoerputjes voor het hemelwater dat op de verharding valt en met bijbehorende aangepaste belijning op de verharding van de rijwegen voor de interne circulatie.  Het gebouw wordt niet langer helemaal evenwijdig met de invoegstrook ingeplant omwille van het behoud van de vooropgestelde interne circulatie, maar richt zich nog steeds naar de Antwerpsebaan.

De wijziging noodzaakt geen nieuwe inwinning van adviezen, noch de organisatie van een nieuw openbaar onderzoek. Aangezien in het wijzigingsverzoek sprake is van een wijziging van de concessiegrens en de aanvrager aangeeft dat het wijzigingsverzoek is ingediend op verzoek van het Havenbedrijf Antwerpen, komt het verzoek allicht tegemoet aan de bekommernissen van één van de adviesverlenende instanties, zijnde het Havenbedrijf Antwerpen en anticipeert het verzoek op een opmerking die anders in het advies namens het Havenbedrijf zou worden opgenomen.

Deze wijziging kan worden toegestaan.

 

Mobiliteitsimpact (o.a. toetsing parkeerbehoefte)

Volgens de aanvraag zullen er gemiddeld 60 personenvoertuigen toekomen per dag, afkomstig van personeel en bezoekers. De parking voor personeel en bezoekers omvat 101 parkeerplaatsen wat dus ruim voldoende is. Daarnaast zullen er volgens de aanvraag gemiddeld 850 vrachttransporten per werkdag doorgaan. De vrachtwagen­parkings voor inkomende en uitgaande transporten tellen respectievelijk 24 en 12 parkeerplaatsen en de ruimte voor de gate-in biedt tevens ruimte aan een 20-tal extra aanschuivende vrachtwagens, ook in het licht gewijzigd ontwerp volgens het wijzigingsverzoek.

De bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

De aanvraag kadert in de herontwikkeling van een industrieterrein. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Er werd advies ingewonnen bij het Havenbedrijf Antwerpen als gebiedsbeheerder. Het advies is voorwaardelijk gunstig.

 

Gelet op de aard van de aanvraag, werd het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig.

 

Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van een hoofdwaterleiding werd tevens het advies ingewonnen van deze leiding. Het advies van Water-Link is voorwaardelijk gunstig.

De voorwaarden uit deze adviezen, gericht op het vrijwaren van de integriteit van omgevende infrastructuren, met het oog op de beperking van de hinder van de geplande werkzaamheden en met het oog op de veiligheid, kunnen integraal aan de vergunning worden gehecht.

 

Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van spoorwegen werd tevens het advies ingewonnen van Infrabel nv. Zij hebben geen bezwaar.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Zuidnatie nv is gespecialiseerd in opslag, magazijnbeheer, containerbehandeling en -onderhoud, expeditie, logistiek en transport. Op de nieuwe site aan de Antwerpsebaan zal een containerterminal worden uitgebaat. Er zullen containers opgeslagen, gereinigd en hersteld worden.

Beschadigde containers worden voor herstelling naar de herstelwerkplaats gebracht. De herstelling betreft voornamelijk metaalbewerking (8,56 kW), laswerken en het verven van containers. De werkzaamheden zullen plaats vinden in een bestaand magazijn. Dit magazijn is voorzien van een vloeistofdichte vloer, een compressor (4 kW), een elektrische lader voor heftrucks (4 kW), een vaste opslagtank voor 5.000 liter propaan met een stookinstallatie (350 kW) en de opslag van een groot deel van de gevaarlijke stoffen. Het gaat hier om een opslagtank voor afvalolie van 5.000 liter en een omgebouwde zeecontainer waarin onder andere 51.021 liter oliën, 59 ton schadelijke stoffen, 11 ton ontvlambare stoffen, 9 ton bijtende stoffen en 51 ton stoffen die gevaarlijke zijn voor het aquatisch milieu worden opgeslagen.

Ten noorden van het magazijn komt een gasopslagplaats in omgebouwde containers voor 4.000 liter gassen (lasgassen, propaan, R409A en R134A).

De vaste houders zijn bovengronds en dubbelwandig uitgevoerd en zullen onderworpen worden aan de nodige keuringen. De verplaatsbare recipiënten zullen op lekbakken geplaatst worden. Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van titel II van het VLAREM.

Verder zal ten oosten van het magazijn een tankpiste geplaatst worden met twee verdeelslangen voor de bevoorrading van de eigen voertuigen.

Bepaalde containers moeten, alvorens ze terug in de transportketen te brengen, gereinigd worden. Het betreft voornamelijk reefercontainers en containers voor voedingsmiddelen. Na het droog uitvegen van de container zullen ze gespoeld worden met warm water, zonder zeep. Er zal hiervoor in het noordelijk deel van de site een waszone met vloeistofdichte piste in openlucht voorzien worden waar jaarlijks 35.000 containers gewassen kunnen worden. De containers worden gekanteld waarbij de open zijde lager gelegen is dan de achterzijde zodat al het waswater terug uit de container vloeit en terecht komt op de vloeistofdichte waszone waarna het water afvloeit naar  een opvangput van 40 m³. Deze opvangput  zal voorzien worden van een meldingssysteem waarbij tijdig aangegeven wordt dat de put bijna vol is en geledigd moet worden. Het waswater wordt niet geloosd, maar afgevoerd naar een erkende verwerker.

De exploitant verduidelijkte tijdens het plaatsbezoek op 29 april 2019 dat hergebruik van waswater niet mogelijk is omdat een hogedrukreiniger blokkeert met niet-zuiver water en doordat de kwaliteitseisen van containers die etenswaren bevatten dit niet toelaten. Er wordt wel een hemelwaterput van 40 m³ voorzien waarin hemelwater afkomstig van het dak van het magazijn wordt opgevangen om de waszone zelf te reinigen.

Het afvalwater dat geloosd wordt, bestaat enerzijds uit huishoudelijk afvalwater afkomstig van de burelen en de toiletten van het magazijn en anderzijds het bedrijfsafvalwater (potentieel verontreinigd hemelwater) afkomstig van de herstellingszone en de tankpiste.

Het huishoudelijk afvalwater zal een debiet hebben van 1.800 m³/jaar en zal gezuiverd worden via twee IBA’s alvorens geloosd te worden in het kanaaldok B2.

Het bedrijfsafvalwater – met een debiet van 1,8 m³/uur – zal langs een KWS-afscheider met coalescentiefilter geleid worden alvorens het geloosd wordt. In het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) van 26 april 2019 worden voor deze installatie de volgende voorwaarden geadviseerd:

-        de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem;

-        de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar / handelaar / makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

-        de aanvrager inspecteert minstens om de drie maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De aanvrager kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen.

Aangezien er wordt geloosd in oppervlaktewater dient de KWS-afscheider, zoals de exploitant zelf voorstelt, voorzien te zijn van een coalescentiefilter. Deze bepalingen worden opgelegd als bijzondere milieuvoorwaarden.

Op het terrein zal een grote zone worden voorzien voor de fumigatie van containers. Deze zone is volledig afgesloten van de rest van de exploitatie en is tevens voorzien van een gasopslagplaats voor 1.000 liter fumigeergassen die hier gebruikt zullen worden.

Het fumigeren is niet ingedeeld volgens de indelingslijst van titel II van VLAREM, de opslag van gassen wel. De exploitant diende een aanvraag tot erkende fumigatiezone in bij de Havenkapiteinsdienst van het Havenbedrijf Antwerpen.

Ter hoogte van het magazijn en ter hoogte van het bureelgebouw worden twee hoogspanningscabines voorzien met elk één transformator van respectievelijk 1.000 kVA en 5.000 kVA.

Tijdens het plaatsbezoek bevestigde de exploitant dat de nodige maatregelen genomen worden om bodem- en grondwaterverontreiniging ten gevolge van lekkende transformatoren te voorkomen en dat de hoogspanningscabines de vereiste brandweerstand hebben.

Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te vergunnen:

-          vast opgestelde batterijen met een totaal product van de capaciteit en de klemspanning van 15.000 VAh (in het bureelgebouw);

-          het stallen van 40 voertuigen over heel de site (heftrucks, straddle carriers, …);

-          airconditioningsinstallaties (191 kW) en warmtepompen (59,7 kW).

Het gebruikte koelmiddel in de airconditioningsinstallaties en warmtepompen is op dit moment nog niet gekend. Er zal een toegelaten koelmiddel gebruikt worden.

Het bedrijf vraagt een bijstelling aan van artikel 5.15.0.6§2 van VLAREM II dat stelt dat  rustverstorende werkzaamheden verboden zijn op werkdagen tussen 19.00 uur en 7.00 uur en op zon- en feestdagen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning. De exploitant stelt dat de werkzaamheden voor het beladen van schepen dag en nacht kunnen plaatsvinden en het laden en lossen enkel gebeurt tijdens de openingsuren van de terminal, zijnde tussen 6.00 uur en 20.45 uur. Bijgevolg vraagt men om volgende bijzondere voorwaarde op te leggen: ‘Het lossen en laden van schepen kan 24 uur per dag doorgaan, maar het lossen en laden van vrachtwagens kan enkel tijdens de openingsuren van de terminal, zijnde tussen 6.00 uur en 20.45 uur.’.

Gezien de ligging van het bedrijf in industriegebied, kan de gevraagde bijstelling verleend worden. Uiteraard blijven de geldende geluidsnormen van toepassing.

In het dossier wordt gesteld dat er dagelijks gemiddeld 850 vrachttransporten over de weg zullen worden gegenereerd en 10 transporten over het water.

Er zullen aan de kaaimuur twee lichters tegelijkertijd kunnen aanmeren om te laden en te lossen. Voor de vrachtwagens heeft het bedrijf ervoor gezorgd dat er bij het oprijden van de site een aantal kiosken zullen staan waar de chauffeurs zelf en automatisch kunnen aanmelden en verder rijden zodanig dat er steeds een vlotte doorstroming zal zijn op de site en er geen voertuigen op de openbare weg moeten wachten.Door de ligging van het bedrijf binnen het havengebied en door de verschuiving van de activiteit van de site (haven 736) naar de aangevraagde site zal de totale impact op de mobiliteit hetzelfde blijven of licht dalen, doordat er meer aan- en afvoer kan gebeuren via het water.

Op 17 april 2019 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/MD/2019/H.00142.A4.0001). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. De beheerder van de ontvangende waterloop is het Havenbedrijf Antwerpen. Het wateradvies van het Havenbedrijf Antwerpen is gunstig. De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.

 

Het wijzigingsverzoek van 13 mei 2019 heeft geen effect op de beoordeling van de ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

-       de hemelwatervoorraad is uit te voeren door minstens twee hemelwaterputten in serie te plaatsen; de eerst aangewende put heeft een volume van 10.000 liter; de andere put(ten) wordt (worden) slechts in gebruik genomen bij een daadwerkelijk aangetoond nuttig groter hergebruik;

-       de vrije doorgang langsheen het Kanaaldok moet behouden blijven en in de afsluiting tegen het Kanaaldok dient nog steeds een (nood)poort voorzien te worden die toegang geeft aan hulpdiensten waaronder de brandweer;

-       de bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat;

-       de voorwaarden uit het advies van brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt nageleefd te worden;

-       de voorwaarden uit het advies van Havenbedrijf Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden;

-       de voorwaarden uit het advies van Water-Link dienen strikt nageleefd te worden.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

1.800 m³/jaar

3.6.3.1°b)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater  één of meer gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/u;

1,80 m³/uur

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

56.021 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1.000 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

5.000 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

15.000 VAh

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

40 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

1 werkplaats

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

35.000 containers per jaar

16.3.1.2°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

254,70 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

17.1.2.2.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt ≤ 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

35,77 ton

17.3.2.1.2.2°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton; 

10,90 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

1.100 kg

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in in­dustrie­gebied;

9,02 ton

17.3.6.2°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

58,98 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,86 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

51,38 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

8,56 kW

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

350 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem;

2.

de KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

3.

de exploitant inspecteert om de drie maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;

4.

het lossen en laden van schepen kan 24 uur per dag doorgaan, maar het lossen en laden van vrachtwagens kan enkel tijdens de openingsuren van de terminal, zijnde tussen 6.00 uur en 20.45 uur.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

18 maart 2019

Volledig- en ontvankelijk

26 maart 2019

Start openbaar onderzoek

28 maart 2019

Einde openbaar onderzoek

26 april 2019

Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag

21 mei 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

9 juli 2019

Verslag GOA

7 juni 2019

naam GOA

Bieke Geypens 

 

Wijzigingslus

De aanvrager heeft een verzoek ingediend om zijn oorspronkelijke aanvraag te wijzigen. Dit verzoek werd aanvaard, waardoor de wijzigingen mee beoordeeld worden.

Aanleiding is volgens bijgevoegde nota een eenzijdig verzoek van het Havenbedrijf. Het verzoek betreft twee aanpassingen, enerzijds een aanpassing aan de westzijde van het terrein langs het Kanaaldok (genaamd zone ‘Brabo’) , en anderzijds een aanpassing aan de uitvoegstrook aan de nieuwe weg op de Antwerpsebaan.

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

28 maart 2019

26 april 2019

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

-       de hemelwatervoorraad is uit te voeren door minstens twee hemelwaterputten in serie te plaatsen; de eerst aangewende put heeft een volume van 10.000 liter; de andere put(ten) wordt (worden) slechts in gebruik genomen bij een daadwerkelijk aangetoond nuttig groter hergebruik;

 

-       de vrije doorgang langsheen het Kanaaldok moet behouden blijven en in de afsluiting tegen het Kanaaldok dient nog steeds een (nood)poort voorzien te worden die toegang geeft aan hulpdiensten waaronder de brandweer;

-       de bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat;

-       de voorwaarden uit het advies van brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt nageleefd te worden;

-       de voorwaarden uit het advies van Havenbedrijf Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden;

-       de voorwaarden uit het advies van Water-Link dienen strikt nageleefd te worden.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem;

2.

de KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

3.

de exploitant inspecteert om de drie maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties;

4.

de exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;

5.

het lossen en laden van schepen kan 24 uur / 24 uur doorgaan, maar het lossen en laden van vrachtwagens kan enkel tijdens de openingsuren van de terminal, zijnde tussen 6.00 uur en 20.45 uur.

 

Brandweervoorwaarden

De voorwaarden uit het advies van brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt te worden nageleefd.

Artikel 3

Het college beslist dat de vergunning ingaat op 14 juni 2019 voor onbepaalde duur.

Artikel 4

Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

1.800 m³/jaar

3.6.3.1°b)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater  één of meer gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/u;

1,80 m³/uur

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

56.021 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1.000 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

5.000 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

15.000 VAh

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

40  voertuigen 

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

1 werkplaats

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

35.000 containers per jaar

16.3.1.2°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

254,70 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

17.1.2.2.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt ≤ 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

35,77 ton

17.3.2.1.2.2°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton;

10,90 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

1.100,00 kg

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industrie­gebied; 

9,02 ton

17.3.6.2°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

58,98 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

0,86 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

51,38 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

8,56 kW

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

350 kW

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

1.

de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter of equivalent systeem;

2.

de KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

3.

de exploitant inspecteert om de drie maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties;

4.

de exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;

5.

het lossen en laden van schepen kan 24 uur per dag doorgaan, maar het lossen en laden van vrachtwagens kan enkel tijdens de openingsuren van de terminal, zijnde tussen 6.00 uur en 20.45 uur.

 

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.