Artikel 119 Nieuwe Gemeentewet: de gemeenteraad maakt de gemeentelijke reglementen van inwendig bestuur en de gemeentelijke politieverordeningen.
Artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet werd gewijzigd door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. Deze wet treedt in werking op 1 januari 2014.
Het gewijzigde artikel 119bis bepaalt: de gemeenteraad kan gemeentelijke administratieve straffen en sancties opleggen overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Artikel 2 §1 van de wet van 24 juni 2013 bepaalt: de gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor de inbreuken op zijn reglementen of verordeningen, tenzij voor dezelfde inbreuken door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, straffen of administratieve sancties worden bepaald.
Artikel 4 §5 van deze wet bepaalt: indien de gemeenteraad in zijn reglementen of verordeningen de mogelijkheid voorziet om de administratieve geldboete ten aanzien van minderjarigen, wint hij vooraf het advies in betreffende dat reglement of die verordening van het orgaan of de organen die een adviesbevoegdheid hebben in jeugdzaken, voor zover het aanwezig is of zij aanwezig zijn in de gemeente.
Artikel 6 §1 van deze wet bepaalt dat de administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar.
Artikel 45 van deze wet bepaalt dat de schorsing, de intrekking en de sluiting worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege.
I. Inleiding
De stad Antwerpen ambieert in haar bestuursakkoord 2019-2024 het bestrijden van criminele ondernemingen en ondermijnende criminaliteit door middel van een bestuurlijk beleid. De stad wil malafide uitbaters van winkels of zaken die dienen als voedingsbodem of dekmantel voor onder andere drugshandel of witwaspraktijken streng controleren en systematisch aanpakken. Wie op een eerlijke manier de kost wil verdienen, wordt ten volle ondersteund, maar illegale handelszaken of verenigingen met een crimineel opzet worden gesloten (bestuursakkoord 2019-2024, 26).
Op 26 juni 2006 werd een uitbatingsreglement voor bepaalde inrichtingen (hierna: uitbatingsreglement) goedgekeurd (jaarnummer 1528), waardoor bepaalde inrichtingen (met name belwinkels, nachtwinkels, clubs-vzw’s en videotheken) onderworpen werden aan een voorafgaande vergunningsplicht. Doorheen de jaren werd het uitbatingsreglement herhaaldelijk gewijzigd om tegemoet te komen aan de voortdurend veranderende realiteit. Ook nu dringt een wijziging zich op om te kunnen beantwoorden aan de noden van de hedendaagse maatschappij.
Het uitbatingsreglement is sinds de goedkeuring in 2006 van toepassing op de zogenaamde 'belwinkels'. Doorheen de loop der jaren is de definitie van een belwinkel meermaals gewijzigd. Een 'belwinkel' wordt thans in artikel 1 gedefinieerd als "iedere voor het publiek toegankelijke vestigingseenheid voor het gebruiken van telecommunicatiediensten, zoals telefoon en internet". Sinds 2006 moeten handelszaken waar telefoon- en computertoestellen ter beschikking worden gesteld voor gebruik ter plaatse een vergunning bij de stad aanvragen.
Door de invoering van de vergunningsplicht op belwinkels is het aantal handelszaken waar men ter plaatse gebruik kan maken van telecommunicatiediensten aanzienlijk gedaald. Reeds in 2008, kort na de invoering van het reglement, kopte de Gazet van Antwerpen: “Belwinkels zo goed als uitgerinkeld”. Van de 270 belwinkels die een aanvraag indienden voor een uitbatingsvergunning werden er slechts 126 vergund.
Tien jaar later wordt deze dalende tendens bevestigd. Op 26 maart 2019 telde het grondgebied van de stad Antwerpen nog slechts 42 inrichtingen met een uitbatingsvergunning voor een belwinkel. Bovendien daalt het aantal aanvragen voor een uitbatingsvergunning voor een belwinkel ieder jaar. Zo werd in 2018 slechts één nieuwe aanvraag gedaan.
Het is noodzakelijk om de stedelijke reglementering aan te passen aan de stedelijke realiteit. Enerzijds daalt het aantal handelszaken met fysieke telefoon- en computertoestellen voor gebruik ter plaatse, anderzijds is er een aanzienlijke stijging merkbaar van een nieuw type inrichting, waar telecommunicatiediensten op een andere wijze worden aangeboden, de zogenaamde “telecomwinkels”. Het betreft inrichtingen waar sim- en/of herlaadkaarten worden aangeboden via dewelke men gebruik kan maken van telefonie- of internetdiensten door middel van een voorafbetaalde herlaadkaart ofwel prepaid herlaadkaart. Deze activiteiten gaan vaak gepaard met de verkoop van telecommunicatiemiddelen (smartphone, gsm, tablets,enzovoort), accessoires voor telefonietoestellen, het aanbieden van diensten voor herstelling van telecommunicatiemiddelen of het gebruik ter plaatse van telecommunicatiediensten. Ook in buurland Nederland is de opmars van dergelijke telecomwinkels een feit (zie jaarverslag Riec-Liec 2017, p. 11 en R. Van Den Hazel, C.Y. Nijmeijer & E.J. Kleingeld, Belwinkels in Rotterdam. Marktanalyse en -regulering, Seinpost: Rotterdam 2005, p 9 en volgende).
Naast het invoeren van een nieuwe vergunningsplichtige categorie inrichtingen, dringt ook een wijziging in de aanvraagprocedure en het financieel onderzoek zich op. Aan de basis hiervan liggen onder meer de vaststellingen van de politie inzake de florerende parallelle economie in Antwerpen, die zich niet beperkt tot de telecomwinkels.
II. Noodzaak tot wijziging uitbatingsreglement
1. Concentratie en overlast op bepaalde winkelassen
De wildgroei van de telecomwinkels is waarneembaar op het grondgebied van de stad Antwerpen en is voornamelijk geconcentreerd rond bepaalde winkelassen of wijken. Dit blijkt uit de kaart van Locatus op 19 maart 2019 in bijlage 1 van dit besluit en een analyse die in februari 2018 door de stad Antwerpen werd uitgevoerd. In ‘Borgerhout intra muros’ en postcode 2060 bevinden zich bovendien ook het merendeel van de vergunde belwinkels waar ter plaatse gebruik gemaakt kan worden van telecommunicatiediensten.
Een telling van de federale gerechtelijke politie Antwerpen in samenwerking met de Stad Antwerpen op 4 oktober 2018 bevestigde deze concentratie opnieuw (zie kaart telling in bijlage 1). Op slechts 600 meter werden maar liefst 29 belwinkels of telecomwinkels geïdentificeerd (eerste deel Carnotstraat: negen vestigingen, Dambruggestraat: vijf vestigingen en de Offerandestraat 15 vestigingen).
Telecomwinkels hebben vaak drukke en opvallende reclame in de etalage en aan de gevel, zoals flikkerende lichtreclame, opzichtige affichering, enzovoort. Er worden weinig investeringen gedaan in deze panden waardoor de uitstraling vaak te wensen overlaat. Dit zorgt voor een storend straatbeeld voor winkelaars, buurtbewoners, toeristen en bezoekers, het ontsiert de buurt en doet de prijzen op de woningen in deze buurt dalen. De dominantie van dit type inrichting in het straatbeeld gaat ten koste van de aantrekkingskracht van het gebied als geheel. Het leidt tot verloedering en draagt bij tot het onveiligheidsgevoel van de buurt.
2. Parallelle economie in Antwerpen
Deze concentratie is opmerkelijk en doet vragen rijzen over de economische haalbaarheid van dit type winkel. Naast de onderlinge concurrentie hebben zij immers ook te kampen met de concurrentie van grote elektronicaketens, supermarkten en de verkoop via internet. Dit creëert een enorme prijsdruk, die resulteert in lage winstmarges voor de verkoop van consumentenelektronica. Bovendien worden de voorafbetaalde simkaarten, met name de simkaarten via dewelke men op prepaid basis gebruik kan maken van mobiele elektronische communicatiediensten, in de meeste gevallen gratis aangeboden. Het beltegoed is wel betalend maar het fysieke verkooppunt kan hierop slechts een zeer beperkte winstmarge hanteren. Enerzijds is het aanbod dus merkbaar groter dan de vraag en anderzijds liggen de winstmarges zeer laag, waardoor het vermoeden bestaat dat de inkomsten niet volledig uit legale handel voortspruiten.
Een prima facie onderzoek van de federale gerechtelijke politie Antwerpen in het voorjaar van 2018 bevestigt dit vermoeden. Op het grondgebied van de stad Antwerpen worden legale producten, zoals herlaadkaarten en gsm’s, verhandeld in strijd met de bestaande regelgeving inzake tewerkstelling en fiscaliteit (parallelle economie). Door het gebrek aan (structurele) controles kan deze parallelle economie (blijven) floreren in Antwerpen met een aantrekkingskracht tot ver buiten Antwerpen. Antwerpen blijkt dus doelbewust uitgekozen voor dit type inrichtingen. Criminaliteit dreigt zich in te nestelen in sectoren en gebieden waar de controle door de overheid eerder beperkt is.
Dat de telecomsector een broeihaard is voor criminaliteit werd in het verleden bevestigd. Reeds in 2004 meldde de CFI verschillende dossiers met betrekking tot btw-carrouselfraude in de telefonie- en telecommunicatiesector, in het bijzonder van telefoonkaarten. De diensten die de klanten aangeboden werden gaven aanleiding tot talrijke fraudegevallen, waarbij eveneens banden met ernstige georganiseerde misdaad werden vastgesteld (Cel voor Financiële Informatieverwerking, Witboek over zwart geld: 20 jaar bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme, 62, www.ctif-cfi.be). In het begin van deze eeuw werden diverse grootschalige acties gehouden door de politie-, inspectie- en andere overheidsdiensten in meerdere grootsteden om een reeks handelszaken in de telecomsector te controleren. Meer bepaald gaat het om de "Tam-Tam"-acties, die ingegeven werden vanuit het gegeven dat misdrijven zoals belastingsontduiking, sociale fraude, tewerkstelling van illegalen, telecomfraude en inbreuken op gemeentelijke reglementeringen schering en inslag waren in deze sector. Deze acties hebben in 99% van de gecontroleerde winkels een aantal onwettelijkheden aan het licht gebracht (Vr. en Antw. Senaat 2006-07, vraag nr. 3-957, 17 mei 2004 (H. Vandenberghe) en Wetsontwerp betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening, Parl.St. Kamer, nr. 51-2486/005, 17).
Uit recente beslissingen van het Belgisch Instituut voor Post- en Telecommunicatiediensten, het controleorgaan voor telecommunicatieoperatoren (hierna: BIPT), blijkt tevens een gebrek aan conformiteit met de wetgeving inzake elektronische communicatie in hoofde van bepaalde actoren uit de telecomsector (zie onder meer de volgende beslissingen van het BIPT tot het opleggen van administratieve sancties: Besluit van 28 november 2017 tot het opleggen van een administratieve boete wegens niet naleven art. 136 Wet Elektronische Communicatie en artikel 43bis § 5 van de wet van 21 maart 1991 en Besluit van 17 oktober 2017 tot het opleggen van een administratieve boete wegens het niet naleven van de artikelen 6bis en 6sexies lid 3 van de Roamingverordening).
In het najaar van 2018 werden diepgaandere controles uitgevoerd door de lokale en federale gerechtelijke politie Antwerpen en diverse inspectie- en stadsdiensten. Hieruit bleek dat deze inrichtingen vaak ook niet in orde zijn met lokale en andere bovenlokale voorschriften. Zo werden er veelvuldige inbreuken op de brandveiligheid- en bouwvoorschriften vastgesteld, maar evengoed inbreuken op het Wetboek Economisch Recht (onder meer inzake prijsaanduiding en namaak) en de sociaal- en fiscaalrechtelijke regels. Enkele telecomwinkels werden reeds verzegeld op bevel van het parket.
Bonafide handelszaken die de regelgeving correct toepassen kunnen op die manier onmogelijk concurreren met gelijkaardige handelszaken in de parallelle economie, waardoor bonafide handelszaken dreigen te verdwijnen.
3. Anonieme telecommunicatiediensten als facilitator voor criminaliteit
3.1. Registratieverplichting voor prepaid simkaarten
Uit politioneel onderzoek blijkt dat prepaid simkaarten veelvuldig gebruikt worden als communicatiemiddel in criminele milieus, omwille van de anonimiteit. Ten gevolge van de terroristische aanslagen in België, waar eveneens prepaid simkaarten werden gebruikt, besliste de wetgever het gebruik van anonieme prepaid simkaarten te verbieden. Telecomoperatoren zijn sinds 17 december 2016 verplicht om de eindgebruikers van deze prepaid simkaarten te identificeren ingevolge artikel 127 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Hoewel de verantwoordelijkheid voor de correcte identificatie van de eindgebruiker bij de operator ligt en niet bij het verkooppunt, zijn het de verkooppunten die in de praktijk meestal belast zijn met de praktische afhandeling van deze plicht. De identificatie van de prepaid simkaarten is iets wat de gerechtelijke overheden, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten al langer vroegen in het belang van de veiligheid van de burger.
De recent ingevoerde identificatieplicht wordt echter niet strikt nageleefd door alle spelers. Reeds bij de eerste controleactie van het BIPT kort na de invoering van de registratieverplichting werden bij verschillende operatoren, waaronder LycaMobile, Ortel Mobile en Vectone Mobile, overtredingen vastgesteld (Persbericht BIPT van 8 juni 2017, “BIPT stelt tijdens controleactie registratie voorafbetaalde simkaarten verschillende overtredingen vast”, www.bipt.be).
Het BIPT stelde vast dat sommige operatoren hardnekkig blijven weigeren de registratieplicht na te leven. Naast een lopend strafonderzoek, werd Lycamobile door het BIPT al meerdere malen op de vingers getikt wegens het niet naleven van de wettelijk voorziene identificatieplicht. Uit de processen-verbaal opgesteld door de officieren van gerechtelijke politie van het BIPT bleek dat in 44 van de 73 onderzochte verkooppunten voorafbetaalde kaarten van Lycamobile werden geactiveerd op vertoon van een eenvoudig rijbewijs. Het rijbewijs is in het Koninklijk Besluit van 27 november 2016 echter niet geïdentificeerd als een geldig identificatiedocument. Op 30 maart 2018 legde het BIPT verschillende voorlopige maatregelen op aan Lycamobile, dewelke op 6 april 2018 werden verlengd. Op 15 juni 2018 legde het BIPT een boete van 225.183,00 euro op aan Lycamobile wegens de niet-naleving van de regels inzake de identificatieplicht en de voorlopige maatregelen opgelegd bij besluit van 30 maart 2018. Het BIPT oordeelde dat de inbreuken op de identificatieplicht leidden tot een onmiddellijke en ernstige dreiging voor de openbare orde.
Ook de lokale en federale gerechtelijke politie stelden in diverse dossiers vast dat simkaarten van bepaalde operatoren, zoals LycaMobile of L-Mobi Mobile, kunnen worden aangekocht op voorlegging van documenten met valse namen (zoals Mickey Mouse of James Bond) of vervalste documenten. Tevens zijn er gevallen gekend waarin handelszaken voorafbetaalde kaarten registreren op de naam van iemand anders wiens gegevens reeds in het bezit zijn van de winkel (bijvoorbeeld toeristen wiens identiteitsgegevens reeds gekend zijn door de telecomwinkel en dewelke nadien ten onrechte hergebruikt worden) of wiens gegevens op het internet terug te vinden zijn (bijvoorbeeld een identiteitsdocument van een overleden terrorist). Verder zijn er gevallen bekend waarin de gebruiker geïdentificeerd werd aan de hand van een foto waarop enkel het onderlichaam te zien is.
Door de gebrekkige identificatie kunnen de gerechtelijke overheden de gebruiker van een oproepnummer niet identificeren in geval van een onderzoek. Dit bemoeilijkt het opsporingsproces en geeft criminelen een vrijbrief. Op die manier faciliteren de operator en het fysieke verkooppunt van prepaid simkaarten criminele activiteiten.
Op 8 november 2018 berichtte de pers dat drie telecomwinkels in de Dambruggestraat, Carnotstraat en Offerandestraat gesloten werden. De winkeliers zouden simkaarten verkopen van telecomoperator Lycamobile zonder de identiteit van de koper te controleren. De voorraad smartphones en simkaarten zouden in beslag genomen zijn en de winkels werden gerechtelijk verzegeld. Door communiceren, waardoor zij beschouwd worden als "commerciële faciliterende sector".
3.2. Het afschermen van communicatie
Uit politioneel onderzoek blijkt bovendien dat sommige telecomwinkels diensten of producten aanbieden die communicatie moeilijk of niet traceerbaar maakt voor politiediensten en gerechtelijke overheden. Hierdoor wordt de opsporing van misdrijven en de bewijsvergaring terzake ernstig bemoeilijkt of in bepaalde gevallen zelfs onmogelijk gemaakt.
Een gekend voorbeeld is het gebruik van de 'PGP'-telefoons (Pretty Good Privacy). Dit zijn speciale telefoontoestellen, doorgaans van het type Blackberry, die eruitzien als gewone toestellen maar waarbij de microfoon en camera er in de meeste gevallen uit gehaald is zodat de gebruiker er uitsluitend berichten mee kan verzenden en ontvangen. De toestellen zijn voorzien van een licentie die gedurende een bepaalde tijd geldig is zodat de gevoerde communicatie versleuteld is. Enkel de ontvanger kan de inhoud lezen. De toestellen zijn prijzig (doorgaans vanaf 1.200,00 euro). Naast PGP-telefoons zijn er ook andere vormen van versleuteling mogelijk, zoals bijvoorbeeld de ‘Samsung Crypto Phone Chat’ of ‘Sky ECC’.
III. Wijzigingen aan het uitbatingsreglement
1. Invoering van vergunningsplicht voor telecomwinkels
1.1. Toepassingsgebied
Door het gebrek aan (structurele) controles en handhaving kan de parallelle economie (blijven) floreren in Antwerpen. Door het niet naleven van lokale brandveiligheids- en stedenbouwkundige voorschriften en bovenlokale regels zoals de identificatieplicht van prepaid simkaarten is er een gevaar voor de openbare orde. Tevens heeft deze parallelle economie een ondermijnend effect op de gehele samenleving. Zo worden bonafide ondernemers uit de markt geconcurreerd en worden belastingen ontdoken, waardoor de staat belangrijke inkomsten misloopt.
Om al de bovenvermelde redenen is het gerechtvaardigd en aangewezen om de verdere toename van de telecomwinkels te reguleren en te spreiden op het grondgebied.
De vergunningsplicht voor de belwinkel blijft behouden. Daarnaast wordt de telecomwinkel ingevoerd als nieuwe vergunningsplichtige categorie.
De telecomwinkel wordt omschreven als “iedere voor het publiek toegankelijke vestigingseenheid, met uitzondering van een vestiging van een winkelketen, waar in hoofd- of nevenactiviteit simkaarten en/of herlaadkaarten aangeboden worden die uitgegeven zijn door een telecomoperator die uitsluitend op voorafbetaalde basis mobiele elektronische communicatiediensten aanbiedt, in combinatie met de verkoop van telecommunicatiemiddelen (zoals smartphone, gsm, tablet, enzovoort) en/of -accessoires (zoals hoofdtelefoon, hoesjes, enzovoort) en/of dienstverlening m.b.t. telecommunicatiemiddelen (zoals herstel van onderdelen, installeren van applicaties, activiteiten als belwinkel, enzovoort)”.
Een prepaid simkaart is een simkaart die toegang geeft tot telecommunicatiediensten op prepaid basis, met name door middel van een voorafbetaalde herlaadkaart. Bij een prepaid dienst betaalt men vooraf een bepaald bedrag waarmee men mobiel kan bellen, smsen of surfen tot het krediet op raakt. Nadien moet men opnieuw herladen. Er moet een onderscheid gemaakt worden met simkaarten die toegang geven tot telecommunicatiediensten op postpaid basis. Bij een postpaiddienst neemt men een abonnement waarbij men maandelijks een bepaald bedrag betaalt. Indien er tijdens een maand meer gebeld, gesmst of mobiel internet verbruikt wordt dan het abonnement inhoudt, dan wordt dit op het einde van die maand bijkomend gefactureerd. Voorbeelden van operatoren die zowel prepaid als postpaid diensten aanbieden zijn Base, Telenet, Proximus of Jim Mobile. In de telecommunicatiemarkt zijn er ook operatoren die enkel prepaid diensten aanbieden, zoals Lyca Mobile, L-Mobi Mobile of Lebara.
De nieuwe vergunningsplichtige categorie viseert deze inrichtingen waar sim- en/of herlaadkaarten worden verkocht die uitgegeven zijn door operatoren die hun telecommunicatiediensten enkel op prepaid basis aanbieden. Het businessmodel van operatoren die uitsluitend prepaid simkaarten aanbieden is gericht op de onmiddellijke betaling van diensten. Omdat zij geen postpaid diensten aanbieden is de identificatie enkel uit wettelijk oogpunt noodzakelijk is en is dit geen vereiste om betaling van haar diensten te bekomen. Hierdoor is het risico op gebrekkige identificatie van simkaarten voor deze operatoren groter. Dit blijkt bovendien uit meerdere controleacties van het BIPT (Persbericht BIPT van 8 juni 2017, “BIPT stelt tijdens controleactie registratie voorafbetaalde simkaarten verschillende overtredingen vast”, www.bipt.be) en de beslissingen van het BIPT van 30 maart 2018 en 15 juni 2018 inzake het niet-naleven van de registratieplicht.
Het toepassingsgebied van de telecomwinkel is gericht op inrichtingen waar simkaarten en/of herlaadkaarten op prepaid basis verkregen kunnen worden. Het aanbieden van prepaid simkaarten wordt geviseerd omdat hieraan een registratieverplichting gekoppeld is die in de praktijk niet steeds correct nageleefd wordt. Hoewel de eindverantwoordelijkheid voor de registratieverplichting overeenkomstig de regelgeving op de telecommunicatie bij de operator ligt, zijn het de fysieke verkooppunten waar de identiteit geverifieerd wordt en de registratie daadwerkelijk plaatsvindt. Het is hierbij irrelevant of de voorafbetaalde simkaart tegen betaling dan wel gratis aangeboden wordt. Indien enkel het aanbieden van prepaid simkaarten geviseerd zou worden, bestaat het risico dat exploitanten het toepassingsgebied omzeilen door officieel enkel nog herlaadkaarten van prepaid operatoren aan te bieden en de simkaarten zelf nog louter ‘onder de radar’ aan te bieden. Daarom wordt ook het aanbieden van herlaadkaarten van prepaid operatoren geviseerd, al dan niet in combinatie met het aanbieden van prepaid simkaarten.
Er wordt een uitzondering voorzien voor publiek toegankelijke inrichtingen die geëxploiteerd worden als vestiging van een winkelketen. Het gaat om een exploitatie door een filiaalhouder van een middelgrote of grote onderneming of een franchisenemer waar de franchisegever een middelgrote of grote onderneming is zoals voorzien in de Europese Verordening van 17 juni 2014 met nummer 651/2014. Een middelgrote onderneming is een onderneming met minstens 50 werknemers en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van minstens 10 miljoen euro. Een grote onderneming is een onderneming met minstens 250 werknemers en een jaaromzet van minstens 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van minstens 43 miljoen euro. In vergelijking met kleine en micro-ondernemingen zijn middelgrote en grote ondernemingen gebonden door verscheidene wettelijke normen die voorzien in een nauwgezetter intern en extern toezicht op de bedrijfsstructuur. Zo moeten zij een uitgebreidere jaarrekening opmaken en neerleggen en gelden er striktere controlevereisten (ook door onafhankelijke toezichters). In geval van franchise zal de franchisegever dit nauwgezet toezicht ook uitoefenen op de activiteiten van de franchisenemer.
Om het onderscheid tussen een belwinkel en een telecomwinkel duidelijk te maken, wordt in het reglement uitdrukkelijk voorzien dat een belwinkel geen activiteiten als telecomwinkel kan uitoefenen. Omgekeerd kan de telecomwinkel wel activiteiten als belwinkel uitoefenen, in combinatie met de verkoop van prepaid sim- en/of herlaadkaarten van de hierboven beschreven operatoren. Een belwinkel met een geldige uitbatingsvergunning die ook activiteiten als telecomwinkel uitoefent, zal dus een nieuwe aanvraag moeten indienen als telecomwinkel.
De vergunningsplicht voor de telecomwinkel geldt stadsbreed. Eerder werd reeds beschreven dat de telecomwinkels zich voornamelijk concentreren rond bepaalde assen, maar ook op andere locaties binnen de stad duiken her en der dergelijke inrichtingen op. Indien de vergunningsplicht niet stadsbreed ingevoerd zou worden, bestaat het risico op een verplaatsingseffect.
1.2. Spreidingseis
De wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening voorziet in de mogelijkheid voor de gemeente om een privaat bureau voor telecommunicatie te onderwerpen aan een voorafgaande vergunning. De gemeente kan de vestiging en uitbating van private bureaus voor telecommunicatie bovendien beperken tot een gedeelte van het grondgebied van de gemeente.
Een privaat bureau voor telecommunicatie wordt in artikel 2,8° van de wet openingsuren gedefinieerd als “iedere voor het publiek toegankelijke vestigingseenheid voor het verlenen van telecommunicatiediensten”. In de voorbereidende werken van de wet openingsuren werd terecht opgemerkt dat het begrip “telecommunicatie” een zeer algemene betekenis heeft. In het Van Dale-woordenboek wordt dit begrip omschreven als communicatie door middel van telegrafie, telefonie, radio, radar, satellieten en televisie (Wetsontwerp betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening, Parl. St. Kamer nr. 51-2486/001).
Gelet op deze ruime definitie, kunnen zowel een belwinkel als een telecomwinkel als privaat bureau voor telecommunicatie beschouwd worden in de zin van de wet op de openingsuren.
De spreidingseis voor de belwinkels zoals omschreven in artikel 11, §3 van het reglement zal dus ook gelden voor de telecomwinkels. Bij het bepalen van de spreidingseis voor zowel de belwinkels als de telecomwinkels zal met de aanwezigheid van beide categorieën rekening worden gehouden.
1.3. Overgangsbepalingen
Er wordt voorzien in een overgangsregeling voor de vergunde belwinkels die thans onder het toepassingsgebied van de telecomwinkels vallen en de reeds bestaande telecomwinkels.
De reeds bestaande telecomwinkels en de vergunde belwinkels die thans onder het toepassingsgebied van de telecomwinkels vallen, moeten uiterlijk voor 16 september 2019 een volledige aanvraag indienen voor een uitbatingsvergunning voor telecomwinkel. Indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, geldt deze aanvraag als voorlopige vergunning waarmee zij kunnen uitbaten tot de aanvraagprocedure afgerond is en worden zij vrijgesteld van een vestigingsvergunning.
2. Algemene wijzigingen inzake de aanvraagprocedure, moraliteitsonderzoek, de modaliteiten en de gronden tot verval van rechtswege
De telecomsector is één van de sectoren waarbinnen de parallelle economie blijkt te floreren. In de gebiedsscan en een onderzoek van de federale gerechtelijke politie Antwerpen in 2018 werd echter vastgesteld dat dit fenomeen deze sector overstijgt. De parallelle en criminele economie zouden in sommige stadsdelen zelfs groter zijn dan de legale economie. Wat alle criminaliteitsvormen gemeen hebben is dat ze allemaal gericht zijn op het verwerven en besteden van geld.
De vergunningsplichtige sectoren worden allen gekenmerkt door een grote cashflow, weinig of geen vakkennis en minimale investeringen, waardoor zij kwetsbaar zijn voor witwaspraktijken (15e activiteitenverslag van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, 2008, 64). Door de grote cashflow kan geld van illegale oorsprong gemakkelijk vermengd worden met legale inkomsten van de zaak. Andere kenmerken van witwaspraktijken die vaak terugkeren zijn: vage en ruime maatschappelijke doelen, ondoorzichtige boekhouding, zwartwerk en een ongewoon hoog omzetcijfer in verhouding met de economische werkelijkheid. Bovendien worden er in verschillende zaken schijnzelfstandigen of stromannen gebruikt als zaakvoerders (23e activiteitenverslag van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, 2016, 35, 38).
De huidige moraliteitsvereisten en de controlemogelijkheden schieten tekort om malafide uitbaters te weren. Dit blijkt uit het feit dat één van de drie telecomwinkels die op 8 november 2018 gerechtelijk verzegeld werd een vergunde belwinkel betrof.
Om al deze redenen is het noodzakelijk om alle vergunningsplichtige inrichtingen te onderwerpen aan een meer doorgedreven moraliteitsonderzoek, met name een uitgebreider financieel onderzoek. Dit om malafide handel te weren en te voorkomen dat gelden van criminele oorsprong gebruikt worden om te investeren in de legale economie.
2.1. Aanvraagprocedure en moraliteitsonderzoek
Bij elke aanvraag voor een uitbatingsvergunning zullen op straffe van onontvankelijkheid een aantal documenten moeten worden gevoegd, die een prima facie onderzoek toelaten met betrekking tot de verplichtingen verbonden aan de exploitatie van de inrichting. Zo wordt er bijvoorbeeld een overzicht gevraagd van alle personen die betrokken zijn bij de uitbating van de inrichting, met opgave van een aantal verplichte vermeldingen evenals het bewijs van sociale verzekering. Ook het bewijs van aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds voor de vennootschap en een kopie van het geldende UBO-register wordt opgevraagd. De uitbater van een telecomwinkel moet een overzicht bezorgen van alle operatoren van wie zij prepaid sim- en/of herlaadkaarten aanbiedt.
Verder moeten documenten bijgevoegd worden die de bevoegde diensten toelaten een gedetailleerder inzicht te krijgen in de financiële toestand van de uitbater. Het financieel onderzoek beperkt zich niet langer tot een onderzoek naar de betaling van verschuldigde niet-betwiste vorderingen van de stad Antwerpen. Het onderzoek naar ernstige aanwijzingen van fraude zal verscherpt worden doordat ook onderzoek gedaan kan worden naar de herkomst van de gelden waarmee investeringen worden gedaan in de inrichting en/of waarmee de aankoop gefinancierd wordt. Zo wordt er bijvoorbeeld een overzicht gevraagd van alle oprichtingskosten en investeringen en de financieringsbronnen die hiervoor aangewend werden. De financieringsbronnen moeten afdoende gestaafd worden. Dit om te voorkomen dat criminele gelden gebruikt worden om te investeren in de lokale economie. De Amsterdamse praktijk leert immers dat malafide handel vaak gefinancierd wordt door middel van een onderhandse lening (A. Miller, “Ombudsman: “Misdaad loont veel te makkelijk in Amsterdam”, Parool, 2 juni 2018, P. Vugts, “Helft horeca start met dubieus geld: gemeente voert strijd op, Parool, 8 maart 2019 en “Pilot onderhandse leningen”, een onderzoek van Team Ijgeld in februari 2019).
Verder zal elke aanvrager een interne jaarrekening moeten bijvoegen, vermits niet elke vennootschap wettelijk verplicht is zijn jaarrekening neer te leggen en te publiceren. Een jaarrekening is een nuttig instrument om inzicht te krijgen in de economische toestand van de onderneming. Bij een opstartende vennootschap kan het echter enige tijd duren vooraleer een eerste jaarrekening moet worden opgemaakt, gelet op de mogelijkheid om te werken met een verlengd boekjaar. Bovendien is de jaarrekening slechts een momentopname. Daarom moet de aanvrager ook een kopie van alle verplichte periodieke btw-aangiften voor een periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag toevoegen, evenals een kopie van de rekening-courant. De BTW-aangiften gebeuren maandelijks of driemaandelijks zodat deze documenten meer actuele informatie (in vergelijking met de jaarrekening) bevatten. Een periode van 24 maanden is noodzakelijk om de evoluties in de bedrijfsvoering waar te nemen. Uitbaters die nog geen 24 maanden bestaan, moeten alle beschikbare btw-aangiften sinds de oprichting bezorgen.
Tot slot zal bij elke aanvraag een bewijs toegevoegd moeten worden dat de uitbater de aangevraagde vestigingsplaats rechtmatig kan gebruiken voor de uitbating van de inrichting (zoals een kopie van de aankoopakte van het pand of een kopie van de huurovereenkomst). Voor belwinkels, telecomwinkels, nachtwinkels en shishabars wordt dit ook al opgevraagd bij de aanvraag voor een vestigingsvergunning om te voorkomen dat de uitbater verschillende aanvragen kan indienen en op die manier kan “shoppen”, zonder dat hij daadwerkelijk en rechtmatig over deze vestigingen kan beschikken.
Er wordt verder ook expliciet voorzien dat er bij de beoordeling van de moraliteit rekening gehouden kan worden met bestuurlijke antecedenten, zowel gemeentelijke administratieve sancties opgelegd door het college van burgemeester en schepenen als bestuurlijke maatregelen opgelegd door de burgemeester. Dit geeft een meer correct en omvattend beeld van de moraliteit. Bij de beoordeling van de moraliteit wordt een proportionele afweging gemaakt van de bestuurlijke, politionele en gerechtelijke antecenten.
2.2. Modaliteiten
Een uitbater moet te allen tijde voldaan aan de moraliteitsvereisten. Om een controle door de bevoegde diensten mogelijk te maken, kan steeds een geactualiseerde versie van de bovenstaande documenten opgevraagd worden.
Verder moet de uitbater gedurende de uitbating te allen tijde verzekeren dat er in de inrichting een verantwoordelijke aanwezig is. Het gebrek aan verantwoordelijke in de inrichting maakt het mogelijk dat er criminele activiteiten in de inrichting plaatsvinden en faciliteert dit zelfs. Bovendien is het voor hulp- en toezichtsdiensten noodzakelijk dat er een verantwoordelijke is om een vlotte tussenkomst en controle te verzekeren.
2.3. Verval van rechtswege
Een vestigings- en uitbatingsvergunning wordt toegekend voor een specifieke categorie van vergunningsplichtige activiteiten. In de praktijk wordt vastgesteld dat vergunninghouders na verloop van tijd soms andere dan de vergunde activiteit gaan uitoefenen. Om de afgeleverde vergunning(en) actueel te houden, is het noodzakelijk te voorzien dat de uitbater de vergunde activiteit ononderbroken moet blijven uitoefenen. De huidige grond tot verval van rechtswege, op het moment dat de uitbating van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken, geldt enkel voor uitbaters die elke handelsactiviteit stopzetten. De bestaande grond tot verval van rechtswege wordt daarom uitgebreid tot het geval waarin de uitgeoefende activiteiten niet langer overeenstemmen met de vergunde activiteit. Vermits uit de praktijk blijkt dat een periode van zes maanden te ruim is gelet op het snelle verloop van uitbatingen, wordt voor beide gevallen een termijn van drie maanden gehanteerd.
Artikel 135 §2 Nieuwe Gemeentewet:
De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen.
Meer bepaald en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd:
Het politiereglement 'Uitbatingsreglement voor bepaalde inrichtingen' werd door de gemeenteraad op 26 juni 2006 (jaarnummer 1528) initiëel goedgekeurd. Dit reglement werd later diverse keren gewijzigd, zoals hieronder aangegeven:
De gemeenteraad beslist om de wijzigingen aan het politiereglement 'Uitbatingsreglement voor bepaalde inrichtingen', zoals in de bijlage vermeld, goed te keuren.